12

Missie ‘Ogen boven Mogadishu’

Om Aidid in handen te krijgen, moesten we eerst het militaire spelletje ‘Anne Marie Koekoek’ onder de knie krijgen. Soms kregen we te horen dat de inlichtingen niet goed genoeg waren om actie op te ondernemen, maar dan kregen we plotseling toch groen licht voor zo’n actie, terwijl even later iemand hogerop die missie weer afblies voordat we hadden kunnen opstijgen.

Een ervaren sniper van het Blue Team van SEAL Team Six belde via een beveiligde lijn vanuit Dam Neck en vroeg ons naar missies en inzet met het oog op de aflossing van twee mannen van ons op 15 oktober. We vertelden hem waarmee we bezig waren, wat er nog in het vat zat, welke uitrusting nog meegenomen moest worden en wat thuis kon blijven.

22 september 1993

Terwijl we op onze brits in de hangar zaten, kwam de sergeant-majoor van JSOC naar ons toe om een potje te ouwehoeren. Het leek hem verstandig als wij wat meer met Delta-manschappen zouden optrekken, en dan met name met het aanvalsteam van het Charlie Squadron. Op bepaalde gebieden leken SEAL’s heel veel op Delta-mensen: deuren intrappen, schieten… Maar op andere terreinen waren we totaal verschillend – het veiligstellen van schepen versus vliegtuigen. Het hoge tempo van de operaties, die vaak afzonderlijk werden uitgevoerd, maakte het nog lastiger om met Delta samen te werken. Daar kwam nog bij dat in het zeer competitieve wereldje van de Special Forces, en dan met name op het hoogste niveau, sommige Delta-mensen ons met jaloerse ogen leken te bekijken. We gingen nog het meest met de Delta-snipers om, omdat we met hen het meest gemeen hadden. Ook trokken we veel op met CCT’s en PJ’s van de luchtmacht, want die kenden we nog van vroeger.

Het hoogste echelon schrapte onze vluchten met de QRF, omdat er ‘nog enkele problemen moesten worden opgelost’. Ik vermoed dat de traditioneel denkende legerleiding van de QRF slecht overweg kon met de bepaald onconventionele leiders van Delta. Kapitein-luitenant-ter-zee Eric Olson, de officier van Team Six die later de eerste marinecommandant van JSOC zou worden, kwam in de hangar bij ons langs. Hij was gekomen om SEAL-commandant Tewey af te lossen, die bij UNOSOM een andere functie zou gaan bekleden.

‘Ik kwam alleen maar even gedag zeggen en kijken wat jullie hebben uitgespookt,’ zei Olson.

We vertelden hem wat we wisten.

23 september 1993

Misschien had Olson zijn invloed laten gelden, of misschien ook niet, maar korte tijd later mochten we weer mee met de QRF-vluchten, die werden aangeduid als de missie ‘Ogen boven Mogadishu’. Van 03.00 tot 07.15 uur vlogen Casanova en ik met de QRF. Tijdens die periode ontvingen we een melding over een mitrailleursnest. In de vijf minuten die het duurde om het gebied te bereiken, had de schutter zich teruggetrokken. Nadat we naar onze thuisbasis waren teruggekeerd, lukte het me een paar uur te slapen.

Ik werd om 12.00 uur wakker en ging samen met de PJ’s Scotty en Tim aan boord van een helikopter op weg naar een ‘geitenlab’. We vlogen naar een positie ten zuiden van de hangar en landden op een terrein waar een paar geiten rondliepen die we van een boer hadden gekocht. Ik ging in het veld met mijn rug naar een geit staan, terwijl de Delta-arts, majoor Rob Marsh, het dier neerschoot. Vervolgens zei hij alleen maar: ‘Ga je gang.’

Ik draaide me om en moest determineren wat er met het dier aan de hand was. Slagaderlijke bloeding stoppen, ademhaling weer op gang krijgen met een beademingsbuis, kogelwond oplappen en een open klaplong hechten… Hij besodemieterde de boel – Marsh had alleen maar een paar keer in de lucht geschoten. Ik draaide het dier om en ging op zoek naar een kogelwond, maar die was nergens te zien. Ik draaide de geit nog een keertje om en vond een kleine steekwond aan de rechterkant van de longen. Ik dichtte de long en draaide de goede long naar boven. Een andere keer zette majoor Marsh zijn voet op het achterlijf van een geit, en toen hij die optilde spoot het bloed als een geiser uit een slagader in het dijbeen. Het leek alleszins op een slagaderlijke bloeding bij een mens. Dus zorgde ik ervoor dat het bloeden ophield. Als dat niet lukte, ging de geit uiteraard dood.

