Het graf van Jezus in Srinagar
De geschiedenis van ‘Barlaam en Josaphat’ behoorde in de middeleeuwen tot de wereldliteratuur die iedere ontwikkelde kende. In het hele Middeneuropese en Vooraziatische gebied bestonden verschillende versies en vertalingen van dit verhaal, dat afkomstig zou zijn van Johannes Damascenos, een voorname Arabische christen die omstreeks 700 in Jeruzalem geleefd heeft. De geschiedenis, die in andere landen ook bekend is onder de titel ‘De Prins en de Derwisj’, heeft de volgende inhoud:
De machtige Indische koning Abaner wordt door een sterrenwichelaar voorspeld dat zijn deugdzame, wijze zoon Josaphat (of ook Joasaph) van de islam tot het christendom zal overgaan. Om de vervulling van de profetie te voorkomen, laat de koning een prachtig paleis bouwen waar de prins van de buitenwereld afgesloten moet opgroeien. Ondanks alle voorzorgsmaatregelen ziet Josaphat bij een gelegenheid een blinde, een andere keer een oude man en tenslotte een dode. Omdat de jonge man in het paleis alleen omringd is door jonge en mooie mensen, betekenen de ontmoetingen voor hem volkomen nieuwe ervaringen en openen ze zijn ogen voor de werkelijkheid van het leven.
Dan ontmoet de asceet Barlaam de prins en bekeert hem tot het christendom. Hoewel de koning probeert zijn zoon het nieuwe geloof uit het hoofd te praten en hij hem zelfs de helft van zijn koninkrijk aanbiedt, ziet Josaphat af van alle genoegens. Hij trekt zich terug in eenzaamheid en leeft de rest van zijn leven als vrome asceet.
Dit mooie verhaal is zo ontroerend en vol ingrijpende waarheid dat de twee helden Barlaam en Josaphat in 1583 door de rooms-katholieke Kerk in de martelarenkalender opgenomen werden. Bij de datum 27 november kan men lezen: ‘In India, het buurland van Perzië, de heiligen Barlaam en Josaphat. Hun verbazingwekkende werken beschrijft de heilige Johannes van Damascus.’ Tot de zestiende eeuw was het waarschijnlijk niemand opgevallen dat de geschiedenis niets anders weergaf dan de legende van de tochten van prins Siddharta, die hem ertoe brachten zijn familie te verlaten en dakloos te worden, om Boeddha te worden. De naam Josaphat/Joasaph klinkt zo joods dat er nauwelijks twijfel opkwam aan zijn oorsprong. Maar van het Griekse woord Joasaph via het Arabische Judasaph tot het Kashmirse Yusasaph is de herkomst van de naam moeiteloos terug te volgen. Als men nu weet dat de letters ‘J’ en ‘B’ in het Syrisch, Arabisch en Perzisch nagenoeg identiek zijn, herkent men in het woord Judasaph het oorspronkelijke Budasaf, dat niets anders betekent dan ‘Bodhi sattva’, de wordende Boeddha.
En ook de exotisch klinkende naam Barlaam kan over de brug van de talen heen tot zijn eigenlijke oorsprong terug gevolgd worden: in het Arabisch betekent Balauhar hetzelfde als het Sanskritische woord Bhagavan, ‘de goddelijke verhevene’.
Door de taalkundige herleiding (Judasaf) is duidelijk geworden dat de islamitische profeet Yuz-Assaf in werkelijkheid een boeddhistische bodhisattva was, die in de loop van een rigoreuze islamitisering grootmoedig opgenomen werd.
En als deze bodhisattva Yuz-Assaf en Jezus inderdaad identiek waren, dan hadden de magiërs uit het Oosten de juiste incarnatie gevonden. De beschrijving van de attributen van een bodhisattva klinken als een karakterisering van Jezus.
