Negen
Meredith bedacht een plan en hield zich daaraan. Ze had besloten dat twee middagen en een avond met mama voldoende moest zijn voor Nina om de verpleeghuisbeslissing te begrijpen. Oké, het ging de laatste tijd wel beter met mama, maar Meredith geloofde geen seconde dat ze al in staat was om voor zichzelf te zorgen.
En het was belangrijk – cruciaal, zelfs – dat Nina de situatie goed begreep. Meredith wilde de last van deze beslissing niet langer in haar eentje dragen. Mama zat nu bijna zes weken in het verpleeghuis en haar enkel was volledig genezen. Binnenkort zou er een permanente keuze gemaakt moeten worden en Meredith weigerde dat alleen te doen.
Om half vijf verliet ze het kantoor en reed naar het verpleeghuis. Daar aangekomen zwaaide ze naar Sue Ellen, de receptioniste, en stevende haar met opgeheven hoofd voorbij, haar sleutel in de ene hand en haar handtas in de andere. Bij mama’s kamer bleef ze precies lang genoeg staan om tegen zichzelf te zeggen dat ze niet echt hoofdpijn had en toen deed ze de deur open.
Binnen was een tweetal in blauwe overall gehulde mannen aan het schoonmaken: eentje was de vloer aan het dweilen en de andere stond het raam te lappen. Al mama’s persoonlijke bezittingen waren verdwenen. Op het bed lag een effen blauw matras, in plaats van het gloednieuwe beddengoed dat Meredith had gekocht.
‘Waar is mevrouw Whitson?’
‘Ze heeft de huur opgezegd,’ zei een van de mannen zonder op te kijken. ‘Van het ene moment op het andere.’
Meredith knipperde met haar ogen. ‘Pardon?’
‘Ze heeft de huur opgezegd.’
Meredith draaide zich abrupt om en liep terug naar de balie in de ontvangsthal. ‘Sue Ellen,’ zei ze, twee vingers tegen haar linkerslaap drukkend. ‘Waar is mijn moeder?’
‘Ze is met Nina meegegaan. Ze heeft de huur opgezegd, zomaar ineens. Van het ene moment op het andere.’
‘Juist. Dit is een vergissing. Mijn moeder komt weer terug.’
‘Er is nu geen plek meer, Meredith. Mevrouw McGutcheon krijgt haar kamer. We weten het natuurlijk nooit zeker, maar we verwachten pas in augustus weer een kamer beschikbaar te hebben.’
Meredith was te kwaad om beleefd te zijn. Zonder iets te zeggen beende ze het gebouw uit en stapte in haar auto. Voor het eerst in haar leven had ze lak aan de wettelijke maximumsnelheid. Binnen twaalf minuten was ze op Belye Nochi en stond ze naast haar auto.
Binnen stonk het hele huis naar rook. In de keuken trof ze een gootsteen vol vuile vaat en een geopende pizzadoos op de aanrecht aan. Er zat nog ruim een halve pizza in de doos.
Maar dat was nog niet het allerergste.
Op de voorste pit van het fornuis stond een misvormde schaal. Meredith hoefde het ding niet op te tillen om te zien dat het aan het fornuis was vastgesmolten.
Ze stond op het punt om naar boven te stormen toen ze een blik in de tuin wierp. Door de openslaande tuindeuren zag ze hen zitten: mama en Nina zaten samen op het ijzeren bankje.
Meredith rukte een van de tuindeuren zo hard open dat deze tegen de muur klapte.
Terwijl ze naar hen toe liep, hoorde ze haar moeders vertrouwde verhalenstem en wist direct dat de vlagen van verwarring nog niet voorbij waren.
‘…Zze treurt om het verlies van haar vader, die in de rode toren is opgesloten door de Zwarte Ridder, maar het leven gaat verder. Dit is een afschuwelijke, afschuwelijke les die ieder meisje moet leren. Er zijn nog steeds zwanen die gevoerd moeten worden in de vijver van de kasteeltuin, en witte zomernachten waarin de jonkers en jonkvrouwen elkaar om twee uur ’s nachts ontmoeten om langs de oevers van de rivier te slenteren. Ze weet niet hoe zwaar één winter kan zijn, dat rozen in een oogwenk kunnen bevriezen en op de grond vallen, dat meisjes kunnen leren om vuur vast te houden in hun bleke, witte handen–’
‘Dat is wel weer genoeg van het verhaal, mam,’ zei Meredith, haar best doend om niet zo pissig te klinken als ze was. ‘Kom, we gaan naar binnen.’
‘Laat haar nou vertellen,’ zei Nina.
‘Je bent niet goed wijs,’ zei Meredith tegen Nina terwijl ze mama overeind hielp en haar meevoerde naar binnen en naar boven, waar ze haar in de schommelstoel installeerde met haar breiwerk.
Weer beneden trof ze Nina in de keuken aan. ‘Wat bezíélt jou in godsnaam?’
‘Heb je het verhaal gehoord?’
‘Wat?’
‘Het verhaal. Was dat de boerendochter en de prins? Kun jij je herin–’
Meredith pakte haar zus bij de pols, sleurde haar mee naar de eetkamer en knipte het licht aan.
De kamer zag er nog precies zo uit als op de dag dat mama van de stoel was gevallen. Repen behangpapier waren verdwenen; de kale stukken zagen eruit als oude wonden naast de levendige kleuren van het behang dat nog over was. Hier en daar waren zowel het behang als de kale stukken besmeurd met roodbruine vlekken.
Buiten, ergens op het land, knalde de uitlaat van een vrachtwagen.
