11
De arrestatie van Aidids kwade genius
12 September 1993
Casanova en ik liepen de hangar in, met nog steeds een baard en lange haren. Tijdens mijn hele verblijf in Mogadishu ben ik niet één keer bij een kapper geweest. In de hanger leek iedereen blij ons terug te zien. Ze wisten dat we bijna vijftien dagen lang in vijandelijk gebied hadden gezeten en ze hadden ook nog wat geruchten opgevangen over het soort werk dat we daar hadden verricht. Er kwamen een stuk of wat Rangers naar ons toe. ‘Wat hadden we jullie graag bij ons gehad toen we werden aangevallen.’ Anderen hadden dolgraag willen vragen: ‘Wat hebben jullie eigenlijk uitgespookt?’
We leefden er samen met Delta Force, het Combat Control Team (CCT) en de Pararescuemen (PJ’s). CCT’s waren de Special Forces van de luchtmacht, mannen die met een parachute boven een bepaald gebied konden worden gedropt om eenmaal op de grond verkenningstaken uit te voeren, de luchtverkeersleiding op zich te nemen, als artilleriewaarnemer op te treden, én voor de commandovoering en de verbindingen te zorgen – en dat was voor ons erg handig bij het aanvragen van luchtsteun. Bij SIGINT zaten heel wat mensen van CCT. De PJ’s van de luchtmacht, die eveneens tot de Special Forces behoorden, waren erin gespecialiseerd vliegers in veiligheid te brengen die boven vijandelijk gebied waren neergehaald, en hun eerste hulp te bieden. Zowel Delta als SEAL Team Six was begonnen hun gelederen te versterken met CCT’s en PJ’s. Bij een uit acht man bestaande ploeg van SEAL Team Six die een overval op een huis moest uitvoeren, betekende de toevoeging van een PJ – iemand die kogelwonden kon behandelen – dat er een SEAL-hospik vrijkwam om deuren in te trappen. Zoals ook het toevoegen van een CCT met een radio op zijn rug ervoor zorgde dat een SEAL-radioman vrijkwam om andere belangrijke apparatuur op zijn rug mee te voeren en een handje te helpen bij het intrappen van deuren. Hoewel CCT’s en PJ’s van de luchtmacht niet echt gespecialiseerd waren in het forceren van deuren, waren ze op hun vakgebied zonder meer expert – feitelijk zaten ze op een hoger niveau dan de SEAL- en Delta-commando’s. Deze mannen in SEAL Team Six en Delta integreren was een van de beste zetten die JSOC ooit heeft gedaan. Hoewel de lat op het gebied van de tactische training een stuk lager lag (de conditie-eisen bleven hetzelfde) dan bij de SEAL’s, en dan met name op het gebied van het nabijgevecht, moesten ze ook de Green Team-training van Team Six doorlopen. Hoewel er tijdens mijn Green Team-training onder de vier, vijf mensen die de eindstreep niet haalden één CCT zat en één PJ, slaagde zowel een CCT als een PJ erin de opleiding succesvol af te ronden. De CCT’s en de PJ’s werden tijdens de vervolgtraining ook bij Delta Force gedetacheerd. Nadat ze een tijdje bij hun luchtmachteenheden dienst hadden gedaan, werden ze vervolgens geregeld weer bij Team Six en Delta gedetacheerd. In de hangar ging ons SEAL-viertal voornamelijk met CCT’s en PJ’s om, want we kenden elkaar van de training in Dam Neck, Virginia. Net als de meeste Delta-leden hadden ze hun haar uiterst kort laten knippen om niet tussen de Rangers op te vallen, maar voor ons waren ze direct herkenbaar aan hun bleke huid.
Een van onze CCT’s heette Jeff, een knap uitziende jongen die net als Casanova een magnetische aantrekkingskracht op vrouwen had; soms trokken ze zelfs met z’n tweeën op. Een andere CCT was Dan Schilling, een dertigjarige, uiterst ontspannen knaap uit het zuiden van Californië. Dan had als reservist ontslag bij het leger genomen om CCT te worden. Als we midden in de hangar aan een vouwtafeltje zaten te kaarten, wilde Dan me nog wel eens een sigaar aanbieden – zijn favoriete merk was Royal Jamaica Maduro.
Tim Wilkinson gaf zijn baan als elektrotechnicus eraan om zich als PJ in het avontuur te storten. Scotty fungeerde als teamleider van de PJ’s.
