Laila had kunnen zeggen dat ze dat advies niet nodig had, omdat Babi niet van plan was haar in de nabije toekomst weg te geven. Hoewel Babi bij Silo werkte, de enorme broodfabriek, waar hij de hele dag midden in de hitte en tussen de dreunende machines de grote ovens en graanmolens opstookte, was hij een man met een universitaire opleiding. Hij was leraar op een middelbare school geweest totdat de communisten hem hadden ontslagen, vlak na de coup van 1978, ongeveer anderhalfjaar voor de So\jets het land binnenvielen. Babi had Laila vanaf jonge leeftijd gezegd, dat afgezien van haar veiligheid het belangrijkste in zijn leven haar schoolopleiding was.

'Ik weet datje nog heel jong bent, maar ik wil datje dit nu begrijpt en leert,' zei hij. 'Het huwelijk kan wachten, het onderwijs niet. Jij bent een heel slimme meid. Echt. Je kunt alles worden watje wilt, Laila. Dat weet ik van je. En wat ik ook weet is dat als deze oorlog voorbij is Afghanistan je even hard nodig zal hebben als de mannen, misschien zelfs meer. Want een maatschappij kan geen succes worden als de vrouwen onontwikkeld zijn, Laila. Geen succes.'

Maar Laila vertelde Hasina niet dat Babi die dingen had gezegd, of hoe blij ze was dat ze zo'n vader had, of hoe trots ze was op zijn achting voor haar, of hoe vastberaden ze was haar opleiding af te maken, net als hij. De laatste twee jaar had Laila het awal numra-getuigschrift gekregen, dat jaarlijks werd uitgereikt aan de best presterende scholier in elke klas. Ze zei echter niets van dat alles aan Hasina, wier vader een humeurige taxichauffeur was die haar over twee of driejaar bijna zeker zou uithuwelijken. Hasina had Laila in een van haar zeldzame serieuze ogenblikken verteld dat al was besloten dat ze zou trouwen met een volle neef van haar, die twintig jaar ouder was en een autobedrijf in Laho- re had. 'Ik heb hem tweemaal gezien,' had Hasina gezegd. 'En beide keren at hij met open mond.'

'Bonen, meisjes,' zei Hasina. 'Onthouden. Tenzij...' en hier glimlachte ze even schalks naar Laila en stootte haar met een elleboog aan, 'het uiteraard je knappe, eenbenige prins is die tikkend arriveert. Dan...'

Laila sloeg de elleboog weg. Ze zou beledigd zijn geweest als iemand anders dat over Tariq had gezegd. Maar ze wist dat Hasina het niet kwaad bedoelde. Ze spotte graag, dat deed ze wel, en haar spot spaarde niemand, het minst van al haarzelf.

'Je moet niet zo over mensen praten!' zei Giti.

'Wat voor mensen bedoel je?'

'Mensen die in de oorlog gewond zijn geraakt,' zei Giti ernstig, zich niet bewust van Hasina's spelletje.

'Ik denk dat onze mullah Giti smoorverliefd is op Tariq! Ik wist het! Ha! Maar hij is al bezet, wist je dat niet? Ja toch, Laila?'

'Ik ben niet smoorverliefd! Op niemand!'

Ze lieten Laila achter en sloegen nog steeds discussiërend hun straat in.

Laila liep de laatste drie blokken alleen. Toen ze haar straat in ging zag ze dat de blauwe Mercedes nog steeds geparkeerd stond bij Rasheeds en Mariams huis. De oudere man in het bruine pak stond nu bij de motorkap naar het huis te kijken, leunend op een stok.

Op dat moment zei een stem achter Laila: 'Hé, Geelhaar. Kijk eens.'

Laila draaide zich om en keek in de loop van een geweer. 

Het geweer was rood, de trekkerbeugel heldergroen. Achter het geweer loerde het grijnzende gezicht van Khadim. Khadim was elf, net als Tariq. Hij was dik en groot, en had een behoorlijke onderkin. Zijn vader was slager in Deh-Ma- zang, en van tijd tot tijd, Khadim was er berucht om, gooide hij stukken kalfsdarm naar voorbijgangers. Soms, als Tariq niet in de buurt was, volgde Khadim als een schaduw Laila op het schoolplein, wierp haar wellustige blikken toe en maakte jammerende geluiden. Op een keer tikte hij haar op de schouder en zei: 'Je bent zo mooi, Geelhaar. Ik wil met je trouwen.'

