13
De slag om Mogadishu
Toen we in het kampement terugkeerden, was iedereen druk in de weer om zich klaar te maken voor iets grootschaligs. Helikopters stegen op, Humvees namen hun posities in en iedereen was druk bezig zijn magazijnen te vullen. Hoewel er aan de helderblauwe hemel een prachtig zonnetje stond, wist ik dat de mannen zich niet op een picknick aan het voorbereiden waren. ‘Wat is er aan de hand?’
Kapitein-luitenant-ter-zee Olson kwam op ons af toen we uit onze Cutvee stapten – een uitgeklede Humvee zonder dak, portieren en ruiten, officieel aangeduid als M998 cargo/troop carrier. In de oorspronkelijke uitvoering was hij was niet van speciale bepantsering voorzien, maar nog geen week geleden waren er technici uit de States gearriveerd die er een laag kevlar onder hadden aangebracht, zodat het voertuig wat beter tegen landmijnen en andere explosieven beschermd was. Ik zat achter het stuur, met Casanova naast me, terwijl Little Big Man en Sourpuss op de achterbank zaten. Helemaal achterin bevonden zich langs de wand nog twee banken, waar zich twee jongens van de landmacht hadden geïnstalleerd – ik dacht dat het Rangers waren, maar het kunnen ook Delta-mannen zijn geweest. Verder had zich nog een Ranger achter de .50-mitrailleur geposteerd.
Olson had maar een paar minuten nodig om ons te briefen: ‘Jullie maken deel uit van een ploeg die de omgeving afgrendelt. Delta daalt vanuit helikopters langs touwen af en valt het gebouw aan. Jullie nemen de gevangenen voor je rekening. Daarna maak je dat je wegkomt.’ Gewoonlijk duurde zo’n briefing wel anderhalf uur. Delta, de Rangers en de anderen kregen die lange briefing wel, maar wij hadden hem op de een of andere manier gemist. Hoewel de missie voor ons belangrijk genoeg was om ervoor gebrieft te worden, was ze blijkbaar op korte termijn noodzakelijk geacht, net op het moment dat wij voor de CIA de repeaters hadden geïnstalleerd. Kapitein-luitenant-ter-zeer Olson gaf me een klap op de schouder. ‘Het is maar een korte operatie. Succes. Ik zie jullie weer als jullie terug zijn.’
Aan boord van elk van de vier in te zetten AH-6j Little Birds bevonden zich vier snipers, twee aan elke kant van de heli. De Little Birds voerden ook ongeleide raketten met zich mee – dit zou bepaald geen gezapig uitstapje worden. Twee AH-6j’s, bewapend met 7,62 mm miniguns en 7 cm-raketten, zouden vanuit de lucht de voorkant van het gebouw bewaken, terwijl de twee andere heli’s de achterkant in de gaten zouden houden. Charlie Squadron van Delta zou vanuit twee MH-6 Little Birds langs touwen abseilen en het gebouw binnendringen.
Er zouden acht Black Hawks achter ons aan komen, waarvan twee stuks een Delta-arrestatieteam en hun grondcommando aan boord hadden. Vier Black Hawks zouden de Rangers tot vlak boven het doelwit brengen. Eén toestel zou met een Combat Search-and-Rescue-team boven het geheel blijven hangen. Aan boord van de acht Black Hawks bevonden zich de twee missiecommandanten, van wie er een de piloten coördineerde en de andere de mannen op de grond.
Drie OH-58D Kiowa-helikopters, die herkenbaar waren aan de grote zwarte bal die boven de rotor was gemonteerd, zouden ook in het luchtruim boven het doelwit blijven rondcirkelen. In die zwarte bal zat een richtsysteem dat bestond uit een Television systeem, een thermografisch systeem en een laserafstandsmeter/doelwitmarkeerder, waarmee audio en videobeelden van de grond naar het JOC van generaal Garrison konden worden gestuurd. En weer hoog boven dit alles cirkelde een Lockheed P-3 Orion.
Ik positioneerde mijn auto achter het derde voertuig van het konvooi. Achter onze Humvees stonden drie vijftonners stationair te ronken, en de achterhoede werd gevormd door nog eens vijf Humvees. Het merendeel van de mannen aan boord van het konvooi waren Rangers. Alles bij elkaar waren er 19 vliegtuigen en heli’s, 12 voertuigen en 160 man bij de operatie betrokken.
Aidids mensen hadden al een keer of zes keer gezien hoe we dit eerder hadden aangepakt, en nu voerden we ook nog eens overdag een operatie uit, nota bene op hun eigen grondgebied. Door de qat zou een groot deel van zijn militieleden op dit uur van de dag al behoorlijk agressief zijn, om pas laat op de avond weer een beetje bij zinnen te komen. Wie met succes grote risico’s neemt, wordt geroemd om zijn ‘doortastend ingrijpen’. Wie geen succes heeft, is een stommerik. Een deel van mijn taak bestond uit het nemen van risico’s.
Om 15.32 uur vertrokken als eerste de heli’s die de kustlijn zouden volgen. Zodra we hoorden dat de toestellen landinwaarts waren gedraaid, ging ons konvooi op pad. Ik was niet bang – nog niet. Dit zou een routineoperatie worden.
Op weg naar onze bestemming sloeg de voorste Humvee een verkeerde weg in, maar niemand reed achter hem aan. Die wagen zou zich op een later tijdstip wel weer bij ons voegen. We haastten ons over de Via Gesira in noordelijke richting. Vlak voordat we de K4-rotonde bereikten, kregen we met licht geweervuur te maken. Little Big Man schreeuwde plotseling: ‘Verdomme, ik ben geraakt!’
Rijden we soms in een hinderlaag? Heeft Little Big Man een open klaplong opgelopen? De naald van mijn angstmeter stond nog steeds nagenoeg op nul. Little Big Man was getroffen, ik niet. Tegelijkertijd begon ik voor Little Big Mans leven te vrezen. Ik werd op slag een stuk alerter.
Ik reed de weg af en zette koers naar een plek die enige beschutting bood, ging op de rem staan, sprong uit de wagen en keek hoe Little Big Man eraan toe was. Hij lag op de vloer, met vlak naast zich een stuk van het lemmet van zijn Randall-mes. Ik verwachtte ergens bloed vandaan te zien komen, maar het enige wat ik zag, was een grote rode schaafwond op zijn been. Het Randall-mes waar hij zo trots op was en dat hij overal mee naartoe sleepte, had een AK-47-kogel opgevangen. Het lemmet lag op de vloer. Het wapen had ervoor gezorgd dat zijn been niet was doorboord – en dat was alle plagerijen die hij over dat mes had moeten verduren meer dan waard.
