Zeven

Images

 

Halverwege februari was groen de kleur van de opstandigheid. Witte krokussen en sneeuwklokjes waren van de ene op de andere dag gaan bloeien nadat hun dunne, fluweelachtige groene stengels zich door de glinsterende witte deken van sneeuw omhoog hadden geduwd.

Elke dag nam Meredith zich voor om met Jeff te gaan praten over hun huwelijksproblemen, maar elke keer dat ze een dergelijke belofte aan zichzelf deed, gebeurde er iets wat haar een andere richting op stuurde. En de waarheid was dat ze er niet over wilde praten. Niet echt. Ze had al genoeg op haar bordje met haar moeders toenemende verwarring en rare gedrag. Iemand die nog maar net getrouwd was zou misschien niet kunnen begrijpen hoe problemen binnen een huwelijk genegeerd konden worden, maar iedere vrouw die al twintig jaar getrouwd was, wist dat praktisch alles kon worden doodgezwegen.

Eén dag tegelijk; dat was de manier om te overleven. Zoals een alcoholist die niet aan het eerste glas begint, kon een echtpaar er gewoonweg voor kiezen om niet die eerste zin uit te spreken waarmee een gesprek zou beginnen.

Maar het was er altijd, het hing in de lucht als verschaalde rook, een onverwacht carcinogeen. En vandaag had Meredith eindelijk besloten om het gesprek aan te gaan.

Ze ging vroeg weg van kantoor, om vijf uur, en negeerde de klusjes die onderweg naar huis eigenlijk nog gedaan moesten worden. De stomerij kon wel een dagje wachten en ze konden ook wel een dag zonder boodschappen. Ze reed rechtstreeks naar het huis van haar moeder en parkeerde voor de deur.

Zoals verwacht trof ze mama in de wintertuin aan, gekleed in twee nachthemden en gewikkeld in een deken.

Meredith knoopte haar jas dicht toen ze erheen liep. Naarmate ze dichterbij kwam, hoorde ze de zachte, melodieuze klank van haar moeders stem die iets zei over een hongerige leeuw.

Weer dat sprookje. Haar moeder zat hier in haar eentje verhalen te vertellen aan de man van wie ze hield.

‘Hé, mam,’ zei Meredith, en ze had de moed om een hand op haar moeders schouder te leggen. Ze had de laatste tijd geleerd dat ze haar moeder kon aanraken op dit soort momenten. Soms kon Merediths aanraking zelfs helpen om de verwarring weg te nemen. ‘Het is koud hier buiten. En het wordt zo donker.’

‘Laat Anya niet alleen gaan. Ze is bang.’

Meredith slaakte een zucht. Ze stond op het punt om nog iets te zeggen toen ze de nieuwe aanwinst in de tuin zag. Er stond een fonkelnieuwe koperen zuil naast de oude, groen uitgeslagen zuil. ‘Wanneer heb je die besteld, mama?’

‘Ik wou dat ik wat snoep had om aan hem te geven. Hij is gek op snoep.’

Meredith hielp haar moeder overeind. Ze voerde haar mee terug naar de lichte, warme keuken, waar ze een kop hete thee voor haar zette en een kom soep voor haar opwarmde.

Haar moeder zat ineengedoken boven de tafel onbedwingbaar te rillen. Pas toen Meredith haar een snee brood gaf, dik besmeerd met boter en honing, keek ze uiteindelijk op.

‘Je vader is dol op brood met honing.’

Meredith voelde zich verrassend verdrietig toen ze dat hoorde. Haar vader was allergisch geweest voor honing en het feit dat mama zoiets concreets vergeten was, was op de een of andere manier nog erger dan de voortdurende vlagen van verwarring. ‘Ik wou dat ik echt met je over hem kon praten,’ zei ze, meer tegen zichzelf dan tegen haar moeder. Meredith had haar vader de laatste tijd meer dan ooit nodig. Hij was de enige met wie ze zou hebben kunnen praten over haar huwelijksproblemen. Hij zou haar bij de hand hebben genomen en met haar de boomgaard in zijn gelopen en tegen haar hebben gezegd wat ze moest horen. ‘Hij zou me vertellen wat ik moest doen.’