Vlak bij de opklapbare tafel in het midden van de hangar die we gebruikten om onze missies voor te bereiden, hadden de CCT’s en de PJ’s in een stoel een opblaaspop neergezet die ‘Gina de Liefdesgodin’ werd genoemd, met om haar nek een lijstje met diensten die werden aangeboden, alsmede de bijbehorende tarieven. Het was een verjaardagscadeautje van Dan Schillings echtgenote en de vriendin van Jeff, en bestemd voor een van de luchtmachtjongens die nooit post kreeg en ook geen vriendinnetje had. Na het bezoek van een aantal Congresleden was Gina verdwenen. Geen enkel gevoel voor humor! De Rangers overtroffen qua aantal alle anderen, maar ze keken wel uit de denkbeeldige streep te passeren en ons gebied te betreden – en die denkbeeldige grens had wel iets weg van een muur die tot aan het plafond reikte. Misschien hadden we een uitstraling die ze respecteerden – of hadden we een lichaamsgeurtje. Maar wat de reden ook was, ze gaven ons de ruimte. Veel Delta-jongens leken een houding te hebben van: Als jij geen Delta bent, willen we niets met jou te maken hebben. Misschien hadden wij die houding ook wel een beetje, maar wij waren slechts met z’n vieren. Als we het hele Red Team bij ons hadden gehad, waren we misschien wat arroganter geweest. En omdat we de enige vier SEAL’s in Afrika waren, moesten we ons toch bij íémand aansluiten.
Rond de hangar droegen we een korte broek, T-shirt en Teva-teenslippers. Als we ons uniform droegen, waren daar geen namen en rangonderscheidingstekens op te zien. Zo’n militaire rang was voor ons minder van belang dan voor de Rangers en het gewone leger. Bij de teams liepen we vaak achter de leider aan vanwege de reputatie die zo iemand had of vanwege de vaardigheden die hij bezat. In tegenstelling tot het reguliere leger noemden soldaten bij ons hun officieren gewoonlijk bij hun voornaam of bijnaam. Wij voelden helemaal niets voor de robotachtige militaire commandostructuur met zijn top-down leiderschap. Omdat iemand in het team hoger in rang is, betekent dit nog niet dat hij de leider is – misschien alleen op papier. Wij pasten onze bewapening en onze tactiek aan de steeds veranderende omgeving en situatie aan.
Om 21.00 uur kwamen we onder mortiervuur te liggen, wat zo langzamerhand zo vaak gebeurde dat de mannen in de hangar in gejuich uitbarstten. Sommige jongens hielden een soort mortierpool bij. Je kon tegen betaling van een dollar op een bepaalde tijdsperiode inzetten. Wie op de tijdsperiode had ingezet die het dichtst bij het moment van inslag lag, won de pot.
Niemand had een flauw idee waar Aidid uithing.
13 September 1993
De volgende dag ondernam Sourpuss zoals gewoonlijk, hoewel hij van ons SEAL-ploegje de hoogste in rang was, nauwelijks enige activiteit, terwijl hij ook geen leiderschap toonde. Hij beperkte zich tot het schrijven van een brief aan zijn vrouw. Little Big Man ging kijken of hij de QRF-helikopters als sniperplatform kon gebruiken. We werden ook aangemoedigd om, als we toch niets beters te doen hadden, samen met de Rangers op patrouille te gaan.
Er arriveerde een Pakistaans konvooi met nieuwe voorraden. Op bevel van generaal Garrison reden Casanova en ik met Steve (een Delta-sniper die veel voor de militaire inlichtingendienst deed), commandant Assad en Assads Pakistaanse troepen mee. We reden dwars door de stad naar het noordwesten, in de buurt van het stadion waar de Pakistanen een goed beschermd kampement runden. Hun troepen gedroegen zich op en top militair en deden alles volgens de voorschriften. Ook hielden de Pakistanen hun kampement schoon en leken ze in niets op de slordige Italianen, die ons voortdurend probeerden te ondermijnen.
Die nacht vuurden Aidids milities op een van onze helikopters en ze gebruikten de leegstaande gebouwen van de nationale Universiteit van Somalië als schuilplaats voor hun sluipschutters. Casanova en ik klommen naar de top van een zes verdiepingen hoge toren. Van daaruit konden we het huis zien van Aidids minister van Financiën Osman Ali Atto – Aidids kwade genius. Atto verdiende zijn geld met handel in drugs (voornamelijk qat), wapens, plunderingen en kidnappings. Dat geld gebruikte hij om meer wapens en steun voor Aidids militie aan te schaffen. Naast Atto’s huis bevond zich zijn autowerkplaats, een enorm betonnen gebouw dat grotendeels open was en waar zijn monteurs aan het sleutelen waren aan auto’s, bulldozers en pick-uptrucks waar op de laadvloer van de achterbak een driepoot met bouten werd vastgeschroefd met daarop een .50-machinegeweer. Dit was dezelfde garage waar Aidid zijn propagandabijeenkomst had gehouden toen wij in Pasha zaten. Als we Atto in handen hebben, komt Aidids militie financieel droog te staan. Wie de zeggenschap over de duiten heeft, bepaalt het verloop van de oorlog, dacht ik.