Tijdens de minuut die we langs de kant van de weg stil hadden gestaan, was het konvooi gewoon doorgereden. Ik kroop weer achter het stuur en gaf gas, waardoor ik even later onze plaats in het konvooi weer kon innemen. De stoet auto’s passeerde de K4-rotonde en we reden over de Via Lenin verder in noordelijke richting, om even later de Nationalestraat naar het oosten in te slaan. Uiteindelijk sloegen we links af, en kwamen terecht op een onverharde weg die evenwijdig aan en ten zuiden van de Hawal Wadigstraat liep.
Om 15.42 uur arriveerden we in de buurt van het vijf verdiepingen hoge Olympic Hotel. Ik wist op dat moment niet dat zich nauwelijks 1,5 kilometer westelijk van het doelwit op de Bakaramarkt een grote groep militieleden had verzameld, die binnengesmokkelde wapens en munitie onder de mensen verspreidde. Oostelijk, 1,5 kilometer bij ons vandaan, waren kort daarvoor buitenlandse opstandelingen aangekomen. We zaten op dat moment al behoorlijk in de tang. Alleen wisten we het nog niet.
Onze inlichtingenjongens hadden op dat tijdstip waarschijnlijk al alle mobiele telefoons in het operatiegebied gestoord. In een door de rondzwiepende rotorbladen opgeworpen zandstorm daalden Delta-mannen langs touwen af, recht boven het doelwit, een wit gebouw dat aan de voorkant twee verdiepingen telde, en aan de achterkant drie, met erbovenop nog een L-vormig bouwsel. Op de binnenplaats waren wat bomen te zien. Het was een van de vele militaire hoofdkwartieren van Aidid. Delta-mensen hadden zich vlak bij de deur verzameld en stonden daar dicht op elkaar, klaar om naar binnen te stormen en hun doelwit gevangen te nemen. Vier groepen Rangers, elk twaalf man sterk, daalden vanuit de heli’s langs touwen neer en bezetten de vier hoeken van het huizenblok rond het gebouw. Dit waren de mensen die de directe omgeving afgrendelden. Niemand kwam er meer in, en ook kwam er niemand meer uit.
Ik stapte uit de Cutvee en nam in een steegje evenwijdig aan het hotel een schietpositie in. Aan de achterkant van het hotel zag ik een vijandelijke sluipschutter achter een muur bewegen. Op de vijfde verdieping van een gebouw iets verder naar links zag ik op een veranda nog een sluipschutter lopen.
Ik veranderde iets van positie om een beter zicht te hebben, en besefte dat we hem vanaf de plek waar we ons nu bevonden niet fatsoenlijk onder schot konden nemen. Tegen een Delta-sniper zei ik: ‘We zullen wat dichter naar ze toe moeten.’
We kwamen omhoog en rukten op totdat we minder dan 100 meter bij hen vandaan waren. Toen we onze nieuwe positie hadden ingenomen, was de vijand al aan het vuren op het gebouw dat Delta zojuist had aangevallen. Ik had het gevoel dat het allemaal doorgestoken kaart was. De vijand leek veel te goed voorbereid. Het was wel heel toevallig dat hun sluipschutters zo goed gepositioneerd waren. Wellicht weer eens een lek bij de Verenigde Naties.
De sluipschutter op de grond stak zijn geweer over de muur, zo’n 100 tot 150 meter bij me vandaan, en richtte zijn telescoopvizier op de Rangers in mijn konvooi. De man had een uitstekende schietpositie gevonden en alleen zijn hoofd was te zien. Met een zachte druk op de trekker vergrootte ik – in de meest letterlijke zin – het hoofd in mijn vizier.
Via een steegje had ik uitzicht op de veranda van de vijfde etage van het nabijgelegen gebouw. Nog geen 200 meter verderop vuurden twee mannen met hun AK-47’s vanaf de vijfde etage op de achterkant van het gebouw waarin zich op dat moment de Delta-arrestatieploeg bevond. Vanaf de plek waar ik me bevond, kon ik onmogelijk zuiver richten.
Ik keek de Delta-man eens aan. ‘We moeten dichter naar die twee toe, anders loopt dit verkeerd af.’
We glipten door het steegje en namen posities in achter een pilaar aan onze rechterkant. We konden ze nog steeds niet goed onder schot krijgen.
De twee man op de vijfde verdieping doken nog steeds af en toe op om een half magazijn op het Delta-team te legen, om vervolgens weer snel naar binnen te duiken.
De Delta-man en ik rukten nog wat verder op. Toen we een geschikte plek hadden gevonden, liet ik me plat op mijn buik vallen en hield mijn partner de directe omgeving in de gaten. Ik zette de rode stip in mijn richtkijker op de plaats waar rechts van mij de vijand te zien was geweest. Onder snipers spreekt men in zo’n geval van een ambush, een valstrik – richten op een bepaald punt en dan wachten tot het doelwit opduikt. Dezelfde methode kan ook voor een bewegend doel worden gebruikt – richten op een punt dat in het verlengde van de door het doelwit gevolgde route ligt. Toen de man met de AK-47 rechts van me verscheen, haalde ik de trekker over en trof hem in het bovenlichaam. Hij dook terug het gebouw in, maar kwam niet meer tevoorschijn. Omdat de tweede gewapende man vanwege een betonnen scheidingswand niet kon zien dat nummer één was uitgeschakeld, leerde hij ook niet van diens fouten. De tweede man dook op om met zijn AK-47 een kort salvo te lossen, maar werd daarbij eveneens door een van mijn kogels in het bovenlichaam getroffen. Ook hij verdween uit het zicht. Als ik dat tweetal niet had uitgeschakeld, hadden ze door de ramen van het hotel nog heel wat anderen kunnen doodschieten – een nachtmerrie voor elk lid van een arrestatieteam: het team daalt boven het doelwit af om even later binnen het gebouw de boel volledig onder controle te hebben, en dan vliegen hen plotseling van buiten de kogels om de oren.