‘Je weet best wat je moet doen,’ zei haar moeder, een stuk van haar brood afscheurend en het in haar zak stoppend. ‘Zeg tegen ze dat je van ze houdt. Dat is het enige wat ertoe doet. En geef ze de vlinder.’

Het was misschien wel het meest eenzame moment van Merediths leven. ‘Je hebt gelijk, mam. Dank je wel.’

Ze maakte zich nuttig in de keuken tot haar moeder klaar was met eten. Daarna hielp ze mama de trap op naar haar slaapkamer en poetste haar tanden voor haar, precies zoals ze vroeger altijd bij haar dochters deed toen ze nog klein waren en net als haar dochters, deed haar moeder wat haar gezegd werd. Toen Meredith haar begon uit te kleden, begon de gebruikelijke strijd.

‘Kom op, mam, je moet je klaarmaken voor de nacht. Deze nachthemden zijn vies. Ik zal een schone voor je halen.’

‘Nee.’

Voor één keer werd het Meredith te veel – ze was te moe om ruzie te maken – dus ze zwichtte en liet haar moeder in een vies nachthemd naar bed gaan.

Voor de slaapkamerdeur bleef ze staan wachten tot haar moeder in slaap viel en zachtjes begon te snurken, en toen ging ze naar beneden en sloot het huis af voor de nacht.

Pas toen ze in haar auto zat op weg naar huis, dacht ze werkelijk na over wat haar moeder tegen haar had gezegd.

Je weet best wat je moet doen.

Zeg tegen ze dat je van ze houdt.

De woorden mochten er dan misschien wel uitgegooid zijn in een vlaag van verstandsverbijstering, maar het was desondanks goed advies.

Wanneer had ze die waardevolle woorden voor het laatst tegen Jeff gezegd? Vroeger werden ze altijd regelmatig over en weer naar elkaar uitgesproken, de laatste tijd echter niet meer.

Als er dingen gerepareerd moesten worden en een gesprek moest worden gevoerd, dan moesten die vier woordjes het begin daarvan zijn.

Toen ze thuiskwam, riep ze Jeffs naam maar kreeg geen antwoord.

Hij was er nog niet. Ze had tijd om zich voor te bereiden.

Glimlachend liep ze naar boven om te douchen en pas toen ze naar haar scheermes reikte, realiseerde ze zich hoe lang ze zich al niet had geschoren. Hoe had ze zichzelf zo kunnen verwaarlozen?

Ze droogde en krulde haar haar, deed wat make-up op en trok vervolgens een zijden pyjama aan die ze in geen jaren meer aan had gehad. Op blote voeten, geurend naar gardenia-bodylotion, trok ze een fles champagne open. Ze schonk een glas voor zichzelf in en liep naar de woonkamer, waar ze een vuur aanmaakte in de open haard en op haar echtgenoot ging zitten wachten.

Achteroverleunend in de zachte donskussens van de bank, legde ze haar voeten op de salontafel en deed haar ogen dicht terwijl ze probeerde te bedenken wat ze nog meer tegen hem zou zeggen, welke woorden hij nodig eens moest horen.

Ze werd wakker van het blaffen van de honden. Ze renden door de gang, struikelend over elkaar in hun haast om bij de voordeur te komen.

Toen Jeff binnenkwam, werd hij overspoeld door de honden, hun staarten bonzend op de hardhouten vloer terwijl ze hun uiterste best deden om hem te begroeten zonder tegen hem op te springen.

‘Hé,’ zei Meredith toen hij de kamer binnen kwam.

Zonder op te kijken van Leia, die hij achter de oren aan het krabben was, zei hij: ‘Hé, Mere.’

‘Wil je wat drinken?’ zei ze. ‘We kunnen, eh… praten.’

‘Ik heb knallende hoofdpijn. Ik denk dat ik gewoon even onder de douche ga en mijn bed in duik.’

Ze wist dat ze hem eraan zou kunnen herinneren dat ze moesten praten en dat hij dan van koers zou veranderen. Hij zou bij haar komen zitten en ze zouden beginnen aan deze taak die haar zo beangstigde.

Waarschijnlijk kon ze het maar beter afdwingen, maar ze wist niet goed of ze eigenlijk wel wilde horen wat hij te zeggen had. En wat maakte één dag meer of minder nou uit? Hij was duidelijk uitgeput en ze wist als geen ander hoe dat voelde. Ze kon hem een andere keer wel duidelijk maken hoeveel ze van hem hield. ‘Tuurlijk,’ zei ze. ‘Eerlijk gezegd ben ik zelf ook doodmoe.’