Meredith draaide zich om naar Nina, maar voordat ze iets kon zeggen, hoorde ze voetstappen de trap af denderen.
Mama rende de keuken binnen met een reusachtige jas in haar handen. ‘Hebben jullie die schoten gehoord? Naar beneden! Nu!’
Meredith pakte haar moeder bij de arm, hopend dat haar aanraking zou helpen. ‘Dat was gewoon de uitlaat van een vrachtwagen, mam. Er is niks aan de hand.’
‘Mijn leeuw ligt te huilen,’ zei mama, haar ogen glazig en verdwaasd. ‘Hij heeft honger.’
‘Er is hier geen leeuw die honger heeft, mam,’ zei Meredith op vlakke, sussende toon. ‘Wil je een beetje soep?’ vroeg ze zacht.
Mama keek haar aan. ‘Hebben we soep?’
‘Een heleboel. En brood en boter en kasha. Er heeft hier niemand honger.’
Voorzichtig pakte Meredith de jas uit haar moeders handen. In de jaszak vond ze vier flesjes lijm.
De verwarring verdween even snel als ze gekomen was. Mama rechtte haar rug, keek naar haar dochters en liep toen de keuken uit.
Nina keek Meredith aan. ‘Wel allejezus.’
‘Zie je nou?’ zei Meredith. ‘Ze… draait soms door. Daarom heeft ze een veilige plek nodig.’
‘Je vergist je,’ zei Nina, starend naar de deuropening waardoor mama zojuist verdwenen was.
‘Jij bent zoveel intelligenter dan ik, Nina. Zeg het maar, hoezo vergis ik me?’
‘Dat was geen doordraaien.’
‘O nee? En wat was het dan wel?’
Uiteindelijk keek Nina haar zus weer aan. ‘Angst.’
Het verbaasde Nina niets dat Meredith de keuken begon op te ruimen, met martelarengeestdrift. Ze wist dat haar zus pissig was. Ze zou het zich hebben moeten aantrekken, maar dat deed ze niet.
In plaats daarvan dacht ze na over de belofte die ze aan haar vader had gedaan.
Laat haar het verhaal vertellen van de boerendochter en de prins.
Destijds had het zinloos geleken, onmogelijk. De laatste vertwijfelde hoop van een man die op sterven lag om drie vrouwen nader tot elkaar te brengen.
Maar mama stortte inderdáád in zonder hem. Daar had hij gelijk in gekregen. En hij had gedacht dat het sprookje haar kon helpen.
Meredith zette met een klap een pan op een van de resterende pitten van het fornuis en vloekte toen. ‘We kunnen het fornuis verdomme niet meer gebruiken totdat we de restanten van die schaal die je hebt laten smelten hebben opgeruimd.’
‘Gebruik de magnetron,’ zei Nina afwezig.
Met een ruk draaide Meredith zich om. ‘Is dat je antwoord? Gebruik de magnetron. Is dat alles wat je te zeggen hebt?’
‘Ik heb aan papa moeten beloven–’
Meredith droogde haar handen af aan de keukenhanddoek en gooide die vervolgens op de aanrecht. ‘Godallemachtig. We helpen haar niet door haar sprookjes te laten vertellen. We helpen haar door een veilige plek voor haar te vinden.’
‘Jij wilt haar weer opsluiten. Waarom? Zodat je kunt gaan lunchen met de meisjes?’
‘Hoe durf je dat tegen me te zeggen? Uitgerekend jíj.’ Meredith kwam dichterbij en liet haar stem dalen. ‘Hij zocht altijd in tijdschriften naar foto’s van zijn ‘‘kleine meid’’. Wist je dat? En hij controleerde elke dag de post en het antwoordapparaat op telefoontjes die bijna nooit kwamen. Dus wáág het niet om mij egoïstisch te noemen.’
‘Genoeg.’
Mama stond in de deuropening, gekleed in haar nachtjapon, haar haar voor de verandering helemaal los. Haar jukbeenderen staken opvallend uit onder haar dooraderde huid. Een klein Russisch kruisje van drie lagen hing aan een dunne gouden ketting om haar nek. Door al die bleke kleuren – wit haar, bleke huid, witte nachtjapon – leek ze bijna doorschijnend. Op die verbluffend blauwe ogen na. Op dit moment fonkelden ze van woede. ‘Is dit jullie manier om zijn nagedachtenis te eren, ruzie maken?’
‘We maken geen ruzie,’ zei Meredith zuchtend. ‘We maken ons alleen zorgen om je.’
‘Jullie denken dat ik gek geworden ben,’ zei mama.
‘Ik niet,’ zei Nina, opkijkend. ‘Ik heb de nieuwe zuil in de wintertuin gezien, mam. Ik heb de letters gezien.’
‘Welke letters?’ wilde Meredith weten.
‘Het is niets,’ zei mama.
‘Het is íéts,’ zei Nina.
Haar moeder liet op geen enkele manier merken dat ze haar had gehoord. Geen zucht. Geen krimp. Geen blik afwenden. Ze liep simpelweg naar de keukentafel en ging zitten.
‘We weten niets over je,’ zei Nina.
‘Het verleden doet er niet toe.’
‘Dat is wat je altijd hebt gezegd en wij hebben het daarbij gelaten. Of misschien interesseerde het ons niet. Maar nu wil ik het wel weten,’ antwoordde Nina.
Mama keek langzaam op en dit keer viel de helderheid in haar blik niet te ontkennen, en het verdriet evenmin. ‘Je zult erover blijven doorgaan, hè? Natuurlijk. Meredith zal proberen je ervan te weerhouden omdat ze bang is, maar jij laat je door niets of niemand tegenhouden.’