Bij Atto’s huis gebeurde verder niets bijzonders, behalve dat het licht op de veranda drie keer aan- en uitging. Misschien was dat een soort signaal, maar we zagen verder geen beweging in het huis. Het oppakken van Atto was slechts een kwestie van tijd.
14 september 1993
We bleven Atto’s garage in de gaten houden. Het was er een komen en gaan van mensen. Drie monteurs waren aan voertuigen bezig. Casanova en ik zagen iemand die eruitzag als Atto, iemand met een brede lach op zijn gezicht en daar blijkbaar een bespreking had.
We maakten wat foto’s van hem en stuurden de informatie via een beveiligde frequentie naar de inlichtingenjongens, zodat die konden controleren of de man in de garage inderdaad Atto was. Toen hij de garage verliet en wegreed, verloren we hem uit het oog.
Diezelfde dag vermoedde een Ranger dat hij Aidid in een konvooi had zien rijden. Delta voerde een overval op een gebouw uit, om te ontdekken dat ze generaal Ahmed Jilao gevangen hadden genomen, ofschoon Jilao een stuk groter en zwaarder was dan Aidid en ook nog eens een aanzienlijk lichtere huid had. Bovendien was hij een trouwe bondgenoot van de Verenigde Naties. Aidid was een soort Elvis Presley geworden – mensen zagen hem waar hij niet was.
’s Nachts werd het Pakistaanse kampement vanuit een groepje bomen en gebouwen in de buurt beschoten. Commandant Assad zei: ‘We worden hier geregeld beschoten. Kunnen jullie ons helpen?’
‘We kunnen ze met onze infraroodapparatuur vinden en ze dan met lichtspoormunitie beschieten. Dan kunnen jullie daarna met mitrailleurs het vuur op dat gebied openen.’ (Lichtspoorpatronen bevatten fosfor, die na het afvuren verbrandt en dan een bepaalde kleur gloed afgeeft.)
Maar Allah stond deze militieleden die avond klaarblijkelijk bij, want ze losten die nacht geen enkel schot meer.
16 september 1993
Twee dagen later betraden drie vrouwen het huis van Atto. Even later vertrokken er weer twee. Er ging ook een man naar binnen. Kennelijk was er opnieuw een bijeenkomst, en een van de aanwezigen leek inderdaad op Atto. Hij liep rond met een hagelwitte grijns op zijn gezicht en wekte de indruk de leiding te hebben, want hij wees wat de mensen moesten doen.
Casanova klom vanuit de toren in het Pakistaanse kampement naar beneden en sloop dichter naar de muur rond het terrein van Atto. Casanova zag dat mensen een huis binnengingen dat vlak naast de garage lag, in plaats van rechtstreeks Atto’s huis binnen te gaan. We vroegen de QRF of ze een mortieraanval wilde uitvoeren, maar de granaten kwamen niet eens in de buurt van het huis neer.
Later zagen we kans ongezien de hangar op het legerkampement te bereiken, waar we door Delta-kapitein Beesee werden ondervraagd.
Tijdens deze debriefing merkte ik op: ‘We vinden het niet erg om samen met Rangers op patrouille te gaan, maar we rijden liever zelf. We weten precies wat ons te doen staat als we beschoten worden, maar we hebben geen flauw idee wat zíj zullen doen.’
Daar ging de kapitein mee akkoord.
‘Verder zouden we graag ’s nachts als sniper met de QRF mee willen; Mogadishu vanuit de lucht in de gaten houden.’
‘Oké.’
Casanova en ik gingen vervolgens naar de CIA-trailer en brachten de mensen daar van de activiteiten van Osman Atto op de hoogte.
De eerste keer dat Casanova en ik met de QRF-heli meevlogen, ontdekten we dat volgens hun ‘huisregels’ de mannen wel een magazijn in hun wapen mochten hebben zitten, maar dat er geen patroon in de kamer aanwezig mocht zijn; dat ze pas mochten doorgrendelen nadat de vijand het vuur op hen had geopend. Wij hadden altijd een patroon in de kamer zitten, en het enige wat we hoefden te doen was de veiligheidspal overhalen en te vuren. In een oorlogsgebied sloegen de QRF-regels helemaal nergens op.
