Zesentwintig

 

 

‘Maar ik ben iemand die nooit geluk heeft,’ zei mama met een zucht.

Er volgde stilte op die laatste, zachtjes uitgesproken zin. Nina veegde de tranen uit haar ogen en staarde haar moeder vol ontzag aan.

Hoe was het mogelijk dat ze al die tijd die pijn met zich mee had gedragen? Hoe was het mogelijk dat een mens dat allemaal kon overléven?

Mama kwam haastig overeind. Ze deed een stap naar links en bleef toen staan. Toen draaide ze zich naar rechts en bleef staan. Het was alsof ze plotseling wakker was geworden uit een droom, enkel om tot de ontdekking te komen dat ze zich in een onbekende kamer bevond waaruit ontsnappen niet mogelijk was. Uiteindelijk liep ze met ietwat hangende schouders naar het raam en staarde naar buiten.

Nina keek naar Meredith, die er net zo gebroken uitzag als Nina zich voelde.

‘Mijn god,’ zei Maksim uiteindelijk, en hij zette de bandrecorder uit. De klik klonk hard en ruw in de stille kamer en deed Nina beseffen dat het verhaal dat ze zojuist hadden gehoord niet alleen voor hun familie belangrijk was.

Mama bleef waar ze was, haar hand met gespreide vingers tegen haar borst gedrukt alsof ze misschien dacht dat haar hart zou ophouden met kloppen of pardoes uit haar lichaam zou vallen.

Wat zag ze op dat moment? Haar ooit zo sprankelende Leningrad dat was veranderd in een bevroren, platgebombardeerde woestenij waar mensen doodgingen op straat en vogels uit de lucht vielen?

Of zag ze misschien Sasha’s gezicht? Of Anya’s giechel-lachje? Of Leo’s hartverscheurende glimlach?

Nina staarde naar de vrouw die haar had opgevoed en zag nu dan eindelijk de waarheid.

Haar moeder was een leeuwin. Een strijder. Een vrouw die een hel op aarde voor zichzelf had gekozen omdat ze wilde opgeven en niet wist hoe.

En met dat kleine inzicht kwam er een ander, groter inzicht. Plotseling zag Nina haar eigen leven voor zich. Al die jaren had ze de hele wereld rond gereisd op zoek naar haar eigen waarheid in het leven van andere vrouwen.

Maar die waarheid was al die tijd hier geweest, thuis, bij de enige vrouw die ze zelfs nooit had geprobeerd te doorgronden. Geen wonder dat Nina nooit het gevoel had gehad dat ze klaar was, dat ze haar foto’s van de vrouwen nooit had willen publiceren. Haar missie had al die tijd gevoerd naar dit ene moment, dit inzicht. Ze had zich verscholen achter de camera, kijkend door het glas, op zoek naar zichzelf. Maar hoe kon ze? Hoe kon een vrouw ooit haar eigen geschiedenis kennen zolang ze die van haar moeder niet kende?

‘In plaats daarvan nemen ze me gevangen,’ zei mama, nog steeds uit het raam starend.

Nina fronste bijna. Voor haar gevoel was er een half uur verstreken sinds mama’s vorige zin en deze, maar in werkelijkheid waren het slechts minuten geweest. Minuten waarin Nina een glimp van de waarheid van haar eigen leven had gezien.

‘Gevangen,’ mompelde mama, schuddend met haar hoofd. ‘Ik probeer dood te gaan. Probeer… Altijd ben ik te zwak om mezelf te doden…’ Uiteindelijk wendde ze zich af van het raam en keek hen aan. ‘Jullie vader was een van de Amerikaanse soldaten die het werkkamp kwamen bevrijden. We waren inmiddels in Duitsland. Het was het einde van de oorlog. Jaren later. De eerste keer dat hij me aansprak hoorde ik niet eens wat hij zei; ik stond te denken dat als ik sterker was geweest, mijn kinderen bij me zouden zijn geweest op deze dag waarop de poorten van het kamp opengingen. Dus toen Evan me vroeg hoe ik heette, fluisterde ik: ‘Anya.’ Ik had het later wel terug kunnen nemen, maar ik vond het fijn om iedere keer haar naam te horen als iemand me aansprak. Het deed me pijn, en ik verwelkomde de pijn. Het was wel het minste wat ik verdiende. Ik ging met jullie vader mee – trouwde met hem – omdat ik weg wilde en hij was de enige manier die ik had om weg te komen. Ik had nooit echt verwacht dat ik opnieuw zou beginnen, ik was zo ziek. Ik verwachtte, hoopte, dat ik dood zou gaan. Maar dat gebeurde niet. En ach… hoe kun je nou niet van Evan houden? Ziezo. Dat is het. Nu weten jullie het.’ Ze reikte omlaag naar haar tasje en raapte het op, licht wankelend, alsof haar evenwicht iets was wat ze was kwijtgeraakt met het vertellen van haar verhaal en ging op weg naar de deur.