‘Ik heb het aan papa moeten beloven. Hij wilde dat we één van je sprookjes helemaal tot het eind zouden horen. Ik kan hem niet teleurstellen.’
‘Ik weet wel beter dan beloften te doen aan een stervende. Nu heb jij deze les ook geleerd.’ Ze stond op, haar schouders slechts een klein beetje gebogen. ‘Het zou je vaders hart breken om jullie te horen ruziën. Jullie mogen blij zijn dat je elkaar hebt. Gedraag je ernaar.’ Toen liep ze de kamer uit.
Ze hoorden haar deur dichtslaan boven.
‘Hoor eens, Nina,’ zei Meredith na een lange stilte. ‘Haar sprookjes interesseren me geen reet. Ik zal voor haar zorgen omdat ik dat aan papa heb beloofd en omdat ik vind dat het hoort. Maar waar jij het over hebt – proberen toenadering tot haar te zoeken – is een kamikaze-missie, en ik ben al één keer te veel onderuit gegaan. Ik doe niet meer mee.’
‘Dacht je dat ik dat niet weet?’ zei Nina. ‘Ik ben je zus. Ik weet hoe hard je je best hebt gedaan met haar.’
Meredith draaide zich abrupt weer om naar het fornuis en ging de gesmolten schaal te lijf alsof er een schat onder begraven lag.
Nina stond op en liep naar haar zus toe. ‘Ik begrijp waarom je haar naar dat afschuwelijke oord hebt gebracht.’
Meredith draaide zich om. ‘Echt waar?’
‘Natuurlijk. Jij dacht dat ze kierewiet aan het worden was.’
‘Ze ís ook kierewiet.’
Nina wist niet wat ze moest zeggen, hoe ze haar mening ook maar zodanig moest verwoorden dat er iets van te volgen was. Het enige wat ze wist, was dat ze de laatste tijd een essentieel stuk van zichzelf kwijt was en mischien zou het nakomen van de belofte aan haar vader haar helpen om het terug te vinden. ‘Ik ga ervoor zorgen dat ze me dat sprookje vertelt – van het begin tot het eind – al is het het laatste wat ik doe.’
‘Doe wat je wilt,’ zei Meredith uiteindelijk met een zucht. ‘Dat doe je immers altijd.’
Op haar werk probeerde Meredith zichzelf te verliezen in de dagelijkse beslommeringen van het runnen van de boomgaard en de koelopslag, maar niets wat ze deed, was goed. Het voelde alsof er een ventiel in haar borst zat dat met iedere ademhaling verder dicht werd gedraaid. De druk die zich erachter opbouwde, kon elk moment te veel worden. Nadat ze voor de derde keer tegen een werknemer tekeer was gegaan, gaf ze het op en vertrok voordat ze nog meer schade kon aanrichten. Ze smeet een stapel papieren op Daisy’s bureau, zei gespannen: ‘Wil je dit archiveren, alsjeblieft,’ en liep weg voordat Daisy een vraag kon stellen.
Ze stapte in haar auto en begon gewoon te rijden. In eerste instantie had ze geen idee waar ze naartoe ging; op een gegeven moment merkte ze dat ze een oude, vergeten weg aan het volgen was. In sommige opzichten voerde deze terug naar haar jeugd.
Ze parkeerde de auto voor de Belye Nochi-cadeauwinkel. Het was een schattig klein gebouwtje dat een eindje van de weg af stond en omringd was door oude, bloeiende appelbomen.
Lang geleden was het een fruitkraampje langs de weg geweest; hier had Meredith een paar van de beste zomers van haar leven doorgebracht met het verkopen van hun rijpe, volmaakte appels aan toeristen.
Ze staarde door de voorruit naar het witte, houten gebouwtje, de overhangende dakranden behangen met lichtjes. In de zomer zouden hier overal bloemen staan: in potten bij de deur, in manden op de veranda, tegen het hek op.
Het was haar idee geweest om van dit fruitkraampje een cadeauwinkel te maken. Ze herinnerde zich de dag nog waarop ze naar papa toe was gestapt met het plan. Ze was een jonge moeder geweest met op elke heup een baby.
Het wordt fantastisch, papa. Toeristen zullen het prachtig vinden.
Dat is een moordplan, Meredoedel. Jij wordt mijn stralende ster…
Ze had haar hart en ziel in dit project gestopt, ieder artikel dat ze verkochten met de grootst mogelijke zorg uitgekozen. En het was een doorslaand succes geweest, zodanig dat ze twee keer een stuk hadden aangebouwd en nog steeds niet genoeg ruimte hadden om alle prachtige souvenirs en ambachtelijke producten te verkopen die in deze vallei werden gemaakt.
Toen ze met de cadeauwinkel was gestopt en op kantoor was komen werken, was dat om haar vader een plezier te doen.
Achteraf gezien was dat het moment geweest waarop het was begonnen, dit leven van haar dat alleen maar om anderen leek te draaien…
Ze zette de auto in zijn achteruit en reed weg, vaag wensend dat ze hier niet langs was gegaan. In het daaropvolgende uur reed ze doelloos rond en zag de veranderingen die de lente had gemaakt in het landschap. Tegen de tijd dat ze haar eigen oprit op reed, schemerde het al en begon het langzaam donker te worden.
Binnen gaf ze de honden eten en begon alvast met de voorbereidingen voor het avondeten. Vervolgens ging ze in bad, waar ze zo lang bleef liggen dat het water koud werd.
