Drieëntwintig

Images

 

De stilte die volgde was zo dik en grijs dat Meredith verwachtte as te zullen proeven.

Ik kan geen woord uitbrengen.

Ze keek naar haar moeder die nog steeds in bed zat, haar knieën en de dekens tot aan haar kin opgetrokken alsof een laagje wol haar op de een of andere manier zou kunnen beschermen.

‘Gaat het wel, mam?’ vroeg Nina, die opstond.

‘Wat denk je zelf?’

Meredith stond ook op. Hoewel ze niets zeiden en zelfs geen oogcontact maakten, had Meredith voor één keer het gevoel dat er volmaakte harmonie heerste tussen hen. Ze pakte de hand van haar zus en ze liepen samen naar het bed.

‘Je moeder en je zus wisten hoe hard je je best hebt gedaan en hoeveel je van hen hield,’ zei Meredith.

‘Niet doen,’ zei mama.

Meredith fronste. ‘Wat moet ik niet doen?’

‘Excuses voor me maken.’

‘Het is geen excuus, mam. Gewoon een constatering. Ze moeten geweten hebben hoeveel je van hen hield,’ zei Meredith zo vriendelijk mogelijk.

Nina knikte.

‘Maar júllie niet,’ zei mama, en keek hen om de beurt aan.

Op dat moment had Meredith kunnen liegen, tegen haar moeder van eenentachtig kunnen zeggen dat ze zich wel degelijk geliefd had gevoeld en zelfs een week geleden nog zou ze dat misschien ook gedaan hebben om de vrede te bewaren. Nu zei ze: ‘Nee. Ik heb nooit het gevoel gehad dat je van me hield.’

Ze wachtte op haar moeders reactie, stelde zich voor dat haar moeder iets zou zeggen wat alles anders zou maken, wat hen zou veranderen, al wist ze niet welke woorden dat zouden zijn.

Uiteindelijk was het Nina die iets zei.

‘Al die jaren hebben we ons afgevraagd wat we verkeerd deden. Meredith en ik snapten maar niet dat een vrouw die van haar man hield tegelijkertijd haar eigen kinderen kon haten.’

Mama kromp ineen bij het woord haten en wuifde afwerend met haar hand. ‘Ga nu maar.’

‘Het lag niet aan ons, hè, mam?’ zei Nina. ‘Je haatte niet je kinderen. Je haatte jezelf.’

Bij die woorden brak mama. Er was geen andere omschrijving voor. ‘Ik heb geprobeerd niet van jullie te houden, meisjes…’ zei ze zacht. ‘Ga nu maar. Laat me alleen voordat jullie iets zeggen waar je later spijt van krijgt.’

‘Wat zou dat dan moeten zijn?’ vroeg Nina, maar ze wisten het allemaal.

‘Ga nou maar. Alsjeblieft. Zeg niets tegen me totdat jullie het hele verhaal gehoord hebben.’

Meredith hoorde dat mama’s stem stokte en trilde bij het woord alsjeblieft, en ze wist dat haar moeder op instorten stond. ‘Oké,’ zei ze, ‘dan gaan we nu.’ Ze bukte zich en kuste haar moeders zachte, gerimpelde wang, rook de naar rozen geurende shampoo die ze had gebruikt voor haar haar. Het was iets wat ze nooit geweten had: dat haar moeder geparfumeerde shampoo gebruikte. Voor het eerst in haar leven omhelsde ze haar moeder en fluisterde: ‘Welterusten, mam.’

De hele weg naar de deur toe verwachtte Meredith dat ze teruggeroepen zou worden, dat ze haar moeder Wacht zou horen zeggen. Maar er kwam geen onthulling op het laatste moment. Meredith en Nina gingen terug naar hun eigen hut. In een peinzende stilte glipten ze langs elkaar heen in de badkamer en poetsten hun tanden en trokken hun pyjama aan en stapten ieder in hun eigen bed.

Het hield allemaal verband met elkaar, dat wist Meredith nu wel. Haar leven en dat van haar moeder. Ze waren met elkaar verbonden en het was niet enkel een bloedband. Ze hadden ook dezelfde voorkeuren en misschien zelfs wel hetzelfde karakter. Ze raakte er steeds meer van overtuigd dat ook zij kapot zou zijn gegaan aan het verlies waardoor haar moeder definitief was gebroken – waardoor Vera was veranderd in Anya. En ze was bang om het te horen.