Nu zwaaide hij met zijn geweer. 'Niet bang zijn,' zei hij. 'Je ziet hier niets van. Niet op jóuw haar.'

'Waag het niet! Ik waarschuw je.'

'Wat ga je dan doen?' vroeg hij. 'Je kreupele vriendje tegen me ophitsen? O Tariq jan, o, kom naar huis en red me van de badmashl'

Laila deed een stap achteruit, maar Khadim haalde de trekker al over. Dunne straaltjes warm water troffen Laila's haar en daarna haar hand toen ze die hief om haar gezicht te beschermen.

Nu kwamen de andere jongens lachend en gierend uit hun schuilplaats.

Een belediging die Laila ooit eens op straat had opgepikt, kwam bij haar boven. Ze begreep die eigenlijk niet - snapte er de logica niet helemaal van - maar de woorden bevatten een sterke lading en ze liet ze nu de vrije loop.

'Je moeder pijpt!'

'Maar ze is in elk geval niet zo geschift als jij,' kaatste Khadim rustig terug. 'En mijn vader is in elk geval niet verwijfd! Waarom ruik je trouwens niet aan je handen?' 

De andere jongens namen het over. 'Ruik aan je handen! Ruik aan je handen!'

Laila deed het, maar ze wist al voor ze het deed wat hij had bedoeld met de mededeling datje het niet in haar haren kon zien. Ze gaf een gil. De jongens loeiden nog harder.

Laila draaide zich om en rende huilend naar huis.

Ze haalde water uit de put, vulde in de badkamer een waskom en trok snel haar kleren uit. Ze zeepte haar haren in en wreef als een gek met haar vingers over haar hoofdhuid, terwijl ze jankte van walging. Ze spoelde haar haren uit met een schotelde water en zeepte ze weer in. Een paar keer dacht ze te moeten overgeven. Ze bleef grienen en huiveren, terwijl ze het ingezeepte washandje over haar gezicht en nek wreef tot ze rood werden.

Het zou nooit gebeurd zijn als Tariq bij haar was geweest, dacht ze toen ze een schoon overhemd en een schone broek aantrok. Khadim zou niet hebben gedurfd. Natuurlijk zou het ook niet gebeurd zijn als mammie was komen opdagen zoals de bedoeling was. Soms vroeg Laila zich af waarom mammie haar eigenlijk had gewild. Ze was nu van mening dat mensen geen kinderen meer mochten krijgen als ze al hun liefde al aan hun oudere kinderen hadden gegeven. Dat was niet eerlijk. Er kwam woede bij haar op. Laila ging naar haar kamer en plofte op haar bed neer.

Toen het ergste voorbij was, liep ze door de gang naar de deur van haar moeder en klopte aan. Toen ze jonger was, zat Laila vaak uren bij die deur. Ze tikte er dan altijd op en fluisterde mammies naam keer op keer, als een magisch liedje dat de ban moest breken: 'Mammie, mammie, mammie, mammie...' Maar mammie had de deur nooit geopend. Ze opende hem nu ook niet. Laila duwde de deurklink omlaag en liep naar binnen.

Soms had mammie een goede dag. Ze sprong jeugdig en vrolijk uit bed. De neerhangende onderlip ging omhoog en werd een glimlach. Ze baadde. Ze trok schone kleren aan en droeg mascara. Ze liet Laila haar haren borstelen, wat Laila verrukkelijk vond, en stak oorringen door haar lelletjes. Ze gingen samen winkelen in Mandaii Bazaar. Laila wist haar altijd zo ver te krijgen dat ze ganzenbord speelden en ze aten stukjes chocolade van een blok, een van de weinige dingen die ze beiden lekker vonden. Laila's favoriete moment op een goede dag van mammie was wanneer Babi thuiskwam en zij en mammie van het bord opkeken en met bruine tanden naar hem grijnsden. Dan hing er even tevredenheid in de kamer, en Laila kreeg voor een ogenblik een idee van de tederheid en de romantiek die haar ouders ooit verbonden hadden als het huis vol mensen was, en lawaaierig en opgewekt.