Op een dag stapten Casanova en ik met enkele leden van de QRF aan boord van een Humvee. ‘Laden en doorgrendelen,’ zei ik.
De soldaten keken me vreemd aan. ‘Hè?’ Geleidelijk aan drong het tot de mannen door. Elk van hen overtuigde zich ervan dat de vuurselector nog steeds op safe stond, maar dat er zich wel een patroon in de kamer bevond. Casanova en ik zouden de volle verantwoordelijk op ons nemen voor repercussies van hogere officieren.
De volgende keer dat een paar Rangers, Casanova en ik met onze Humvee naar het QRF-kampement reden, kwamen de QRF-soldaten die al eerder met Casanova en mij op stap waren geweest, haastig naar ons toe omdat ze wisten wat ons eerste bevel zou zijn: ‘Laden en doorgrendelen.’
Later, naarmate meer soldaten de gelegenheid hadden gehad met ons op patrouille te gaan, stonden ze zo’n beetje in de rij om te kijken in welke Humvee Casanova en ik reden. We moesten lachen om die aanblik, en hoe ze bijna vochten om bij ons in de auto te mogen zitten.
Om 24.00 uur gingen we aan boord van de QRF-helikopter. We gingen naast elkaar in een van de deuropeningen zitten. ‘Laden en doorgrendelen.’
De twee QRF-snipers die aan de andere kant van het toestel zaten, grendelden hun wapen door.
Onze piloten wachtten gewoonlijk tot er op hun toestel werd geschoten, om daarna pas terug te schieten, maar de nacht ervoor waren ze met lichte wapens beschoten, terwijl er ook nog eens twee RPG’s op hen waren afgevuurd. ‘Schiet op iedereen door wie je je bedreigd voelt.’ Als iemand een wapen op ons richtte of een agressieve houding aannam, of zich zodanig positioneerde dat hij op ons kon schieten, zouden we zo iemand onmiddellijk onder vuur nemen.
Hoewel de gemiddelde temperatuur overdag 30 graden Celsius was, koelde de nacht af tot zo’n 15 graden. Tijdens onze vlucht boven Mogadishu zagen we dat er op de bovenste etages van verlaten gebouwen kampvuren brandden. In gedachten zag ik hoe er vluchtelingen er dicht omheen gekropen zaten.
Op de grond brachten twee Somaliërs hun wapen omhoog en richtten die op onze heli. Casanova richtte zijn CAR-15 op een van hen en haalde de trekker over – de Somaliër zakte dood in elkaar. Zijn maatje nam de benen en verdween tussen de gebouwen, en onze piloot slaagde er niet in om bij hem in de buurt te komen.
Diezelfde nacht schoot een Delta-commando met zijn CAR-15 een Somaliër drie keer in de borst – het bleek een van Aidids vertrouwelingen te zijn.
Jammer genoeg ging die dag bij Delta voor de tweede keer per ongeluk een vuurwapen af, een zogenaamde accidental discharge (AD). Een lid van een van de beste gevechtseenheden ter wereld haalde in de hangar per ongeluk de trekker over. Er hadden doden kunnen vallen. Ik herinner me nog goed de blik op het gezicht van dit Delta-lid na afloop van het incident – hij wist wat de gevolgen waren. Garrison en de anderen waren woedend. Hoewel de man tijdens zijn loopbaan bij het leger eindeloos had geoefend om zijn wapen in een vuurgevecht optimaal te gebruiken, mocht hij zijn geweer nu inpakken en vertrekken. Ook was dit een smet op zijn staat van dienst. Of je nou bij Delta Force zat of bij het SEAL Team Six, een AD hield in dat je onmiddellijk op het vliegtuig naar de States werd gezet. Hoewel we uitstekend bestand waren tegen pijn en ander lijden, een verbanning uit de groep was vaak de zwaarste straf – zoals ik later aan den lijve zou ervaren.
17 september 1993
De volgende dag klommen Casanova en ik opnieuw in de toren bij de Pakistanen en losten daar Little Big Man en Sourpuss af. Die hadden drie uur lang Atto in zijn garage geobserveerd.
Een CIA-asset moest eerst tot de garage zien door te dringen om zich ervan te overtuigen dat de betreffende persoon inderdaad Atto was, voordat we er met volle kracht opaf zouden gaan – minstens 100 man, een aantal Humvees om de omgeving af te zetten, Little Birds met Delta-snipers en Black Hawks met Rangers en Delta-mensen aan boord. Om aan te geven dat alles klopte, zou onze asset naar het midden van de garage lopen, zijn roodgele petje in zijn rechterhand nemen en wat rondlopen. Casanova en ik zouden vervolgens de hele strijdkracht oproepen – een enorme verantwoordelijkheid voor twee onderofficieren.