‘Wat denk je dat er met Leo en Anya is gebeurd?’ vroeg Nina.

Meredith wenste dat het geen vraag was. Ze had liever een mededeling gehad die ze zou kunnen negeren. Vóór deze reis en alles wat ze had geleerd over hen drietjes, zou ze boos zijn geworden of van onderwerp zijn veranderd. Alles om de pijn die ze voelde te maskeren. Nu wist ze wel beter. Je droeg je pijn met je mee in het leven. Ervoor weglopen was onmogelijk. ‘Ik durf er niet naar te raden.’

‘Wat zal er met haar gebeuren als ze klaar is met vertellen?’ vroeg Nina zacht.

Dat was iets waar ook Meredith zich zorgen over maakte. ‘Ik weet het niet.’

Volgens hun reisgids was Sitka een van de meest charmante – en zeker een van de meest historische – plaatsjes van heel Alaska. Tweehonderd jaar geleden, toen San Francisco slechts een stipje was op de kaart van Californië en Seattle een heuvel met eeuwenoude naald bomen was, had dit slaperige stadje aan het water al theaters en schouwburgen gehad. Op warme zomeravonden hadden goedgeklede mannen met bevermutsen er Russische wodka gedronken. Gebouwd en verloren gegaan door brand en opnieuw opgebouwd, was het nieuwe Sitka in gelijke delen Russisch en Tlingit en Amerikaans.

Ondiep water maakte de aankomst van grote cruiseschepen onmogelijk, dus Sitka wachtte, als een bijzonder mooie vrouw, tot bezoekers in kleine motorbootjes arriveerden. Toen ze de haven van Sitka binnen voeren maakte Nina de ene foto na de andere. Dit was een van de meest ongerepte plaatsen die ze ooit had gezien. De natuurlijke schoonheid was adembenemend op deze dag van blauwe lucht en gouden zonlicht, het water vlak als een spiegel en saffierblauw. Overal om hen heen waren eilandjes met bossen die uit de stille zee oprezen als een halsketting van stukken ruwe jade. Achter dit alles waren de bergen, nog altijd gehuld in sneeuw.

Aan wal deed Nina de dop op de lens en liet de camera om haar nek bungelen.

Mama stond met een hand boven haar ogen te staren naar het stadje dat voor hen lag. Ze konden een torentje zien dat hoog in de lucht stak, met erbovenop het achtarmige Russische kruis.

Nina reikte instinctief naar haar camera. Ze zag haar moeders scherpe gelaatstrekken zachter worden toen ze naar het kerktorentje keek. ‘Hoe voelt het, mam?’ zei ze, terwijl ze dichterbij kwam. ‘Om dat te zien?’

‘Het is zo lang geleden,’ zei mama, zonder haar blik af te wenden. ‘Het doet me denken aan… alles wat er gebeurd is, geloof ik.’

Aan haar andere kant kwam ook Meredith dichterbij. Met zijn drietjes volgden ze het kleine gezelschap dat van het schip afkomstig was. Ze liepen de Harbor Drive in en overal waren stukjes en beetjes van Sitka’s Russische verleden – straatnamen en namen van winkels en menukaarten van restaurants. Er stond zelfs een totempaal in het stadscentrum met het symbool van tsaristisch Rusland erin gekerfd. De tweekoppige adelaar.

Mama zei niets toen ze langs de ene verwijzing naar haar jeugd na de andere liepen, maar toen ze de deuren van de St. Michaelkerk openduwden, struikelde ze en zou ze gevallen zijn als de beide meisjes niet een hand hadden uitgestoken om haar op te vangen.

Overal waren glinsterende, gouden Russische iconen. Sommige waren eeuwenoude schilderijen op houten panelen, andere waren met juwelen bezette meesterwerkjes op zilver of goud. De ruimtes waren van elkaar gescheiden door middel van witte bogen, hun oppervlak versierd met prachtig goudfiligrein. Er werden rijkelijk met kraaltjes bezette bruidsjurken en religieuze kledingstukken tentoongesteld.

Mama bekeek alles, raakte aan wat ze kon. Uiteindelijk kwam ze terecht bij wat naar Nina’s idee het altaar was – een klein gedeelte met draperieën van zware witte zijde versierd met Russische kruizen gemaakt van gouddraad. Er stonden overal kaarsen omheen en er lag een tweetal opengeslagen antieke bijbels.