Ze was nog steeds zo in de war en van streek door de gebeurtenissen van deze dag dat ze niet wist wat ze moest doen of wat ze moest willen. Het enige wat ze werkelijk zeker wist, was dat Nina bezig was om alles te verprutsen en Merediths leven daarmee moeilijker maakte. En ze twijfelde er geen moment aan dat alles uiteindelijk met donderend geraas in elkaar zou storten en dat zij dan de brokstukken zou moeten oprapen.
Ze was het spuugzat om altijd maar eindverantwoordelijke te zijn.
Ze droogde zich af, trok een comfortabele joggingbroek aan en liep de badkamer uit. Terwijl ze haar haar stond af te drogen, wierp ze een blik op het immense bed tegen de muur aan de andere kant van de kamer.
Met een scherpe steek van verlangen dacht ze terug aan de dag dat Jeff en zij dat bed hadden gekocht. Het was veel te duur geweest, maar ze hadden gelachen om de uitgave en betaald met een creditcard. Toen het bed werd thuisbezorgd, waren ze vroeg naar huis gegaan uit hun werk en erop neergeploft, lachend en kussend terwijl ze het hadden ingewijd met hun passie.
Dat was wat ze nu nodig had: passie.
Ze moest de kleren van haar lijf rukken en in bed neerploffen en geen seconde meer denken aan Nina en mama en verpleeghuizen en sprookjes.
Op hetzelfde moment dat de gedachte in haar opkwam, kristalliseerde deze zich in een plan. Voor het eerst sinds maanden nam een gevoel van opwinding bezit van haar. Ze trok een sexy nachthemd aan en ging naar beneden, waar ze de open haard aanstak en een glas wijn voor zichzelf inschonk terwijl ze wachtte tot Jeff thuiskwam uit zijn werk.
Om elf uur die avond zat ze nog steeds te wachten. En het gevoel van opwinding was langzaam versmolten tot woede.
Waar hing hij in godsnaam uit?
Tegen de tijd dat hij eindelijk de woonkamer binnen liep, had ze al drie glazen wijn achter haar kiezen en was het avondeten verpieterd.
‘Waar kom jij in godsnaam vandaan?’
Hij fronste. ‘Wat?’
‘Ik heb een romantisch diner klaargemaakt. Maar dat is nu verpieterd.’
‘Je bent kwaad omdat ik laat thuis ben? Dat meen je niet.’
‘Waar was je?’
‘Research aan het doen voor mijn boek.’
‘Midden in de nacht?’
‘Het is niet bepaald midden in de nacht. Maar inderdaad. Ik ben er al sinds januari mee bezig, Mere. Je hebt het alleen niet gemerkt. Of het interesseerde je niks.’ Hij liep bij haar vandaan, zijn werkkamer binnen, en smeet de deur hard achter zich dicht.
Ze ging hem achterna, gooide de deur open. ‘Ik verlángde naar je vanavond,’ zei ze.
‘Nou, neem me verdomme niet kwalijk, maar het zal me aan mijn reet roesten. Je negeert me al maanden. Het lijkt verdomme wel alsof ik samenleef met een geest, maar nu moet ik opeens omschakelen en er voor je zijn omdat je zin hebt? Zo werkt het niet.’
‘Prima. Ik hoop dat je hier lekker zult slapen vannacht.’
‘Het zal in ieder geval een stuk warmer zijn dan jóúw bed.’
Ze liep de werkkamer uit en smeet de deur achter zich dicht, maar met die explosie van geluid loste haar woede op, en zonder die woede voelde ze zich verloren. Eenzaam.
Ze zou moeten zeggen dat het haar speet, hem vertellen wat voor rotdag ze had gehad…
Ze stond op het punt om dat te gaan doen, toen ze het bleekblauwe schijnsel onder zijn deur door zag glijden. Hij had zijn computer aangezet en was begonnen met schrijven.
Ze wendde zich van de deur af en ging naar boven, kroop in hun bed. In twintig jaar huwelijk was dit de eerste keer dat hij op de bank sliep na een ruzie, en zonder hem kon zij niet slapen.
Om vijf uur staakte ze uiteindelijk haar pogingen en ging naar beneden om haar excuses aan te bieden.
Hij was al weg.
Die ochtend ging Meredith hardlopen (ruim acht kilometer dit keer; ze voelde zich buitengewoon gestrest), belde haar beide dochters, en nog was ze voor negenen op haar werk. Zodra ze achter haar bureau zat belde ze Parkview voor een gesprek met de directeur, die bepaald niet blij was met mama’s plotselinge vertrek. Ze kreeg opnieuw te horen dat ze niet verwachtten dat er in de nabije toekomst een plaats vrij zou komen. Dingen konden natuurlijk altijd veranderen (hetgeen betekende dat er iemand dood kon gaan; de familie van iemand anders kon een mokerslag krijgen), maar het was onmogelijk om garanties te geven.
Nina zou nooit lang genoeg blijven om daadwerkelijk te helpen. Meredith kon zich niet herinneren dat haar zus de afgelopen vijftien jaar langer dan een week, hooguit tien dagen, op Belye Nochi was gebleven. Nina mocht dan wereldberoemd zijn en alom geprezen op haar vakgebied, maar ze was onberekenbaar. Ze had het zelfs laten afweten als Merediths bruidsmeisje – op het allerlaatste moment, toen vervanging regelen niet meer mogelijk was – vanwege een of andere moordaanslag in Centraal-Amerika. Of Mexico. Meredith wist het nog steeds niet; het enige wat ze wist, was dat Nina er het ene moment voor haar was geweest en jurken had staan passen en het volgende moment was ze verdwenen.