We kregen te horen dat Atto om 07.30 uur in zijn garage een vergadering had belegd. Onze HUMINT was verbazingwekkend, en vertelde ons precies waar en wanneer Atto een bijeenkomst had gepland. Helaas lukte het ons niet aan dit soort informatie over Aidid te komen, terwijl dat in het verleden wél was gebeurd.
Om Aidid in handen te krijgen, voerde Delta een aanval op het radiostation uit, maar viste daar opnieuw achter het net.
Die avond bleef Casanova boven in de toren, terwijl ik naar de rand van het Pakistaanse kampement sloop en een blik over de muur van het aangrenzende Save the Children-huis wierp. Daar heerste ’s ochtends vroeg en ’s nachts onder dekking van de duisternis net iets te veel activiteit. Later vertelden HUMINT-bronnen ons dat een van de Somalische chauffeurs in het geheim wapens en munitie in de achterbak van zijn auto vervoerde, waaronder mortiergranaten. Omdat ze onder de vlag van Save the Children opereerden, mochten de auto’s van deze organisatie zonder doorzoeking bijna alle controleposten passeren. Ik denk niet dat de mensen binnen de Save the Children-organisatie zich ervan bewust waren dat hun auto’s op deze manier werden misbruikt, maar het leverde ons wel heel wat antwoorden op vragen over het vervoer van uitrusting en munitie.
18 September 1993
Casanova en ik begonnen om 06.00 uur vanuit de Pakistaanse toren de garage van Atto in de gaten te houden. Om 07.45 uur verscheen de CIA-asset in de werkplaats. De man had een smal, besnord gelaat en droeg een roodgeel petje en een T-shirt, terwijl hij verder nog gekleed was in een macawi die van blauwwit geruite stof was gemaakt. Hij zou 5000 dollar krijgen als hij erin slaagde Atto aan te wijzen. Na 25 minuten had hij nog steeds het afgesproken signaal niet gegeven. Toen stapte Atto de garage binnen, compleet met zijn bekende brede grijns. Met hem arriveerden zijn lijfwachten en een al wat oudere man. We meldden ons via de radio, maar we moesten op de bevestiging van de asset wachten voordat we onze strijdmacht eropaf konden sturen.
In plaats van ons onopvallend in te seinen, gedroeg de asset zich alsof hij te veel slechte B-films had gezien, of dacht dat wij achterlijk waren. Hij stak zijn arm met een ruk zijwaarts, bewoog zijn hand vervolgens stram naar de bovenkant van zijn petje, nam dat af, strekte zijn arm weer en liet die ten slotte langs zijn lichaam vallen. Als ik een van Atto’s lijfwachten was geweest, had ik hem ter plekke door het hoofd geschoten. Ik ging ervan uit dat hij voor onze ogen geëxecuteerd zou worden, maar blijkbaar had niemand zijn overdreven bewegingen opgemerkt.
Casanova en ik stuurden nu de hele troepenmacht eropaf. De QRF verkeerde in opperste staat van paraatheid. Little Birds en Black Hawks vulden de lucht. Even later daalden vanuit de heli’s Delta Force-mannen langs touwen naar de garage af, lieten Rangers zich in de directe omgeving van de garage naar beneden zakken, terwijl Little Birds met snipers aan boord rondvlogen om het arrestatieteam te beschermen tegen aanvallen van buiten. Atto’s mensen stoven als ratten uiteen. In de buurt doken overal militieleden op die op de helikopters begonnen te vuren. Uit het niets verschenen journalisten ten tonele. Sniper Dan Busch gooide een stungranaat naar ze toe om te voorkomen dat ze het schootsveld binnen zouden lopen. Later zou er geheel ten onrechte worden gemeld dat er handgranaten naar de pers waren geworpen. Stelletje ondankbare idioten. Als er vanaf die afstand een handgranaat naar jullie was gegooid, zouden jullie allemaal morsdood zijn. Dan heeft me later zelf verteld dat het Pentagon onmiddellijk telefonisch verhaal kwam halen, en dat hij zijn superieuren moest uitleggen dat hij absoluut geen fragmentatiegranaten naar de journalisten had gegooid.
Ik kroop over een muur en bevond me vervolgens op het randje van de zes verdiepingen hoge toren, waar ik plat op mijn buik lag, met vier patronen in de houder van mijn Win Mag en een vijfde in de kamer. Casanova bestreek de linkerhelft van Atto’s garageterrein. Ik nam de rechterhelft voor mijn rekening. Door mijn Leupold 10 telescoopvizier zag ik hoe een militielid 500 meter verderop door een open raam op een van de heli’s schoot. Ik trof hem in de borst. Hij tuimelde achterover terug in het gebouw – om nooit meer overeind te komen.
