Achttien

Images

 

Het was een van die zeldzame helderblauwe dagen in hartje Seattle waarin Mount Rainier de skyline van de stad domineerde. De waterkant was verlaten zo vroeg in het seizoen, maar weldra zouden de souvenirwinkels en visrestaurants in deze straat overspoeld worden door toeristen. Nu echter behoorde de stad aan de plaatselijke bevolking.

Meredith staarde omhoog naar het gigantische cruiseschip dat aan Pier 66 lag aangemeerd. Tientallen passagiers krioelden door de terminal en sloten aan in de rij voor vertrek.

‘Zijn jullie er klaar voor?’ vroeg Nina, haar rugzak over één schouder hijsend.

‘Ik snap niet dat jij zo weinig bagage hebt,’ zei Meredith, haar koffer achter zich aan zeulend terwijl ze in de richting van de controleurs bij de uitgang liepen. Ze gaven hun bagage af en liepen naar de loopplank. Daar aangekomen, bleef mama abrupt staan.

Meredith botste bijna tegen haar op. ‘Mam? Gaat het wel?’

Mama trok de zwarte wollen jas met de hoge kraag dichter om zich heen en staarde omhoog naar het schip.

‘Mam?’ zei Meredith nog een keer.

Nina raakte mama’s schouder aan. ‘Je bent op een schip de Atlantische Oceaan overgestoken, hè?’ zei ze zacht.

‘Met je vader,’ zei mama. ‘Ik kan me er nauwelijks iets van herinneren, behalve dit. Aan boord gaan. Vertrekken.’

‘Je was ziek,’ zei Meredith.

Mama keek verrast. ‘Ja.’

‘Waarom?’ vroeg Nina. ‘Wat had je dan?’

‘Niet nu, Nina.’ Mama verschikte de draagriem van haar tas over haar schouder. ‘Vooruit. Laten we gaan kijken waar onze kamers zijn.’

Boven aan de loopplank bekeek een man in uniform hun reisdocumenten en voerde hen mee naar twee naast elkaar gelegen hutten. ‘Jullie hebben plaatsen voor het vroege diner vanavond. Dit is jullie tafelnummer. Jullie bagage zal naar de hutten gebracht worden. We serveren cocktails op de boeg wanneer we de haven uit varen.’

‘Cocktails?’ zei Nina. ‘Daar moeten we bij zijn. Kom, dames.’

‘Ik zie jullie daar wel,’ zei mama. ‘Ik heb even tijd nodig om me te installeren.’

‘Oké,’ zei Nina. ‘Maar wacht niet te lang. We hebben iets te vieren.’

Meredith volgde Nina door het glimmende blauw met bordeauxrode interieur naar de uitstekende, afgeronde boeg van het schip. Er waren honderden mensen aan dek, die zich verzameld hadden rond het zwembad en langs de reling. Obers in zwart-witte uniformen droegen fonkelende zilveren dienbladen met vrolijk gekleurde drankjes met een parapluutje erin. In een hoek naast een buffet met eten speelde een mariachi-band.

Meredith leunde tegen de reling en nipte van haar drankje. ‘Ga je me ooit nog eens vertellen over hem?’

‘Wie?’

‘Danny.’

‘O.’

‘Hij was overigens verschrikkelijk sexy en hij is helemaal hierheen gevlogen om jou te zien. Waarom is hij niet gebleven?’

Achter hen klonk de scheepstoeter. Overal om hen heen begonnen mensen te klappen en te juichen toen het gigantische schip zich losmaakte van de kade. Mama was nergens te bekennen. Wat een verrassing.

‘Hij wil dat ik naar Atlanta verhuis en het wat rustiger aan ga doen.’

‘Je klinkt alsof je daar niet zo blij mee bent.’

‘Het rustiger aandoen? Ik? Ik hou niet alleen van mijn werk, ik leef ervoor. En echt, trouwen is niet mijn ding. Waarom kunnen we niet gewoon van elkaar blijven houden en blijven reizen totdat we een rolstoel nodig hebben?’