Nina schoot onmiddellijk overeind. Meredith en zij kwamen gelijktijdig in beweging zonder een woord of een blik te wisselen. Ze ondersteunden mama aan weerskanten en pakten allebei een arm.

Bij hun aanraking leek mama nog harder te struikelen, te vallen bijna. ‘Dat hoeft niet.’

‘We laten ons niet meer vertellen wat we moeten voelen, mam,’ zei Nina zacht.

‘We laten ons niet meer wegduwen,’ zei Meredith, die mama’s gezicht aanraakte en haar wang streelde. ‘Je bent zoveel kwijtgeraakt.’

Mama maakte een geluidje, een soort happen naar adem.

‘Maar ons niet,’ zei Nina, en ze voelde tranen branden in haar ogen. ‘Ons zul je nooit kwijtraken.’

Mama’s benen bezweken onder haar lichaam. Ze begon in elkaar te zakken als een kapotte tent, maar Nina en Meredith waren er om haar overeind te houden. Ze hielpen mama terug naar haar stoel.

Toen knielden ze op de grond voor haar neer en keken naar haar, zoals ze al zo vaak hadden gedaan in hun leven. Maar nu was het verhaal afgelopen of grotendeels verteld en van nu af aan zou het sowieso een ander verhaal worden. Van nu af aan zou het hún verhaal worden.

Haar hele leven lang had Nina scherpe botten en harde ogen en een mond die nooit glimlachte gezien als ze naar haar moeders mooie gezicht keek.

Nu keek Nina daar doorheen. Voor de harde lijnen was gevochten, ze waren van bovenaf opgelegd; een masker over de zachtheid die eronder verscholen lag.

‘Jullie zouden me moeten haten,’ zei mama, terwijl ze met haar hoofd schudde.

Meredith legde haar handen op die van mama. ‘We houden van je.’

Mama huiverde alsof er een ijzige windvlaag voorbij was getrokken. Haar ogen vulden zich met tranen en bij de aanblik ervan – de eerste tranen die Nina ooit had gezien in haar moeders ogen – voelde Nina haar eigen tranen opwellen.

‘Ik mis hen zo,’ zei mama, en toen begon ze te huilen. Hoe lang had ze, met pure wilskracht, dat simpele zinnetje binnen weten te houden en hoe moest het voelen om het eindelijk uit te spreken?

Ik mis hen.

Een paar simpele woordjes.

Alles.

Nina en Meredith stonden opnieuw op, namen mama in hun armen en lieten haar huilen.

Nina leerde voor het eerst hoe haar moeder aanvoelde en ze realiseerde zich hoeveel ze had gemist door nog nooit door deze bijzondere vrouw te zijn vastgehouden.

Toen mama zich uiteindelijk terugtrok was haar gezicht toegetakeld door de tranen, haar haar zat schots en scheef en er hingen losse plukken over haar roodomrande, waterige ogen, maar ze had er nog nooit zo mooi uitgezien. Ze glimlachte. Ze legde een hand op hun gezichten. ‘Moya dusha,’ zei ze zacht tegen ieder van hen.

Naast Vasily’s bed kwam Maksim overeind en schraapte zijn keel, hen eraan herinnerend dat ze niet alleen waren.

‘Dat is een van de verbluffendste verhalen over het beleg van Leningrad die ik ooit heb gehoord,’ zei hij, de band uit de recorder nemend. ‘Stalin heeft zo lang de deksel op de doofpot gehouden dat verhalen zoals dat van u pas de laatste tijd beginnen op te duiken. Dit zal werkelijk iets betekenen voor mensen, mevrouw Whitson.’

‘Het was voor mijn dochters,’ zei mama, terwijl ze haar rug rechtte.

Nina zag hoe haar moeder haar kracht terugvond en vroeg zich af of alle overlevenden uit Leningrad zich op die manier wisten te herpakken. Ze vermoedde van wel.

‘Aantallen zijn lastig uiteraard, van overheidswege, maar volgens een conservatieve schatting zijn er ruim één miljoen mensen omgekomen tijdens het beleg. Meer dan zevenhonderdduizend van hen zijn van de honger omgekomen. U vertelt ook hun verhaal, dank u wel.’ Maksim wilde nog iets anders gaan zeggen, maar Vasily maakte een krakerig, tsjirpend geluid in het bed.

Maksim boog zich naar zijn vader toe en fronste. ‘Wat?’ Hij boog zich nog dichter naar hem toe. ‘Ik begrijp het niet…’

‘Dank je wel,’ zei Nina zachtjes tegen haar moeder.