‘Wil je dat we met je bidden?’ vroeg Meredith.

‘Nee.’ Mama schudde haar hoofd een beetje en veegde in haar ogen, hoewel Nina geen tranen had gezien. Toen liep ze de kerk uit en een eindje de straat in. Nina kon zien dat haar moeder een plattegrond van Sitka had bekeken. Ze wist precies waar ze heen ging. Ze liep langs een bord met reclame voor Russisch-Amerikaanse histo rische rondleidingen en sloeg af naar een begraafplaats. Het was een hoger gelegen grasveld met hier en daar kwetsbaar uitziende bomen en groepjes bruine struiken. Een koperkleurige koepel met daarbovenop een Russisch kruis domineerde de gewijde grond. De grafstenen waren ouderwets en veelal handgemaakt. Zelfs de gedenksteen voor prinses Matsoutoff was een eenvoudige zwarte grafsteen. Een wit houten hekje markeerde de laatste rustplaats van de prinses. De weinige grafstenen waren begroeid met mos. Het zag eruit alsof hier in geen jaren meer iemand begraven was en toch liep mama over het hobbelige gras om ieder graf te bekijken.

Nina maakte een foto van haar moeder, die voor een met mos begroeide grafsteen stond die scheef was gezakt in een of andere storm van lang geleden. De late lentebries plukte aan haar strak bijeengebonden witte haar. Ze oogde… bijna etherisch. Te bleek en te dun om echt te zijn, maar de trieste blik in haar blauwe ogen was de meest oprechte emotie die Nina ooit had gezien. Ze deed de camera weg en ging naast haar moeder staan.

‘Wie zoek je?’

‘Niemand,’ zei mama, en voegde er toen aan toe: ‘Geesten.’

Ze bleven nog heel even zo staan, beiden starend naar het graf van Dmitri Petrovich Stolichnaya, die in 1827 was gestorven. Toen rechtte mama haar schouders en zei: ‘Ik heb honger. Laten we ergens een hapje gaan eten.’ Ze zette haar grote ronde zonnebril in Jackie O-stijl op en knoopte een sjaaltje rond haar hals.

Met zijn drieën liepen ze terug naar het centrum van het stadje, waar ze een klein restaurantje aan het water vonden dat Het beste Russische eten van heel Sitka beloofde.

Nina deed de deur open en boven haar hoofd rinkelde een vrolijke bel. Binnen in de lange smalle ruimte stonden een stuk of tien tafeltjes, de meeste ervan vol met mensen, die er overigens niet uitzagen als toeristen. Het waren grote mannen met brede schouders en baarden die wel gemaakt leken van ijzervijlsel, vrouwen met felgekleurde hoofddoeken en ouderwetse bloemetjesjurken en een paar mannen in gele, plastic vissersoveralls.

Een vrouw begroette hen met een stralende glimlach. Ze was ouder dan haar stem klonk – misschien een jaar of zestig – en aangenaam mollig. Zilvergrijze krullen omlijstten een gezicht met appelwangen. Ze was het toonbeeld van een grootmoeder. ‘Hallo. Welkom in ons restaurant. Ik ben Stacey en ik ga mijn best doen om het jullie vandaag helemaal naar de zin te maken.’ Ze reikte naar drie gelamineerde menukaarten en ging hen voor naar een tafeltje bij het raam. Buiten was het water een glinsterende spiegel van blauw. Er tufte een vissersboot voorbij op weg naar de kust, zilverachtige rimpeltjes achterlatend in zijn kielzog.

‘Wat kun je ons aanbevelen?’ vroeg Meredith.

‘Dan zou ik zeggen de gehaktballetjes. En onze noedels zijn huisgemaakt. Maar de borsjt is ook om een moord voor te doen.’

‘En de wodka?’ vroeg mama.

‘Is dat een Russisch accent?’ vroeg Stacey.

‘Ik woon er al heel lang niet meer,’ zei mama.

‘Nou, dan bent u onze eregast. Kijk maar niet eens meer op de menu kaart. Ik zal jullie wel iets brengen.’ Energiek fluitend liep ze weg. Nadat ze kortstondig was blijven staan bij een paar andere tafeltjes, verdween ze achter een gordijn met een zoom van franje met kralen.