Zelfs een maand geleden nog zou Meredith Nina met banaliteiten om de oren hebben geslagen, tegen haar gezegd hebben dat liefde het enige was waar het om draaide in het leven, en dat Nina de leeftijd had bereikt om een gezin te stichten. Maar ze had het een en ander geleerd in de maanden sinds papa’s dood. Elke keuze veranderde de weg waar je je op bevond en voor je het wist kwam je tot de ontdekking dat je de verkeerde kant op ging. ‘Dat bewonder ik zo aan je, Niens. Je hebt een passie en daar leef je voor. Je buigt niet voor andere mensen.’

‘Is liefde genoeg? Wat als ik van hem hou maar ik het niet rustiger aan kan gaan doen? Wat als ik nooit huisje, boompje, beestje zal willen?’

‘Alles draait om keuzes, Niens. Niemand kan jou vertellen wat goed voor je is.’

‘Als jij het over mocht doen, zou je dan weer Jeff kiezen ondanks alles wat er is gebeurd?’

Over die vraag had Meredith nog nooit nagedacht, maar het antwoord kwam moeiteloos. Op de een of andere manier was het hier makkelijker toe te geven, met enkel vreemden en water om hen heen. ‘Ik zou zo weer met hem trouwen.’

Nina sloeg een arm om haar heen. ‘Jawel,’ zei ze, ‘maar je weet nog steeds niet wat je wilt.’

‘Ik haat jou,’ zei Meredith.

Nina kneep in haar schouder. ‘Nee hoor. Je houdt van me.’

Meredith glimlachte. ‘Ik denk dat je gelijk hebt.’

De gastvrouw ging hen voor naar een tafel aan een enorm raam. Door de ruit waren kilometers uitgestrekte oceaan te zien, de punten van de golven oplichtend in de ondergaande zon. Toen ze gingen zitten, glimlachte mama naar de gastvrouw en bedankte haar.

Meredith was zo verbaasd over de warmte in haar moeders glimlach dat ze er werkelijk even stil van was. Jarenlang had ze voor haar moeder gezorgd, het als een klusje ingepast tussen alle andere taken in haar drukke schema. Daardoor had ze maar zelden daadwerkelijk naar mama gekeken. Ze was langs en om haar heen gelopen op weg naar papa. Zelfs in de afgelopen maanden, waarin ze zo vaak met zijn tweetjes waren geweest, waren er maar weinig echte contactmomenten geweest. Ze kende haar moeder als afstandelijk en kil, en zo had ze haar ook gezien.

Maar de vrouw die daarnet had geglimlacht, was heel iemand anders. Geheimen binnen geheimen. Was dat wat ze zouden ontdekken tijdens deze reis? Dat hun moeder net een van haar geliefde Russische matroesjka-poppetjes was? En als dat waar was, zouden ze dan ooit het poppetje zien dat helemaal binnenin verstopt zat?

De gastvrouw overhandigde hun de menukaarten en zei: ‘Eet smakelijk,’ om vervolgens weg te lopen.

Toen de ober een paar minuten later bij hun tafel verscheen, hadden ze nog geen woord met elkaar gewisseld.

‘We willen graag allemaal een borrel,’ zei Nina. ‘Wodka. Russische. De allerbeste die u hebt.’

‘Geen sprake van,’ zei Meredith. ‘Ik ga geen pure wodka drinken in mijn vakantie.’ Ze glimlachte naar de ober. ‘Voor mij graag een aardbeien-daiquiri.’

Nina glimlachte. ‘Oké. Dan neem ik een glas pure wodka en een margarita met ijs. En veel zout.’

‘Voor mij de wodka en een glas wijn,’ zei mama.

‘En de AA-vergadering heeft besteld,’ zei Meredith.

Verbluffend genoeg glimlachte mama.

‘Op ons,’ zei Nina toen de drankjes werden gebracht. ‘Op Meredith, Nina en Anya Whitson. Misschien wel voor het allereerst echt samen.’

Mama kromp ineen en Meredith zag dat ze hen niet aankeek, zelfs niet toen ze hun glazen tegen elkaar tikten.

