32

‘Magdalena Davidsson’, zei Lindell nadat ze de verplichte verhoorgegevens had ingesproken, en liet de stilte vervolgens tien seconden duren, een pauze die ze gebruikte om nog even door te lezen wat ze al wist. Daarna ging ze verder.

De advocaat, ‘een veertigjarig, uiterst beleefd geval’, zoals Fredriksson hem had getypeerd, en een vriend van de familie Davidsson, zat haar ondertussen aan te staren, iets wat ze vanuit haar ooghoek zag.

Ze keek op en zag de jurist met zijn uitdrukkingsloze gezicht. Ze vermoedde dat de strijd tussen hen tweeën zou gaan, in elk geval als híj mocht beslissen.

‘Ik heb een zoon, Erik, hij gaat dit najaar voor het eerst naar school. Een onbeschroomd ventje’ – ze gebruikte een uitdrukking die ze niet meer had gehoord sinds haar vader hem jaren daarvoor had gebruikt – ‘dat net als uw zoon aan het begin van zijn leven staat.’

Magdalena Davidsson haalde diep adem.

‘Wij hebben een grote verantwoordelijkheid – als moeder’, vervolgde Lindell.

‘Nou ja!’ riep de advocaat uit.

Lindell draaide heel langzaam haar hoofd om, alsof haar nek hydraulisch gestuurd werd en de olie zeer koud en nauwelijks vloeibaar was, en vestigde haar blik op Petter Oswaldsson voordat ze zich weer tot de moeder van Andreas richtte en doorging.

‘En door uw leugens bent u bezig hem te verpesten. Zo is het gewoon. Hij heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf, u beschermt hem, of u denkt dat u hem steunt, maar in feite is het precies andersom: u zorgt dat hij tussen wal en schip raakt.’

Ze gebaarde met haar hand en ontdekte tot haar verbazing dat het nog steeds effect had: Oswaldsson trok een grimas, maar hield zich koest.

‘Hij heeft niemand anders dan u, uw leugens worden in hem voortgeplant. Stop daarmee nu het nog kan.’

‘Waaruit bestaat het misdrijf?’ vroeg de advocaat.

‘Bemoeilijken van een moordonderzoek en in het ergste geval doodslag, wellicht moord’, zei Lindell kalm alsof ze het over iets alledaags had, terwijl ze haar blik op de vrouw gevestigd liet.

Magdalena Davidsson schrok op alsof ze een klap had gekregen toen ze het woord ‘moord’ hoorde.

‘Ja, zo erg is het,’ zei Lindell, ‘en u bent de enige die hem kan helpen. Andreas kan dit niet alléén.’

‘Hoezo, “helpen”?’

Lindell nam een foto van Klara Lovisa uit de map die voor haar lag, en legde hem op tafel. De advocaat staarde naar de foto van het jonge glimlachende meisje.

‘Als het zo is, en er is veel dat in die richting wijst, dat uw zoon betrokken is bij de dood van Klara Lovisa, heeft hij steun nodig. Hij is pas vijftien. Hij heeft zijn hele leven nog voor zich. Op dit moment lijdt hij helse pijnen en dat zal hij blijven doen als u er niet voor hem bent. Hij zal die angst nooit meer kwijtraken, want hij is geen doorgewinterde crimineel die geen enkele empathie heeft. Hij moet kunnen leven.’

‘Wat moet ik doen?’ fluisterde Magdalena Davidsson.

‘Praat met hem! Nu, hier en op dit moment begint de reddingspoging van de geestelijke gezondheid en het leven van uw zoon. Laat hem merken dat hij op uw steun kan rekenen, wat er ook is gebeurd. Dat hij voor zijn eigen bestwil en ter wille van Klara Lovisa en haar ouders, eerlijk moet zijn.’

Lindell liet de woorden tot de vrouw doordringen. Dat zij gebroken was, was niet zo verwonderlijk, de passiviteit van Oswaldsson was daarentegen verrassend. Ze keek hem kort aan en wist niet wat ze ervan moest denken. Of hij was ontzettend onnozel óf hij was het met haar eens, ongeacht het feit wat hij vond van haar emotionele overacting.

‘U hebt gelogen over zijn alibi op de dag van Klara Lovisa’s verdwijning’, ging Lindell verder. ‘Ik denk dat hij liegt als hij beweert dat hij haar die dag niet heeft gezien. Het was haar verjaardag en hij heeft haar een cadeautje gegeven, een halsketting.’

Lindell zette haar theorie uiteen over hoe Klara Lovisa Andreas had gebeld en dat hij op zijn brommer naar Skärfälten was gereden. Dat ze ruzie hadden gekregen, een onenigheid die was geëindigd in geweld.

De vrouw luisterde met gebogen hoofd, en toen Lindell was uitgesproken, had ze niets te zeggen. Dat had advocaat Oswaldsson evenmin. Hij stopte zijn aantekeningen in zijn aktetas en bedankte voor een interessante voordracht.

Lindell voelde enige wanhoop. Waar ze op had gehoopt, was dat Magdalena Davidsson zou breken en dat zij een verhaal zou vertellen dat het begin van het einde van het langdurige onderzoek zou worden.

Maar er gebeurde niets van dit alles. Het zwijgen van de vrouw en Oswaldssons slecht gecamoufleerde hoon maakten haar moedeloos, en ze eindigde met te zeggen dat Magdalena Davidsson kon blijven, dat ze aanwezig mocht zijn bij het verhoor van Andreas, of naar huis kon gaan.

Ze wisten allebei dat Andreas niet wilde dat zijn moeder erbij zou zijn, dat had hij al meteen duidelijk gemaakt, maar Lindell wilde die mogelijkheid toch genoemd hebben. Ze had een duistere gedachte in haar achterhoofd dat ze de vrouw haar aanhoudende gezwijg op de een of andere manier toch betaald wilde zetten door erop te wijzen dat Andreas op deze manier afstand nam van zijn eigen moeder. Een goedkope wraak en ze vond het eigenlijk maar niets dat ze het arme mens zo bot behandelde.

‘Ik neem aan dat Magdalena hier in het pand kan wachten,’ zei de advocaat, ‘dan kan ik hen daarna naar huis brengen.’

Lindell vroeg zich af of Oswaldsson de moeder had aangespoord haar mond te houden, wat vanzelfsprekend haar recht was, en of hij de jongen had geadviseerd datzelfde te doen. Dat zou spoedig blijken.

Dat Oswaldsson aanwezig zou zijn bij het verhoor van Andreas en hem zou bijstaan, was een uitgemaakte zaak. Als het resultaat ook tijdens dit verhoor hetzelfde zou blijven, zouden ze Andreas moeten laten gaan, iets waar de advocaat nog even haarfijn op had gewezen.