Soms ging mammie op haar goede dagen dingen bakken in de keuken en nodigde buurvrouwen uit voor thee met taartjes. Laila likte de schotels schoon als mammie de tafel voorbereidde met kopjes en serveges en het beste servies. Later ging Laila op haar plaats aan de tafel in de woonkamer zitten en trachtte aan het gesprek mee te doen als de vrouwen door elkaar heen zaten te kletsen en thee te drinken en mammie te complimenteren met wat ze gebakken had. Al kon ze weinig aan de conversatie bijdragen, Laila hield ervan te luisteren, want op die bijeenkomsten werd ze getrakteerd op een zeldzaam genoegen: ze hoorde mammie met liefde over Babi spreken.

'Hij was een eersteklas leraar,' zei mammie. 'Zijn leerlingen waren dol op hem. En niet alleen omdat hij ze niet met een liniaal bewerkte, zoals andere leraren wel. Ze respecteerden hem, weetje, omdat hij hén respecteerde. Hij was geweldig.'

Mammie hield van het verhaal hoe zij hem ten huwelijk vroeg.

'Ik was zestien, hij negentien. Onze families woonden naast elkaar in Panjshir. O, ik was smoorverliefd op hem, hamshiras! Ik klom altijd over de muur tussen onze huizen en we speelden in de boomgaard van zijn vader. Hakim was altijd bang dat we gesnapt zouden worden en mijn vader hem een klap zou geven. 'Ik krijg van je vader op mijn kop,' zei hij altijd. Hij was zo behoedzaam en serieus, toen al. En op een dag zei ik tegen hem: 'Neef, hoe staat het ervoor? Ga je nog om mijn hand vragen of moet ik khastegar van je worden? Zo heb ik dat gezegd. Je had zijn gezicht eens moeten zien!'

Mammie sloeg haar handen dan altijd ineen terwijl de vrouwen en Laila begonnen te lachen.

Terwijl Laila naar die verhalen van mammie luisterde, besefte ze dat er een tijd was geweest dat mammie steeds zo over Babi had gesproken. Een tijd dat haar ouders niet in gescheiden kamers hadden geslapen. Laila had die tijd heel graag meegemaakt.

Mammies verhaal over het huwelijksaanzoek leidde on-vermijdelijk tot koppelvoorstellen. Als Afghanistan van de Sovjets zou zijn bevrijd en de jongens naar huis terugkeerden, hadden ze een bruid nodig, en de vrouwen liepen de meisjes in de buurt stuk voor stuk na om erachter te komen wie wel en wie niet geschikt was voor Ahmad en Noor. Laila voelde zich altijd buitengesloten als het gesprek op haar broers kwam, alsof de vrouwen over een populaire film spraken die zij als enige niet had gezien. Ze was twee jaar oud geweest toen Ahmad en Noor Kabul hadden verlaten om naar Panjshir te gaan, in het noorden, en zich daar aan te sluiten bij commandant Ahmad Shah Masud en aan de jihad deel te nemen. Laila kon zich nauwelijks iets van hen herinneren. Een glanzende hanger met ALLAH om Ahmads nek. Een plukje zwart haar op Noors oor. Dat was het wel.

'En Azita?'

'De dochter van de tapijtmaker?' zei mammie, terwijl ze haar hand spottend en quasi-boos tegen haar wang sloeg. 'Haar snor is nog voller dan die van Hakim!'

'En Anahita? Ze schijnt op Zarghoona de beste van haar klas te zijn.'

'Heb je de tanden van dat meisje wel eens gezien? Grafstenen. Ze verbergt een kerkhof achter haar lippen.'

'En de zusjes Wahidi?'

'Die twee dwergen? Nee nee. O nee. Niet voor mijn zonen. Niet voor mijn sultans. Zij verdienen beter.'

Terwijl het gebabbel voortging, liet Laila haar gedachten afdwalen, en ze vond als altijd Tariq.