Meredith merkte dat ze aandachtig naar mama zat te kijken; ze zag een miniem fronsje ontstaan rond haar mondhoeken toen ze uitkeek over de uitgestrekte blauwe zee. Pas toen de avond viel, leek ze die spanning in haar gezicht kwijt te raken. Ze volgde het gesprek, gooide haar drie nieuwe antwoorden erbij op de grote hoop. Ze dronk een tweede glas wijn maar leek eerder meer gestrest dan ontspannen te worden van de alcohol, en toen ze haar toetje op had, stond ze vrijwel meteen op.

‘Ik ga terug naar mijn kamer,’ zei ze. ‘Gaan jullie mee?’

Nina sprong meteen overeind, maar Meredith reageerde wat langzamer. ‘Weet je het zeker, mam? Misschien kun je vanavond beter wat rust nemen. Morgen is prima voor het verhaal.’

‘Dank je,’ zei haar moeder. ‘Maar nee. Kom.’ Ze draaide zich kordaat om en liep weg.

Meredith en Nina moesten zich haasten om haar bij te houden in de drukke gangen.

Ze gingen naar hun eigen kamer en trokken gemakkelijke kleding aan. Meredith was net klaar met tanden poetsen toen Nina naast haar kwam staan en haar schouder aanraakte. ‘Ik ga haar de foto laten zien en vragen wie die kinderen zijn.’

‘Ik denk niet dat dat een goed idee is.’

‘Dat komt omdat jij een braaf meisje bent dat zich altijd aan de regeltjes houdt en beleefd probeert te zijn.’ Ze grijnsde. ‘Ik ben de andere zus. Je kunt zeggen dat je er niets vanaf wist. Wil je me alsjeblieft vertrouwen hierin?’

‘Zeker,’ zei Meredith ten slotte.

Ze verlieten hun hut en gingen naar de hut ernaast.

Mama deed de deur open en ging hen voor naar haar ruime suite. Zoals verwacht was alles keurig netjes in de hut. Er lagen nergens kleren of persoonlijke spulletjes. Het enige onverwachte element was een pot thee met drie kopjes op de salontafel.

Mama schonk een kop thee voor zichzelf in en liep toen naar een fauteuil in de hoek van de kamer. Ze ging zitten en legde een deken over haar schoot.

Meredith ging in de loveseat tegenover haar zitten.

‘Voordat je het licht uitdoet,’ zei Nina, ‘wil ik je iets laten zien, mam.’

Mama keek op. ‘Ja?’

Nina kwam dichterbij. Met een beweging die voor Merediths gevoel wel in slowmotion leek te gaan, haalde Nina de foto uit haar zak tevoorschijn en gaf die aan mama.

Mama hapte scherp naar adem. De weinige kleur die ze had, trok uit haar gezicht weg. ‘Heb je in mijn spullen geneusd?’

‘We weten dat het sprookje zich afspeelt in Leningrad en dat een deel ervan echt gebeurd is. Wie is Vera, mama?’ vroeg Nina. ‘En wie zijn deze kinderen?’

Mama schudde haar hoofd. ‘Vraag me dat niet.’

‘Wij zijn je dochters,’ zei Meredith zacht, in een poging de vragen die haar zus had gesteld te verzachten. ‘We willen gewoon graag weten wie je bent.’

‘Het was ook wat papa graag wilde,’ zei Nina.

Mama staarde neer op de foto, die trilde in haar bevende hand. Het werd zo stil in het vertrek dat ze ver onder zich de golven tegen de boot konden horen slaan. ‘Jullie hebben gelijk. Dit is geen sprookje. Maar als je de rest van het verhaal wilt horen, zul je mij het laten vertellen op de enige manier waarop ik het kan.’

‘Maar wie–’

‘Geen vragen, Nina. Alleen luisteren.’ Mama mocht er dan bleek en vermoeid uitzien, maar haar stem was puur staal.

Nina ging naast Meredith zitten en pakte haar hand. ‘Oké.’