Ze gingen samen naar boven en naar bed en ze nestelde zich dicht tegen hem aan. Voor het eerst sinds maanden viel ze in een diepe en droomloze slaap.

Om kwart voor zes werd ze wakker van de telefoon. Haar eerste gedachte was: Er is iemand gewond, en ze schoot overeind, haar hart wild bonzend.

Ze nam op en zei: ‘Hallo?’

‘Meredith? Met Ed. Het spijt me dat ik je zo vroeg moet lastigvallen.’

Ze knipte het lampje naast haar bed aan. Het woord werk soufflerend tegen Jeff, leunde ze achterover tegen het hoofdeinde van het bed. ‘Wat is er aan de hand, Ed?’

‘Het is je moeder. Ze is achter in de boomgaard. Veld A. Ze… eh… loopt met die oude slee van jullie te slepen.’

‘Shit. Hou haar tegen. Ik kom eraan.’ Meredith gooide de dekens van zich af en sprong uit bed. Door de kamer rennend, zocht ze naar iets wat ze aan kon trekken.

‘Wat nou weer?’ zei Jeff, die rechtop ging zitten.

‘Mijn moeder van tachtig-plus is buiten aan het sleeën. Maar ik heb het mis. Ze heeft geen Alzheimer. Ze zit gewoon in een rouwproces.’

‘Ja hoor, tuurlijk.’

‘Ik heb het tegen Jim gezégd.’ Ze vond een joggingbroek op de bodem van haar garderobekast en begon zich aan te kleden. ‘Hij heeft haar de afgelopen maand drie keer onderzocht en elke keer is ze zo helder als wat. Hij zegt dat het gewoon verdriet is. Ze bewaart haar gekte voor mij.’

‘Ze heeft professionele hulp nodig.’

Ze griste haar tas van het bankje aan het voeteneind van het bed en rende de deur uit zonder gedag te zeggen.

Tegen de tijd dat het lente werd, waren Meredith en Jeff vervallen in stilzwijgen. Ze wisten allebei dat ze in de gevarenzone zaten. Deze wetenschap was zichtbaar in iedere blik, iedere niet-aanraking, iedere geveinsde glimlach, maar geen van beiden sneden ze het onderwerp aan. Ze werkten lange dagen en kusten elkaar welterusten en gingen bij zonsopgang ieder hun eigen weg. Mama’s vlagen van verwarring waren de laatste tijd minder frequent geworden, zodanig zelfs dat Meredith was begonnen te hopen dat dokter Burns gelijk had en dat ze eindelijk beter begon te worden.

Meredith deed de klep van haar bureau dicht en legde haar vulpotlood in de la. Toen drukte ze op de knop van de intercom. ‘Ik ga naar huis voor de lunch, Daisy. Over een uurtje ben ik wel weer terug.’

‘Prima, Meredith.’

Ze griste haar parka met capuchon mee en liep naar beneden, naar haar auto.

Het was eind maart en een prachtige dag die haar nieuwe energie gaf. Vorige week was er een warmtefront door de vallei getrokken die Vadertje Winter aan de kant had geduwd. Zonlicht had haar onuitwisbare afdruk achtergelaten op het landschap: ijsblauw water stroomde in greppels aan weerskanten van de wegen. Glinsterende druppels vielen uit de ontwakende appelbomen en creëerden kantachtige patronen in de laatste plekken zompige sneeuw die er nog lagen.

Ze reed mama’s oprit op, parkeerde en liep naar het hek. Rechts van haar was een man in een overall de rode rookpotten aan het controleren. Ze zwaaide naar hem en bedekte haar neus en mond terwijl ze door de dikke zwarte rook heen liep.

Eenmaal binnen riep ze: ‘Mam, ik ben er,’ en ze deed haar jas uit.

In de keuken kwam ze abrupt tot stilstand.

Haar moeder stond op het aanrecht met een stuk krantenpapier en een rol tape in haar handen.

‘Mam! Wat ben je in godsnaam aan het doen? Kom daaraf.’ Meredith haastte zich naar voren en stak haar handen uit om haar moeder te helpen eraf te klimmen. ‘Hier. Pak mijn hand.’