Er werd op de deur geklopt. Meredith keek nog net op tijd op om Daisy binnen te zien komen met een dossiermap in haar hand. ‘Ik heb hier de rapporten van de teler.’
‘Super,’ zei Meredith. ‘Leg ze maar gewoon op mijn bureau.’
Daisy aarzelde en Meredith dacht: O, nee. Nou komt het. Ze kende Daisy al sinds haar jeugd en aarzelend was ze beslist niet. ‘Ik heb het gehoord,’ zei Daisy, terwijl ze de deur achter zich dichtdeed. ‘Dat Nina je moeder heeft ontvoerd.’
Meredith glimlachte vermoeid. ‘Dat is een beetje al te dramatisch. Ik verzin wel een oplossing.’
‘Natuurlijk, maar lieve schat, de vraag is of je dat wel moet doen.’ Daisy legde de map neer op haar bureau. ‘Ik kan deze tent ook wel runnen, hoor,’ zei ze zacht. ‘Je vader heeft me alles geleerd. Het enige wat jij hoeft te doen, is om hulp vragen.’
Meredith knikte. Het was waar, al had ze er nooit eerder echt over nagedacht. Daisy kende de boomgaard en het reilen en zeilen ervan inderdáád net zo goed als Meredith. Ze werkte hier al negenentwintig jaar. ‘Dank je.’
‘Maar je weet niet zo goed hoe dat moet, hè, Meredith?’
Meredith vocht tegen de neiging om met haar ogen te rollen. Was dat nou echt zo’n tekortkoming? Doen wat er gedaan moest worden? ‘Kun je dokter Burns voor me bellen, Daisy?’
‘Natuurlijk.’ Daisy liep naar de deur.
Even later verbond Daisy haar door en kreeg ze Jim aan de lijn.
‘Hé, Jim,’ zei ze. ‘Met Meredith.’
‘Ik verwachtte al dat je zou bellen. Ik heb het gehoord van Parkview vandaag.’ Hij zweeg even. ‘Nina?’
‘Uiteraard. Ze heeft te vaak naar The Great Escape gekeken. Ze weten niet wanneer er weer een plek vrij zal komen en we kunnen ons met geen mogelijkheid een inwonende hulp veroorloven. Kun jij een ander verpleeghuis aanbevelen?’
Het duurde even voordat Jim zei: ‘Ik heb haar arts op Parkview gesproken, en de fysiotherapeut die haar daar behandelde. Ik ben ook elke week een keer bij Anya op bezoek geweest.’
Meredith voelde dat ze gespannen raakte. ‘En?’
‘Geen van ons heeft tekenen gezien van ernstige verwarring of dementie. De enige keer dat ze een beetje van streek raakte, was toen het vorige maand zulk noodweer was. Ze schijnt zo geschrokken te zijn van het onweer dat ze tegen iedereen heeft gezegd dat ze op het dak moest zien te komen. Maar veel van de bewoners waren van slag door het lawaai.’ Hij haalde diep adem. ‘Je vader zei altijd dat Anya elke winter last had van een depressie. Iets over de kou en de sneeuw waar ze niet goed tegen kon. Dat in combinatie met het verdriet… Enfin, om een lang verhaal kort te maken: ik geloof niet dat ze Alzheimer heeft of zelfs maar een vorm van dementie. Iets wat ik niet zie, kan ik niet diagnosticeren, Meredith.’
Meredith had het gevoel alsof er plotseling een enorm gewicht op haar schouders was gelegd. ‘Wat nu? Hoe moet ik voor haar zorgen en haar een veilig thuis bieden? Ik kan niet Belye Nochi runnen plús mijn eigen huishouden en er voortdurend zijn voor mama. Ze was zichzelf verdorie aan het verminken.’
‘Ik weet het,’ zei hij zacht. ‘Ik heb wat telefoontjes gepleegd. Er is een heel aardig seniorencomplex in Wenatchee. Het heet Riverton. Ze zou er een appartement krijgen met een tuin die groot genoeg is om wat in te tuinieren. Ze kan kiezen tussen zelf koken of in de eetzaal van het complex eten. Er komt half juni een appartement met één slaapkamer vrij. Ik heb de manager gevraagd het voor jullie te reserveren, maar ze willen wel zo snel mogelijk een aanbetaling zien. Je moet vragen naar Junie.’
Meredith schreef het allemaal op. ‘Dank je wel, Jim. Ik waardeer je hulp enorm.’
‘Graag gedaan.’ Hij zweeg even. ‘En hoe is het met jóú, Meredith? Je zag er niet zo best uit de laatste keer dat ik je zag.’
‘Dank u, dokter.’ Ze probeerde te lachen. ‘Ik ben moe, maar dat is niet meer dan logisch.’
‘Je neemt te veel hooi op je vork.’
‘Dat hoor ik al mijn hele leven. Nogmaals bedankt.’ Ze hing op voordat hij nog iets kon zeggen. Omlaag reikend, raapte ze haar tas van de grond en liep haar kantoor uit.
Op Belye Nochi trof ze Nina aan in de keuken, waar ze een pan vol goulash stond op te warmen.
Glimlachend keek Nina haar aan. ‘Ik blijf erbij staan, zie je wel? Nog nergens vlammen.’
‘Ik moet jou en mama even spreken. Waar is ze?’
Nina gebaarde met haar hoofd in de richting van de eetkamer. ‘Drie keer raden.’
‘De wintertuin?’
‘Natuurlijk.’
‘Verdomme, Niens.’ Meredith liep door de gehavende eetkamer heen en ging naar buiten, naar mama toe, die op het gietijzeren bankje zat. Ze was dit keer in ieder geval gekleed op het koude weer.