Even later kwam ze terug met drie borrelglaasjes, een fles wodka met een ijslaagje erop en een dienblad met zwarte kaviaar en puntjes geroosterd brood. ‘Waag het niet om te zeggen dat dit te duur is,’ zei Stacey. ‘Er komen hier te veel toeristen en te weinig Russen. Ik trakteer. Vashe zdorovie.

Verrast keek mama op. Nina vroeg zich af hoe lang het geleden was sinds ze haar moedertaal had gehoord.

Vashe zdorovie,’ zei mama, reikend naar haar glas.

Ze klonken met zijn drieën, dronken hun glas leeg en reikten onmiddellijk naar de kaviaar.

‘Mijn dochters beginnen echte Russen te worden,’ zei mama. Haar stem klonk milder toen ze het zei. Nina zou willen dat ze haar moeders ogen kon zien, maar de zonnebril vormde de perfecte camouflage.

‘Met één borrel?’ zei Stacey spottend. ‘Hoe kan dat nou?’

In de daaropvolgende twintig minuten praatten ze over gewone dingen, maar toen de serveerster terugkwam met het eten, kon niemand meer ergens anders over praten. Van piepkleine, malse gehaktballetjes die zwommen in een saffraanbouillon, tot champignonsoep met een bubbelige gruyèrekorst, tot een smeuïg met zalm gevulde schotel van kalfsvlees met kaviaarsaus. Tegen de tijd dat de appelwalnootstrudel gebracht werd, zeiden ze allemaal dat ze te vol zaten. Stacey glimlachte toen ze dat hoorde en liep weg.

Nina was de eerste die een stukje afsneed. ‘O mijn god,’ zei ze toen ze het boterige, met walnoot gevulde gebak proefde.

Mama nam een hapje van de strudel. ‘Hij is precies zoals mijn moeder hem vroeger maakte.’

‘Echt waar?’ zei Meredith.

‘Ze zei altijd dat het geheim ’m erin zat om met het deeg tegen het aanrecht aan te slaan. Toen ik een klein meisje was, hadden we daar vaak discussies over. Ik zei dat het nergens voor nodig was. Ik had het uiteraard bij het verkeerde eind.’ Mama schudde haar hoofd. ‘Later kon ik dat deeg nooit meer maken zonder aan mijn moeder te denken. Toen ik het een keer voor jullie vader had gemaakt, zei hij dat het deeg te zout was. Dat kwam door mijn tranen, dus ik heb het recept weggestopt en geprobeerd het te vergeten.’

‘En is dat gelukt?’

Mama wierp een blik uit het raam. ‘Ik ben niets vergeten.’

‘Je wilde niet vergeten,’ zei Meredith.

‘Waarom zeg je dat?’ vroeg mama.

‘Het sprookje. Het was de enige manier waarop jij ons kon vertellen wie je was.’

‘Tot jij met dat toneelstukje kwam,’ zei mama. ‘Dat spijt me heel erg, Meredith.’

Meredith leunde achterover in haar stoel. ‘Ik heb mijn hele leven gewacht op die verontschuldigingen en nu ik ze gekregen heb doen ze er niet meer toe. Ik geef om je, mama. Ik wil gewoon dat we met elkaar in gesprek blijven.’

‘Waarom?’ vroeg mama zacht. ‘Hoe kun je nou iets om mij geven? Jullie allebei?’

‘We hebben geprobeerd om niet van je te houden,’ zei Nina.

‘Ik zou zeggen dat ik het jullie heel gemakkelijk heb gemaakt,’ zei mama.

‘Nee,’ zei Meredith. ‘Het is nooit makkelijk geweest.’

Mama stak haar hand uit en schonk nog drie glazen wodka in. Haar glas heffend, keek ze haar dochters aan. ‘Waar zullen we op drinken?’

‘Wat dacht je van familie?’ zei Stacey, die precies op tijd aan kwam lopen om nog een vierde glas wodka in te schenken. ‘Op hen die hier zijn, op hen die er niet meer zijn en op hen die verloren zijn.’ Ze klonk met haar glas tegen dat van mama.

‘Is dat een oude Russische heildronk?’ vroeg Nina, nadat ze haar wodka achterover had geslagen.

‘Ik heb het nog nooit eerder gehoord,’ zei mama.

‘Het is wat we bij mij thuis altijd zeggen,’ zei Stacey. ‘Het is mooi hè, vinden jullie niet?’

Da,’ zei mama, en ze glimlachte zowaar. ‘Heel mooi.’