‘Oké dan.’ Mama leunde achterover in de stoel. Haar vinger gleed over de foto, voelde aan het gladde oppervlak. Voor één keer waren de lichten aan toen ze begon te praten. ‘Vera werd verliefd op Sasha op die dag in de Zomertuin en voor haar is dit een besluit dat nooit zal veranderen. Ook al is haar moeder het er niet mee eens en bang voor Sasha’s poëzie, Vera is jong en hartstochtelijk verliefd op haar man en als hun eerste kind geboren wordt, lijkt het net een wonder. Anastasia, noemen ze haar, en ze is het licht in Vera’s leven. Als in het jaar daarna Leo geboren wordt, kan Vera zich niet voorstellen dat het mogelijk is om nog gelukkiger te zijn, ook al is het een nare tijd in de Sovjet-Unie. De wereld weet dit, men weet van Stalins kwaad. Mensen verdwijnen en gaan dood. Niemand weet dit beter dan Vera en Olga, die hun vaders naam nog steeds niet veilig kunnen uitspreken. Maar in juni van het jaar 1941 is het onmogelijk om je zorgen te maken, althans, zo schijnt het Vera toe wanneer ze knielt in de

rijke zwarte aarde en in haar moestuin werkt. Hier, aan de rand van de stad, hebben Sasha en zij een klein lapje grond waar ze groenten verbouwen om hen door de lange witte winter in Leningrad heen te helpen. Vera werkt nog altijd in de bibliotheek, terwijl Sasha studeert aan de universiteit, waar hij enkel leert wat Stalin goed vindt. Ze worden goede Sovjetburgers, of in ieder geval rustige Sovjetburgers, want de zwarte busjes zijn tegenwoordig overal. Sasha hoeft nog maar een jaar te studeren voordat hij zijn bul heeft en hij hoopt een betrekking als docent te zullen vinden aan een van de universiteiten.

‘Mama, kijk!’ roept Leo naar haar, een piepklein oranje peentje in de lucht houdend, meer wortel nog dan groente. Vera weet dat ze hem eigenlijk een standje moet geven, maar zijn glimlach is zo aanstekelijk dat ze verloren is. Met zijn vier jaar heeft hij zijn vaders gouden krullen en diens gulle lach. ‘Stop dat peentje terug, Leo, het heeft nog meer tijd nodig om te groeien.’

‘Ik zéí nog tegen hem dat hij het er niet uit mocht trekken,’ zegt Anya van vijf, die net zo ernstig is als haar broertje vrolijk is.

‘En je had gelijk,’ zegt Vera, haar best doend om niet te glimlachen. Hoewel ze pas tweeëntwintig is, hebben de kinderen een volwassene van haar gemaakt. Slechts wanneer Sasha en zij alleen zijn, zijn ze feitelijk nog steeds jong.

Als Vera klaar is in haar moestuin neemt ze haar kinderen mee, ieder aan een hand, en begint aan de lange wandeling terug naar hun appartement.

Het is laat in de middag tegen de tijd dat ze terugkeren in Leningrad en overal in de straten wemelt het van de rennende en schreeuwende mensen. In eerste instantie denkt Vera dat het gewoon de belye nochi is waardoor iedereen energie heeft gekregen, maar wanneer ze de Fontanka-brug bereikt, begint ze flarden van gesprekken op te vangen, het begin van tientallen discussies, nerveus geroezemoes.

Ze hoort een krakend geluid uit een luidspreker komen en het woord ’attentie’ alsof er een mes in een stuk hout wordt gestoken. De handen van haar kinderen vastklemmend, mengt ze zich in de mensenmenigte op het moment dat de aankondiging begint. ‘Burgers van de Sovjet-Unie… om vier uur hedenmorgen, zonder oorlogsverklaring… hebben Duitse troepen ons land aangevallen…’

De aankondiging gaat maar door en door, er wordt hun verteld dat ze goede Sovjetburgers moeten zijn, dat ze in dienst moeten gaan bij het Koninklijke Leger, dat ze zich moeten verzetten tegen de vijand, maar Vera kan er niet meer naar luisteren. Het enige wat ze kan bedenken, is dat ze thuis moet zien te komen.

De kinderen beginnen reeds lang voordat Vera terug is bij het appartement aan de oever van de Moika te huilen. Ze hoort hen amper. Hoewel ze moeder is en de handjes van haar eigen kinderen in de hare heeft, is ze ook dochter en echtgenote en het zijn haar moeder en haar man die ze op dit moment graag wil zien. Ze neemt haar kinderen mee naar boven in het smerige trappenhuis, door gangen waar het angstaanjagend stil is. In hun eigen appartement zijn geen lichten aan, dus het duurt even voordat haar ogen aan het donker gewend zijn.