Mama leunde naar voren en kuste haar wang. ‘Mijn Ninotchka,’ fluisterde ze. ‘Jíj bedankt. Jij was degene die het niet wilde laten rusten.’

Nina had zich trots moeten voelen bij die woorden, vooral toen ze Meredith instemmend zag knikken, maar in plaats daarvan deed het pijn. ‘Ik dacht alleen maar aan mezelf. Zoals gebruikelijk. Ik wilde jouw verhaal horen, dus ik zorgde ervoor dat je ging praten. Ik heb me geen moment druk gemaakt over de pijn die het bij jou teweeg zou brengen.’

Mama’s glimlach deed haar nog steeds vochtige ogen oplichten. ‘Daarom ben jij zo belangrijk voor de wereld, Ninotchka. Ik had jullie dit lang geleden al moeten vertellen, maar ik heb jullie vader onze beider stemmen laten zijn. Het is een van mijn vele verkeerde beslissingen geweest. Met je foto’s vraag jij aandacht voor ontberingen en menselijk leed. Je laat mensen hun ogen niet sluiten voor dingen die pijn doen. Ik ben zo ontzettend trots op wat je doet. Jij hebt ons gered.’

‘Het is wáár,’ beaamde Meredith. ‘Ik zou haar verhaal hebben onderbroken. Dankzij jou zijn we hier.’

Tot op dat moment had Nina niet geweten dat je ondersteboven kon zijn van een woord als trots, maar zij was er ondersteboven van en ze begreep de liefde zoals ze die nog nooit eerder had begrepen: liefde kon allesverterend zijn.

Ze wist dat het haar leven zou veranderen, dit inzicht over de liefde. Ze kon zich een leven zónder – en zonder hén – niet meer voorstellen. En ze wist ook dat er nog meer liefde voor haar in het verschiet lag. Die wachtte in Atlanta op haar als ze maar wist hoe ze erop in moest gaan. Misschien zou ze morgen een telegram sturen, zeggen: Stel nou dat ik zou zeggen dat ik niet naar Atlanta wilde gaan? Stel nou dat ik zou zeggen dat ik een ander leven wilde dan dat, een ander leven dan alle anderen, maar wel een leven met jou? Zou je me dan volgen? Zou je bij me blijven? Stel nou dat ik zou zeggen dat ik van je hield?

Maar dat zou morgen zijn.

‘Hoe kan ik ooit weer weggaan?’ zei ze, kijkend naar Meredith en haar moeder. ‘Hoe kan ik jullie beiden achterlaten?’

‘We hoeven niet samen te zijn om samen te zijn,’ zei Meredith.

‘Jouw werk is wie je bent,’ zei mama. ‘Liefde maakt daar ruimte voor. Je zult gewoon vaker thuiskomen, hoop ik.’

Terwijl Nina probeerde te bedenken wat ze moest zeggen, zei Maksim: ‘Ik wil niet onbeleefd zijn, maar mijn vader voelt zich niet zo goed.’

Mama maakte zich los van Meredith en Nina en liep naar het bed toe.

Nina volgde haar.

Mama keek naar Vasily. Zijn gelaatstrekken waren wat scheef door de beroerte, er liepen tranen over zijn slapen en het kussen was nat op de plek waar ze waren terechtgekomen. Ze reikte omlaag en raakte zijn gezicht aan terwijl ze iets in het Russisch tegen hem zei.

Nina zag dat hij probeerde te glimlachen en voor ze het wist, gingen haar gedachten naar haar vader. Ze deed haar ogen dicht en bad voor misschien wel de eerste keer in haar leven. Of misschien was het geen bidden. Sterker nog, ze dacht enkel: Dank je wel, papa, en liet het daarbij. De rest wist hij wel. Hij had meegeluisterd.

‘Hier,’ zei Maksim, en zijn frons werd nog dieper terwijl hij mama een stapel zwarte cassettebandjes overhandigde. ‘Ik weet vrijwel zeker dat hij wil dat u deze afgeeft bij een van zijn vroegere studenten. Phillip Kiselev werkt al jaren niet meer aan dit project, maar hij heeft een heleboel van het originele materiaal. En hij woont hier niet ver vandaan. Aan de andere kant van het water in Sitka.’

‘Sitka?’ zei mama. ‘Daar zijn we al geweest. De boot komt daar niet meer langs.’

‘Sterker nog,’ zei Meredith, op haar horloge kijkend. ‘De boot is veertig minuten geleden uit Juneau vertrokken. Morgen is-ie de hele dag op zee.’

Vasily maakte een geluid. Nina kon aan hem zien dat hij geagiteerd en gefrustreerd was vanwege zijn onvermogen om zichzelf verstaanbaar te maken.

‘Kan hij de cassettebandjes niet op de post doen?’ zei mama, en Nina vroeg zich af of haar moeder bang was om ze aan te raken.