‘Mam?’ zei Meredith. ‘Ik moet met je praten. Kunnen we naar binnen gaan?’
Mama rechtte haar rug. Meredith realiseerde zich voor het eerst hoe zacht en rond ze er vroeger uit had gezien.
Samen, zonder elkaar aan te raken of iets te zeggen, liepen ze terug naar het huis. In de woonkamer installeerde Meredith haar moeder in een stoel en maakte vervolgens de open haard aan. Tegen de tijd dat ze daarmee klaar was, had Nina zich bij hen gevoegd, languit liggend op de bank, met haar kousenvoeten op de salontafel.
‘Wat is er aan de hand, Mere?’ vroeg ze, bladerend in een oude National Geographic. ‘Hé, dat is een foto van mij. Die ene waarmee ik de Pulitzer heb gewonnen,’ zei ze glimlachend terwijl ze trots de twee pagina’s grote foto liet zien.
‘Ik heb vandaag met dokter Burns gesproken.’
Nina legde het tijdschrift weg.
‘Hij… is het met me eens dat het verpleeghuis niet de juiste plek is voor mama.’
‘Ja, duh,’ zei Nina.
Meredith weigerde zich op de kast te laten jagen. Ze hield haar blik op mama gericht. ‘Maar we vinden allebei dat dit huis veel te groot is voor jou alleen. Jim heeft een leuke plek in Wenatchee gevonden. Een soort senioren-appartementencomplex. Hij zegt dat je een prachtig appartement met één slaapkamer en een eigen keuken zou kunnen krijgen. Maar als je geen zin hebt om te koken, is er ook een eetzaal. Het ligt midden in de stad. Je zou kunnen lopen naar de supermarkt en de breiwinkel.’
‘En mijn wintertuin dan?’ vroeg mama.
‘Er hoort ook een tuin bij het appartement. Je zou daar een wintertuin kunnen maken. Het bankje, het hekwerk, de zuilen… alles.’
‘Ze hoeft niet te verhuizen,’ zei Nina. ‘Dit is haar huis en ik ben er om te helpen.’
Uiteindelijk viel Meredith toch uit. ‘Werkelijk, Nina? Hoe lang kunnen we op je rekenen? Of wordt dit net zoals met mijn bruiloft?’
‘Er was een aanslag gepleegd die week,’ zei Nina, ineens heel ongemakkelijk kijkend.
‘Of net zoals met papa’s zeventigste verjaardag? Wat was er toen ook alweer gebeurd? Een overstroming, toch? Of was dat die aardbeving?’
‘Ik ga me niet verontschuldigen voor mijn werk.’
‘Dat vraag ik ook niet van je. Ik zeg alleen dat je misschien de beste intenties van de wereld zult hebben, maar als er morgen iets verschrikkelijks gebeurt in India, ben jij vertrokken en zouden wij het nakijken hebben. Ik kan niet elke seconde bij mama zijn en zij kan niet voortdurend alleen zijn.’
‘En dit zou het makkelijker maken voor jou,’ zei mama. Meredith speurde op haar moeders gezicht naar sarcasme of afkeuring, of zelfs verwarring, maar het enige wat ze zag, was berusting. Het was een vraag geweest, geen verwijt. ‘Ja,’ zei ze, zich afvragend waarom deze bevestiging haar het gevoel gaf dat ze haar vader in de steek liet.
‘Dan ga ik er wel heen. Het kan me niet meer schelen waar ik woon,’ zei mama.
‘Ik zal alles inpakken wat je nodig hebt,’ zei Meredith. ‘Zodat je volgende maand kunt gaan. Je hoeft zelf niks te doen.’
Mama stond op. Ze keek naar Meredith, haar blauwe ogen zacht van emotie. Het was een blik die een fractie van een seconde duurde – en toen was hij weg. Ze draaide zich abrupt om en ging naar boven. De slaapkamerdeur sloeg met een klap achter haar dicht.
‘Ze hoort niet in een of ander veredeld verpleegtehuis,’ zei Nina.
Meredith haatte haar zus oprecht om die opmerking. ‘Wat wil je daaraan doen?’
‘Hoe bedoel je?’
‘Ga jij betalen voor een inwonende hulp, iemand die de boodschappen kan doen en kan schoonmaken en de rekeningen betalen? Of ga je soms beloven dat je jarenlang in de buurt zult blijven? Ach, dat is ook zo. Jouw beloftes hebben geen enkele betekenis.’
Nina ging langzaam staan en keek Meredith aan. ‘Ik ben niet de enige in deze familie die zich niet aan zijn beloftes houdt. Jij hebt hem beloofd dat je voor mama zou zorgen.’
‘En dat is precies wat ik doe.’
‘O ja? Wat als hij nu hier was en je zou horen praten over het verhuizen van de wintertuin en het inpakken van haar spullen en haar naar de stad verhuizen? Zou hij tróts op je zijn, Meredith? Zou hij zeggen: Goed gedaan. Fijn dat je woord hebt gehouden? Ik denk het niet.’
‘Hij zou het begrijpen,’ zei Meredith, wensend dat haar stem krachtiger was.
‘Nee. Dat zou hij niet, en dat weet je best.’
‘Val dood,’ zei Meredith. ‘Je hebt geen idee hoe ontzettend ik mijn best heb gedaan… hoe graag ik wilde…’ Haar stem brak en tranen welden op in haar keel. ‘Val dood,’ zei ze nog een keer, fluisterend dit keer. Ze draaide zich met een ruk om en rende praktisch naar de voordeur, zag in het voorbijgaan dat de goulash stond aan te branden, rukte de deur open en ging naar buiten.