Mama en Olga, met hun werkkleding nog aan, staan bij een van de ramen kranten over het glas heen te plakken. Als Vera binnenkomt, loopt haar moeder struikelend bij het raam dat ze aan het afplakken was vandaan en zegt: ‘Godzijdank.’ Dan neemt ze Vera in haar armen.

‘We moeten snel handelen,’ zegt mama, en Olga maakt het raam af en komt naar hen toe. Vera kan zien dat Olga heeft gehuild. Er loopt een spoor van tranen over haar sproetige wangen en haar rossige haar staat alle kanten uit. Olga heeft de tic om aan haar eigen haar te trekken als ze bang is.

‘Vera,’ zegt mama kordaat. ‘Jij gaat met Olga naar de winkel. Koop alles wat je kunt dat lang houdbaar is. Boekweit, honing, suiker, reuzel. Alles. Dan ga ik vlug naar de bank om al ons geld op te nemen.’ Vervolgens knielt ze voor Leo en Anya op de grond. ‘Jullie blijven alleen thuis en wachten tot we terugkomen.’

Anya begint meteen te jammeren. ‘Ik wil met jou mee, baba.’

Mama raakt Anya’s wang aan. ‘Alles is anders nu, zelfs voor kinderen.’ Ze komt overeind, grist haar handtas mee uit de andere kamer en controleert of haar blauwe chequeboekje erin zit.

Met zijn drieën verlaten ze het appartement. Ze doen de deur achter zich dicht en horen het slot dichtklikken. Van de andere kant klinkt vrijwel meteen gehuil.

Vera kijkt naar haar moeder. ‘Ik kan ze daar niet achterlaten, opgesloten in…’

‘Van nu af aan zul je talloze onvoorstelbare dingen doen,’ zegt haar moeder vermoeid. ‘We moeten nu echt gaan voordat het te laat is.’

Buiten is de lucht schitterend wolkeloos blauw en de lucht is vervuld van de geur van de seringen die groeien onder de ramen van de begane grond. Het lijkt onmogelijk dat er een oorlogsdreiging hangt boven Leningrad op een dag als deze… Totdat ze de hoek om slaan en bij de bank komen, waar grote drommen mensen bij de gesloten deur staan te schreeuwen en te zwaaien met hun chequeboekjes. Vrouwen huilen.

‘We zijn al te laat,’ zegt mama.

‘Wat is er aan de hand?’ vraagt Olga, die weer nerveus aan haar haar staat te trekken terwijl ze om zich heen kijkt. Naast haar maakt een bejaarde vrouw een kreunend geluid en zakt in elkaar op de grond. Binnen een paar tellen is ze opgeslokt in de menigte.

‘De banken zijn voorlopig gesloten. Te veel mensen hebben geprobeerd hun geld op te nemen.’ Mama bijt op haar onderlip totdat er bloed uit komt en voert hen dan mee naar de kruidenierswinkel. Hier gaan mensen weg met alles wat ze maar kunnen dragen. De planken zijn praktisch leeg. De prijzen zijn nu al verdubbeld of verdrievoudigd.

Vera kan er met haar verstand maar moeilijk bij. De oorlog is nog maar net aangekondigd en toch zijn de voorraden nu al verdwenen en zien de mensen om haar heen er verdwaasd en wanhopig uit.

‘We hebben dit eerder meegemaakt,’ zegt mama eenvoudig.

In de winkel hebben ze enkel genoeg geld voor boekweit, tarwebloem, gedroogde linzen en reuzel. Ze dragen hun schamele voorraad pro viand naar huis door de overvolle straten en zijn kort na zes uur weer terug bij het appartement.

Vera kan haar kinderen horen huilen en het breekt haar hart. Ze doet de deur open en tilt hen op. Leo slaat zijn armen om haar nek en klampt zich stevig aan haar vast terwijl hij zegt: ‘Ik heb je gemist, mama.’