‘Phillip is jarenlang zijn rechterhand geweest bij dit onderzoek. Zijn moeder en mijn vader kenden elkaar in Minsk.’

Nina keek op Vasily neer en dacht opnieuw aan haar vader, en dat iets kleins soms van grote betekenis kon zijn. ‘Natuurlijk leveren we die cassettebandjes daar af,’ zei ze. ‘We gaan nu meteen. En dan hebben we tijd genoeg om in Skagway te komen en daar weer aan boord te gaan.’

Meredith pakte de stapel cassettebandjes en het vel papier met het adres erop. ‘Bedankt, doktor Adamovich. En Maksim.’

‘Nee,’ zei Maksim plechtig. ‘Júllie bedankt. Het was me een eer u te hebben ontmoet, Veronika Petrovna Marchenko Whitson.’

Mama knikte. Ze wierp een snelle blik op de stapel zwarte cassettebandjes in Merediths handen en boog zich toen voorover om iets in Vasily’s oor te fluisteren. Toen ze overeind kwam, waren de ogen van de oude man vochtig. Hij probeerde te glimlachen.

Nina pakte mama bij de arm en voerde haar mee naar de deur. Tegen de tijd dat ze de buitendeur bereikten, liep Meredith aan mama’s andere kant. Met zijn drieën naast elkaar liepen ze naar buiten, gearmd, het lichtblauwe licht van een late lentedag tegemoet. De regen was opgehouden en had een wereld vol sprankelende, glinsterende mogelijkheden in zijn kielzog achtergelaten.

Om half acht arriveerden ze in Sitka.

‘Ik had ondertussen al in Los Angeles kunnen zijn,’ zei Nina toen ze achter Meredith aan het watervliegtuig uit liep.

‘Voor een wereldreizigster klaag je wel veel,’ zei Meredith, die voorop ging door de vliegtuigslurf.

‘Weet je nog toen ze klein was?’ zei mama tegen Meredith. ‘Als haar sokken opgefrommeld in haar schoenen zaten, ging ze gewoon op de grond zitten krijsen. En als ik te veel ketchup op haar eieren deed – of niet genoeg – dan kwam het bibberlipje naar buiten.’

‘Dat is zó niet waar,’ zei Nina. ‘Ik was de brave dochter. Jij hebt het over Meredith. Weet je nog hoe driftig ze werd toen ze van jou niet naar Karie Dovres slaapfeestje mocht?’

‘Dat was niets vergeleken bij de manier waarop jij ons allemaal liet boeten voor het feit dat mama je niet uitzwaaide toen je naar dat softbaltoernooi ging,’ zei Meredith.

Nina stond midden in de slurf stil en keek naar mama. ‘Het was de trein,’ zei ze. ‘Je kon me niet op een trein zetten en blijven staan kijken tot-ie wegreed, hè?’

‘Ik probeerde sterk genoeg te zijn,’ zei mama zacht. ‘Ik kon alleen niet blijven staan… om ernaar te kijken. Ik weet dat het jou ook pijn deed. Het spijt me.’

Meredith wist dat er tientallen van dit soort momenten zouden komen tussen hen. Nu ze begonnen waren aan het genezingsproces zou den er voortdurend herinneringen opnieuw geïnterpreteerd moeten worden. Zoals de dag dat ze mama’s dierbare wintertuin had omgespit. Het was alsof ze grafstenen had uitgegraven en had weggegooid. Geen wonder dat mama een beetje was gaan flippen. En geen wonder dat de winters altijd moeilijk waren geweest.

En het toneelstuk. Meredith zag het allemaal door het prisma van haar nieuwe inzicht. Natuurlijk had mama hen tegengehouden. Jeff en zij hadden vrolijk mama’s liefdesgeschiedenis nagespeeld… De pijn daarvan moest verschrikkelijk zijn geweest.

‘Geen verontschuldigingen meer,’ zei Meredith. ‘Laten we het nu gewoon zeggen, voor eens en voor altijd: we hebben spijt van alle keren dat we elkaar pijn hebben gedaan omdat we elkaar niet begrepen. Daarna laten we het rusten. Oké?’ Ze keek naar haar moeder, die knikte, en toen naar Nina, die eveneens knikte.

Ze liepen Sitka in en vonden een slaapplaats bij een kleine bedand-breakfast aan de rand van de stad. Vanaf hun balkons keken ze uit over de kalme baai tot aan de groene heuvels van de nabijgelegen eilanden, en helemaal tot aan de besneeuwde top van Mount Edgecumbe. Toen Nina onder de douche stond, ging Meredith buiten op het balkon zitten met haar voeten op de reling. Een eenzame arend cirkelde moeiteloos boven het water, zijn gespreide vleugels een donker schijfje dat rond en rond cirkelde boven het nachtblauwe water.