Eenmaal in haar auto smeet ze het portier dicht en klemde het stuur beet. ‘Het is lekker makkelijk om verontwaardigd te zijn als je er zelf niet bént,’ mompelde ze terwijl ze de auto startte.
De rit naar huis duurde nog geen twee minuten.
De honden begroetten haar uitbundig en ze knielde om ze te aaien, hun enthousiasme vanwege haar thuiskomst als balsem voor haar overspannen zenuwen.
‘Jeff?’ riep ze. Toen ze geen antwoord kreeg, trok ze haar jas uit en schonk een glas wijn voor zichzelf in. In de woonkamer zette ze de gashaard aan en ging op de marmeren haardombouw zitten terwijl ze haar rug warmde aan de echte hitte van het imitatievuur.
Jarenlang had ze geprobeerd op dezelfde onvoorwaardelijke manier van haar moeder te houden als ze van haar vader had gehouden. Dat verlangen om lief te hebben – en geliefd te zijn – was de hoeksteen van haar jeugd en de eerste werkelijke mislukking ervan.
Niets wat ze deed was ooit goed genoeg geweest in de ogen van haar moeder en voor een meisje dat wanhopig graag wilde plezieren, had dit falen littekens achtergelaten. Het grootste litteken – de avond van het kersttoneelstuk niet meegerekend – was ontstaan op een zonnige lentedag.
Meredith kon zich niet herinneren hoe oud ze precies was, maar Nina was net met zwemles begonnen, dus mischien een jaar of tien. Papa was met haar zusje naar het zwembad gegaan, zodat Meredith alleen was met mama in dat grote, grillige huis. Na de lunch was ze stilletjes naar buiten geglipt met tuingereedschap in haar hand en een pakje met zaadjes in haar zak. Helemaal alleen in de wintertuin, neuriënd van opwinding, had ze alle klimop eruit getrokken die overal overheen groeide en had ze de oude, groen uitgeslagen koperen zuil weggesleept die de tuin een slordig, rommelig aanzien gaf. De modderige zwarte aarde te lijf gaand met haar schepje, had ze zorgvuldig bloemenzaadjes geplant in keurig nette rijtjes. Ze zag al helemaal voor zich hoe ze zouden groeien en bloeien, en met hun prachtige, vrolijke kleuren orde zouden scheppen in de rommelige groen-metwitte, zogenaamde tuin.
Ze was heel tevreden over zichzelf geweest omdat ze op dit idee was gekomen en het zo goed had uitgevoerd. Terwijl ze in de aarde spitte en de zaadjes netjes verdeelde en zorgvuldig in de grond stopte, stelde ze zich voor dat haar moeder naar buiten zou komen, dit cadeau zou zien en haar – eindelijk – in haar armen zou nemen.
Ze was zo gefocust op die droom dat ze het dichtslaan van de deur van het huis en de voetstappen op de stenen niet hoorde. Ze merkte pas dat ze niet alleen was toen mama haar zo hard en snel overeind trok dat Meredith struikelde en naar opzij viel.
‘Wat heb je met mijn tuin gedaan?’
‘Ik wilde hem mooi maken voor je. Ik…’
Meredith zou de uitdrukking op haar moeders gezicht nooit vergeten toen ze haar dwars door de tuin naar de veranda sleepte. Meredith huilde onafgebroken en zei dat het haar speet, vroeg wat ze had gedaan dat zo stout was, maar haar moeder zei niets, duwde haar enkel het huis binnen en smeet de deur dicht.
Daarna ging Meredith huilend bij het eetkamerraam staan kijken hoe haar moeder de aarde te lijf ging, de zaadjes weggooide alsof ze een of ander vergif bevatten. Mama werkte als een bezetene, koortsachtig; ze haalde alle klimop weer terug, hield deze in haar handen met een tederheid die ze haar kinderen nooit had betoond, en toen alles weer op zijn plaats stond, ging ze de zuil halen, sleepte hem terug en zette hem weer op zijn plaats. Toen de wintertuin er weer net zo uitzag als voorheen, liet ze zich voor de zuil op haar knieën vallen en bleef daar de hele middag met gebogen hoofd zitten, alsof ze aan het bidden was. Toen het donker werd en begon te regenen, zat ze er nog steeds.
Toen ze uiteindelijk naar binnen ging, haar handen zwart van de modder, haar vingers bloedend, haar gezicht besmeurd met aarde en regen, keurde ze Meredith geen blik waardig, liep rechtstreeks naar boven en deed de deur van haar slaapkamer achter zich dicht.
Er werd nooit meer met een woord over die dag gerept. En toen papa thuiskwam, stortte Meredith zich in zijn armen en huilde totdat hij zei: ‘Wat scheelt er, Meredoedel?’
Misschien als ze iets had gezegd, hem de waarheid had verteld, dat er dingen veranderd zouden zijn, dat zij veranderd zou zijn, maar ze kon het niet. ‘Ik hou gewoon van je, pappie,’ had ze gezegd, en zijn bulderende lach had haar voor de zoveelste keer vaste grond onder de voeten gegeven.
‘En ik hou van jou,’ had hij gezegd. Ze wilde dat dat genoeg was, bad dat het genoeg zou zijn, maar dat was het niet en haar eigen gevoel van falen werd steeds sterker, nam de overhand, totdat ze enkel kon proberen om niet meer van haar moeder te houden.
Ze deed haar ogen dicht en wiegde een beetje heen en weer. Nina had het mis. Papa zou het wél begrijpen…
Er klonk een bons vlak naast haar en ze keek op in de verwachting Luke of Leia in de kamer te zullen zien, de staart kwispelend in een stille begroeting, smekend om een beetje aandacht.
