Epiloog
2010
Haar naam is Vera en ze is een arm meisje. Een niemand. Niemand in Amerika kan dit meisje of de plek waar ze woont werkelijk begrijpen. Haar geliefde Leningrad – Peters beroemde Raam naar het Westen – is als een bloem die aan het verwelken is, nog altijd mooi om te zien, maar rottend van binnenuit.
Niet dat Vera dit al weet. Ze is maar een meisje, vol grote dromen.
Vaak wordt ze in de zomer midden in de nacht wakker, geroepen door een of ander geluid dat ze zich vervolgens niet kan herinneren. Ze leunt naar buiten uit haar raam, vanwaar ze helemaal tot aan de brug kan kijken. In juni, als de lucht geurt naar limoenen en verse bloemen en de nacht kort is als het klapperen van de vleugels van een vlinder, kan ze nauwelijks slapen van opwinding.
Het is belye nochi. De tijd van witte zomernachten waarin het nooit donker wordt en de straten nooit stil zijn…
Ik glimlach onwillekeurig wanneer ik dit boek dichtsla – mijn boek. Na al die jaren heb ik mijn dagboek af. Geen sprookje, geen lege woorden; mijn verhaal, zo waarheidsgetrouw als ik het kan vertellen. Mijn vader zou trots op me zijn. Uiteindelijk ben ik dan toch nog schrijfster geworden.
Het is mijn cadeau aan mijn dochters, al hebben zij zoveel meer aan mij gegeven en zonder hen zouden deze woorden uiteraard nog altijd in mijn binnenste opgesloten zitten en me van binnenuit vergiftigen.
Meredith is thuis met Jeff. Ze hebben het druk met de voorbereidingen voor Jillians bruiloft en de plannen slorpen hen volledig op. Maddy is nog aan het werk, als manager van de vier cadeauwinkels die haar moeder runt. Ik heb Meredith nog nooit zo gelukkig gezien. Haar dagen zijn tegenwoordig gevuld met dingen die ze heel leuk vindt om te doen en Jeff en zij reizen veel. Ze zeggen dat het is om research te doen voor zijn romans, die enorm succesvol zijn, maar volgens mij vinden ze het gewoon heerlijk om samen te zijn.
Nina is boven met haar Daniel, met wie ze nooit is getrouwd maar van wie ze meer houdt dan ze zich zelf realiseert. Ze volgen elkaar over de hele wereld, van het ene fantastische avontuur naar het andere. Ze zijn nu zogenaamd weer eens bezig met inpakken voor ze vertrekken, maar ik vermoed dat ze liggen te vrijen. Het is ze gegund.
En Anya – het kan me niet schelen dat ze haar naam veramerikaniseerd heeft, voor mij zal ze altijd Anya blijven – is naar de kerk met haar gezin. Ze komen door het jaar heen regelmatig op bezoek en vullen dit huis met vrolijkheid. Mijn oudste dochter en ik brengen uren in de keuken door, praten dan met elkaar in het Russisch, halen herinneringen op aan de geesten in de kamer. Met woorden en blikken en glimlachjes houden we nu eindelijk hun nagedachtenis in ere.
Ik sla het dagboek nog een laatste keer open en schrijf er voor mijn kinderen in, zo groot en leesbaar mogelijk voor iemand van mijn leeftijd. Dan sla ik het dicht en leg het weg.
Ik kan er niks aan doen dat ik mijn ogen sluit. Ik val tegenwoordig voortdurend in slaap en het is zo warm in de kamer op deze late decemberdag…
Ik denk dat ik ergens een kind hoor lachen.
Of misschien is het een geluid dat is blijven hangen, een overblijfsel van ons kerstdiner. We hebben dit jaar weer samen gegeten, met zijn allen, deze nieuwe versie van mijn gezin.
Ik ben een gelukkig mens. Ik heb dit niet altijd geweten, maar ik weet het nu. Ondanks alle fouten die ik heb gemaakt, alle foute en afschuwelijke keuzes, voel ik mij geliefd op mijn oude dag en, nog belangrijker misschien, ik heb lief.
Ik doe mijn ogen open, geschrokken van iets. Een geluid. Heel even ben ik in de war, weet ik niet waar ik ben. Dan zie ik de vertrouwde open haard, de kerstboom die nog in de hoek staat en de foto van mij die boven de schoorsteenmantel hangt.
Hij hangt waar ik ooit een schilderij van een trojka had hangen. In eerste instantie vond ik Nina’s foto niet mooi. Ik zie er zo verschrikkelijk verdrietig uit.
Maar nu ben ik eraan gewend. Het was het begin van dit nieuwe leven, het moment waarop ik uiteindelijk leerde dat liefde en vergeving hand in hand gaan. Inmiddels is het een beroemde foto. Mensen over de hele wereld hebben hem gezien en noemen mij een heldin. Belachelijk. Het is simpelweg de afbeelding van een vrouw die te veel van haar leven heeft weggegooid en het geluk heeft gehad om er iets van terug te krijgen.