Meredith deed haar ogen dicht en leunde achterover in haar stoel. Zoals de hele dag al het geval was geweest, was het een wirwar van gedachten en herinneringen en inzichten in haar hoofd. Ze was haar jeugd opnieuw aan het evalueren, alles aan het ontleden en opnieuw aan het bekijken in het licht van haar nieuw verworven begrip voor haar moeder. Vreemd genoeg was de kracht die ze nu in haar moeder zag bezig ook een deel van Meredith te worden. Jeffs opmerking: ‘Je bent net als zij, weet je,’ kreeg een nieuwe betekenis, gaf Meredith nieuw vertrouwen. Als ze één ding had geleerd van dit alles, dan was het wel dat het leven – en de liefde – elk moment voorbij kon zijn. Als je ze bezat, moest je je er uit alle macht aan vastklampen en met volle teugen genieten van elke seconde.

De deur achter haar gleed open en klikte weer dicht. In eerste instantie dacht ze dat het Nina was die tegen haar kwam zeggen dat de badkamer vrij was, maar toen rook ze de zoete rozengeur van mama’s shampoo.

‘Hé,’ zei Meredith glimlachend. ‘Ik dacht dat je al naar bed was.’

‘Ik kan niet slapen.’

‘Misschien komt het door de kleur van de nacht.’

‘Ik kan niet slapen met die cassettebandjes in mijn kamer,’ zei mama, en ze ging op de stoel naast Meredith zitten.

‘Je mag ze wel in onze kamer leggen.’

Mama klemde haar handen nerveus ineen. ‘Ik moet ze vanavond nog wegbrengen.’

‘Vanavond nog? Het is kwart over negen, mam.’

‘Da. Ik heb het beneden gevraagd. Dit adres is maar drie straten verderop.’

Meredith draaide zich om in haar stoel. ‘Je meent het serieus. Wat is er aan de hand?’

‘Ik weet het werkelijk niet. Ik ben een mal oud mens. Dat weet ik wel. Maar ik wil er vanaf zijn.’

‘Ik bel hem wel.’

‘Het telefoonnummer staat niet in de gids. Ik heb inlichtingen gebeld vanaf mijn kamer. We zullen er gewoon naartoe moeten gaan. Vanavond is het beste. Morgen zal hij misschien naar zijn werk zijn en zullen we moeten wachten.’

‘Met de cassettebandjes.’

Mama keek haar aan. ‘Met de cassettebandjes,’ zei ze zacht, en Meredith zag de kwetsbaarheid die mama probeerde te verhullen. En angst, dat zag ze ook. Na alles wat mama had meegemaakt, was het tastbare bewijs van haar leven zoals ze dat nu in haar bezit had op de een of andere manier het eerste wat haar echt bang had gemaakt.

‘Oké,’ zei Meredith. ‘Ik roep Nina wel. Dan gaan we met zijn allen.’ Ze stond op uit haar stoel en wilde teruglopen naar de kamer. In het voorbijgaan bleef ze even staan om een hand op haar moeders schouder te leggen. Door de wol van de handgebreide kabeltrui heen voelde ze de hoekige scherpte van botten.

Ze kon de laatste tijd niet langs haar moeder lopen zonder haar aan te raken. Na de vele sobere, afstandelijke jaren was dat op zich al een wonder. Ze deed de glazen schuifdeur open en liep de kleine kamer binnen. Er stonden twee lits-jumeauxs, allebei met rood-groen geruit beddengoed en zwarte kussens in de vorm van een eland. Aan de muren hingen zwart-witfoto’s uit Sitka’s Tlingit verleden. Nina’s bed was nu al een rommeltje en lag vol met kleren en camera-apparatuur.

Meredith klopte op de badkamerdeur, kreeg geen antwoord en liep naar binnen.

Nina was haar haar aan het föhnen en stond uit volle borst ‘Crazy for you’ van Madonna te zingen. Met haar korte zwarte haar en haar volmaakte huid zag ze eruit alsof ze twintig was.

Meredith tikte op haar schouder. Van schrik liet Nina de föhn bijna vallen. Grinnikend zette ze het ding uit en draaide zich om. ‘Lekker is dat, ik schrik me dood. Ik moet naar de kapper. Dringend. Ik begin eruit te zien als een vogelverschrikker.’

‘Mama wilde de cassettebandjes vanavond afgeven.’

‘O. Oké.’

Meredith moest onwillekeurig glimlachen. Dat was, in een notendop, het verschil tussen hen. Het maakte Nina niks uit hoe laat het was of dat het misschien onbeleefd was om langs te gaan zonder eerst te bellen of dat mama een zware dag had gehad en eigenlijk zou moeten rusten.

Het enige wat Nina hoorde was het avontuur dat lokte, en aan die lokroep gaf ze altijd gehoor.