Sinds onze komst was er al minstens een half uur verstreken. Elke minuut dat we langer in het doelgebied bleven, werd het voor ons gevaarlijker. Via de radio kregen we het bevel naar het konvooi terug te keren. Toen ik door het steegje terugliep, op weg naar de Cutvee, werd ik door een afgeketste kogel in de linkerknieholte getroffen. Ik sloeg tegen de grond. Een ogenblik lang kon ik me niet bewegen. Op een angstschaal van 0 tot 10, waarbij 10 betekent gek van angst, schoot de naald naar ergens tussen 2 en 3. Ik was verrast door de pijn, omdat ik in mijn leven het punt bereikt meende te hebben dat ik bovenmenselijk was geworden. Ik was een stuk beter getraind dan de rest. Mensen om me heen raakten gewond, ik niet. Zelfs andere SEAL’s werden af en toe door een kogel getroffen of raakten anderszins gewond, enkel en alleen omdat ze niet in míjn schoenen stonden. Daarom viel je van die touwladder – omdat je Howard Wasdin niet bent. Daarom kwam je me op de hindernisbaan niet voorbij – omdat je Howard Wasdin niet bent. Zelfs nadat ik in de slag om Mogadishu voor de eerste keer door een kogel werd getroffen, hield ik me vast aan mijn arrogantie. Meer dan wat dan ook was ik verbijsterd – ik kon het niet geloven. Dan Schilling, van het CCT, verscheen ten tonele. Casanova was er nu ook en schoot een van die geitenneukers dood, en toen nog een tweede. Een hospik was net begonnen mijn verwonding te behandelen. Dan pakte mijn patroongordel beet en trok me uit het vijandelijke schootsveld weg. De hospik stopte mijn been vol Kerlix-gaas en deed er een verband omheen. Even later stond ik weer op twee benen.
De vijand stak nu autobanden in brand – een seintje naar hun kameraden dat ze zich ook in de strijd moesten mengen, terwijl ze tegelijkertijd een zwart rookscherm optrokken om ons het zicht te belemmeren. En achter die rook, uit zijstraten en allerlei gebouwen, doken vervolgens met AK-47’s bewapende militieleden op – overal kwamen ze vandaan. Zodra ik iemand omlegde, verscheen er weer een nieuwe opstandeling. Ongewapende vrouwen die als waarnemer fungeerden, liepen in het rond en gaven door waar we zaten. Er werden RPG’s gelanceerd.
Aidids mannen gilden in megafoons. Toen wist ik nog niet dat ze riepen: ‘Kom naar buiten en verdedig jullie huizen!’ Maar ik besefte wel dat ze weinig goeds met ons van plan waren.
Uit een van de vijftonners uit ons konvooi lekten vlammen nadat iemand er een RPG op had afgevuurd, en een van onze mensen gooide voor alle zekerheid nog een thermietgranaat in de achterbak om te voorkomen dat het voertuig in vijandelijke handen zou vallen. De vijftonner brandde als een fakkel.
Delta laadde op dat moment een kleine 25 geboeide gevangenen in de twee resterende vrachtwagens. Bij de arrestanten zat Aidids belangrijkste politieke adviseur en minister van Buitenlandse Zaken, Omar Salad Elmi. Hoewel Delta er niet in was geslaagd Qeybdid te pakken te krijgen, hadden ze wel een naaste medewerker met dezelfde rang in de kraag weten te grijpen, Mohamed Assan Awale. Als extraatje viel hun ook nog Abdi Yusef Herse, een clanhoofd, in handen. Na terugkeer in het kampement zou Delta de grote vissen van de anderen scheiden, en werden de onbelangrijke meelopers vrijgelaten.
Na 37 minuten hoorden we via de radio: ‘Super Zes Eén neer.’ Een RPG had een Black Hawk neergehaald waar op de zijkant een karikatuur van Elvis Presley was geschilderd, en die de naam Velvet Elvis had meegekregen. De piloot van het toestel, adjudant-onderofficier Cliff Wolcott, had in het verleden Elvis wel eens geïmiteerd en was een van de vliegers die ons op safari had meegenomen. Nu veranderde onze missie van het nemen van gevangenen in een reddingsoperatie.
We namen onze positie in het konvooi weer in om te vertrekken. In het steegje lag een Ranger die een Squad Automatic Rifle op een punt in de verte gericht hield, en die er niet ouder uitzag dan een jaar of twaalf.
Ik zat al achter het stuur en riep hem toe: ‘Kom op, instappen, we gaan!’
De knaap bleef versteend van angst liggen.
Ik sprong uit de Cutvee, rende naar de hoek van het gebouw en gaf de knaap een trap.
Hij keek verbouwereerd naar me op.
‘Ga als de donder in die auto zitten!’
Hij vermande zich en klom in zijn Humvee.
Soms waren jonge Rangers zo gefocust op het enige wat ze geacht werden te doen, dat ze het grote geheel uit het oog verloren. Ze waren vaak niet in staat hun gezichtsveld te verbreden, terwijl hun oren geen verbale commando’s meer registreerden. Ze kampten met zintuiglijke overbelasting van hun sympathische zenuwstelsel waardoor ze niet meer alles wat om hen heen gebeurde konden verwerken.
Gelukkig had de keiharde manier waarop mijn vader me als kind had behandeld, mij op dit soort moeilijkheden voorbereid. En bij die ervaringen kon ik ook nog Hell Week, SEAL Team Two en Six, evenals de Scout Sniper School bij het Marine Corps optellen – een jarenlange intensieve training. Hoe meer je zweet in vredestijd, hoe minder je bloedt in oorlogstijd. Ook Desert Storm had me bij die voorbereiding geholpen. Ik had een zekere tolerantie ten opzichte van zintuiglijke overbelasting ontwikkeld. Sommige van deze Rangers hadden nog maar net eindexamen gedaan, maar ze waren stuk voor stuk dapper.
Ik ging in de Cutvee zitten, samen met Casanova, Little Big Man en de anderen. Sourpuss was er niet. Ik was zo op de strijd geconcentreerd, dat ik niet eens hoorde dat Little Big Man me vertelde dat Sourpuss bij drie Humvees was ingedeeld die een gewonde Ranger naar het kampement terug moesten brengen. Little Big Man en Casanova bleven bij me in de Cutvee, die nog steeds deel uitmaakte van het hoofdkonvooi.
Ik verliet het doelgebied en reed in noordelijke richting over de geasfalteerde maar winderige Hawal Wadigstraat. Ik stuurde met mijn linkerhand, terwijl ik met mijn rechter mijn CAR-15 vasthield, waarvan ik regelmatig de trekker overhaalde. Zowel van links als rechts vlogen ons de AK-47-kogels om de oren, en die veroorzaakten schokgolven die sneller gingen dan de snelheid van het geluid, schokgolven die op elkaar stootten en een geluid voortbrachten dat nog het meest leek alsof iemand keihard in zijn handen klapte. Ik hoorde de kogels aankomen – de klap – even later gevolgd door het geluid dat ze maakten als ze me passeerden.