Voor activisten op het gebied van dierenrechten zal dit ongetwijfeld een hele schok zijn, maar het was een van de beste medische trainingen die ik ooit heb gehad. Zodra we met de geiten klaar waren, gaven we ze terug aan de plaatselijke bevolking, die de dieren vervolgens slachtte en opat. Een geringe prijs, vergeleken met de miljoenen koeien en kippen die overal ter wereld worden gedood, om zo realistisch mogelijk het redden van een mensenleven te oefenen.

24 september 1993

De volgende dag werden we gebrieft over een overval op een theehuis waar kolonel Abdi Hassan Awale (alias Abdi Qeybdid), Aidids minister van Binnenlandse Zaken, een gezien bezoeker was. We zouden met z’n vieren de gevangenen onder controle houden, terwijl Casanova en ik, als dat nodig was, Delta bij de overval zouden assisteren.

Terwijl we op onze volgende missie wachtten, sprongen vier Deltasnipers, Casanova en ik aan boord van twee Little Birds en gingen boven de Afrikaanse vlakte op safari – als training. Gewapend met onze CAR-15’s zaten we op de landingsski’s van de heli’s en joegen op wilde zwijnen, gazellen en impala’s. Ik was de enige die een wild zwijn wist om te leggen. We landden en laadden het zwijn in, samen met het andere wild dat we hadden geschoten. Voor snipers was het een uitstekende oefening: vanuit de lucht op doelwitten schieten. We keerden naar de hangar terug, waar ik voor mijn zoon Blake een slagtand afhakte. Voor mijn dochtertje vond ik een slagtand minder geschikt, maar in heel Mogadishu was geen cadeauwinkel te vinden, dus zou ik later nog iets voor Rachel moeten vinden. Ik ontweide het zwijn, stroopte het, maakte het schoon en reeg het aan het spit. Daarna hielden we een barbecue waaraan iedereen mocht meedoen – een welkome afwisseling met de MRE’s en het kantinevoer.

Het is een slecht dorp waar het nooit kermis is. Het was tijd om eens wat stoom af te blazen. Volleybal, althans als het op de Special Forces-manier wordt gespeeld, is een contactsport. De officieren daagden de manschappen uit. Voor de wedstrijd overvielen we de officieren. Ik hielp bij het overmeesteren van de commandant van het Charlie Squadron van Delta Force, kolonel William G. Boykin. We trokken hem een Rogue Warrior ii-hemdje aan en maakten vervolgens zijn handen en voeten met plastic boeien aan een draagbaar vast. Delta deelde mijn weerzin jegens Dick Marcinko en al die waardeloze Rogue Warrior-videospelletjes. Daarna maakten we van kolonel Boykin enkele foto’s.

Op 29-jarige leeftijd had Boykin geprobeerd voor Delta Force goedgekeurd te worden. Luitenant-kolonel ‘Bucky’ Burruss was ervan overtuigd dat Boykin met zijn slechte knie nooit door de selectie zou komen. Verder had een psycholoog in Fort Bragg geprobeerd Boykin buiten de Delta-selectie te houden omdat hij ‘te godsdienstig’ zou zijn. Boykin deed dan ook heel wat mensen versteld staan door uiteindelijk goedgekeurd te worden en tot Delta Force toe te treden. In 1980 deed hij mee aan een poging de Amerikaanse gijzelaars in Iran te bevrijden, en werd ingezet in Grenada, Panama en bij de jacht op de Colombiaanse drugsbaron Pablo Escobar.

In het gewone Amerikaanse leger overmeesterden gewone manschappen hun officieren niet, laat staan dat ze die vervolgens aan een draagbaar ketenden, maar bij de Special Forces heerst een totaal andere cultuur. Bij de SEAL’s gaat de traditie dat manschappen samen met de officieren trainen terug tot aan de Tweede Wereldoorlog, bij de opleiding van kikvorsmannen, onze voorgangers. Nadat we de foto’s hadden gemaakt, merkte kolonel Boykin op: ‘Ik had liever gezien dat jullie me een pak slaag hadden gegeven in plaats van me dat kloteshirt aan te trekken.’