Even later kwam 300 meter bij me vandaan een militielid met een AK-47 in de hand een nooduitgang in de zijkant van het gebouw uit zetten, en richtte zijn geweer op de Delta-mensen die de garage bestormden. Ik schoot hem in de linkerzij. De kogel kwam er rechts bij hem weer uit. Hij zakte op de brandtrap in elkaar en zou nooit te weten komen waardoor hij was geraakt.
Op 800 meter dook een knaap op met een RPG-lanceerbuis op zijn schouder. Hij trof duidelijk voorbereidingen om op een van de heli’s te vuren. Het steeds aanpassen van mijn telescoopvizier aan de voortdurend wisselende afstanden waarop de doelwitten zich bevonden, nam veel te veel tijd in beslag. Ik stelde de afstand in op 1000 meter – de afstanden die daaronder lagen kon ik uit mijn hoofd berekenen – maar ik vergat de millimeterindeling in te stellen. Ik liet mijn dradenkruis op het bovenste deel van het borstbeen van meneertje RPG vallen en haalde de trekker over. De kogel trof hem pal onder zijn neus. Mensen denken altijd dat als iemand door een kogel wordt getroffen, die persoon achterover tuimelt, maar vaak gebeurt juist het tegenovergestelde. De kogel dringt het doelwit met zo’n snelheid binnen dat hij de man als het ware naar voren trekt, waardoor hij plat op zijn gezicht valt. Dit militielid haalde net de trekker van zijn RPG over toen hij voorover viel, waardoor het projectiel zich in het wegdek vlak voor hem boorde. Boem!
Delta-snipers die in de Little Birds boven het terrein cirkelden, zagen hoe ik de man uitschakelde. Enkele minuten later vloog een van de heli’s op onze toren af en bleef heel even stil in de lucht hangen. ‘Hé, hartstikke goed gedaan!’ schreeuwde een van de snipers en stak zijn duim naar me omhoog. Ik was blij dat Casanova en ik plat op onze buik lagen, anders had de door de rotorbladen veroorzaakte stormwind ons wel eens van die zes verdiepingen hoge toren kunnen blazen.
Delta verrichtte die dag vijftien arrestaties, maar de Rangers in de Humvees waren niet op tijd gearriveerd om het gebied voor auto’s en mensen te voet af te grendelen. Atto had het shirt van een van zijn naaste medewerkers aangetrokken en was doodgemoedereerd de achteruitgang van zijn garage uit gewandeld – en was ontkomen.
19 september 1993
In de vroege uurtjes van de ochtendschemering werd ik wakker omdat de QRF 500 meter ten noorden van onze positie bezig was met een aanval op een huis. De QRF werd onder vuur genomen door lichte wapens en RPG’s. Maar Aidids militie had die ochtend het verkeerde konvooi uitgezocht om aan te vallen. Vanuit onze toren had ik via mijn nachtzichtapparatuur een uitstekend zicht op de vijand. Ik pakte de microfoon van onze radio en stuurde gewapende helikopters op de plek af waar de militieleden zich bevonden. De QRF-helikopter bestookte de mannen met hevig .50 vuur en 40 mm granaten, terwijl QRF-grondtroepen zo zwaar in de aanval gingen dat de lucht trilde en de aarde schudde. De weinige vijanden die het overleefden, zagen geen kans snel genoeg weg te komen en renden voor hun leven vlak langs de positie waar Casanova en ik ons nog steeds bevonden.
We hadden op zeer effectieve wijze van de toren gebruikgemaakt, maar Aidids mensen hadden al snel in de gaten hoe de boel in elkaar stak. Een Somalische vrouw bleef staan en keek naar ons omhoog. Vervolgens haalde ze, in het volle zicht van Casanova en mij, een hand langs haar keel – het internationale teken voor: ‘We zullen jullie eens een kopje kleiner maken’. We konden alleen maar tot de conclusie komen dat onze sniperpost in de Pakistaanse toren was gecompromitteerd en kregen toestemming hem een paar dagen te sluiten.
We verlieten het Pakistaanse kampement om 17.00 uur en arriveerden rond 17.30 uur in de hangar. Bij de voordeur werden we opgewacht door een stuk of zes Delta-snipers, die mij een high five gaven. ‘Wasdin, je bent een kei!’ Een van hen keek de andere Delta-snipers aan. ‘Als ooit nog eens iemand het vuur op me opent, zou ik graag zien dat Wasdin die knakker vanaf 1000 meter dwars door zijn hoofd schiet!’
