52

‘Getver, wat een stank’, mopperde Riis.

‘Kamperfoelie’, zei Beatrice Andersson. ‘Ben je allergisch?’

Riis gaf geen antwoord, maar dat had ze ook niet verwacht.

Ze stonden achter een afrastering met klimplanten, die de omheining vormde van een speelplaats. Ze hielden de binnenplaats achter de flat van Anders Brant in de gaten. Het tweede portiek van links, eerste verdieping, volgens Sammy Nilsson.

Er stonden twee mensen van de ordepolitie aan de voorzijde, die bereid waren in te grijpen als dat nodig was. Beatrice voelde zich veilig. De ene, Conny Holmlund, was Zweeds politiekampioen hordelopen. Dat was weliswaar een paar jaar geleden, maar ze was ervan overtuigd dat hij nog steeds alle raddraaiers kon inhalen.

Het idee was dat twee collega’s van Orde in burger naar het appartement zouden gaan en zouden aanbellen om zich een idee te vormen van de situatie. Sammy Nilsson, die Johnny had ontmoet en zeker zou herkennen, zou een halve trap lager afwachten. Indien er niemand opendeed, zouden ze naar binnen gaan met de sleutel die Sammy zich na een korte, maar hevige discussie met de vicevoorzitter van de vereniging van eigenaren had toegeëigend.

‘Die journalist’, zei Riis.

‘Ja, wat is er met hem?’ zei Beatrice na een tijdje.

Het kraakte in de radio. De stem van Sammy Nilsson: ‘Geschreeuw uit de flat, een immense herrie. We gaan naar binnen.’

De radio zweeg.

‘Volgens mij neukt hij Lindell’, zei Riis. ‘Ik zag ze toen ik bloed gaf bij het Academisch Ziekenhuis.’

‘Ben jij bloeddonor?’

Beatrice was oprecht verbaasd. Dat Riis bloed zou geven, was volkomen onwaarschijnlijk. Het was de eerste keer dat ze hoorde dat Riis een filantropische daad had verricht.

‘Zullen we erachteraan gaan?’

Riis verliet hun schuilplaats en zette koers naar de buitendeur. Beatrice kwam er met een paar seconden vertraging achteraan.

Toen Sammy Nilsson haar belde, was Ann Lindell net met een kop koffie en een appelbeignet neergestreken bij Konditori Savoy. Ze was daarheen gegaan om te proberen haar woede over de arrogantie van Håkan Malmberg, zijn honende gegrijns en zijn laatste woorden te temperen.

Dat hij door het net zou glippen, was een huiveringwekkende gedachte. Ze had veel tijd, energie en denkwerk besteed aan het lot van Klara Lovisa. Twee keer had ze gemeend dat ze de zaak had opgelost, maar was haar hoop de grond in geboord.

Bovendien haatte ze zichzelf omdat ze zich de eerste keer dat ze elkaar hadden ontmoet, aangetrokken had gevoeld tot de rijzige motorrijder. Ze begreep dat hij haar gedachten had gelezen en haar nu ook op dat gebied kon jennen.

Ze schoof de kop koffie van zich af. ‘Johnny Andersson bij Anders Brant thuis’, zo had de boodschap van Sammy geluid. Ze had gehoord van Johnny’s escapades in het volkstuinencomplex en hoe hij even ten zuiden van Nybron doorweekt de trappen van de rivier was opgeklommen, zo de straat op was gelopen, op Västra Ågatan een auto had aangehouden, de bestuurster de auto uit had gedwongen en de auto zonder meer in beslag had genomen. De auto was twintig minuten later op Svartbäcksgatan teruggevonden, geparkeerd tegen een boom. Volgens getuigen was de bestuurder in oostelijke richting over Sköldungagatan weggerend.

Vanaf het Savoy was het niet ver naar Svartbäcken en toen Ann Lindell arriveerde, zag ze hoe Beatrice Andersson en Riis uit hun schuilplaats kwamen rennen en naar de achterdeur spurtten. Lindell reed het gazon op om snel haar auto kwijt te raken, sprong eruit en rende achter haar collega’s aan.

Op de trap was een hoop herrie en geschreeuw te horen. Tussen de trapspijlen door ontwaarde ze de benen van Bea, die door een deur naar binnen verdwenen. Op hetzelfde moment ging er een schot af en onmiddellijk daarna hoorde ze een brul. Het was de stem van Sammy Nilsson. Lindell rende de trap verder op, de flat in.

De geur van kruit. Eén keer eerder waren Sammy Nilsson en zij betrokken geweest bij een schietincident. Die keer was een man overleden. Door haar in zijn voorhoofd geschoten.

In het rapport dat Sammy Nilsson dezelfde avond opstelde, beschreef hij in zijn beste politieproza, hoe de keukenvloer ‘baadde in het bloed’. Ottosson vroeg hem die formulering te wijzigen. Hij meende dat redelijkerwijs Anders Brant en Johnny Andersson hadden gebaad in het bloed op de grond.

Johnny Andersson lag met zijn hoofd in een vreemde hoek tegen de radiator onder het raam aan. Het vreemde was dat hij Brants geruite shirt aanhad, dat hij had gedragen toen hij de eerste keer bij haar thuis was gekomen. De blik van Johnny was niet gefocust. In shock, meende Lindell.

Het andere lichaam was alleen vanaf het middel en verder omlaag zichtbaar, maar Lindell wist wie het was. Ze herkende Anders Brants versleten sandalen.

Sammy zei iets wat ze niet verstond. Johnny Andersson draaide zijn hoofd een beetje en er gutste bloed uit zijn mond.

Riis zat op zijn knieën over Anders Brant gebogen.

‘Dit ziet er niet best uit’, schreeuwde hij. ‘Zorg dat we hier een paar ambulances krijgen. En snel een beetje!’

‘Ambulances zijn onderweg’, zei Beatrice.

De geur van kruit vermengde zich met de rauwe lucht van bloed.

Het was een paar seconden doodstil in de keuken voordat Beatrice naar binnen rende, plastic handschoenen aantrok, op haar hurken bij Johnny Andersson ging zitten, haar handen onder zijn nek legde en zijn lichaam enigszins verplaatste, zodat zijn hoofd in een wat comfortabeler hoek kwam te liggen. Daarna begon ze zijn overhemd los te knopen, dat al donkergekleurd was van het bloed.

‘Ik heb verband nodig!’ schreeuwde Riis. ‘Hij bloedt als een rund. Hij heeft ook verwondingen aan zijn buik. Volgens mij is hij bezig dood te gaan.’

De sirenes van de ambulances kwamen steeds dichterbij. Sammy Nilsson had zijn wapen omlaag gedaan, maar stond nog in de deuropening. Een van de collega’s van Orde nam het pistool uit zijn hand.

Dit alles registreerde Ann Lindell voordat ze zich omdraaide, naar de slaapkamer liep en zich op het bed liet zakken.