25 September 1993

Ofschoon wij en de QRF-piloten onze missie ‘Ogen boven Mogadishu’ wel zagen zitten, blies het hoogste echelon opnieuw onze nachtelijke QRF-missies af. Ook binnen het militaire apparaat stuiterde het beleid alle kanten op – de ene nacht mochten we meedoen, de andere weer niet – mogelijk omdat iemand in de top het niet prettig vond zijn gezag met Delta en de SEAL’s te moeten delen.

Die nacht schoten Aidids milities met een RPG een van de QRF-helikopters neer. De piloot en de copiloot raakten gewond en drie anderen kwamen om het leven. Aanhangers van Aidid verminkten de lijken van de gesneuvelde soldaten, maar de twee vliegers zagen kans te ontsnappen. Enkele minuten later werd het gebied door VN-militairen uit Pakistan en de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) volledig afgegrendeld, en konden die zich ook over de piloot en copiloot ontfermen. Onze PJ’s, gesteund door SEAL’s, stonden klaar om de overlevenden binnen een kwartier weg te halen, maar de leiding van QRF was niet geschikt die taak naar behoren uit te voeren en te trots om ons te hulp te roepen. Het duurde twee uur voordat de Search-and-Rescue-jongens van QRF ter plekke waren. Volkomen onaanvaardbaar. De QRF bracht de piloot en copiloot niet alleen in een uiterst kwetsbare positie, ze bracht ook nog eens de Pakistanen en VAE-troepen in gevaar die hen op de grond moesten beschermen. Het ging toch om een Quick Reaction Force? Als Casanova en ik aan boord van dat toestel hadden gezeten, hadden we die mannen misschien kunnen redden.

Sommige militairen dachten dat het neerhalen van een Black Hawk door een RPG stomme pech was. De RPG was bedoeld voor grondgevechten, niet als luchtdoelgeschut. Als je zo’n ding op een doel in de lucht richt, is de kans groot dat de uitlaatgassen via de grond de schutter van de sokken blazen. Ook liet het witte rookspoor van de raket direct zien vanwaar hij was gelanceerd, zodat heli’s de schutter onmiddellijk onder vuur konden nemen. Men ging ervan uit dat de Black Hawk veel te snel en veel te goed bepantserd was om door zo’n wapen neergehaald te kunnen worden. Maar deze militairen bleken ongelijk te hebben.

26 September 1993

De volgende ochtend stonden we klaar voor een aanval op het theehuis. Als die niet doorging, zouden we naar een andere missie overgeheveld worden. Het was zinloos voorbereidingen te treffen voor een actie die toch niet doorging.

Een van Aidids naaste medewerkers meldde zich bij UNOSOM en vertelde dat hij niet langer voor Aidid wenste te werken. Nu werkte hij voor ons.

’s Avonds werd bij de pastafabriek een .50-luchtdoelmitrailleur geïnstalleerd. De volgende dag werd hij alweer weggehaald. Aidids mensen hadden al meer dan eens gezien hoe wij te werk gingen – en nu troffen ze voorbereidingen om ons uit de lucht te schieten. Ze waren een stuk slimmer dan wij wensten toe te geven.

27 september 1993

Qeybdid en twee naaste medewerkers bevonden zich in het NBC-gebouw. We troffen voorbereidingen, evenals de helikopterbemanning en de grondtroepen, maar we moesten de missie afblazen omdat Aidid volgens de geruchten ook nog ergens anders was waargenomen, en ze wilden dat we ons gereedhielden om achter Elvis aan te gaan.

De CIA, SIGINT en de militaire contra-inlichtingendienst namen zeven kerels in hechtenis van wie ze vermoedden dat ze achter de vijandelijke mortierbeschietingen zaten.

28 september 1993

We gingen naar de hangar van de 10th Mountain Divison voor de herdenkingsdienst voor de drie mannen die bij de helikoptercrash waren omgekomen. Condor was ook aanwezig. Na de dienst vertelde hij me: ‘We barsten van de doelwitten, maar de militaire bureaucratie en al die rookgordijnen maken het ons onmogelijk ze eens stevig aan te pakken.’ Hij walgde ervan, dat was duidelijk te zien.