Mammie had de gelige gordijnen dichtgetrokken. In de duisternis hingen diverse geuren: van slaap, van ongewassen linnengoed, zweet, vuile sokken, parfum, de qurma die er nog van de avond tevoren stond. Laila wachtte tot haar ogen aan het donker gewend waren voordat ze de kamer door liep. Desondanks raakten haar voeten verstrikt in kleren die her en der op de grond lagen.

Laila trok de gordijnen open. Aan de voet van het bed stond een oude ijzeren vouwstoel. Laila ging erop zitten en keek naar de roerloze berg onder de deken, die haar moeder was.

De muren van mammies kamer hingen vol met foto's van Ahmad en Noor. Waar Laila ook keek, overal keken twee vreemden terug. Hier was het Noor, die op een driewieler klom. Daar was het Ahmad, die zijn gebeden zei, naast een zonnewijzer die Babi en hij op zijn twaalfde hadden gebouwd. En daar zaten ze, haar broers, rug aan rug onder de oude perenboom op het erf.

Onder mammies bed kon Laila de hoek van Ahmads overvolle schoenendoos ontwaren. Van tijd tot tijd liet mammie haar de verkreukelde krantenknipsels zien die erin zaten, en de pamfletten die Ahmad had weten te verzamelen van oproerige groeperingen en verzetsorganisaties die hun hoofdkwartier in Pakistan hadden. Laila kon zich herinneren dat op een van de foto's een man in een lange witte jas een lolly gaf aan een jongetje zonder benen. Het onderschrift luidde: 'Kinderen zijn de moedwillige slachtoffers van de landmijnen van de Sovjets.' Het artikel vermeldde ook dat de Sovjets graag explosieven verborgen in felgekleurd speelgoed. Als een kind het oppakte, explodeerde het speeltje, rukte vingers af of een hele hand. De vader kon dan niet meer deelnemen aan de jihad, hij moest thuis blijven en voor zijn kind zorgen. In een ander artikel in Ahmads doos zei een jonge Mujahed dat de Sovjets op zijn dorp gas hadden gegooid dat de huid van de mensen verschroeide en hen blind maakte.

Hij zei dat hij zijn moeder en zus had zien vluchten voor het gas, terwijl ze bloed ophoestten.

'Mammie.'

De berg begon zich licht te roeren. Er steeg gekreun uit op.

'Opstaan, mammie. Het is drie uur.'

Nogmaals gekreun. Er dook een hand op, als een periscoop van een onderzeeër boven water, en de hand verdween weer. Ditmaal bewoog de berg iets zichtbaarder. Dan het geritsel van dekens die over elkaar heen schoven. Langzaam nam mammie gedaante aan, in fasen: eerst haar slonzige haar, daarna het witte grimasachtige gezicht, ogen die dichtgeknepen werden tegen het licht, een hand die naar de plank aan het hoofdeinde tastte, de lakens die omlaag- gleden toen ze zich grommend optrok. Mammie deed een poging op te kijken, knipperde weer tegen het licht en liet haar hoofd op haar borst vallen.

'Hoe was het op school?' mompelde ze.

Zo begon het altijd. De plichtmatige vragen, de obligate antwoorden. Beiden deden alsof. Verveelde partners, zij beiden, in die vermoeiende oude dans.

'Goed,' zei Laila.

'Heb je iets geleerd?'

'Het gebruikelijke.'

'Heb je gegeten?' 'Ja.'

'Goed.'

Mammie tilde haar hoofd weer op, nu in de richting van het raam. Ze huiverde en haar oogleden knipperden. De rechterkant van haar gezicht was rood en het haar aan die kant lag plat tegen haar hoofd. 'Ik heb hoofdpijn.'

'Moet ik aspirine halen?'

Mammie masseerde haar slapen. 'Later misschien. Is je vader al thuis?'

'Het is pas drie uur.'

'O. Ja. Dat zei je net al.' Mammie gaapte. 'Ik was juist aan het dromen,' zei ze, en haar stem klonk slechts een klein beetje luider dan het geruis van haar nachtjapon tussen de lakens. 'Net voordatje binnenkwam. Maar ik kan me de droom niet meer herinneren. Overkomt dat jou ook wel eens?'

'Dat overkomt iedereen, mammie.'

'Raar.'

'Ik moetje vertellen dat toen jij lag te slapen een jongen met een waterpistool pis op mijn haar heeft gespoten.'