Er waren witte rookpluimen te zien als gevolg van exploderende RPG’s, die de lucht deden zinderen en een bijtende geur verspreidden. De geur van brandende autobanden en smeulend afval steeg op boven de stank die altijd al in Mogadishu hing – het stonk er als de hel.
Er werd met onze .50-mitrailleur geschoten, waardoor onze Humvee hevig door elkaar werd geschud en onze oren het zwaar te verduren hadden. Maar toch gaf het een prettig gevoel te weten dat je een .50 bij je had. Bovendien had ik het veel te druk met het speuren naar geitenneukers die zo dom waren zich binnen mijn schootsveld te vertonen, om me door het vreselijke lawaai te laten afleiden. SEAL-veteranen hadden het er vaak over hoe geruststellend het was als ze tijdens het gevecht hun eigen mitrailleur hoorden vuren. We waren erop getraind een veldslag te winnen door gebruik van overrompeling, snelheid en geweld. Bij dit konvooi was er van overrompeling van onze kant geen sprake meer. We konden niet sneller rijden dan de Humvee voor ons. Maar de .50’s hielpen ons met de hardhandige aanpak. De loop was bijna roodgloeiend van de gestage stroom kogels die het wapen uitspuwde en die dwars door beton, metaal en menselijke weefsel ging – dit zware machinegeweer sloeg letterlijk hele gaten in muren. Ja, de .50 hakte er lekker in. Helaas beschikte de vijand ook over .50’s, waarvan de driepoot in de garage van Osman Atto op de laadvloer van hun pick-uptrucks was gemonteerd. Die wagentjes schoten steeds weer uit allerlei zijsteegjes tevoorschijn en openden dan heel even het vuur op ons.
Het boordkanon van een helikopter nam de vijand onder vuur, met als gevolg dat de zijmuur van een gebouw instortte. Somaliërs stoven alle kanten uit. Sommigen gilden, anderen bleven stokstijf staan. Er lagen dode mensen en ook een dode ezel op de grond.
Aidids mensen zijn een stuk beter uitgerust dan wij dachten. Ze vechten een stuk beter dan wij dachten en er lopen aanzienlijk meer gewapende militieleden rond dan wij dachten, schoot het door mijn hoofd. Ik begon me zorgen te maken dat wíj wel eens een pak op ons donder zouden kunnen krijgen. Op mijn angstmeter gleed de naald langs 3 en bleef staan op 6. Iedereen die zegt dat hij tijdens het gevecht nooit bang is geweest, is óf een volslagen idioot, óf hij liegt. Iedereen kent angst. Het is een gezonde angst. Ik zou niet graag ten strijde trekken met iemand die niet een beetje bang is. Een soldaat is pas een goede krijger als hij die angst onder controle kan houden, zich erop kan focussen. Hij ontwikkelt dat vermogen door te geloven dat hij zijn angst weet te beheersen. Dat geloof ontstaat doordat hij bij vorige gelegenheden de angst overwonnen heeft, als hij ziet hoe teamgenoten die angst weten te overwinnen, in de wetenschap dat hij tot een elite behoort, en die beangstigende energie vervolgens gebruikt om nog beter te presteren.
In zo’n beetje elk voertuig van ons konvooi waren gewonden gevallen. We wilden ook nog steeds Velvet Elvis en zijn bemanning van de neergehaalde Super Zes Eén redden. Toen we een weg naderden waar een aantal gewonde Rangers lagen, dacht ik: Wat is er verdomme met die Somaliërs aan de hand? We zijn hiernaartoe gekomen om een einde aan de burgeroorlog te maken, zodat de mensen te eten hebben, maar ze proberen ons te vermoorden. Is dat onze beloning? Ik kon het niet geloven. Ik zette onze Cutvee langs de kant van de weg en stapte uit. De eerste Ranger die ik optilde, was in zijn been geschoten. We legden hem in de achterbak van ons voertuig. Toen laadden we een tweede gewonde aan boord, iemand die in de hand was geschoten – niet bepaald een verwonding waardoor je plotseling niets meer kunt doen. Toen ik weer achter het stuur kroop, keek ik even achterom. De Ranger met het gewonde been hielp ons met nieuwe munitie, terwijl de andere Ranger met hangend hoofd alleen maar naar zijn gewonde hand kon staren.
De Ranger die ons van munitie voorzag, werd opnieuw geraakt – deze keer in de schouder, maar hij bleef munitie aanreiken. Toen boorde zich een kogel in zijn arm – en nóg bleef hij munitie doorgeven.
Ondertussen hield de Ranger die één keer door zijn hand was geschoten, zich volkomen afzijdig – waarschijnlijk stond de naald van zijn angstmeter nu al op 10. Hij was de enige Ranger die ik in het gevecht heb gezien die zich drukte. Maar het is niet niks is als je door een kogel wordt getroffen. Zijn geschokte reactie is begrijpelijk – hij was nog maar een jonge jongen in een hevig vuurgevecht. Gelet op hun leeftijd en gebrek aan ervaring hebben alle Rangers dapper strijd geleverd.
Ik gaf plankgas. Even later haalde ik de rest van het konvooi in. Dat sloeg rechts af en reed een onverharde weg op. Toen de eerste Humvee bij het naderen van het kruispunt vaart minderde, moesten alle daarachter rijdende voertuigen gedwongen langzamer gaan rijden, een soort harmonica-effect. Toen sloegen we opnieuw rechts af en reden nu in zuidelijke richting – terwijl we net uit het zuiden waren gekomen.
Ik begon kwaad te worden op de leider van ons grondkonvooi, luitenant-kolonel McKnight, maar ik wist natuurlijk niet dat hij precies deed wat de boven ons vliegende heli’s hem opdroegen. Het Orion-spionagevliegtuig zag wat er gebeurde, maar de mensen aan boord van dat toestel konden niet rechtstreeks met McKnight praten. Dus gaf men van daaruit de relevante informatie door aan de commandant in het JOC. Vervolgens nam het JOC contact op met de helikopter die de commandant ter plekke aan boord had. En ten slotte gaf de commandant ter plekke aan McKnight door wat hij moest doen. Tegen de tijd dat McKnight opdracht kreeg een zijweg in te slaan, was hij die straat allang voorbij.