Het was een eigenschap die Meredith vastbesloten was bij zichzelf te cultiveren.

Binnen een half uur waren ze op weg en liepen ze met zijn drietjes over de stoep in de richting die de beheerder van de B&B hun had gewezen. Het was nog steeds niet echt avond. De lucht was diep paars van kleur met overal sterren. Hiervandaan leek het alsof ze zo dichtbij waren dat je ze aan kon raken. Een licht briesje fluisterde tussen de naaldbomen, het enige echte geluid hier buiten, afgezien van hun voetstappen op de stenen. Ergens in de verte loeide de misthoorn van een schip.

De huizen in deze straat oogden ouderwets, met veranda’s aan de voorkant en puntdaken. De tuinen waren goed onderhouden en er hing een zware rozengeur die zorgde voor een vleugje zoet in de zilte zeelucht.

‘Hier is het,’ zei Meredith. Zij had de kaart gelezen.

‘Er brandt licht. Dat is super,’ zei Nina.

Mama stond daar maar te staren naar het keurige witte huis. Het hek rond de veranda bestond uit hetzelfde figuurzaagwerk als ze thuis hadden en ook de overhangende dakranden waren rijk versierd. De versieringen gaven het huis een sprookjesachtig uiterlijk. ‘Het ziet eruit als de datsja van mijn opa,’ zei mama. ‘Heel Russisch en toch ook Amerikaans.’

Nina ging dichter bij mama staan, pakte haar arm. ‘Weet je zeker dat je dit nu wilt doen?’

Mama’s antwoord was een resolute stap naar voren.

Bij de deur haalde mama diep adem, rechtte haar schouders en klopte hard aan. Twee keer.

De deur werd opengedaan door een kleine, zwaargebouwde man met dikke zwarte wenkbrauwen en een grijze snor. Als hij al verrast was om drie onbekende vrouwen op zijn stoep aan te treffen, dan liet hij dat op geen enkele manier blijken. ‘Hallo,’ zei hij.

‘Phillip Kiselev?’ zei mama, reikend naar de tas met cassettebandjes in Nina’s hand.

‘Die naam heb ik al een tijd niet meer gehoord,’ zei hij.

Mama trok haar hand weer terug. ‘U bent niet Phillip Kiselev?’

‘Nee. Nee. Ik ben Gerald Koontz. Phillip was mijn neef. Hij is heengegaan.’

‘O.’ Mama fronste. ‘Het spijt me dat we u lastig hebben gevallen. We hebben verkeerde informatie gekregen.’

Meredith keek naar het vel papier in de hand van haar zus. Van een leesfout kon geen sprake zijn. Dit was het adres dat ze hadden opgekregen. ‘Professor Adamovich moet zich–’

‘Vasya?’ Geralds besnorde bovenlip krulde zich in een brede glimlach waarbij zijn tanden zichtbaar werden. Hij draaide zich om en riep: ‘Het zijn vrienden van Vasya, liefje.’

‘Niet echt vrienden,’ zei mama. ‘Het spijt ons dat we u hebben lastiggevallen. We zullen onze informatie moeten controleren.’

Precies op dat moment kwam er een vrouw haastig op hen af gestevend. Ze droeg een zijdeachtige zwarte broek met een soepelvallende tuniek. Haar krullende grijze haar was naar achteren getrokken in een losse paardenstaart.

‘Stacey?’ zei Nina verrast. Een seconde later herkende Meredith hun serveerster uit het Russische restaurant.

‘Kijk eens aan,’ zei Stacey met een brede glimlach. ‘Als dat mijn nieuwe Russische vrienden niet zijn. Kom binnen, kom binnen.’ Tegen Gerald voegde ze eraan toe: ‘Ze zijn laatst in het restaurant geweest. Ik heb de kaviaar opengetrokken.’

Gerald grijnsde. ‘Ze vonden je vast meteen aardig.’

Nina kwam als eerste in beweging en trok mama met zich mee.

‘Kom, kom,’ zei Stacey. ‘Ga zitten. Ik zal thee zetten en dan kunnen jullie me vertellen hoe jullie me gevonden hebben.’ Ze ging hen voor naar een comfortabel ingerichte woonkamer, compleet met chaise longue en een heilig hoekje, waar een drietal kaarsen brandde. Ze zorgde ervoor dat ze allemaal zaten en zei toen: ‘Zei Gere nou dat jullie vrienden zijn van Vasily?’

‘Geen vrienden,’ antwoordde mama, die stijfjes rechtop zat.

Ergens klonk een klap, en Gerald zei: ‘Oeps. Kleinkinderen,’ en rende de kamer uit.

‘We passen deze week op de kinderen van onze zoon. Ik was vergeten hoe drúk ze zijn op die leeftijd.’ Stacey glimlachte. ‘Ik ben zo terug met de thee.’ Ze haastte zich de kamer uit.