'Wat heeft hij gespoten? Wat was het? Sorry, ik heb het niet gehoord.'

'Pis. Urine.'

'Dat is... Dat is vreselijk. God, wat akelig. Arme meid. Ik moet met hem praten, meteen morgenochtend. Of misschien met zijn moeder. Dat is beter denk ik.'

'Ik heb je nog niet verteld wie het was.'

'O. Nou, wie was het dan?'

'Doet er niet toe.'

'Je bent boos.'

'Jij zou me komen ophalen van school.'

'Ja,' zei mammie schor. Laila zou niet kunnen vertellen of dit een vraag was of niet. Mammie begon in haar haren te frunniken. Dit was voor Laila een van de grootste mysteries van het leven: dat mammie van dat gefrunnik niet kaal werd als een biljartbal. 'Enne, hoe is het met... Wat is zijn naam ook weer, jouw vriendje Tariq? Hoe is het met hem?'

'Hij is al een week weg.'

'O.' Mammie zuchtte door haar neus. 'Heb je je gewassen?'

Ja.'

'Dus je bent nu schoon.' Mammie wendde haar vermoeide blik naar het raam. 'Je bent dus weer schoon en alles is in orde.'

Laila stond op. 'Ik moet huiswerk maken.'

'Uiteraard. Sluit de gordijnen voor je gaat, liefje,' zei mammie, terwijl haar stem verflauwde. Ze zonk alweer weg onder de lakens. 

Op het moment dat Laila de gordijnen wilde dichttrekken, zag ze een auto op straat voorbijkomen met een stofwolk achter zich aan. Het was de blauwe Mercedes met het nummerbord van Herat, die eindelijk vetrok. Ze volgde hem met haar ogen tot hij om de hoek verdween; de achterruit glansde in de zon.

'Ik zal het morgen niet vergeten,' zei mammie achter haar. 'Dat beloof ik.'

'Dat zei je gisteren ook.'

'Jij beseft het niet, Laila.'

'Wat besef ik niet?' Laila draaide zich om en keek haar moeder aan. 'Wat besef ik niet?'

Mammies hand ging naar haar borst en tikte erop. 'Hierbinnen. Wat hierbinnen zit. Dat besef jij niet.' 

Er ging een week voorbij, maar er was nog steeds geen le-vensteken van Tariq. Daarna volgde weer een week, die ook voorbijging.

Om de tijd door te komen herstelde Laila de hordeur waar Babi nog steeds niet aan toegekomen was. Ze haalde Babi's boeken uit de kast, stofte ze af en alfabetiseerde ze. Met Hasina, Giti en Giti's moeder, Nila, die naaister was en soms met mammie samenwerkte, ging ze naar de Kippenstraat. Die week begon Laila te geloven dat van alle ontberingen die een mens moest ondergaan er geen pijnlijker was dan gewoon wachten.

Er verstreek weer een week.

Laila voelde zich verstrikt in een web van vreselijke gedachten.

Hij zou nooit meer terugkomen. Zijn ouders waren voorgoed verhuisd; de reis naar Ghazni was een list geweest. Een plan van volwassenen om hen beiden een emotioneel vaarwel te besparen.

Hij was opnieuw te grazen genomen door een landmijn, net als in 1981, toen hij vijf was en voor het laatst was meegenomen naar het zuidelijker gelegen Ghazni. Dat was kort na Laila's derde verjaardag geweest. Hij had toen geluk gehad en was maar één been kwijtgeraakt; hij mocht überhaupt van geluk spreken dat hij het had overleefd.

Haar hoofd weergalmde van die gedachten.

Toen zag Laila op een avond een klein flitslicht verderop in de straat. Een geluid, iets tussen een piep en een zucht in, ontsnapte aan haar lippen. Ze haalde snel haar zaklamp van onder haar bed vandaan, maar die deed het niet. Laila sloeg ermee in de palm van haar hand en vervloekte de lege batterijen. Maar het deed er niet toe. Hij was terug. Laila zat op de rand van haar bed, duizelig van opluchting, en zag dat prachtige gele oog aan en uit gaan.