Mama’s gezicht was lijkbleek, haar haren ongekamd. Ze was gekleed in minstens vier lagen bij elkaar geraapte kleren, maar ze had blote voeten. Achter haar, op het fornuis, stond iets over te koken, borrelend en sissend. ‘Ik moet naar de bank,’ zei mama. ‘We moeten ons geld opnemen nu het nog kan. We hebben niet veel om te ruilen.’

‘Mam… je handen bloeden. Wat heb je gedaan?’

Mama’s blik gleed in de richting van de eetkamer.

Langzaam liep Meredith verder, langs de koude samowaar en de lege fruitmand op het aanrecht, de eetkamer binnen. Het grote olieverfschilderij van de rivier de Neva bij zonsondergang was van de muur gehaald en tegen de tafel gezet. Behang was in enorme stroken van de muur getrokken. Op sommige plekken zaten donkere vlekken op de kale muren. Opgedroogd bloed? Had haar moeder zo koortsachtig gewerkt dat ze de huid van haar vingertoppen had geschraapt? Rafelige stroken behang waren in een kom gelegd in het midden van de tafel, als een of ander raar, verlept bloemstuk.

Achter haar bleef de pan op het fornuis maar overkoken, het water borrelend en sissend. Meredith rende naar het fornuis en zette het uit, en zag toen dat de pan vol zat met kokend water en stroken behang.

‘Godallemachtig, wat…’

‘We zullen honger lijden,’ zei mama.

Meredith liep naar haar moeder toe, pakte voorzichtig haar bebloede handen vast. ‘Kom maar, mama. We gaan je even wassen. Oké?’

Mama leek het nauwelijks te horen. Ze bleef maar mompelen over het geld op de bank en hoe dringend ze het nodig had, maar ze liet zich wel door Meredith meevoeren naar de badkamer boven, waar ze de verbanddoos bewaarden. Meredith zette mama neer op de dichtgeklapte wc en knielde toen voor haar neer om haar handen te wassen en te verbinden. Ze zag een aantal precies dezelfde wondjes – sneetjes – in de vingertoppen. Deze wonden konden niet veroorzaakt zijn door koortsachtig schrapen. Het waren sneetjes. ‘Wat is er gebeurd, mama?’

Haar moeder bleef om zich heen kijken. ‘Er is rook. Ik hoorde schoten.’

‘Het zijn de rookpotten. Dat weet je best. En waarschijnlijk heb je de uitlaat van Melvins vrachtwagen horen knallen. Hij is hier om te controleren of alle potten werken.’

‘Potten?’ Mama fronste terwijl ze het zei.

Toen Meredith haar moeder had gewassen en verbonden, stopte ze haar in bed en trok de dekens op. Toen pas zag ze het bebloede afbreekmesje op het nachtkastje liggen. Mama had zichzelf opzettelijk gesneden.

O god.

Meredith wachtte tot haar moeder haar ogen dichtdeed. Toen liep ze naar beneden en bleef daar staan, de schade om zich heen opnemend – het kokende behang, de verwoeste muren, het griezelige quasibloemstuk. Angst maakte zich van haar meester. Ze liep naar de veranda, precies op het moment dat Melvin wegreed. Het vergde het uiterste van haar wilskracht om niet heel hard te gaan schreeuwen.

In plaats daarvan trok ze haar mobiele telefoon uit haar zak en belde Jeff op zijn werk.

‘Hé, Mere. Wat is er? Ik sta op het punt om–’

‘Ik heb je nodig, Jeff,’ zei ze zacht. Ze had het gevoel dat ze op instorten stond. Ze had zo enorm haar best gedaan om alles goed te doen, om haar belofte aan haar vader na te komen, en op de een of andere manier had ze gefaald. Ze wist niet hoe ze dit moest aanpakken in haar eentje.

‘Wat is er aan de hand?’

‘Mama is dit keer echt helemaal doorgeslagen. Kun je hierheen komen?’

‘Ik ben er met tien minuten.’

‘Dank je wel.’

Vervolgens belde ze dokter Burns en zei tegen hem dat hij onmiddellijk moest komen. Ze aarzelde niet om het woord spoedgeval te gebruiken. Dit was er beslist eentje in haar beleving.