Tijdens de wandeling terug door het stadje leek mama steviger in haar schoenen te staan. Ze glimlachte veel en wees links en rechts snuisterijen in etalages aan.

Meredith keek er met grote ogen naar. Het was alsof ze een vlinder tevoorschijn zag komen uit zijn pop. En door het zien van deze nieuwe moeder, of van haar eigen moeder in een nieuw licht, voelde Meredith zich op de een of andere manier ook anders over zichzelf. Net als haar moeder, glimlachte ze makkelijker en lachte ze meer. Niet één keer had ze zich druk gemaakt over de zaak of haar meisjes of was ze bang geweest om de boot te missen. Ze was gewoon tevreden geweest om te zíjn, om zich over te geven aan de stroming van deze reis met haar moeder en haar zus. Voor één keer voelden ze zich met elkaar vervlochten als de strengen van een touw: waar de één ging, voelde de ander zich thuis.

‘Kijk,’ zei mama toen ze het eind van de straat bereikten.

In eerste instantie zag Meredith enkel de eigenaardige, blauwe houten winkeltjes en de besneeuwde top van Mount Edgecumbe in de verte. ‘Wat?’

‘Daar.’

Meredith volgde de onzichtbare lijn van haar moeders wijsvinger.

In een park aan de overkant van de straat, staand onder een straatlantaarn die begroeid was met knalroze bloemen, stond een gezin lachend te poseren voor malle foto’s. Er was een vrouw met lang bruin haar, gekleed in een spijkerbroek met keurige persvouw en een coltrui; een blonde man wiens knappe gezicht amper breed genoeg was voor zijn glimlach; en twee meisjes met vlasblond haar die elkaar steeds giechelend buiten beeld duwden.

‘Zo waren Jeff en jij vroeger ook,’ zei mama zacht.

Meredith voelde zich een beetje triest. Het was niet wat ze voorheen had gevoeld: geen teleurstelling omdat haar kinderen niet belden of angst dat Jeff niet van haar hield en zelfs geen vrees dat ze te veel van zichzelf was kwijtgeraakt. Dit nieuwe gevoel was het besef dat ze niet jong meer was. De dagen van stoeien met haar meisjes waren voorbij. Haar kinderen stonden nu op eigen benen en dat moest Meredith accepteren. Ze zouden altijd een gezin zijn, maar als ze de afgelopen weken íéts had geleerd dan was het wel dat een gezin geen statisch geheel was. Er waren constant veranderingen aan de gang. Net als met de continenten, waren de veranderingen soms onzichtbaar en ondergronds, en soms waren ze explosief en dodelijk. De truc was om je evenwicht te houden. Je kon de koers van je gezin niet bepalen, net zomin als je kon voorkomen dat de continenten op de breuklijn uit elkaar dreven. Het enige wat je kon doen, was je schrap zetten.

Terwijl ze daar stond te staren naar een stel wildvreemden, zag ze haar huwelijk in momenten aan zich voorbijtrekken. Jeff en zij op het eindexamenbal, tongzoenend en dansend onder een spiegelbal op ‘Stairway to heaven’… Zichzelf tijdens een bevalling, schreeuwend tegen hem dat hij moest oprotten met die ijsblokjes… Jeff terwijl hij haar de eerste pagina’s van zijn eerste roman gaf en om haar mening vroeg… en Jeff die naast haar stond toen papa op sterven lag en zei: ‘Wie zorgt er voor jou, Mere?’, terwijl hij probeerde haar vast te houden.

‘Ik ben een sukkel geweest,’ zei ze tegen niemand anders dan zichzelf, heel even vergetend dat ze midden op een drukke stoep stond, geflankeerd door mensen die meeluisterden.

‘Het werd tijd,’ zei Nina glimlachend. ‘Ik ben het zat om de enige mislukkeling te zijn in deze familie.’

‘Ik hou van Jeff,’ zei Meredith, en ze voelde zich ellendig en opgetogen tegelijk.

‘Natuurlijk,’ zei mama.

Meredith wendde zich tot hen. ‘Wat nou als het te laat is?’

Mama glimlachte en Meredith was getroffen door zowel de schoonheid als de nieuwe uitdrukking op het gezicht dat ze al tientallen jaren bestudeerde. ‘Ik ben eenentachtig en ik ben bezig mijn levensverhaal te vertellen aan mijn dochters. Ieder jaar dacht ik dat het te laat was om ermee te beginnen, dat ik te lang had gewacht. Maar Nina hier laat zich niet afschepen.’