Op dat moment denkt Vera dat ze in dit ene opzicht nooit meer haar moeders advies zal opvolgen: ze zal haar kinderen nooit meer alleen laten.

‘Waar is jullie vader?’ vraagt ze aan Anya, die haar smalle schoudertjes ophaalt.

Hij had al thuis moeten zijn.

‘Ik weet zeker dat er niks aan de hand is,’ zegt haar moeder. ‘Het zal lastig zijn om vooruit te komen door de straten.’

De ongerustheid vreet echter aan Vera en scherpt zijn tanden met iedere minuut die verstrijkt. Uiteindelijk, om acht uur, komt hij het appartement binnen. De zijkant van zijn gezicht is vuil en zijn haar is nat van het zweet.

‘Verushka,’ zegt hij, haar in zijn armen nemend en haar zo dicht tegen zich aan drukkend dat ze geen lucht meer krijgt. ‘De trams zaten allemaal propvol. Ik heb de hele weg hierheen gerend. Is alles goed met jullie?’

‘Nu wel,’ zegt ze.

En ze gelooft het.

Die nacht, terwijl haar grootmoeder in het warme duister ligt te snurken, gaat Vera rechtop zitten in haar bed. De kriskras met plakband voor de ramen geplakte kranten laten slechts het minste beetje licht door. Daarachter is de stad eigenaardig, griezelig stil. Het is alsof Leningrad zelf scherp heeft ingeademd en niet durft uit te ademen.

In deze duisternis vol schaduwen, lijkt het appartement nog kleiner en rommeliger dan anders. Met drie smalle bedden in het woongedeelte en de kinderbedjes in de keuken, is er nauwelijks nog ruimte om te lopen. Zelfs tijdens maaltijden kunnen ze niet allemaal bij elkaar zitten. Er is niet genoeg ruimte aan de tafel en er zijn niet genoeg stoelen om eromheen te zetten.

Niet ver bij haar vandaan zijn mama en Olga eveneens wakker. Ze zitten rechtop in hun eigen bed. Naast Vera is Sasha stiller dan ze hem ooit heeft gezien.

‘Ik weet niet wat we moeten doen,’ zegt Olga. Met haar negentien jaar zou ze aan de liefde en romantiek en aan haar toekomst moeten denken, niet aan oorlog. ‘Misschien zullen de Duitsers ons redden. Kameraad Stalin…’

‘Ssst,’ zegt mama scherp, een blik werpend op haar slapende moeder. Sommige dingen mogen nooit hardop uitgesproken worden. Dat zou Olga inmiddels toch moeten weten.

‘Morgen gaan we naar ons werk,’ zegt mama. ‘En de dag daarna doen we hetzelfde, en de dag daarna. Nu moeten we gaan slapen. Kom, Olga, schuif een beetje dichterbij. Ik zal je vasthouden.’

Vera hoort het vermoeide bed piepen terwijl ze zich installeren om te gaan slapen. Ze strekt zich uit naast haar echtgenoot, probeert zich veilig te voelen in zijn armen. Er is te weinig licht om zijn gezicht goed te kunnen zien; hij bestaat uit enkel grijze en zwarte vlekken. Maar zijn ademhaling is rustig en gelijkmatig, en het geluid ervan, dat gelijk loopt met het kloppen van haar hart, kalmeert haar. Ze raakt zijn wang aan, voelt de zachte stoppeltjes op zijn wangen, die inmiddels net zo vertrouwd voor haar zijn als de trouwring die ze draagt. Ze leunt naar hem toe om hem te kussen en heel even, als zijn lippen op de hare zijn, is er niets anders, maar dan trekt hij zich terug en zegt: ‘Je zult sterk moeten zijn, Verushka.’

‘We zullen sterk zijn,’ zegt ze, terwijl ze hem in haar armen houdt.

Twee nachten later worden ze gewekt door geweerschoten.

Vera schiet uit bed, haar hart wild bonzend. Ze struikelt over het bed van haar moeder als ze bij haar kinderen probeert te komen. Geweerschoten doen de dunne ruiten trillen en ze hoort voetstappen in de gang, en mensen die schreeuwen.