Het enige wat ik wist, was dat er weer op me werd geschoten, want er verschenen steeds meer kogelgaten in onze Cutvee. De mannen achterin werden geraakt. Godallemachtig! Ik wilde het liefst plankgas geven en zo snel mogelijk het dodelijke strijdtoneel verlaten, maar ik kon niet sneller rijden dan de Humvee voor me. Ik vuurde op militieleden die uit zijstraatjes tevoorschijn doken en zich weer snel uit de voeten maakten. Bij mijn pogingen gelijktijdig plotseling opduikende militieleden neer te schieten én rechtuit te blijven rijden, zou het me verbazen als ik meer dan 30 procent van mijn doelwitten heb weten om te leggen.
De mensen schoten op ons vanuit de bovenetages van de gebouwen. Ik gunde me even de tijd om door mijn ACOG-scoop te kijken, kreeg de rode stip op één lijn met mijn eerste doelwit en haalde de trekker over. Eén vijand neer. Toen nummer twee.
De tegenstanders hadden wegblokkades in brand gestoken en greppels gegraven om onze voortgang te belemmeren. Terwijl het konvooi probeerde dwars door of om de wegblokkades heen te rijden, werden we door de vijand overvallen. Voor en naast ons liepen schouder aan schouder vijf vrouwen, die hun kleurrijke gewaden zo breed mogelijk hadden uitgespreid en nu op het konvooi af kwamen. Toen een van de Humvees de dames bijna had bereikt, klapten die hun gewaden in en openden de mannen die zich achter hen verborgen hadden gehouden het vuur met hun AK-47’s, die ze op automatisch hadden gezet. Even later wilden ze diezelfde tactiek ook bij onze Cutvee toepassen. Voor het eerst tijdens dit vuurgevecht zette ik mijn vuurselector op volledig automatisch. Met één hand aan het stuur en in de andere mijn CAR-15 vuurde ik dertig kogels af, waarbij de vrouwen werden neergemaaid – net als de vier gewapende militieleden die zich achter hen verborgen hadden gehouden. Je kunt beter door twaalf man achter een tafel worden berecht dan door zes man naar je graf worden gedragen.
Toen hoorde ik via de radio dat een RPG een tweede Black Hawk had neergehaald, het toestel dat door Mike Durant werd gevlogen. Van de commandoheli kregen we opdracht eerst Velvet Elvis te redden en dan naar de plek te gaan waar de heli van Mike was neergekomen.
Midden op straat hielden we halt, zetten de omgeving af, verleenden eerste hulp, sleepten nieuwe munitie aan en probeerden te bedenken wat we verder nog konden doen. Een hospik verbond in onze Cutvee de schouder en de arm van de Ranger en vervolgens de wonden van de andere jongens. Sommige Rangers zagen eruit als zombies. Aan hun ogen was duidelijk te zien dat ze nog steeds in shock verkeerden.
Een Delta-man kwam naar ons toe. ‘Ik ben geraakt. Kun je misschien even naar mijn schouder kijken?’ Er had zich een kogel door de harde pantserplaat op zijn rug geboord, maar de man was er niet door uitgeschakeld.
De .50-schutter van een andere Humvee had een scherfwerend vest gedragen, dat prima geschikt is om kogels van klein kaliber tegen te houden. Hij had aan de voorkant ook nog eens een speciaal ontworpen keramische plaat van 25 bij 30 centimeter toegevoegd, die hem ook tegen 7,62 mm kogels uit de AK-47 moest beschermen. Maar zo’n plaat had hij niet op zijn rug aangebracht. Misschien vond hij, zoals zoveel soldaten, de extra plaat op zijn rug te warm en te zwaar. Bovendien liep je eerder kans om voren te worden beschoten dan van achteren. Hij nam het risico – en stierf. Via de radio boden we aan ter vervanging onze .50-schutter te sturen. De Humvee van de dode schutter stopte vlak naast ons voertuig. In de wagen zat een Ranger die zijn gesneuvelde makker in zijn armen hield en bij wie de tranen over de wangen stroomden. ‘Stomme klootzak. Ik heb het je nog zó gezegd. Ik heb je nog zó gezegd dat je ook je rugplaat moest aandoen. Ik heb het je nog zó gezegd.’
Ze haalden de overleden mitrailleurschutter uit de Humvee. Zijn plaats werd ingenomen door onze schutter. Zonder een ervaren .50-schutter aan boord zou hun Humvee niet meer als effectief gevechtsvoertuig ingezet kunnen worden. Onze schutter zou er uiteindelijk voor zorgen dat hun Humvee behouden de thuisbasis bereikte.
Casanova en ik waren door de tien magazijnen met elk dertig patronen heen die in onze patroongordels hadden gezeten. Ook de vijf extra magazijnen die we van de aan zijn schouder gewonde Ranger hadden gekregen, waren op. Omdat we beiden met een CAR-15 bewapend waren, een wapen dat dezelfde 5,56 mm munitie verschiet als de Rangers in onze Humvee, konden ze ons bevoorraden uit de munitievoorraad die achter in de wagen lag. Little Big Man besefte dat hij het verkeerde wapen bij zich had – een speciaal voor SEAL’s aangepaste M14. Niemand had extra 7,62 mm munitie bij zich, zodat Little Big Man met een geweer met een leeg magazijn zat opgezadeld.
Het konvooi kwam weer in beweging en we sloegen links af, reden een stukje in oostelijke richting, sloegen toen weer links af en we zetten koers naar het noorden. Ik wist op dat moment niet dat ook McKnight getroffen was: granaatsplinters in zijn arm en nek. We stopten. McKnight nam via de radio contact met de commandohelikopter op om te vragen hoe hij moest rijden, maar onduidelijke communicatie zorgde ervoor dat we opnieuw een verkeerde kant uit werden gestuurd. Het konvooi vervolgde zijn weg langs de Strijdkrachtenstraat en sloeg toen links af.
Ik was niet op de hoogte van het feit dat Dan Schilling op dat moment het commando van de gewonde McKnight had overgenomen. Dan slaagde erin de uiterst ingewikkelde verbindingen te omzeilen en wist rechtstreeks met een van de heli’s te communiceren. Toen Dan vroeg het konvooi naar de plaats van de crash te leiden, ging hij ervan uit dat de heli wist dat we op weg waren naar Velvet Elvis, de eerste heli die was neergehaald. De commandoheli ging er echter van uit dat we naar de dichtstbijzijnde helikopter onderweg waren – die van Mike, het tweede toestel dat was neergeschoten.