‘Eindelijk. Levert het toch nog wat dat ik een egoïstisch kreng ben.’ Nina reikte in haar cameratas en haalde er een grote mobiele telefoon uit, die ze openklapte. ‘Bel hem.’

‘O. We hebben het net zo gezellig met elkaar. Het kan wel wachten.’

‘Nee,’ zei mama scherp. ‘Nooit wachten.’

‘Wat als…’

Mama legde een hand op haar onderarm. ‘Kijk naar mij, Meredith. Ik ben wat angst doet met een vrouw. Wil je net zo worden als ik?’

Langzaam stak Meredith haar hand uit en deed haar moeders zonnebril af. Starend in de helderblauwe ogen die ze altijd betoverend had gevonden, glimlachte Meredith. ‘Weet je, mam? Ik zou er trots op zijn als ik jouw kracht had. Wat jij hebt doorgemaakt – en volgens mij hebben we het ergste nog niet eens gehoord – zou een gewone vrouw fataal zijn geworden. Alleen een bijzonder iemand zou zoiets hebben overleefd. Dus, ja, ik wil wel degelijk worden zoals jij.’

Mama slikte moeizaam.

‘Maar ik wil niet bang zijn. Daar heb je gelijk in. Dus geef me dat verdomde mobieltje maar, Niener Biener. Het wordt hoog tijd dat ik dat telefoontje eens pleeg.’

‘We zien je wel weer op de boot,’ zei Nina.

‘Waar?’

Mama begon zowaar te lachen. ‘In de bar natuurlijk. Die waar je naar buiten kunt kijken.’

Meredith zag haar moeder en haar zus over de stoep weglopen, bij haar vandaan. Hoewel er een licht briesje stond dat een windgong van zeeschelpen beroerde aan de dakrand vlak naast haar en ergens een scheepstoeter klonk, hoorde ze niets anders dan de nagalmende echo van haar moeders lach. Het was een geluid dat ze voor de rest van haar leven bij zich zou dragen en tevoorschijn zou halen zodra ze ophield in wonderen te geloven.

Ze stak de straat over, het verkeer tegenhoudend met een glimlach en een opgestoken handpalm. Ze liep langs het gezin dat nog steeds foto’s van elkaar aan het maken was naar een klein houten bankje waarop stond: TER NAGEDACHTENIS AAN MYRNA, DIE ZO VAN DIT UITZICHT HIELD.

Ze ging zitten op Myrna’s bankje en staarde uit over de wirwar van vissers- en plezierbootjes in de haven beneden. Masten deinden heen en weer met iedere onzichtbare beweging van het water. Zeemeeuwen krijsten tegen toeristen en voerden duikvluchten uit naar hun goudgele frietjes.

Ze wierp een blik op haar horloge, bedacht hoe Jeffs agenda eruitzag en belde zijn nummer.

Hij ging zo vaak over dat ze bijna opgaf.

Uiteindelijk nam hij op, buiten adem. ‘Hallo?’

‘Jeff?’ zei ze, en ze voelde tranen opkomen. Het kostte haar de grootste moeite om ze te bedwingen. ‘Met mij.’

‘Meredith…’

Ze kon de emotie in zijn stem niet goed plaatsen en dat zat haar dwars. Ooit had ze iedere nuance ervan gekend. ‘Ik ben in Sitka,’ zei ze om tijd te rekken.

‘Is het er echt zo mooi als ze zeggen?’

‘Nee,’ besloot ze. Ze zou niet bang zijn en ze zou geen tijd verspillen met het soort oppervlakkige gesprekken waardoor ze in deze puinhoop terecht was gekomen. ‘Ik bedoel ja, het is hier schitterend, maar daar wil ik het niet over hebben. Ik wil het ook niet over onze dochters hebben of over ons werk of over mijn moeder. Ik wil sorry zeggen, Jeff. Je hebt me gevraagd of ik van je hield en toen ben ik vol op de rem gaan staan. Ik weet nog steeds niet precies waarom. Maar ik had het mis en ik ben dom geweest. Ik hou wel degelijk van je. Ik hou van je en ik mis je en ik hoop in godsnaam maar dat ik niet te laat ben want ik wil oud worden met de man waarmee ik jong ben geweest. Met jou.’ Ze haalde scherp adem. Het voelde alsof ze een eeuwigheid aan het praten was geweest, aan het spuien in feite, en nu was het aan hem. Had ze hem te zeer gekwetst? Te lang gewacht? Toen de stilte bleef aanhouden – ze kon het piepen van een veer horen toen hij ging zitten op een oude bank, en daarna zijn zucht – zei ze: ‘Zeg iets.’