Zodra de dokter had gezegd dat hij er direct aan kwam, verbrak Meredith de verbinding en belde Nina’s nummer. Ze had geen idee hoe laat het was in Botswana of Zimbabwe – of waar haar zus nu ook mocht zijn – en het kon haar niet schelen ook. Ze wist alleen dat als Nina de telefoon opnam, Meredith zou zeggen: Ik kan dit niet meer alleen.

Maar Nina nam niet op. In plaats daarvan zei haar bijdehante, op band opgenomen stem: ‘Hé, leuk dat je belt. God mag weten waar ik op dit moment uithang, maar laat een bericht achter en dan bel ik je terug zodra ik kan.’

Piep.

Meredith hing op zonder een bericht in te spreken.

Wat had het voor zin?

Zo stond ze daar, met de telefoon in haar hand, voor zich uit starend door de langzaam oplossende rook. Haar ogen prikten ervan, maar dat maakte niet zoveel uit. Huilen deed ze toch al. Ze kon zich niet eens herinneren wanneer het begonnen was, dat huilen, en voor één keer kon het haar niks schelen ook.

Zoals hij had beloofd, was Jeff er binnen tien minuten. Hij stapte uit zijn auto en liep naar haar toe. Eenmaal op de veranda aangekomen, spreidde hij zijn armen en ze liep erin, liet zich door zijn omhelzing op de been houden.

‘Wat heeft ze gedaan?’ vroeg hij uiteindelijk.

Voordat ze antwoord kon geven, klonk er een luide klap in de keuken.

Meredith draaide zich abrupt om en rende terug naar binnen.

Ze trof haar moeder languit op de grond in de eetkamer aan, een strook behang in haar ene hand geklemd en haar andere hand om haar enkel. Naast haar lag een stoel op zijn kant. Ze moest eraf gevallen zijn.

Meredith liep naar haar toe, bukte zich. Ze voelde aan de nu al dikker wordende enkel. ‘Help me om haar naar de woonkamer te brengen, Jeff. Dan leggen we haar op de chaise longue.’

Jeff boog zich over haar moeder heen. ‘Hé, Anya,’ zei hij op zo’n vriendelijke toon dat Meredith zich ineens herinnerde wat een fantastische vader hij was, hoe natuurlijk hij er altijd in was geslaagd om de tranen van zijn dochters te drogen en hen aan het lachen te maken. Hij was zo’n goed mens; na alles wat mama hem in de loop der jaren had aangedaan, de manier waarop ze hem had doodgezwegen, wist hij toch nog steeds om haar te geven. ‘Ik ga je naar de woonkamer tillen, oké?’

‘Wie ben jij?’ vroeg mama, onderzoekend in zijn grijze ogen kijkend.

‘Ik ben je prins, weet je nog?’

Mama werd meteen rustig. ‘Wat heb je voor me meegebracht?’

Glimlachend keek Jeff op haar neer. ‘Twee rozen,’ zei hij, haar met een zwaai in zijn armen tillend. Hij droeg haar naar de woonkamer en legde haar neer op de chaise longue.

‘Hier, mam,’ zei Meredith. ‘Ik heb hier een ijspakking. Ik ga het op je enkel leggen, oké? Hou je voet op dit kussen.’

‘Dank je, Olga.’

Meredith knikte en liet zich door Jeff meevoeren naar de keuken.

‘Is ze van de stoel gevallen?’ vroeg hij, een blik werpend in de verwoeste eetkamer.

‘Dat zou ik wel denken.’

‘Jeetje.’

‘Ja.’ Ze staarde hem aan, niet goed wetend wat ze moest zeggen.

Ze hoorde de auto van dokter Burns op de oprit, en gedreven door opluchting liep ze naar de deur.

Hij kwam het huis binnen, meer dan een beetje gestrest en met een half opgegeten boterham in zijn hand. ‘Hallo daar,’ zei hij toen hij binnenkwam. ‘Wat is er gebeurd?’

‘Mama was behang van de muur aan het trekken en van een stoel afgevallen. Haar enkel zwelt op als een ballon,’ zei Meredith.

Dokter Burns knikte en legde zijn boterham neer op het tafeltje in de hal. ‘Laat maar eens even kijken.’