‘Denk je dat professor Adamovich zich vergist heeft? Of heeft Maksim het verkeerde adres opgeschreven?’ vroeg Meredith zodra ze alleen waren.

‘Wel erg toevallig dat deze mensen Russisch zijn en dat ze de professor kenden,’ merkte Nina op.

Mama stond zo plotseling op dat ze haar scheenbeen stootte aan de salontafel, maar ze leek er geen erg in te hebben. Ze liep om de tafel heen naar de andere kant van de kamer om bij het heilige hoekje te blijven staan. Van waar ze zat kon Meredith de gebruikelijke voorwerpen zien: een soort altaar-tafeltje, een paar iconen, wat familiefoto’s en een paar brandende votiefkaarsen.

Stacey kwam de woonkamer weer binnen en zette haar dienblad neer op de salontafel. Ze schonk de thee in en overhandigde Meredith een kopje. ‘Alsjeblieft.’

‘Ken jij professor Adamovich?’ vroeg Nina.

‘Zeker,’ zei Stacey. ‘Mijn vader en hij waren goede vrienden. Ik heb hem jarenlang geholpen bij een onderzoeksstudie. Geen academische hulp, uiteraard. Typen, kopiëren. Dat soort dingen.’

‘Het onderzoek naar het beleg van Leningrad?’ vroeg Meredith.

‘Klopt,’ zei Stacey.

‘Dit zijn bandopnames,’ zei Nina, gebarend naar de gekreukte papieren zak aan haar voeten. ‘Mama heeft haar verhaal vandaag aan doctor Adamovich verteld en hij heeft ons hierheen gestuurd.’

Stacey zweeg even. ‘Hoe bedoel je, haar verhaal?’

‘Zij woonde in Leningrad destijds. Tijdens de oorlog,’ zei Meredith.

‘En hij heeft jullie hierheen gestuurd?’ Stacey draaide zich om en keek naar mama, die zo roerloos rechtop stond dat ze wel een marmeren standbeeld leek. ‘Waarom zou hij dat gedaan hebben?’

Stacey liep naar mama toe, ging naast haar staan. Het theekopje rammelde op het schoteltje. ‘Thee?’ vroeg ze, en ze keek van opzij naar mama’s kaarsrechte gestalte.

Meredith wist niet waarom, maar ze stond op. Naast haar deed Nina hetzelfde.

Ze gingen achter mama staan.

Meredith zag wat haar moeders aandacht had getrokken. Er stonden twee ingelijste foto’s op het tafeltje in de hoek. De ene was een zwart-witfoto van een jong stel. De vrouw die erop stond was lang en slank met gitzwart haar en een brede glimlach. De man was blond en adembenemend knap. Er liepen vale witte lijntjes over de foto, alsof hij jarenlang opgevouwen was geweest.

‘Dat zijn mijn ouders,’ zei Stacey langzaam. ‘Op hun trouwdag. Mijn moeder was een beeldschone vrouw. Haar haar was zo zacht en zwart, en haar ogen… Ik kan me haar ogen nog heel goed herinneren. Is dat niet gek? Ze waren diepblauw, met goud…’

Langzaam draaide mama zich om.

Stacey keek in mama’s ogen en het theekopje dat ze in haar hand had viel op de hardhouten vloer in stukken, zodat de vloeistof alle kanten uit spatte.

Stacey’s mollige hand beefde toen ze reikte naar iets wat op de tafel lag, zonder haar blik ook maar één moment van mama’s gezicht af te wenden.

En toen stak ze mama iets toe: een kleine vlinder van cloisonné.

Mama liet zich op haar knieën op de grond vallen en zei: ‘O mijn god…’

Meredith wilde haar te hulp schieten, maar Nina en zij deden allebei een stap achteruit.

Het was Stacey die voor haar neerknielde. ‘Ik ben Anastasia Aleksovna Marchenko Koontz uit Leningrad. Mama? Ben jij het echt?’

Mama haalde scherp adem en begon te huilen. ‘Mijn Anya…’

Meredith had het gevoel dat haar hart zou breken en overlopen tegelijk. Tranen stroomden over haar wangen. Ze dacht aan alles wat deze twee hadden doorgemaakt en aan alle verloren jaren en het wonder van deze hereniging was bijna meer dan ze kon bevatten. Ze liep naar Nina toe. Ze sloegen hun armen om elkaar heen en keken toe terwijl hun moeder openbloeide. Er was geen ander woord voor. Het was alsof deze tranen – van vreugde, misschien wel voor het eerst sinds tientallen jaren – als water waren voor haar uitgedroogde ziel.

‘Hoe?’ vroeg mama.