Op de Hawal Wadigstraat sloegen we links af, en reden in de richting van het Olympic Hotel en het gebouw dat ons doelwit was geweest. Het konvooi had een volledige cirkelroute afgelegd. We hadden Aidids mensen al bij eerdere optredens precies laten zien hoe wij te werk gingen, en nu voerden we een actie ook nog eens overdag uit, zodat iedereen het goed kon zien. Nu werd er ook nog op me geschoten – ik was razend! Tijdens de opleiding had het SEAL-kader ons geleerd: ‘Als je een hinderlaag overleeft, ga dan naar huis, ga in je schommelstoel zitten en dank God voor de rest van je leven.’ Ik herinnerde me weer hoe kapitein-luitenantter-zee Olson mij vlak voor vertrek uit het kampement op de schouder had geslagen: ‘Het is maar een korte operatie.’ Mooi van niet. Dit zijn dezelfde geitenneukers die even eerder het vuur op ons hebben geopend. Waar is McKnight in godsnaam mee bezig? Hé eikel, dit hebben we daarnet ook al gedaan. En die eerste keer liep het ook niet bepaald goed af.
Terwijl er in de ether onmiskenbaar verwarring heerste of we nu op weg waren naar de eerste neergehaalde helikopter of de tweede, hoorde ik dat Mike Durant nagenoeg was ingesloten door een menigte, terwijl er geen grondtroepen in de buurt waren om hem te hulp te schieten. Ik herinnerde me weer wat er met de Pakistanen was gebeurd toen er een menigte op hen was neergedaald – ze werden in mootjes gehakt.
De eerste keer dat Aidids mannen ons konvooi overvielen, doodden ze enkelen van onze jongens en raakten er nog meer gewond, maar daarna hadden we een enorme bak stront over die zakken uitgestort. Overal lagen lijken. Nu viel de vijand ons voor de tweede keer aan – stomme klootzakken. Ze hebben er een gigantische prijs voor betaald. Vooral het boordgeschut en de ongeleide raketten van de heli’s zorgden ervoor dat de lichamen en ledematen door de lucht vlogen.
Tijdens het gevecht vroeg ik bij de heli’s extra vuursteun aan om de vijand van ons af te schudden.
Een piloot antwoordde: ‘We zijn door onze munitie heen.’ Ze hadden al hun munitie en raketten verschoten, inclusief de 20 procent die ze in reserve moesten houden voor het geval ze zich tijdens de terugvlucht naar de basis nog moesten verdedigen. Ik had op die extra 20 procent gerekend. Maar ofschoon ze door hun munitie heen waren, scheerden de heli’s zo laag over de aanvallers dat die bijna door de landingsski’s van de toestellen werden gespietst. De vijand wendde zich van ons af en richtte zijn wapens op de heli’s. En zodra die geitenneukers op die toestellen begonnen te schieten, legden wij ze om. En die helipiloten deden dat niet één keer, maar minstens een keer of zes. De piloten van Taskforce 160 waren echte mannetjesputters, die bereid waren als levend aas te fungeren om ons het leven te redden.
Onder het rijden kwam mijn CAR-15 zonder munitie te zitten. Ik liet het wapen aan de riem hangen waarmee het aan mij vast zat, en trok mijn Sig Sauer 9 mm uit de holster op mijn rechterheup. Ons konvooi minderde vaart. Er dook een geitenneuker in een deuropening op, die zijn AK-47 op mij richtte. Ik zwiepte mijn Sig Sauer zijn kant uit. Razendsnel haalde ik twee keer de trekker over. Tijdens de opleiding was me zo’n dubbel kopschot al duizenden keren gelukt. Maar onder de huidige gevechtsomstandigheden haastte ik me net iets te veel. Ik schoot mis. Terwijl de adrenaline wild door me heen pompte, leek de wereld om me heen te vertragen. De geitenneuker haalde in slow motion de trekker over. De kogel trof mijn rechterscheenbeen, waarbij mijn rechteronderbeen nagenoeg werd weggeblazen. De grendel van zijn wapen ging naar achteren en de lege huls schoot naar buiten. Deze vent gaat dit niet overleven. Ik nam een halve seconde extra de tijd en kreeg hem op de korrel. Zoals John Shaw altijd zegt: ‘Soepel is snel.’ Ik haalde twee keer snel achter elkaar de trekker over. Beide kogels troffen hem vol in het gezicht. Als ik de eerste keer die halve seconde extra had genomen, had ik hem direct om kunnen leggen én was mijn been niet aan flarden geschoten.
Onze Cutvee minderde vaart. Wat is er verdomme met deze Cutvee aan de hand? Ik probeerde het gaspedaal verder in te drukken, maar dat ging niet. Ik keek naar beneden en zag een grote teen die naar achteren wees. Het drong niet eens tot me door dat mijn been achterstevoren gedraaid zat. Als dat mijn been was, moest het toch veel meer pijn doen? Ik probeerde opnieuw gas te geven. Mijn rechtervoet viel opzij. Godallemachtig, het is toch mijn been. Ik wist mijn linkervoet op het gaspedaal te krijgen en trapte dat zo ver mogelijk in. Wauw, dit is ernstig. Ik kan dit maar beter goed aanpakken. Hoewel dit de tweede keer was dat ik tijdens de veldslag geraakt werd, omhelsde ik nog steeds mijn bovenmenselijke kracht. Mijn angstmeter steeg nu naar 6, maar had de 10 nog lang niet bereikt. Ik ervoer niet zozeer pijn als wel gevoelloosheid, en dat kwam doordat mijn zenuwreceptoren overbelast werden. Hoewel ik nu voor de tweede keer tijdens het gevecht verrast werd, voelde ik me als sniper bij SEAL Team Six – als Howard Wasdin – nog steeds onovertroffen.
Ik was woedend op McKnight en riep hem via de radio op. ‘Haal ons hier verdomme weg!’
Toen we de gevarenzone eindelijk uit waren, kwam het konvooi tot stilstand om de gewonden te verbinden, onze wapens van nieuwe munitie te voorzien en te kijken wat onze volgende stap moest zijn. Casanova hielp me over de middenconsole te kruipen en op de passagiersstoel te gaan zitten, zodat hij kon rijden. De riem van mijn CAR-15 bleef aan de middenconsole haken en Little Big Man moest zijn uiterste best doen hem los te krijgen. De voorliefde die hij voor de M14 en het bijbehorende grotere bereik had ontwikkeld, leek helemaal verdwenen. Little Big Man wilde mijn CAR-15.