Maar toen ze de woonkamer binnen kwamen, zat haar moeder rechtop te breien, alsof dit gewoon een middag als alle andere was in plaats van de dag waarop ze had geprobeerd behang te koken en in haar eigen vlees te snijden.

‘Anya,’ zei Jim, naar haar toe lopend. ‘Wat is hier gebeurd?’

Mama schonk hem een van haar oogverblindende glimlachjes. Haar blauwe ogen waren glashelder. ‘Ik was de eetkamer opnieuw aan het inrichten en ik ben gevallen. Dom van me.’

‘Opnieuw inrichten? Waarom nu?’

Ze haalde haar schouders op. ‘Ach, vrouwen. Wie zal het zeggen?’

‘Mag ik even naar je enkel kijken?’

‘Zeker wel.’

Voorzichtig onderzocht hij mama’s enkel en wikkelde er een verband omheen.

‘Deze pijn stelt niks voor,’ zei ze.

‘En wat is er met je handen?’ vroeg hij, terwijl hij haar vingertoppen onderzocht. ‘Het ziet eruit alsof je jezelf opzettelijk gesneden hebt.’

‘Nonsens. Ik was de kamer opnieuw aan het inrichten. Dat heb ik toch gezegd?’

Dokter Burns keek haar nog een poosje onderzoekend aan en glimlachte toen vriendelijk. ‘Kom maar. Jeff en ik zullen je naar je kamer brengen.’

‘Heel graag.’

‘Meredith, jij blijft hier.’

‘Met alle plezier,’ zei ze, nerveus toekijkend terwijl ze de trap op liepen en naar boven verdwenen.

Meredith ijsbeerde ongeduldig heen en weer en beet op haar duimnagel totdat deze begon te bloeden.

Toen Jeff en dokter Burns weer beneden kwamen, wendde ze zich tot de dokter. ‘En?’

‘Ze heeft haar enkel verstuikt. Als ze hem niet belast, zal-ie vanzelf genezen.’

‘Dat bedoelde ik niet, dat weet je best,’ zei Meredith. ‘Je hebt haar vingers gezien. En ik heb een afbreekmesje gevonden naast haar bed. Volgens mij heeft ze het expres gedaan. Ze móét wel Alzheimer hebben. Of in ieder geval een soort dementie. Wat doen we nu?’

Jim knikte langzaam, zichtbaar bezig zijn gedachten te ordenen. ‘Er is een plek in Wenatchee waar ze wel een maand of zes weken terecht kan. We zouden het revalidatie kunnen noemen vanwege haar enkel. Het zou gedekt worden door de verzekering en op haar leeftijd gaat het genezingsproces heel langzaam. Het is geen langetermijnoplossing, maar het zou haar – en jullie – wat tijd geven om te verwerken wat er is gebeurd. Het is mogelijk dat het zou helpen om een poosje weg te zijn van Belye Nochi en de herinneringen.’

‘Je bedoelt een verpleeghuis?’ vroeg Meredith.

‘Niemand gaat voor zijn plezier naar een verpleeghuis,’ zei de dokter. ‘Maar soms is het de beste oplossing. En bedenk wel dat het slechts een tijdelijke oplossing zou zijn.’

‘Wil jij aan haar vertellen dat ze daarnaartoe gaat omdat ze moet revalideren?’ vroeg Jeff, en Meredith kon hem wel zoenen. Hij wist hoe moeilijk deze beslissing voor haar was.

‘Natuurlijk.’

Meredith haalde diep adem. Ze wist dat ze dit moment in gedachten telkens opnieuw zou afspelen en dat ze waarschijnlijk met de dag een grotere hekel aan zichzelf zou krijgen. Ze wist dat haar vader deze keus nooit zou maken en dat hij niet gewild zou hebben dat zij hem maakte. Maar ze kon niet ontkennen dat zij er enorm mee geholpen zou zijn.

Ze slaapt buiten… scheurt behang van de muren… valt van stoelen… Wat kunnen we nog meer verwachten?

‘Heer, sta me bij,’ zei ze zacht, zich eenzaam voelend, zelfs met Jeff pal naast zich. Ze had nooit eerder geweten dat een enkele beslissing zo’n enorme verwijdering tussen mensen teweeg kon brengen. ‘Oké.’

Die nacht deed Meredith geen oog dicht. Ze hoorde het verspringen van de ene digitale minuut in de andere terwijl ze in bed lag.