In de hoek van de kamer staat nog steeds mijn Heilige Hoekje. De kaarsen branden van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat. Mijn beide trouwfoto’s staan erop om me er elke dag aan te herinneren dat ik me gelukkig mag prijzen. Naast de foto van Anya en Leo ligt een groezelig grijs pluchen konijn op zijn zij. Kameraad Flappie. Zijn nepvacht is dof en hij mist een oog, en soms draag ik hem bij me voor troost.
Ik sta op. Mijn knieën doen pijn en mijn voeten zijn opgezet, maar het doet me niks. Dergelijke dingen hebben me nooit iets gedaan. Ik kom uit Leningrad. Ik loop door de stille keuken naar de eetkamer. Hiervandaan kan ik mijn wintertuin zien, waar alles bedekt is met sneeuw. De lucht heeft de kleur van gepoetst koper. IJspegels bungelen als diamanten oorhangers aan de overhangende dakranden boven de veranda. En ik denk aan mijn lieve Evan, die me heeft gered toen ik gered moest worden en die me zoveel gegeven heeft. Hij is degene die zo vaak tegen me heeft gezegd dat vergeving binnen handbereik lag, als ik mijn hand maar zou willen uitsteken. Ik zou er alles voor geven om eerder naar hem geluisterd te hebben, maar ik weet dat hij me nu kan horen.
Ik loop op blote voeten en heb enkel een flanellen nachtjapon aan. Als ik naar buiten ga, zullen Meredith en Nina bang zijn dat ik weer gek geworden ben, dat ik de weg kwijt ben. Alleen Anya zal het begrijpen.
Toch doe ik de deur open. De knop draait moeiteloos in mijn hand en even ben ik zodanig bevangen door de kou dat ik me gedurende een prachtige, tragische seconde weer in mijn geliefde stad aan de Neva waan.
Ik loop door de vers gevallen sneeuw, voel mijn voetzolen branden en bevriezen.
Ik ben bijna in de tuin als hij verschijnt. Een man, helemaal in het zwart gekleed, met gouden haar dat gloeit in het zonlicht.
Hij kan het onmogelijk zijn. Dat weet ik.
Ik loop naar het bankje, klamp me vast aan het koude zwarte gietijzer.
Hij komt op me af, glijdend bijna, bewegend met een sierlijkheid die nieuw is of die ik me niet kan herinneren. Als hij dichterbij komt, kijk ik op en staar in de groene ogen van de man die ik al meer dan zeventig jaar liefheb.
Groen.
De kleur beneemt me de adem en maakt dat ik me weer jong voel.
Hij is echt. En hier. Ik kan zijn warme aanwezigheid voelen en als hij me aanraakt huiver ik en ga zitten.
Er is zoveel te zeggen, maar ik kan niets anders uitbrengen dan zijn naam. ‘Sasha…’
‘We hebben gewacht,’ zegt hij, en bij het horen van zijn stem maakt een schaduw zich los van zijn zwarte jas en neemt zijn eigen gestalte aan. Een kleinere versie van de man.
‘Leo,’ zeg ik, niet in staat om meer uit te brengen. Mijn armen doen pijn van het verlangen om mijn kleine jongen vast te houden. Hij ziet er zo gezond en sterk uit, zijn wangen levendig roze. Dan zie ik diezelfde wang ingevallen en grijs-blauw, met een waas van rijp erop. Ik hoor hem zeggen: ‘Ik heb honger, mama… laat me niet alleen…’
Op dat moment ontvouwt pijn zich in mijn borst en hap ik luid naar adem, maar Sasha is bij me. Hij pakt mijn hand en zegt: ‘Kom mee, mijn lief. Naar de Zomertuin…’
De pijn is verdwenen.
Ik kijk op in de groene ogen van mijn Sasha en denk terug aan het gras waarin we knielden, al die jaren geleden. Daar, op dat moment, ben ik verliefd geworden. Leo klampt zich aan me vast zoals hij altijd heeft gedaan en ik til hem op, lachend, vergetend dat er een tijd was waarin ik niet in staat was om hem in mijn armen te houden.
‘Kom mee,’ zegt Sasha nogmaals. Hij kust me en ik volg hem.
Ik weet dat als ik achterom kijk ik mijn lichaam zal zien, oud en versleten, ineengezakt op dat bankje in de sneeuw. Dat als ik wacht, ik zal horen hoe mijn dochters ontdekken wat er is gebeurd en beginnen te huilen.
Dus kijk ik niet achterom. Ik hou me vast aan mijn Sasha en kus de hals van mijn leeuw.
Ik heb zo ontzettend lang gewacht op dit moment, om hen weer te zien. Om me weer zo te voelen. En ik weet dat mijn meisjes het nu wel zullen redden. Ze zijn zussen, een familie. Dit is het cadeau van hun vader. Dit is wat mijn verhaal hun heeft gegeven, en in de afgelopen tien jaar hebben we genoeg liefgehad voor een heel leven.
Ik denk: Vaarwel, mijn meisjes. Ik hou van jullie. Ik heb altijd van jullie gehouden.
En ik ga.