Mijn verbrijzelde scheenbeen vertoonde scherpe randjes, die zich in een slagader konden boren, waardoor ik wel eens dood zou kunnen bloeden. Casanova tilde mijn gewonde been op, legde het op de motorkap van de Humvee en legde mijn linkerbeen ernaast om het geheel te ondersteunen. Doordat het been nu wat hoger lag, zou de wond ook minder hevig gaan bloeden. ‘Ik ga je naar huis brengen,’ zei Casanova.
Het konvooi kwam weer in beweging en Casanova gaf gas. Onze Cutvee reed op drie lekke banden. Het konvooi keerde en sloeg bij het Olympic Hotel rechts af, om vervolgens naar de plek te rijden waar de eerste helikopter – Velvet Elvis – was neergehaald. Het leek de film Groundhog Day wel, de manier waarop keer op keer dezelfde acties werden herhaald.
Vijf tot tien minuten later werd er een vijandelijke kogel dwars door mijn linkerenkel geschoten. In tegenstelling met de fractuur in mijn rechterscheenbeen, waar mijn centrale zenuwstelsel de pijn buitensloot, deed deze wond ongelooflijk veel pijn. Mijn angstniveau steeg van 6 naar 7. Mijn woede ten opzichte van de vijand was onbeschrijflijk. Die had mij van mijn bovenmenselijke kracht beroofd. Plotseling drong het tot me door dat ik zwaar in de puree zat.
Zoals te verwachten miste ons konvooi Velvet Elvis – de eerste neergehaalde heli ook deze keer. Toen stopten we maar. Jongens stapten uit hun voertuigen en vormden een beschermend cordon. McKnight stapte ook uit, samen met nog iemand. Het leek erop dat ze een kaart over de motorkap van hun Humvee uitspreidden en keken waar we ons ergens bevonden. Het was bijna surrealistisch. Nu er toch op ons geschoten wordt, waarom lopen we het buurtwinkeltje eigenlijk niet even binnen om de weg te vragen?
Ons konvooi was het nu twee keer niet gelukt om de plaats te bereiken waar zich een van de neergeschoten piloten bevond. We waren door het overgrote deel van onze munitie heen. Onze voertuigen lagen vol gewonde en gesneuvelde kameraden. De helft van de manschappen was zwaargewond, onder wie het merendeel van het kader. Als we nu niet naar onze basis terugkeerden om ons te hergroeperen, bestond de kans dat er straks niemand meer was om een reddingsactie op touw te zetten.
In onze Cutvee zaten meer gaten dan in een spons. De zijspiegels bungelden aan hun steunen. Toen het konvooi weer in beweging kwam, reed onze Cutvee op een landmijn. De beschermende ballistische matten die op de vloer lagen, zorgden ervoor dat we niet door staalsplinters werden doorzeefd. (Later zou ik erelid worden van de Kevlar Survivor’s Club.) Casanova reed de berm in, waar onze Cutvee reutelend de geest gaf. De geitenneukers kwamen onze kant uit. Straks worden we nog onder de voet gelopen.
Ik herinnerde me The Alamo, een film uit 1960 met in de hoofdrol John Wayne als Davy Crockett. Het was een van mijn favoriete films, en Davy Crockett was mijn favoriete personage. Zo moet Davy Crockett zich gevoeld hebben, vlak voordat hij werd gedood: nauwelijks munitie meer, nauwelijks medestrijders meer, nagenoeg onbeschermd. Toe moeten zien hoe zijn mensen worden doodgeschoten terwijl de vijand steeds verder oprukt. Dit was het dan. Howard Wasdin legt in Mogadishu, Somalië, op de middag van 3 oktober 1993 het loodje. Het enige waar ik spijt van heb, is dat ik de mensen van wie ik hou niet vaak genoeg heb verteld hoezeer ik van ze hou. Tijdens mijn tijd op aarde had ik dat wat vaker moeten doen. De eerste twee mensen aan wie ik moest denken, waren mijn kinderen, Blake en Rachel. Ik had ze waarschijnlijk nooit vaker dan een keer of zes per jaar verteld dat ik van ze hield. Een deel van het probleem bestond eruit dat ik, vanwege de frequente oefeningen en al die keren dat ik operationeel werd ingezet, een groot deel van hun leven afwezig was geweest. Hoewel ik was getrouwd, dacht ik niet direct aan mijn vrouw Laura. Mijn relatie met het SEAL-team was belangrijker voor mij dan mijn huwelijk. Ik wilde Blake en Rachel nog een laatste keer vertellen hoezeer ik van hen hield.
De wijzer van angstmeter stond nu op 8. De 10 bereikte hij niet. Bij 10 kun je niet meer functioneren. Dan hangt je lot af van de gebeurtenissen om je heen. Maar ik wás nog niet dood. Vurend met mijn Sig Sauer probeerde ik te voorkomen dat we door zes of zeven van die geitenneukers omsingeld zouden worden. Fysiek was ik niet meer in staat zodanig effectief te vuren dat ik op deze afstand nog iemand kon doden. Ik had al twee van Casanova gekregen pistoolmagazijnen verbruikt en was nu met het laatste bezig. Via de radio hoorde ik dat de QRF op weg was om ons te redden – vier uur na het begin van het vuurgevecht. Quick Reaction Force – wat was in godsnaam hun definitie van het begrip ‘quick’?
Ons voertuig stond kapotgeschoten langs de kant van de weg. Toen ik opkeek, zag ik de QRF door onze straat denderen. Klootzakken. Hadden we eindelijk de kans gered te worden, en dan rijden ze ons voorbij. Ze laten ons hier gewoon creperen. Maar toen kwam de QRF tot stilstand en kwam er een deuce-and-a-half achteruit naar ons toe gereden. Goddank, ze hebben ons eindelijk gezien. Toen die ons bijna bereikt had, sloegen de geitenneukers op de vlucht. De QRF stopte.
Casanova en Little Big Man hielpen bij het overbrengen van de gewonden naar hun voertuigen.
Een Ranger was druk in de weer met het oprollen van een abseiltouw dat tijdens de actie uit een helikopter was neergelaten – iets wat hij tijdens zijn opleiding al vele malen eerder had gedaan. Bij zintuiglijke overbelasting stappen soldaten vaak over op de automatische piloot en vechten ze op de manier die hun tijdens de training is bijgebracht.
Ik kon niet lopen, maar staarde de Ranger vol ongeloof aan. ‘Dit is geen trainingsoperatie!’ schreeuwde ik. ‘Gooi dat touw weg, stap onmiddellijk in die deuce-and-a-half en zorg dat je hier wegkomt!’