‘Vlug,’ zegt Sasha, die verrassend kalm klinkt. Hij drijft hen allemaal bijeen terwijl mama zoveel eten meeneemt als ze kan dragen. Pas als ze buiten op straat staan, dicht opeengepakt met al hun buren onder een lichtblauwe hemel, begrijpen ze het: dit is het Russische afweergeschut dat oefent voor de dingen die komen gaan.

Er zijn geen schuilkelders in hun straat. Mama neemt de leiding over de mensen in haar gebouw op zich: morgen zullen ze naar de opslagruimte in de kelder gaan en een schuilkelder inrichten.

Uiteindelijk, te midden van het lawaai van geweerschoten en de onnatuurlijke stilte tussen twee uitbarstingen, kijkt Sasha op Vera neer. Leo ligt te slapen in zijn armen (de jongen slaapt altijd overal doorheen) en Anya staat naast hem, angstig op haar duim zuigend en friemelend aan het randje van haar deken. Het is een babygewoonte die al lang over was voor het begin van de oorlog en nu weer terug is.

‘Je weet dat ik moet gaan,’ zegt Sasha tegen Vera.

Ze schudt haar hoofd en denkt bij zichzelf dat dit geweervuur niets betekent. De blik in de ogen van haar echtgenoot is oneindig veel angstaanjagender.

‘Ik ben student aan de universiteit en dichter,’ zegt hij. ‘En jij bent de dochter van een staatscrimineel.’

‘Je hebt nog niets van je poëzie gepubliceerd.’

‘Ik ben verdacht, Vera, dat weet je best. En jij ook.’

‘Je kunt niet gaan. Ik zal het niet laten gebeuren.’

‘Het is al rond, Vera,’ is zijn antwoord. ‘Ik ben bij het Vrijwilligersleger gegaan.’

Dan is mama naast haar en grijpt haar arm vast. ‘Natuurlijk ga je, Sasha,’ zegt ze op effen toon, en Vera hoort de waarschuwing in haar moeders stem. Altijd draait het om uiterlijk vertoon. Zelfs nu, terwijl er overal om hen heen geweerschoten klinken, staat er een zwart busje op de loer in de straat.

‘Het is de enige juiste weg,’ zegt Sasha. ‘Wij zijn het Sovjetleger. Het beste ter wereld. We zullen de Duitsers ervan langs geven en dan ben ik in een mum van tijd weer thuis.’

Vera voelt de kleine Anya naast zich, die haar hand vasthoudt en luistert naar ieder woord, net als hun buren en zelfs wildvreemden. Ze weet wat ze geacht wordt te zeggen en te voelen, maar ze weet niet of ze er de kracht voor heeft. Haar vader had ooit min of meer hetzelfde tegen haar gezegd: Wees niet bang, Veronika Petrovna. Ik zal er altijd voor je zijn.

‘Beloof me dat je terugkomt,’ zegt ze.

‘Ik beloof het,’ zegt hij zonder enige aarzeling.

Maar Vera weet: sommige beloftes zijn zinloos om af te dwingen en waardeloos om te krijgen. Wanneer ze zich naar haar moeder toe keert, hangt die waarheid onuitgesproken tussen hen in en Vera begrijpt haar eigen jeugd. Ze zal sterk moeten zijn voor haar kinderen.

Ze kijkt op naar haar man. ‘Het is een belofte waar ik je aan zal houden, Aleksandr Ivanovich.’

De volgende ochtend wordt ze vroeg wakker. In de stille duisternis vindt ze haar enige foto van hem, genomen op hun trouwdag.

Ze kijkt neer op hun stralende, glimlachende gezichten. Tranen vervormen de afbeelding wanneer ze deze uit de lijst haalt en hem dubbelvouwt en dan nog eens dubbelvouwt. Ze stopt de foto in zijn jaszak.

Achter zich hoort ze voetstappen, ze voelt zijn handen op haar schouders.

‘Ik hou van je, Verushka,’ zegt hij zacht, en hij kust de zijkant van haar gezicht.

Ze is blij dat hij achter haar staat. Ze weet niet of ze de kracht heeft om hem in de ogen te kijken wanneer ze zegt: ‘Ik hou ook van jou, Sasha.’

Kom bij me terug.

In een oogwenk is hij verdwenen.