Alles aan haar beslissing voelde verkeerd. Egoïstisch. En uiteindelijk was dat ook wat het was: haar beslissing.

Ze bleef zo lang mogelijk in bed liggen, deed haar best om zich te ontspannen. Om twee uur gaf ze het op en stond op.

Beneden zwierf ze door het schemerdonkere, stille huis, op zoek naar iets wat haar kon helpen in slaap te komen of om haar gedachten te verzetten zolang ze wakker was: de tv, een boek, een kop thee…

Toen zag ze de telefoon en wist ze precies wat ze nodig had: Nina’s medeplichtigheid. Als Nina het verpleeghuis-besluit goedkeurde, zou Meredith maar de helft van het schuldgevoel hoeven dragen.

Ze belde het internationale mobiele nummer van haar zus en ging op de bank zitten.

‘Hallo?’ zei een stem met een zwaar accent. Iers, dacht Meredith. Of Schots.

‘Hallo? Ik ben op zoek naar Nina Whitson. Heb ik het verkeerde nummer gebeld?’

‘Nee hoor. Dit is haar telefoon. Met wie spreek ik?’

‘Meredith Cooper. Ik ben Nina’s zus.’

‘Aha, geweldig. Ik ben Daniel Flynn. Je zult vast wel het een en ander over me gehoord hebben.’

‘Nee.’

‘Dat is teleurstellend, niet? Ik ben een… goede vriend van je zus.’

‘Een goede vriend, wat moet ik me daarbij voorstellen, Daniel Flynn?’

Zijn lach was laag en bulderend. Verschrikkelijk sexy. ‘Daniel is mijn vader en dat was een gemene schoft. Zeg maar Danny.’

‘Het valt me op dat je geen antwoord hebt gegeven op mijn vraag, Danny.’

‘Viereneenhalf jaar. Min of meer.’

‘En ze heeft het nooit over je gehad of je mee naar huis genomen?’

‘Jammer, hè? Nou, het was enig om even met je te praten, Meredith, maar je zus zit me heel vuil aan te kijken, dus ik kan de telefoon maar beter aan haar geven.’

Terwijl Meredith hem gedag zei, hoorde ze een ritselend geluid, alsof Danny en Nina aan het touwtrekken waren om de telefoon.

Toen klonk Nina’s stem, een tikje buiten adem, lachend. ‘Hé, Mere. Hoe is ’t? Alles goed met mama?’

‘Eerlijk gezegd is dat de reden waarom ik bel, Niens. Het gaat niet zo best met haar. Ze is alsmaar in de war de laatste tijd. De helft van de tijd noemt ze me Olga en ze vertelt alsmaar dat verdomde sprookje, alsof het een of andere betekenis heeft.’

‘Wat zegt dokter Burns ervan?’

‘Hij denkt dat het gewoon bij het rouwproces hoort, maar–’

‘Godzijdank. Ik zou niet willen dat ze net zo eindigt als tante Dora, opgesloten in dat afschuwelijke verpleegtehuis, waar ze niks anders deed dan Jell-O eten en spelprogramma’s kijken op tv.’

Meredith kromp ineen bij die woorden. ‘Ze is gevallen en heeft haar enkel verstuikt. Gelukkig was ik er toevallig bij en kon ik haar helpen, maar ik kan er niet altijd zijn.’

‘Je bent een heilige, Mere. Echt waar.’

‘Nee, dat ben ik niet.’

‘Dat heb ik moeder Teresa ook wel eens horen zeggen.’

‘Ik ben geen moeder Teresa, Nina.’

‘Ja, dat ben je wel. Zoals je voor mama zorgt en de boomgaard runt. Papa zou trots op je zijn.’

‘Zeg dat nou niet,’ fluisterde ze, niet in staat om haar stem kracht te geven. Ze wenste nu dat ze niet had gebeld.

‘Luister, Mere. Ik heb nu eigenlijk geen tijd om te praten. We staan op het punt om weg te gaan. Heb je iets belangrijks te melden?’