‘Papa en ik werden wakker in een trein vol met zieken die naar het oosten ging. Hij was zwaar gewond… Enfin, tegen de tijd dat we terugkwamen in Vologda… We wachtten,’ zei Stacey, haar tranen wegvegend. ‘We zijn altijd blijven zoeken.’

Mama slikte moeizaam. Meredith kon zien dat ze zich moest vermannen voordat ze zei: ‘We?’

Stacey stak een hand uit.

Mama pakte hem aan, klampte zich er werkelijk aan vast.

Stacey voerde haar mee door de woonkamer en door de openslaande tuindeuren naar buiten. Daar bevond zich een perfect onderhouden achtertuin. Het geurde er naar zoete bloemen – seringen en kamperfoelie en jasmijn. Stacey drukte op een knop en er ging een snoer met lichtjes aan in de tuin.

Op dat moment zag Meredith de kleine, vierkante tuin-in-de-tuin helemaal achterin. Zelfs hiervandaan, in het schaarse licht, kon ze een stuk versierd hekwerk zien.

Ze hoorde haar moeder iets zeggen in het Russisch en toen kwamen ze weer in beweging, allemaal, en liepen over een stenen pad naar een tuin die bijna exact hetzelfde was als de tuin die mama thuis had gecreëerd. Een wit gietijzeren hek met sierlijke krullen en punten aan de bovenkant omlijstte een lapje grond. Binnen het hekwerk stond een gepoetste koperen bank die uitkeek op drie granieten gedenkstenen. Overal eromheen bloeiden bloemen. Boven hun hoofden barstte de hemel open in verbluffende, betoverende kleuren. Speelse slierten lichtpaars en roze en oranje gloeiden te midden van al die sterren. Het noorderlicht.

Mama ging zitten – of liever gezegd: zakte ineen – op het koperen bankje. Stacey ging naast haar zitten en hield haar hand vast.

Meredith en Nina gingen achter haar staan. Allebei legden ze een hand op mama’s schouder.

VERONIKA PETROVNA MARCHENKO 1919-

Denk aan onze limoenboom in de Zomertuin.

Daar zullen wij elkaar weer treffen, mijn lief.

LEO ALEKSOVICH MARCHENKO

1938-1942

Onze Leeuw

Te vroeg heengegaan

Maar het was de laatste gedenksteen die Meredith een kneepje in haar moeders schouder deed geven.

ALEKSANDR ANDREYEVICH MARCHENKO

1917-2000

Geliefde echtgenoot en vader

‘Vorig jaar?’ zei mama. Ze wendde zich tot Stacey, die tranen in haar ogen had.

‘Hij heeft zijn hele leven op je gewacht,’ zei ze. ‘Maar zijn hart heeft het gewoon… begeven afgelopen winter.’

Mama deed haar ogen dicht en boog haar hoofd.

Meredith kon zich de pijn daarvan niet voorstellen, hoe het moest voelen om te weten dat de liefde van je leven al die jaren had geleefd en naar je op zoek was geweest, om hem vervolgens op een paar maanden na mis te lopen. En toch was hij hier op de een of andere manier, in deze tuin die zoveel leek op de tuin die haar moeder had gecreëerd.

‘Hij zei altijd dat hij op je zou wachten in de Zomertuin.’

Langzaam deed mama haar ogen open. ‘Onze boom,’ zei ze, en ze bleef een hele tijd naar zijn gedenksteen zitten staren. Toen deed ze langzaam wat ze altijd deed, wat zij als geen ander kon: ze rechtte haar rug en hief haar kin op en wist een glimlachje te produceren, al was het bibberig en onzeker. ‘Kom,’ zei ze met die betoverende stem, de stem die de afgelopen weken al hun levens had veranderd. ‘We gaan thee drinken. Er is een heleboel om over te praten. Anya, ik zou je graag willen voorstellen aan je zusjes. Meredith is altijd de meest georganiseerde van de twee geweest en Nina is een klein beetje gek, maar we zijn aan het veranderen, wij allemaal, en jij zult ons nog veel meer veranderen.’ Mama glimlachte, en als er een schaduw van verdriet in haar ogen lag – een herinnering aan de woorden Daar zullen wij elkaar weer treffen – dan was dat wel te verwachten, en deze werd verzacht door de blijdschap in haar stem. En misschien was dat wel hoe het moest zijn, hoe het leven zich ontvouwde als je lang genoeg leefde. Blijdschap en verdriet hoorden erbij. De truc was wellicht om jezelf toe te staan om het allemaal te voelen maar om de blijdschap net iets steviger te omarmen, omdat je nooit wist wanneer een sterk hart het zomaar kon begeven.

Meredith pakte de hand van haar kersverse zus en zei: ‘Ik ben zo blij om je te leren kennen, Anya. We hebben zoveel over je gehoord…’