1

Mijn werk is iemand raken

Als de marine haar elite stuurt, stuurt ze de Navy SEAL’s. En als de SEAL’s hun elite sturen, sturen ze SEAL Team Six, het marine-equivalent van Delta Force van het leger, dat zich bezighoudt met contraterrorisme en het bestrijden van opstandelingen, en soms samenwerkt met de CIA. Dit is de eerste keer dat het verhaal van een SEAL-sniper (scherpschutter) aan de openbaarheid wordt prijsgegeven. Mijn verhaal.

Snipers mijden de openbaarheid. We zijn liever actief dan reactief. Maar sommige krachten hebben we niet onder controle. We vertrouwen op onze kracht om de zwaktes van de vijand uit te buiten, maar op een keer tijdens de oorlog in de Perzische Golf, toen ik alleen was op de achterplecht van een vijandig schip met een bemanning die loyaal was aan Saddam Hoessein, was ik uiterst kwetsbaar. En hoewel ik er een meester in ben me aan het zicht te onttrekken, lag ik een andere keer naakt op een landingsbaan in een derdewereldland, met kogelwonden in beide benen en één been bijna afgeschoten met een AK-47. Soms worden we geconfronteerd met wat we proberen te vermijden.

Het was nog donker, die ochtend van 18 september 1993 in de Somalische stad Mogadishu. Casanova en ik kropen over een muur en beklommen de zes verdiepingen van een toren. Zelfs op dit vroege tijdstip was er al beweging te zien: op straat deden mannen, vrouwen en kinderen hun gevoeg. Ik rook de vuren die werden aangestoken. Ze brandden op gedroogde dierenmest en wat de mensen verder ook aan brandbaars hadden kunnen vinden. Erboven werd het voedsel verwarmd dat de Somaliërs hadden kunnen bemachtigen. Krijgsheer Aidid wist precies welke macht de controle over de voedselaanvoer hem bood. Telkens als ik een kind zag sterven, achtte ik Aidids boosaardige machtsspel, waardoor deze vernietiging van leven kon plaatsvinden, daarvoor verantwoordelijk.

De toren waar we op klommen, stond in het midden van de compound van de Pakistanen. De Pakistanen waren beroeps en behandelden ons met groot respect. Rond theetijd kwam de jongen die de thee rondbracht ons altijd een kop brengen; ik was zelfs de verse geitenmelk lekker gaan vinden die zij altijd in hun thee deden. Terwijl Casanova en ik over de bovenste rand van de toren klauterden, bereikten het geluid en de geur van de kudde geiten op de compound mijn zintuigen. Daar gingen we liggen en hielden een grote garage in de gaten, een autoschadebedrijf zonder dak. Rondom de garage lag een stad in wanhoop. Somaliërs sjokten rond met hangend hoofd en afgezakte schouders, hun blik hulpeloos en de huid strak over de botten door ondervoeding. De huizen hadden verschillende verdiepingen en waren in betrekkelijk goede staat. Dit was nota bene een van de betere wijken van de stad, waar huizenblokken stonden in plaats van de hutten van hout en golfplaat die de rest van de stad en het platteland beheersten. Desondanks hing er de geur van uitwerpselen en dood, vermengd met die van wanhoop. Ja, wanhoop kun je ruiken. Mensen gebruiken de term ‘ontwikkelingslanden’, maar dat is bullshit. Het enige wat zich in Somalië ontwikkelde, waren honger en strijd. Volgens mij bestaat de term ‘ontwikkelingsland’ alleen maar opdat de mensen die deze term hebben verzonnen, zich beter kunnen voelen. Hoe je het ook noemt, oorlog en hongersnood zijn de ergste dingen die je je kunt voorstellen.

Ik berekende de exacte afstand tot bepaalde gebouwen. Om als sniper raak te schieten, zijn twee dingen cruciaal: wind en elevatie. Omdat er geen wind van betekenis stond die mijn schot naar links of rechts kon doen afwijken, hoefde ik daar geen rekening mee te houden. Elevatie is de hoek waaronder je moet schieten in verhouding tot de afstand tot het doel. Omdat de meeste potentiële doelen tussen de 200 en 600 meter zouden liggen, stelde ik mijn vizier af op 500 meter. Zo kon ik mijn geweer gewoon lager of hoger richten afhankelijk van de afstand. Na het eerste schot was er geen tijd om het opnieuw af te stellen.

Om 06.00 uur begonnen we met onze observatie. Terwijl we wachtten tot ons lokale contact ons het signaal zou geven, overdacht ik verschillende scenario’s: de ene vijand die op één plaats opduikt en een andere op een andere plek enzovoort. Ik stelde me het gevecht voor en liep alle stappen door: zocht mijn doel, richtte en deed zelfs net alsof ik de trekker overhaalde en volgde onderwijl mijn ademhalingsroutine zoals ik die had geoefend. Vervolgens simuleerde ik dat ik herlaadde en weer door mijn Leupold 10 telescoopvizier keek op zoek naar meer van die geitenneukers. Ik had dit droog- en werkelijk vuren al wel duizend keer gedaan – nat, droog, onder de modder, in de sneeuw, vanuit een schuttersputje, een schuilplaats in de stad van achter een halfopen raam, en in bijna alle andere omstandigheden die je je kunt voorstellen. Wat ze vanaf het begin van onze SEAL-training steeds weer hadden ingeprent, was waar: ‘Hoe meer je zweet in vredestijd, hoe minder je bloedt in oorlogstijd.’ Op die bewuste dag zouden mijn makkers van Delta Force een inval doen in die garage, en mijn taak was ervoor te zorgen dat geen van hen zou worden doorzeefd. Dat mijn makkers geen bloed verloren was even belangrijk als dat ik niet bloedde.