Jeff stond in de deuropening, nog steeds gekleed in de versleten Levi’s en de blauwe coltrui die hij gisterochtend had aangetrokken.
‘O. Je bent thuis.’
‘Ik ga weg,’ zei hij zacht.
Ze wist niet of ze opgelucht of teleurgesteld moest zijn omdat ze vanavond niet samen zouden zijn. ‘Zal ik wachten met eten?’
Hij haalde diep adem en zei: ‘Ik vertrek.’
‘Ik hoor je wel. Ik…’ Plotseling viel het kwartje, en ze keek op. ‘Je gaat weg? Bij mij? Vanwege gisteravond? Ik heb er spijt van. Werkelijk. Ik had niet…’
‘We hebben wat tijd en ruimte nodig, Mere.’
‘Doe dit niet,’ fluisterde ze, en schudde met haar hoofd. ‘Niet nu.’
‘Het is nooit een goed moment. Ik heb gewacht vanwege je vader en vervolgens vanwege je moeder. Ik zei tegen mezelf dat je nog steeds van me hield, dat je gewoon omkwam in het werk en in je verdriet, maar… Ik geloof het gewoon niet meer. Er staat een muur om je heen, Mere, en ik ben moe van het proberen eroverheen te klimmen.’
‘Het zal nu beter worden. In juni–’
‘Ik wil niet langer wachten,’ zei hij. ‘We hebben nog maar een paar weken voordat de meisjes thuiskomen. Laten we die tijd gebruiken om voor onszelf te bedenken wat we in godsnaam willen.’
Ze voelde zichzelf instorten, maar de gedachte om daaraan toe te geven, joeg haar de stuipen op lijf. Al maandenlang verdrong ze haar emoties en God wist wat er zou gebeuren als ze daar ooit mee ophield. Als ze zichzelf toestond om te huilen zou ze misschien niet meer kunnen stoppen en uiteindelijk verstenen zoals een van haar moeders sprookjesfiguren. Dus hield ze zich groot en knikte, zei op zo vlak mogelijke toon: ‘Oké.’
Ze zag hoe hij toen naar haar keek, de teleurstelling, de berusting. Zijn blik zei: Ik had niet verwacht dat je iets anders zou zeggen. Het deed haar haast ondraaglijk veel pijn om hem te laten gaan, maar ze wist niet hoe ze hem moest tegenhouden, wat ze moest zeggen, dus ze stond op en liep langs hem heen, langs de koffer bij de voordeur (de bons die ze had gehoord) en ging naar de keuken.
Haar hart sloeg letterlijk slagen over toen ze bij de aanrecht voor zich uit stond te staren. Het kostte haar moeite om op adem te komen. In al die jaren dat ze getrouwd waren, was het nooit bij haar opgekomen dat Jeff bij haar weg zou kunnen gaan. Zelfs gisteravond niet, toen hij haar alleen had laten slapen. Ze had geweten dat hij niet gelukkig was – dat was ze zelf eigenlijk ook niet – maar dat leek er op de een of andere manier los van te staan, gewoon een tijdelijke dip.
Maar dit…
Hij kwam achter haar staan. ‘Hou je nog wel van me, Mere?’ vroeg hij zacht, haar bij de schouders omdraaiend totdat ze recht tegenover elkaar stonden.
Ze wenste dat hij dat een uur geleden had gevraagd, of gisteren, of vorige week. Om het even wanneer, maar niet nu, nu zelfs de grond onder haar voeten wankel voelde. Ze had gedacht dat zijn liefde een soort waterkering was die elke storm kon tegenhouden, maar net zoals alles in haar leven was zijn liefde voorwaardelijk. In één klap was ze weer dat meisje van tien dat uit de tuin naar binnen werd gesleept, zich afvragend wat ze in hemelsnaam verkeerd had gedaan.
Hij liet haar los en liep naar de deur.
Meredith wilde hem bijna terugroepen, wilde bijna zeggen: Natuurlijk hou ik van je. Hou jij van mij? maar ze kon haar mond niet open krijgen. Ze wist dat ze de koffer uit zijn handen moest grissen of haar armen om hem heen moest slaan. Iets. Maar ze stond daar maar, met droge ogen en niet-begrijpend naar zijn rug te staren.
Op het laatste moment draaide hij zich om en keek haar aan. ‘Je bent net als zij, weet je dat?’
‘Zeg dat niet.’
Hij bleef haar nog even staan aanstaren en ze wist dat het een opening was, een kans die hij haar gaf, maar het lukte haar niet om deze te grijpen, ze kon zich er niet toe zetten om in beweging te komen of haar armen uit te steken of zelfs maar te huilen.
‘Dag Mere,’ zei hij ten slotte.
Zo bleef ze daar een hele tijd staan en ze stond er nog steeds, aan haar aanrecht, starend in het donkere niets van haar tuin, lang nadat hij was weggereden.
Je bent net als zij.
Het deed ondraaglijk veel pijn en dat moest hij geweten hebben.
‘Hij komt wel weer terug,’ zei ze tegen niemand anders dan zichzelf. ‘Soms nemen koppels even afstand van elkaar. Het komt allemaal wel goed.’ Ze moest zien te bedenken hoe ze het moest oplossen, wat er gebeuren moest. Ze liep naar de kast, pakte de stofzuiger eruit, sleepte die naar de woonkamer en zette hem aan. Het geluid overstemde de stemmen in haar hoofd en het onregelmatige kloppen van haar hart.