Later hoorden Casanova en ik de werkelijke afstand van het schot waarmee ik de man door het hoofd had geschoten: 774 meter, waarmee dit het verste dodelijke schot uit mijn carrière was geworden. Ook zorgde het ervoor dat onze verhouding met Delta een stuk beter werd. Ik heb ze nooit verteld dat ik in feite op de borst van die knaap had gericht.
20 September 1993
Om 02.30 uur gingen Casanova en ik met een QRF-vlucht mee die tot 05.45 uur zou duren. Tijdens deze vlucht zagen we hoe een man een mobiele zender opzette. We dachten dat we de locatie van Aidids Radio Mogadishu hadden gevonden, van waaruit hij niet alleen operationele bevelen uitzond, maar ook informatie over hoe je mortieren moest bedienen en onvervalste propaganda. ‘De Verenigde Naties en de Amerikanen willen Somalië overnemen, de Koran verbranden en jullie al je eerstgeboren kinderen afnemen.’ Dat werk. Ook wanneer Aidids milities een pak op hun donder kregen, zond Radio Mogadishu allerlei juichende berichten over een nieuwe overwinning uit, zodat zijn eigen mensen gemotiveerd zouden blijven en andere Somaliërs zich bij zijn winnende team zouden aansluiten. Casanova en ik mochten een man, enkel en alleen omdat hij een zender installeerde, niet liquideren, maar we markeerden de positie als een mogelijke locatie van Aidids radiostation.
De QRF-bemanning vroeg ons of we de hele week met ze mee konden vliegen. Ze waren al zo vaak onder schot genomen, dat ze maar al te graag een stel SEAL-snipers aan boord hadden.
Later die dag nam Condor op het kampement contact met ons op. Een van zijn assets meldde dat Atto voor een bijeenkomst naar zijn huis zou komen. Wij vieren waren de enige manschappen die Atto vaker hadden gezien en hem konden identificeren. Condor wilde dat er een SEAL en een paar Delta-mannen met hem meegingen. We kozen Casanova, maar de missie ging niet door. Ook onze QRF-vlucht werd geschrapt. Hoewel we de Humvee al hadden gepakt voor een aanval op Atto’s huis, ging ook die niet door. Uitrusting omhangen, spullen weer uittrekken, uitrusting omhangen – en elke keer zou wel eens de laatste kunnen zijn. Dat steeds weer afdoen van de uitrusting zat me dwars, maar het tastte mijn motivatie om mijn uitrusting weer om te hangen geenszins aan. Ongeacht de uitdagingen, ik wist dat ik al mijn energie weer bij elkaar zou moeten vegen en door moest. Ik groeide op met een knoop ergens diep in mijn maag, verkeerde constant in angst en vroeg me voortdurend af wanneer ik weer door mijn vader te grazen zou worden genomen. Tijdens de BUD/s-opleiding hield instructeur Stoneclam ons voor: ‘Ik kan van iedereen een keiharde kerel maken, maar ik kan alleen van heel speciale mensen een mentaal weerbaar iemand maken.’ Hoewel SEAL’s bekendstaan om de kleine groepjes waarin ze opereren en de doelmatigheid waarmee ze te werk gaan, is het militaire apparaat op zich een kolossale, logge organisatie – waardoor er voor ons niets anders opzat dan geduld te oefenen. Mijn teamgenoten en ik hadden dezelfde mentale instelling. We hadden geleerd onze frustraties onder controle te houden. Ik wist precies hoe ik de uitdagingen van een constant veranderende omgeving moest overwinnen. Nooit gaat iets helemaal volgens planning. Zelfs voor het best voorbereide plan geldt: zodra de eerste kogels in het rond vliegen, kun je die plannen weggooien.
21 september 1993
Onze asset Abe meldde dat hij Osman Atto had gezien in Lido, vlak bij ons oude safehouse Pasha. Bij het omgaan met HUMINT moesten we steeds vaststellen wat er waar was en wat er uit eigenbelang bij was verzonnen. Ik geloof niet dat er bij onze assets lieden zaten die de boel 100 procent bij elkaar logen, maar ze waren niet te beroerd om af en toe stevig te overdrijven, waarschijnlijk in een poging meer geld los te peuteren. We hadden de indruk dat Abe dit werk niet in de eerste plaats om het geld deed. Hij had een zachte, vriendelijke stem en gedroeg zich een stuk minder achterdochtig dan de anderen. Hij sprak rustig en zakelijk. We werkten graag met ‘eerlijke Abe’ samen.