Ons doelwit tijdens deze missie was Osman Ali Atto, de belangrijkste financier van Aidid. Hoewel Casanova en ik ons doel zelf hadden kunnen herkennen uit eerdere observaties, moesten we wachten op bevestiging van zijn identiteit door ons CIA-contact voordat we het commando zouden geven.

Ik zag zeker de ironie in van het feit dat wij Atto gevangen zouden nemen in plaats van hem te doden, ofschoon hij en zijn baas honderdduizenden Somaliërs hadden gedood. Ik had het idee dat als we Atto en Aidid snel zouden afmaken, we een eind aan de strijd konden maken, de mensen snel het voedsel konden geven en heelhuids naar huis konden gaan.

Pas rond 08.15 uur gaf ons contact eindelijk het afgesproken teken. Hij deed dat omdat hij er goed voor werd betaald. Toen ik samenwerkte met de CIA, zag ik met eigen ogen hoe je met geld loyaliteiten kunt laten omslaan.

Toen we het afgesproken signaal zagen, gaven Casanova en ik hun de volle laag. Plotseling was de lucht vol Little Bird- en Black Hawk-helikopters. Op dat moment waren die Delta-jongens ontzettend kwetsbaar: de stad bood de vijand veel te veel dekking, veel te veel mogelijkheden zich te verbergen en veel te veel ontsnappingsroutes; het enige wat hij hoefde te doen, was een salvo afvuren op een heli of een Humvee vanuit een gebouw, weer wegduiken en zijn wapen laten zakken. Zelfs als hij weer opdook, was hij geen vijand als hij geen wapen had. Alles gebeurde heel snel, en de omgeving gaf geen respijt.

De jongens van Delta Force lieten zich aan touwen de garage in zakken en Rangers deden hetzelfde aan de buitenkant, terwijl Little Birds met Delta-snipers van bovenaf dekking gaven aan de aanvallers. Als ratten stoven Atto’s mannen uiteen. Het duurde echter niet lang of militieleden in de buurt begonnen op de helikopters in de lucht te schieten.

Gewoonlijk opereren snipers samen met een spotter. De spotter identificeert het doelwit, bepaalt de afstand tot het doel en geeft die gegevens door aan de sniper. Maar daar was nu geen tijd voor: dit was een stadsoorlog; hier kon de vijand overal opduiken. En wat erger was: de vijand was precies zo gekleed als de burgers. We moesten eerst kijken wat zijn intenties waren. Zelfs als hij een wapen droeg, was er een kans dat hij tot een bevriende clan behoorde. We moesten wachten tot hij het wapen daadwerkelijk op een van onze jongens richtte, en dan moesten we ervoor zorgen dat die vijand ophield te bestaan. Er bestond geen marge voor fouten, er was geen tijd voor een tweede schot. Casanova en ik hadden allebei een .300 Win Mag snipergeweer. Door mijn Leupold 10 telescoopvizier zag ik op 150 meter afstand een militielid door een open raam op de heli’s schieten. Ik herinnerde mijzelf eraan mijn hartslag omlaag te brengen en ving hem in het dradenkruis. Mijn lichaam nam het over: kolf stevig tegen de schouder, wang achter het vizier, het oog niet op de vijand zelf maar op het midden van het dradenkruis. Met vaste hand haalde ik de trekker over (hoewel die heel licht stond afgesteld, een trekkerdruk van 900 gram). De aangename terugslag van het geweer. De kogel raakte hem van de zijkant in de borst, ging er aan de linkerkant in en aan de rechterkant weer uit. De man zakte met een schok ineen en viel achterover het gebouw weer in – nu permanent. Ik keek vlug weer door mijn vizier en tuurde de omgeving af. Nu goed opletten! Ik bande al het andere uit mijn gedachten. Ik was alleen met mijn Win Mag en speurde mijn sector af. En Casanova de zijne.

Op 300 meter van me vandaan kwam een ander militielid uit een nooduitgang aan de zijkant van een gebouw. Hij richtte zijn AK-47 op de Delta’s die de garage aanvielen. Hij dacht dat hij vanuit die positie veilig voor hen was, en dat was vermoedelijk ook zo. Hij was alleen niet veilig voor mij – 300 meter was niet eens een uitdaging. Ik schoot hem in zijn linkerzij en de kogel kwam er bij zijn rechter weer uit. Hij zakte ineen op de brandtrap; had geen idee wat hem had geraakt. Zijn AK-47 lag zwijgend naast hem. Iemand probeerde die te pakken, maar één kogel van mijn Win Mag maakte daar een eind aan. Na ieder schot vergat ik dat doel en zocht ik een nieuw.

Binnen en buiten de garage heerste chaos. Overal renden mensen in het rond en de rotors van de Little Birds en Black Hawks vulden de hemel met oorverdovend kabaal. Maar ik zat in mijn eigen wereldje: ik had mijn vizier, ik had mijn missie, en verder niets. Laat de Delta-jongens hun werk doen in de garage. Mijn werk was de vijand raken vanaf hier.

Het was niet de eerste keer dat ik doodde voor mijn land. En het zou ook niet de laatste keer zijn.

Een paar minuten gingen voorbij terwijl ik de omgeving afzocht. Op circa 800 meter dook een vent op met een RPG (rocket-propelled grenade) op zijn schouder, die de heli’s onder schot nam. Als ik hem te grazen nam, was dat het dodelijke schot over de grootste afstand uit mijn loopbaan. Als ik miste…