Dit was haar moment: ze zou de waarheid eruit kunnen gooien en het oordeel van haar zus over zich heen krijgen (de heilige Mere die mama in een tehuis stopt), of ze zou ervoor kunnen kiezen om niets te zeggen. En wat als Nina het er niet mee eens was? Meredith had nog helemaal niet over die mogelijkheid nagedacht, maar nu zag ze deze levensgroot voor zich. Nina zou haar niet steunen en dat zou de zaak er alleen maar erger op maken. Door Nina egoïstisch genoemd worden, was meer dan ze aankon. ‘Nee, niks belangrijks. Ik red het wel.’

‘Mooi. Ik kom naar huis voor papa’s verjaardag, vergeet dat niet.’

‘Oké,’ zei Meredith, en ze voelde zich misselijk. ‘Tot dan.’

Nina zei: ‘Doeg,’ en maakte een eind aan het gesprek.

Meredith hing op. Met een zucht deed ze de lichten uit en liep weer naar boven, waar ze bij haar man in bed kroop.

Opgesloten in dat afschuwelijke verpleegtehuis…

Heilige Mere.

Ze lag daar een hele tijd in het donker en deed haar best om niet te denken aan die afschuwelijke bezoekjes van lang geleden aan tante Dora.

Ze wist zeker dat ze geen moment in slaap was gevallen, maar om zeven uur schrok ze wakker van de wekker.

Jeff stond naast het bed met een kop koffie. ‘Gaat het wel?’

Ze wilde nee zeggen, nee schreeuwen, misschien zelfs wel in tranen uitbarsten, maar wat zou dat uithalen? Het ergste van alles was dat Jeff het wist; hij keek haar weer aan met die trieste blik van hem, zijn ik-wacht-op-het-moment-dat-je-me-nodig-hebt-blik. Als ze hem de waarheid vertelde, zou hij haar hand vasthouden en haar kussen en tegen haar zeggen dat ze de juiste beslissing had genomen. En dan zou ze pas echt instorten. ‘Ja hoor, ik voel me prima.’

‘Ik dacht al dat je dat zou gaan zeggen,’ zei hij en deed een stap naar achteren. ‘We moeten over een uur weg. Ik heb om negen uur een afspraak.’

Ze knikte en streek het haar uit haar gezicht. ‘Oké.’

In het daaropvolgende uur maakte ze zich klaar alsof dit een doodgewone dag was, maar toen ze achter het stuur ging zitten van haar grote SUV, lukte het haar ineens niet meer om toneel te spelen. De waarheid van haar keuze sloeg als een golf over haar heen en bezorgde haar koude rillingen.

Voor haar startte Jeff zijn eigen auto en samen reden ze, ieder in zijn eigen auto, naar Belye Nochi.

Binnen trof ze mama in de woonkamer aan bij haar Heilige Hoekje. Gekleed in een zwartwollen kokerjurk, met een sjaaltje van witte zijde om haar nek, oogde ze elegant en sterk tegelijk. Haar rug en haar schouders waren recht. Haar sneeuwwitte haar was uit haar gezicht naar achteren getrokken en toen ze zich naar Meredith omdraaide, viel er geen greintje verwarring te bespeuren in die ijsblauwe ogen.

Merediths vastbeslotenheid brokkelde af; ervoor in de plaats welde twijfel op.

‘Ik wil dat het Heilige Hoekje naar mijn nieuwe kamer wordt gebracht,’ zei mama. ‘De kaarsen moeten blijven branden.’ Ze reikte naar de krukken die dokter Burns voor haar had meegebracht. Met de krukken onder haar armen hinkte ze langzaam naar Meredith en Jeff toe.

‘Je hebt hulp nodig,’ zei Meredith toen ze dichterbij kwam. ‘Ik kan hier niet voortdurend zijn.’

Als mama het al hoorde of als het haar ook maar iets interesseerde dan liet ze dat op geen enkele manier blijken. Ze hinkte langs Meredith heen naar de voordeur. ‘Mijn tas staat in de keuken.’

Meredith had beter moeten weten dan te hopen op haar moeders vergiffenis. Ze wist maar al te goed dat wat ze ook nodig had van mama, ze het toch niet zou krijgen. En misschien vooral dit niet. Ze liep langs haar moeder heen de keuken in.

Het was de verkeerde tas. Meredith had gisteravond nog de grote rode koffer ingepakt. Ze bukte zich en maakte deze andere tas open.

Haar moeder had hem helemaal volgestouwd met boter en leren riemen.