Kenmerkend voor een bodhisattva is een zo grote mate aan medelijden dat hij plaatsvervangend leed voor anderen op zich kan nemen en de zondaars aan verlossing kan helpen. Ook als de bodhisattva uit medelijden en uit pure plichtsvervulling schuld op zich laadt, blijft het zijn hoogste gebod andere wezens te verlossen. Deze consequente houding heeft ook Jezus vertegenwoordigd door plaatsvervangend alle zonden van de wereld op zich te laden en zich in laatste consequentie als ‘offerlam’ aan het kruis te laten nagelen. Alles wat een bodhisattva kenmerkt, kan zonder veranderingen ook van Jezus worden gezegd. De belichaming van het grenzeloze medelijden is in het boeddhisme de transcendente figuur van bodhisattva Avalokitesvara, wiens naam is samengesteld uit tshvara (= heer, heerser) en avalokita (hij die vol medelijden neerziet). Avalokitesvara is bijna zo volmaakt als de Boeddha zelf en bezit grote wonderkrachten, waardoor hij zich aan alle gevaren en moeilijkheden kan onttrekken. Sinds het begin van de tweede eeuw wordt Avalokitesvara in de beeldende kunst vaak afgebeeld met tekens op zijn handpalmen en voetzolen die het rad van de leer symboliseren. In deze rad-tekens zien sommige westelijke schrijvers de kruisigingslittekens van Jezus, die moeten bewijzen dat bodhisattva Avalokitesvara niemand anders moet voorstellen dan Jezus zelf. Toen het beslissende vierde concilie te Kashmir onder beschermheerschap van de grote Kanishka (78-103 n.C.) in Haran bij Srinagar gehouden werd, moet Jezus – als hij op dit tijdstip nog in leven was – al over de tachtig geweest zijn. Misschien heeft hij zelfs persoonlijk als hoogvereerde heilige adviserend aan deze belangrijke en beslissende gebeurtenis deelgenomen. Dit vermoeden is weliswaar nergens door te bewijzen, maar alle bekende feiten laten een dergelijke speculatie zeker toe. De hervormingen die door dit concilie besloten werden, komen in ieder geval volkomen overeen met de leer van Jezus.
Hadrad Fatimah Al-Zahra, een familielid van Mohammed, heeft een mondelinge uitspraak van de profeet overgeleverd volgens welke Jezus de hoge leeftijd van honderdtwintig jaar bereikt zou hebben.93 Er zijn geen archeologische bewijzen die deze veronderstelling kunnen bevestigen, maar toch lijkt een leeftijd van meer dan honderd jaar bij ascetisch levende heiligen, die hun lichaam volledig onder controle van hun geest gesteld hebben, geen uitzondering te zijn; van Tibetaanse heiligen wordt vaak een leeftijd van honderddertig, honderdvijftig of meer jaren bericht.
Sjeik Al-Sa-’d-us-Sadiq, die in 962 n.C. In Khurasan stierf en een groot oriëntaals geschiedschrijver en historicus was, vertelt in zijn beroemde boek Ikmâl-ud-Dîn over de twee reizen van Jezus naar India en over zijn dood als Yuz-Assaf in Kashmir. Dit boek werd in 1882 in Iran opnieuw uitgegeven en later door de Heidelbergse oriëntalist professor Müller in het Duits vertaald. In dit boek is ook een uittreksel opgenomen uit de leer van Yuz-Assaf die tot in detail overeenkomt met een gelijkenis uit de evangeliën: ‘Gij mensen, hoort mijn woorden: een zaaier gaat om te zaaien. Dan komen de vogels en vreten het op. Een ander deel valt op de weg. En ziet, een deel valt op de steen waar geen aarde is en verwelkt. Een deel valt onder de doornen en kan niet opkomen. Het zaad echter dat op de goede bodem valt, komt op en draagt vrucht. Met de zaaier is de wijze bedoeld en het zaad zijn de woorden der wijsheid. De korrels die door de vogels opgevreten worden, zijn de mensen die de woorden niet verstaan. Het zaad dat op de rotsen valt, zijn de woorden der wijsheid die het ene oor in en het andere uit gaan. Dat wat onder de doornen valt, zijn zij die wel horen en zien, maar zich in hun werken er niet naar richten. Wat echter op de goede bodem valt, zijn zij die de woorden der wijsheid horen en ernaar handelen.’ (Ikmâl-ud-Dîn, blz. 327; vergelijk Matt. 13:1-23; Marcus 4:1-20; Luc. 8:4-15)
In een in Bombay verschenen uitgave van een Arabische versie van de geschiedenis van Barlaam en Josaphat, The Book of Balauhar and Budasaf, (blz. 285-286) wordt de geschiedenis van de dood van Yuz-Assaf verteld:
‘En hij bereikte Kashmir en dit was het verste oord waar hij predikte, en daar kwam het einde van zijn leven over hem. En hij verliet de wereld en liet zijn erfenis na aan een zekere discipel die Ababid heette en hem diende; alles wat die deed, was volmaakt. En hij vermaande hem en sprak: “Ik heb een waardige schrijn gevonden en hem getooid met lampen voor de stervende binnengebracht. Ik heb de kudde met het ware gezicht verzameld, die verstrooid was en tot wie ik gezonden ben. En nu zal ik adem scheppen door mijn opstijgen van de wereld doordat mijn ziel zich losmaakt van het lichaam. Eert de geboden die u gegeven zijn en wijkt niet af van het pad der waarheid, maar houd er dankbaar aan vast. — En laat Ababid een leider zijn.” Daarna beval hij Ababid de plaats voor hem te effenen, dan strekte hij zijn benen en legde zich neder; en toen draaide hij zijn hoofd naar het noorden en zijn gezicht naar het oosten, en toen stierf hij.’94
Het graf van de profeet Yuz-Assaf bevindt zich nu midden in de oude stad van Srinagar, in Anzimar, in het stadsdeel Khanjar. Het gebouw dat later om het stenen grafteken gebouwd werd, heet ‘rozabal’. (ill. 27) Het is een afkorting van ‘rauza bal’, en rauza betekent ‘graf van een profeet’. Het gebouw is rechthoekig en heeft een aangebouwde kleine ingangshal. Boven de doorgang naar de eigenlijke grafkamer bevindt zich een inscriptie, waarin staat dat Yuz-Assaf vele eeuwen geleden in het dal van Kashmir kwam en dat zijn leven bestemd was om de waarheid te verkondigen. Op de bodem van de grafkamer bevinden zich twee verschillende grafstenen die beide door een houten hekwerk omgeven zijn dat bedekt is met een zware doek. Om dit hekwerk staat weer een stevige houten schrijn. (ill. 36 en 37) De grootste grafsteen is die van Yuz-Assaf, de kleinste hoort bij het graf van een islamitische heilige (Syed Nasr-ud-Dî) die er pas in de vijftiende eeuw begraven werd. Deze twee zichtbare grafstenen zijn volgens moslimgebruik in noord-zuid richting aangebracht. De grafstenen zijn echter maar nabootsingen en de eigenlijke graven bevinden zich in een crypte onder de vloer van het gebouw. (ill. 38) Door een heel kleine opening kan men in de eronder liggende grafkamer kijken. De sarcofaag, waarin het lijk van Yuz-Assaf bijgezet is, staat volgens joodse traditie in oost-west richting! Dit is een duidelijk bewijs dat Yuz-Assaf noch een islamitische heilige noch een hindoe geweest kan zijn, die immers verbrand zou zijn.
Rondom de grafstenen werden door vereerders van het heiligdom kaarsen opgesteld. Toen professor Hassnain op een dag de eeuwenoude waslagen verwijderde, deed hij een sensationele ontdekking. Naast een crucifix en een rozenkrans vond de archeoloog in steen gemetselde ‘voetafdrukken’, die, als vingerafdrukken, de authenticiteit van de overledene moeten bewijzen. (ill. 26 en 35) Net als de hakenkruizen in de voetsporen van Boeddha, bevatten de voetsporen van Yuz-Assaf unieke en onmiskenbare kentekens. Heel duidelijk heeft de kunstenaar die dit reliëf gemaakt heeft de littekens van de kruisigingswonden naar voren gehaald. Uit de positie van deze littekens kan men zelfs herkennen dat de linkervoet over de rechter gespijkerd was, en dit feit wordt door de bloedsporen op de lijkwade van Turijn volkomen bevestigd. Omdat de kruisiging als doodstraf in Azië onbekend was, is de conclusie ondubbelzinnig: hier ligt inderdaad Jezus begraven!
Er zijn vele historische bronnen in Kashmir die bevestigen dat Yuz-Assaf en Jezus identiek zijn. Een oud manuscript beschrijft de herdenkingsplaats als graf van ‘Isa Rooh-u-Ilah’.95
Jaarlijks maken duizenden vrome gelovigen een pelgrimstocht naar dit graf; niet alleen moslims maar ook hindoes, boeddhisten en christenen. Bij de nakomelingen van de oude Israëlieten is de ware betekenis van dit onaanzienlijke graf tot de dag van vandaag in het bewustzijn gebleven. Zij noemen het heiligdom ook ‘het graf van Hazrat Isa sahib’, dat wil zeggen ‘het graf van de here (meester) Jezus’. Volgens oude oorkonden werd al in 112 n.C. Een beschermend gebouw opgericht over de groeve. Sinds de oprichting wordt het graf in ononderbroken opvolging door grafwachters beschermd, die hun ambt volgens traditie erven. De bewakers kregen in 1766 een oorkonde die de betekenis van het graf officieel bevestigde. In het officiële document van de groot-moefti (= geestelijke) Rahman Mir staat onder andere: ‘Hier is Yuz-Assaf begraven, die ten tijde van koning Gopadatta, die de tempel van Salomon restaureerde, als profeet naar Kashmir kwam. Hij predikte het volk, verklaarde zijn eenheid met God en was een wetgever voor het volk. Sinds deze tijd wordt het graf vereerd door koningen, staatsambtenaren, hoogwaardigheidsbekleders en door het volk.’