De volgende dag zag Laila op weg naar het huis van Tariq aan de overkant van de straat Khadim met een stel vrienden. Khadim zat gehurkt en tekende iets met een stok in het zand. Toen hij haar zag liet hij de stok vallen en bewoog zijn vingers. Hij zei iets en er werd gelachen. Laila liet haar hoofd zakken en haastte zich verder.

'Wat heb jij dan gedaan?' riep ze uit toen Tariq de deur opende. Pas toen herinnerde ze zich dat zijn oom kapper was.

Tariq ging met zijn hand over zijn pas geschoren hoofdhuid en glimlachte, waarbij zijn witte, niet helemaal rechtstaande tanden te zien waren.

'Leuk?'

'Het lijkt wel of je vrijwillig in het leger gaat.'

'Wil je voelen?' Hij hield zijn hoofd omlaag.

De stoppeltjes schuurden aangenaam over haar hand. Tariq was niet als een van de andere jongens, wier haren kegelvormige schedels en lelijke bulten aan het zicht onttrokken. Tariqs hoofd was prachtig gewelfd en vertoonde geen bulten.

Toen hij opkeek zag Laila dat zijn wangen en voorhoofd gebruind waren.

'Waarom ben je zo lang weggebleven?' vroeg ze.

'Mijn oom was ziek. Kom. Kom mee naar binnen.'

Hij ging haar voor door de gang naar de woonkamer. Laila vond alles in dit huis leuk. Het oude versleten tapijt in de woonkamer, de deken van patchwork op de bank, de gewone rommel in Tariqs leven: de rollen stof van zijn moeder, haar spelden in het speldenkussen, de oude tijdschriften, de accordeonkast die in een hoek stond te wachten tot hij geopend zou worden.

'Wie is het?'

Het was zijn moeder die vanuit de keuken riep.

'Laila,' antwoordde hij. 

Hij schoof een stoel voor haar bij. De woonkamer was heel licht en had dubbele ramen die op het erf uitzagen. Op de vensterbank stonden lege potten, waarin Tariqs moeder aubergines inlegde en worteljam maakte.

'Je bedoelt onze aroos, onze schoondochter,' deelde zijn vader mee toen hij de kamer in kwam. Hij was timmerman, een magere witharige man van even in de zestig. Hij had spleetjes tussen zijn voortanden en de turende ogen van iemand die het grootste deel van zijn leven buiten heeft doorgebracht. Hij spreidde zijn armen en Laila liet zich omhelzen, verwelkomd door de prettige en vertrouwde geur van zaagsel, die om hem heen hing. Ze kusten elkaar driemaal op de wang.

'Als je haar zo blijft noemen, komt ze hier binnenkort niet meer,' zei Tariqs moeder in het voorbijgaan. Ze droeg een serveerblad met een grote kom, een opscheplepel en vier kleine kommen. Ze zette het serveerblad op tafel. 'Let maar niet op die oude vent.' Ze nam Laila's gezicht in haar handen. 'Het doet me zo goedje te zien, liefje. Kom, ga zitten. Ik heb wat fruit vol sap mee teruggenomen.'

De tafel was wat log en was gemaakt van licht, onbewerkt hout - Tariqs vader had hem gemaakt, net als de stoelen. Er lag een tafelkleed van mosgroen vinyl op met rode hal- vemaantjes en sterren. Het grootste deel van de muur van de woonkamer hing vol foto's van Tariq op verschillende leeftijden. Op enkele oude foto's had hij beide benen nog.

'Ik hoorde dat uw broer ziek was,' zei Laila tegen Tariqs vader, terwijl ze een lepel in haar kom met geweekte rozijnen, pistachenoten en abrikozen stak.

Hij stak een sigaret op. 'Ja, maar hij is nu weer beter, shokr eKhoda, Gode zij dank.'

'Hartaanval, zijn tweede al,' zei Tariqs moeder en ze wierp haar man een vermanende blik toe.

Tariqs vader blies rook uit en knipoogde naar Laila. Het trof haar opnieuw dat Tariqs ouders gemakkelijk zouden kunnen doorgaan voor zijn grootouders. Zijn moeder had hem pas gekregen toen ze al een eind in de veertig was.

'Hoe gaat het met je vader, liefje?' zei Tariqs moeder, over haar kom heen kijkend.