De Ranger ging rustig door met het oprollen van het touw. Hij was zich absoluut niet bewust van de situatie rondom hem en luisterde niet meer naar mondelinge commando’s.
Ik richtte mijn Sig Sauer op hem. ‘Ik zal je niet doodschieten, maar je loopt straks wel mank als je niet als de sodemieter in die vrachtwagen gaat zitten!’
De Ranger keek me een ogenblik lang verward aan, liet toen het abseiltouw vallen en haastte zich naar de vrachtwagen.
Ten slotte werd ik door mijn jongens in de deuce-and-a-half geladen. ‘Wees een beetje voorzichtig met hem,’ zei Casanova. ‘Zijn rechterbeen valt er bijna af.’
We reden terug naar het kampement zonder verder nog door Aidids troepen onder vuur te worden genomen. Toen we eenmaal binnen de poort arriveerden, werden we met complete chaos geconfronteerd: op het platform lagen veertig tot vijftig Amerikaanse lichamen, terwijl medisch personeel druk doende was met de triage – kijken wie er nog een kans maakt op overleven en wie niet, en daarna de ernstig gewonden te scheiden van de lichtgewonden – om zo snel mogelijk met de behandeling te beginnen. Een Ranger klapte de laadklep van een Humvee open – het bloed gutste eruit alsof het water was.
Casanova en Dan Schilling droegen me naar het triagegebied.
Het was nog licht, en nadat de hospikken me helemaal hadden uitgekleed, verzorgden ze mijn verwondingen. Daarna lieten ze me naakt op het met lichamen bedekte platform liggen. Ik had me nog nooit zo kwetsbaar gevoeld.
Opnieuw had de dood me niet te pakken gekregen. Zoals die me ook niet te pakken had gekregen toen de vijand de QRF-heli uit de lucht had geschoten, waarbij drie man om het leven waren gekomen. Zoals die me ook niet te pakken had gekregen toen Aidids mannen een grootschalige aanval op Pasha hadden uitgevoerd. Zoals die me ook niet te pakken had gekregen toen het CIA-kamp waar ik een dag eerder op bezoek was geweest door mortiergranaten werd bestookt. Zoals al die anderen keren dat de dood me bijna had weten te vinden. Ik had nog steeds het gevoel dat Casanova en ik van doorslaggevend verschil hadden kunnen zijn als we met die QRF-helikoptervlucht waren meegegaan, die vlucht waarbij die drie mannen waren omgekomen. Het was niet bij me opgekomen dat God naar ons op zoek was. Nu ik 48 ben, en een stuk minder aanmatigend, vraag ik me wel eens af: Zou ik in staat zijn geweest de vijand om te leggen voordat die mij te pakken kon nemen? Misschien waren er wel mensen naar mijn herdenkingsdienst gekomen.
Vóór de slag om Mogadishu was de steun van de regering-Clinton voor onze troepen tot bijna het absolute nulpunt afgenomen. Ze hadden de inzet van de met rupsbanden uitgeruste M2 Bradley-pantserwagens tegengehouden, en dat gold ook voor de M1 Abrams-tanks en AC-130’s. Het Clinton-kamp was meer geïnteresseerd in het overeind houden van politieke standpunten dan in het overleven van een paar van de beste gevechtseenheden van Amerika.
Tijdens de slag om Mogadishu sneuvelden 18 Amerikanen en raakten 84 man gewond. Verder kwam er ook nog een Maleisiër om het leven en liepen zeven man verwondingen op. Ook raakten twee Pakistanen en een Spanjaard gewond. Ofschoon slechts zo’n 180 soldaten strijd hadden moeten leveren tegen 3000 leden van Aidids milities en nog wat burgerkrijgers, slaagden we erin Omar Salad Elmi, Mohamed Hassan Awale, Abdi Yusef Herse en nog enkele andere kopstukken te arresteren. Duizenden tot Aidids clan behorende strijders werden gedood, en nog eens vele duizenden raakten gewond. Ze hadden een groot deel van hun munitie verschoten. Een aantal krijgsheren trok zich terug uit angst voor de onvermijdelijke Amerikaanse tegenaanval. Sommigen van hen waren zelfs bereid Aidid te verraden om zo hun eigen hachje te redden. Vier nieuwe snipers, afkomstig van het Blue Team van SEAL Team Six, waren op weg om ons af te lossen. Het Alfa Squadron van Delta trof voorbereidingen om het Charlie Squadron af te lossen. Ook was er een nieuwe groep Rangers onderweg. We hadden Aidids ruggengraat gebroken en we wilden deze klus graag afmaken.
Ondanks de winst zag president Clinton onze offers als verlies. Hoewel we nog niet klaar waren met onze taak, het ontmantelen van Aidids machtsbasis en het distribueren van voedsel onder de bevolking, draaide Clinton het land de rug toe en kneep ertussenuit. Hij gaf opdracht alle acties tegen Aidid onmiddellijk te stoppen. Vier maanden later liet Clinton Osman Atto, Omar Salad Elmi, Mohamed Hassan Awale, Abdi Yusef Herse en de andere gevangenen vrij. Whiskey Tango Foxtrot.
We hadden zoveel energie gestoken in de samenwerking met Somaliërs, om ze ervan te overtuigen we hen ook op de lange termijn steunden. Heel wat Somaliërs hadden hun leven geriskeerd of hun familie in gevaar gebracht om ons te helpen. Onze Somalische bewakers bij Pasha waren tijdens de slag om Mogadishu tot het einde toe loyaal gebleven. Slechts één van hen overleefde de gevechten. Weer andere Somaliërs sneuvelden aan onze kant toen ze probeerden Aidid tegen te houden. Toen we vertrokken, lieten we onze Somalische vrienden aan hun lot achter. Ik had het gevoel dat onze offers vergeefs waren geweest. Waarom hebben ze ons in godsnaam hierheen gestuurd als ze de klus toch niet wilden afronden, vroeg ik me af. We hadden ons helemaal niet met de burgeroorlog in Somalië moeten bemoeien – dit was hún probleem, niet het onze. Maar toen we ons eenmaal aan hen gecommitteerd hadden, hadden we de klus moeten afronden. Een les die we telkens weer leren en leren.
Somalië verloor de steun van de internationale gemeenschap om vrede en voedsel in het land te brengen. Chaos en hongersnoden sloegen keihard toe. Aidid probeerde zijn verliezen te bagatelliseren, maar hij zou nooit over een verenigd Somalië regeren. Hij stierf in 1996, na een interne strijd met zijn kwade genius, Osman Atto.