‘December 1974.’

‘Wat?’

‘Ik stond in de rij bij de CUB. Karie Dovre stootte me aan met haar elleboog en toen ik opzij keek zag ik jou staan bij de basketbalpaal. Je meed me alsmaar, weet je nog? Sinds dat kersttoneelstuk? Twee jaar lang heb je me niet willen aankijken. Ik heb vaak genoeg geprobeerd om op je af te stappen, maar op het laatste moment durfde ik het dan toch niet. Tot die dag in december. Het sneeuwde en jij stond daar maar helemaal alleen te rillen. En voordat ik mezelf tegen kon houden, liep ik naar je toe. Karie stond te gillen dat ik mijn plekje in de rij voor het eten kwijt zou raken, maar dat kon me niks schelen. Ik weet nog dat ik bijna geen adem kon halen toen je naar me opkeek. Ik dacht dat je zou wegrennen, maar dat deed je niet en ik zei: “Lust jij bananenijs?”’ Hij lachte. ‘Wat een idioot. Het was waarschijnlijk min vier of zo en ik vraag of je ijs lust. Maar jij zei ja.’

‘Dat weet ik nog,’ zei ze zacht.

‘We hebben duizenden van dat soort herinneringen.’

‘Ja.’

‘Ik heb geprobeerd om niet meer van je te houden, Mere. Ik kon het niet, maar ik dacht wel dat jij absoluut niet meer van mij hield.’

‘Ik ben ook niet gestopt met van jou te houden. Ik ben gewoon… gestopt. Kunnen we opnieuw beginnen?’

‘God, nee. Ik wil niet opnieuw beginnen. Ik vind het midden juist wel fíjn.’

Daar moest Meredith om lachen. Zij wilde ook niet terug in de tijd om weer jong te zijn, niet met alle onzekerheden en angsten. Ze wilde zich gewoon weer jong vóélen. En ze wilde veranderen. ‘Ik zal meer van mezelf laten zien. Dat beloof ik.’

‘En ik zal je vaker aan het lachen maken. God, wat heb ik je gemist, Mere. Kun je nu meteen naar huis komen? Dan warm ik het bed vast op.’

‘Bijna.’ Ze leunde achterover tegen het door de zon verwarmde bankje.

In het daaropvolgende half uur praatten ze als vanouds, over van alles en nog wat. Jeff vertelde haar dat hij zijn roman bijna af had en Meredith vertelde hem een deel van haar moeders verhaal. Hij luisterde met hoorbare ontzetting, haalde herinneringen op die ineens te verklaren waren, keren dat mama’s gedrag onbegrijpelijk had geleken. ‘Al dat eten,’ zei hij, ‘en de dingen die ze zei…’

Ze praatten over de meisjes en hoe ze het deden op de universiteit en hoe het zou zijn in de zomer als het huis weer vol zou zijn.

‘Heb je al bedacht wat je wilt?’ vroeg Jeff uiteindelijk. ‘Behalve mij, bedoel ik?’

‘Daar ben ik nog mee bezig. Ik denk dat ik de cadeauwinkel wil uitbreiden. Misschien laat ik Daisy Belye Nochi runnen. Of misschien verkoop ik de zaak zelfs wel.’ Ze was verrast door haar eigen woorden. Ze kon zich niet herinneren dat ze dat ooit echt eerder had gedacht, maar ineens vielen alle puzzelstukjes op hun plaats. ‘En ik wil naar Rusland. Leningrad.’

‘Je bedoelt Sint-Petersburg, maar–’

‘Voor mij zal het altijd Leningrad zijn. Ik wil de Zomertuin zien en de rivier de Neva en de Fontanka-brug. We zijn nooit echt op huwelijksreis geweest…’

Hij lachte. ‘Spreek ik wel echt met Meredith Cooper?’

‘Meredith Ivanovna Cooper. Zo zou ik in Rusland heten. En ja. Ik ben het. Kunnen we erheen?’

Ze kon de lach in Jeffs stem horen en de liefde, toen hij zei: ‘Liefje, onze kinderen zijn het huis uit. We kunnen overal heen.’