De QRF had de grootste moeite om met Delta samen te werken. Delta vond samenwerking met de CIA moeilijk. Daarnaast waren er nog problemen binnen de Verenigde Naties, en dan vooral met Italië. Het gebrek aan steun vanuit de regering-Clinton maakte de puinhoop alleen maar groter. De lichamen van de drie QRF-mannen werden in een vliegtuig geladen en naar de States teruggevlogen. Later die dag, hoewel ik daar helemaal geen zin in had, verzamelden we ons samen met Delta op de start- en landingsbaan voor een groepsfoto. Ik stond met een ongelukkig gezicht helemaal op de achterste rij. Waarom doen we dit? Straks krijgt iemand hier een afdruk van te pakken en kan hij ons vervolgens een voor een afknallen. Ik kreeg opdracht aanwezig te zijn, en dus deed ik het maar. Maar erop terugkijkend ben ik blij dat ik het gedaan heb. Het is de enige foto die ik heb van mijn maatje Dan Busch, een sniper in het Charlie Squadron van Delta Force, die vlak naast me staat. Ook van anderen is het de enige foto die ik heb. Soms kijk ik even naar die foto, die in mijn privékantoor hangt, en sta ik even stil bij de herinnering aan deze jongens.

29 september 1993

Op woensdag werd tijdens een briefing gemeld dat we niet over harde informatie beschikten, in tegenstelling tot wat Condor mij een dag eerder had verteld. Ik vloog naar de USS Rentz (FFG-46), een fregat dat met geleide wapens was uitgerust en dat nu voor de kust patrouilleerde. Daar studeerde ik voor het komende examen dat tot mijn bevordering tot E-7 moest leiden. Toen ik in de hangar was teruggekeerd, hoorde ik dat over vijf minuten een missie zou starten. Maar ook die werd uiteindelijk geschrapt.

De overste die voor het onderdak van het Charlie Squadron van Delta Force verantwoordelijk was, vertelde me over het plan het kampement aanzienlijk te verbeteren, waaronder de airconditioning, de tenten en de traileronderkomens. Er zouden geen personeelswisselingen plaatsvinden. Wij zouden vertrekken zodra de missie was voltooid. Ik zou om 22.00 uur samen met Sourpuss voor een testvlucht vertrekken. Maar voordat we konden opstijgen, bleek ons toestel een technisch mankement opgelopen te hebben.

30 september 1993

Toen we de volgende dag het kampement verlieten, deze keer niet onder auspiciën van Delta maar nu opererend onder Amerikaanse vlag, had SEAL Team Six voor het eerst een eigen vaandel bij zich, een zwart indianenhoofd op een rode achtergrond. Little Big Man had hem uit eigen beweging vanuit de briefingruimte van het Red Team naar Mogadishu meegenomen. Als SEAL’s ergens op bezoek gaan, laten ze de mensen onopvallend weten waar ze geweest zijn. Toen ik nog bij SEAL Team Two zat, hebben we – toen we bij een Noorse onderzeeboot van boord gingen – eens kans gezien onopgemerkt onze vlag over hun eettafel uit te spreiden. Het zou leuk zijn als er eens een foto van ons vieren kon worden gemaakt, mét de vlag van Red Team, maar dan over het lichaam van Aidid gedrapeerd. Of als we generaal Garrison eens slapend aantroffen, om hem dan eens lekker onder onze vlag in te stoppen: ‘Garrison kan goed met Delta overweg, maar hij voelt zich een stuk prettiger als hij in een veiligheidsdeken van SEAL Team Six is gewikkeld.’ Dan konden we die kiekjes in onze briefingruimte ophangen, naast de vele andere foto’s. Daar hadden we behoorlijk misbruik van kunnen maken. Nu mogen jullie ons de rest van het jaar bier blijven aanbieden, sukkels. Kijk eens wat wij allemaal hebben gedaan, terwijl jullie thuis rijles namen.

Rond het middaguur kregen we een melding binnen dat iemand Qeybdid had gezien. We troffen voorbereidingen om zo snel mogelijk te vertrekken, toen we te horen kregen dat het verkenningstoestel hem uit het oog was verloren. We stegen niet op. Iemand opsporen in de doolhof die Mogadishu heet, is als zoeken naar een speld in een hooiberg. We hadden hem te pakken moeten nemen toen we daarvoor de kans kregen, maar in plaats daarvan bleven we achter waarnemingen van Elvis aan jagen.