In de film Black Hawk Down bracht iemand op het dak van Atto’s auto een soort legergroene isolatietape op rubberbasis aan. Zoiets zou onmiddellijk zijn opgevallen. Wat er in werkelijkheid gebeurde, was iets wat zo uit een James Bond-film leek te komen. Het Office of Technical Services van de CIA in Langley, Virginia, bracht in een voor Aidid bedoelde wandelstok met ivoren handgreep een klein zendertje aan dat een signaal uitzond waardoor de plaats van de wandelstok voortdurend kon worden gevolgd, maar de missie werd afgelast. Condor kwam weer met de wandelstok op de proppen, en gaf hem aan Abe, die hem doorgaf aan een contactpersoon die regelmatig in de omgeving van Atto verkeerde. Die zou de stok aan Atto cadeau doen. Terwijl de contactman met de wandelstok in een auto naar het noorden van Mogadishu reed, vloog een helikopter achter het signaal aan. Toen de auto stopte om te tanken, verscheen Atto ten tonele. Een asset belde Condor om hem te laten weten dat Atto in de auto zat. Condor nam via de radio contact met Delta op.
Delta kwam onmiddellijk in actie. De heli met het aanvalsteam landde bijna boven op de auto waarin het doelwit zat, en een sniper loste een schot op het motorblok, waardoor de auto tot stilstand kwam – de eerste keer dat een heli een rijdend voertuig uitschakelde. Atto gooide het portier open en sloeg op de vlucht. Zijn lijfwacht vuurde met zijn AK-47 op het aanvalsteam, maar een sniper schakelde hem uit door hem in het been te schieten. Leden van het aanvalsteam sprongen uit de helikopter, bestormden het gebouw en sloegen Atto in de boeien.
Andere Delta-jongens vormden een cordon rond het gebouw. De Somaliërs staken autobanden in brand ten teken dat ze hulp nodig hadden. Enkelen van hen probeerden door het Delta-cordon te breken en er vormde zich al snel een mensenmenigte. Er werd met AK-47’s en RPG’s op de heli’s geschoten. Delta-snipers in de ene heli en het boordgeschut van een ander toestel openden het vuur op de vijand. Tien, twintig man gingen neer, en vrijwel onmiddellijk trok het gepeupel zich een stuk terug.
Eenmaal binnen brachten Delta-mannen Atto naar het dak van het gebouw, waar een helikopter landde om hen op te pikken.
Later, nadat ze in het kampement waren teruggekeerd, vroeg Delta ons: ‘Eigenlijk weten we niet zeker of het Atto is. Zouden jullie even langs kunnen komen om hem te identificeren?’
‘Ja, natuurlijk. Waarom niet?’ Casanova en ik liepen naar de andere kant van het platform, naar het CIA-gebouw, waar Atto in een container werd vastgehouden. In de film Black Hawk Down was het een lange, forse kerel die keurig gekleed ging, een sigaar rookte en de spot dreef met de mannen die hem gevangen hadden genomen. In werkelijkheid jammerde hij alleen maar, ofschoon hij in een redelijk netjes overhemd en een macawi was gekleed. Atto was klein, mager als een spriet en stond te trillen op zijn benen. Hij keek naar Casanova en mij alsof we Magere Hein in hoogsteigen persoon waren en klaarstonden om hem koud te maken. Ik kreeg bijna medelijden met hem. Een deel van mij had hem best eens stevig willen knuffelen en ‘Alles komt goed’ tegen hem willen zeggen, maar een ander deel van mij had hem moeiteloos een kogel door het hoofd kunnen jagen.
‘Ja, dat is ’m,’ zei Casanova.
‘Nou, ik weet het nog zo net niet,’ grapte ik. ‘Toen ik hem zag, had-ie steeds een brede grijns op zijn gezicht.’
Casanova keek de tolk eens aan. ‘Zeg hem dat als-ie niet grijnst, we hem helemaal in elkaar slaan.’
Voordat de tolk dit zinnetje had kunnen vertalen, grijnsde Atto ons vals toe.
We hadden er niet bij stilgestaan dat Atto Engels sprak. Casanova en ik gaven elkaar een high five. ‘Het is hem!’
Delta voerde hem snel af naar een gevangenis op een eilandje voor de Somalische kust. Op Atto werd een briefje aangetroffen waarin hem werd gevraagd een ontmoeting met journalisten te regelen, waarna er onderhandelingen met de United Nations Operation in Somalia (UNOSOM) moesten worden geopend. We gingen ervan uit dat dit briefje van Aidid afkomstig was – de grote vis die we nog steeds moesten vangen.