In tegenstelling tot wat de overste ons de vorige dag had verteld, kregen we van kapitein-luitenant-ter-zee Olson te horen dat we met twee man tegelijk zouden worden overgeplaatst.

Die middag werd een soldaat die zijn verlof aan het strand doorbracht en tot zijn middel in zee stond, door een hamerhaai aangevallen. Hij raakte één been tot aan de heup kwijt en het andere tot aan de knie. Hij verloor heel veel bloed. Samen met een hoop anderen stond ik in de rij om bloed te geven. Hij kreeg 27 eenheden bloed toegediend. Helaas stopte iemand een beademingsbuisje in zijn slokdarm in plaats van in zijn luchtpijp. Hij zou de volgende ochtend wel niet halen. Hij overleefde weliswaar, maar was hersendood. Ik weet niet wie hier meer schuld aan had, de haai of de knaap die het beademingsbuisje verkeerd aanbracht.

2 oktober 1993

’s Middags troffen we voorbereidingen om Aidid te overmeesteren in het huis van sjeik Aden Adere. We stonden drieënhalf uur klaar om uit te rukken. Aidid was al eens vier uur lang in dat huis op bezoek geweest. Opnieuw leek de CIA van haar zaak overtuigd, maar de missie ging niet door. De Agency was woedend.

3 oktober 1993

Toen ik wakker werd, kreeg ik van de CIA te horen dat ze graag zouden zien dat ik een paar repeaters plaatste in Lido, een wijk in Mogadishu. Een repeater is een elektronisch apparaatje dat een signaal opvangt en op een hogere frequentie weer doorstuurt. Een asset kon met zijn draagbare radiootje een signaal naar de repeater sturen, die dat signaal dan weer terug naar het legerkampement stuurde. En zo kon de basis via de repeater ook een signaal naar de asset sturen. Op die manier konden er over grotere afstanden krachtiger radiosignalen worden verstuurd.

Ik had mijn woestijnuniform aan, met daaronder een scherfvrij vest, plus de bijbehorende kevlar tussenstukken. Over mijn camouflagejasje hing een patroongordel met 10 magazijnen, met in elk magazijn 30 patronen, dus 300 in totaal. Hierdoor had ik als sniper meer bewegingsvrijheid – vooral als ik plat op mijn buik lag of rechtop staand tegen bijvoorbeeld een muur leunde – dan wanneer ik het nogal volumineuze webbing draagharnas om had. Ook droeg ik mijn vertrouwde Adidas GSG-9-schoenen over mijn olijfgrijze wollen sokken. Katoenen sokken blijven klam in de woestijn, maar die van wol zuigen het vocht uit de huid. Het verdampingsproces zorgt ervoor dat de voeten koel blijven. ’s Avonds, als het koud wordt in de woestijn, houdt de wol de voeten warm. Als sniper maakte ik geen gebruik van kniebeschermers, en droeg ik ook geen Pro-Tec-helm zoals leden van overvalteams. (Vanwege de verschillende soorten hoofdverwondingen tijdens de slag om Mogadishu stapte JSOC later over op een Israëlische ballistische helm.) Als communicatiemiddel droegen we een headset waaraan de onverslijtbare Motorola MX300 was gekoppeld, een waterdichte radio waarmee je ook versleutelde berichten kon versturen, en die we aan ons koppel droegen. Het oordopje werd achter het oor gestopt, zodat ons gehoor er niet nadelig door zou worden beïnvloed. Twee microfoondopjes drukten tegen onze luchtpijp. De microfoon stak niet naar voren, zodat we tijdens het richten onze wang probleemloos langs de kolf van het geweer konden leggen. Uiteraard had ik een camelbak met water bij me. Zoals gewoonlijk had ik ook mijn Zwitserse legermes bij me, want dat gebruikte ik bijna dagelijks.

We vlogen met een paar Huey-heli’s naar het stadion van de Pakistanen en reden toen met onopvallende auto’s naar twee verschillende adressen. Nadat we onze repeaters hadden geplaatst, reden we terug naar het kamelenslachthuis bij het strand, waar we door de helikopters werden opgepikt. Ik had geen idee dat dit de langste dag van mijn leven zou worden – en bijna mijn laatste.

ch12_image001.jpg ch12_image002.jpg