Jezus de Nazarener

In bijna alle Griekse handschriften vinden we voor Jezus de titel ‘de Nazoreeër’ die meestal foutief als ‘Jezus van Nazaret’ vertaald wordt. In de uitgave van de Luther-Bijbel van 1972 en in de Wilckens-Bijbel van 1971 hoort Paulus bij zijn Damascus-ervaring een stem, die zogenaamd zegt: ‘Ik ben Jezus van Nazaret, degene die je vervolgt.’ In feite staat in de Griekse handschriften niets dergelijks, maar zou er moeten staan, zoals ook de Jeruzalemse Bijbel schrijft: ‘Ik ben Jezus de Nazoreeër, degene die je vervolgt.’

Ligt in deze verhulling misschien een bepaalde opzet? Als men Jezus naar zijn plaats van herkomst had willen vernoemen, had men hem ‘Jezus van Betlehem’ moeten noemen, want dat Jezus in Nazaret zou hebben gewoond, kan niet worden bewezen. Volgens het evangelie van Marcus woonde zijn familie aan het Meer van Gennesaret, waarschijnlijk in Kapernaüm; er staat: ‘En Hij kwam naar huis.’ (Marcus 3:20) (Vert.: in de NBG-vertaling van 1951, heruitgave 1988, staat: ‘En Hij ging in een huis’, wat dus geen ondersteuning zou zijn voor de hier gevolgde redenering.) Hier in ieder geval ‘kwamen de zijnen naar buiten’ om hem thuis op te sluiten. Waren ‘de zijnen’ uit Nazaret gekomen, dan hadden ze naar het Meer van Gennesaret een tocht van meer dan veertig kilometer moeten maken.

In het apostelverhaal worden de eerste christenen Nazoreeërs genoemd en Jezus zelf wordt zes maal aangeduid als ‘de Nazoreeër’. Bij Johannes (1:46) vraagt de aspirant-apostel Nathanaël aan de apostel Filippus: ‘Kan uit Nazaret iets goeds komen?’ Deze vraag houdt grote verbazing in over hoe iemand die uit een zo nietig, onbeduidend gehucht (dat indertijd hoogstens uit een paar hutten bestond) komt, over een zo gefundeerde kennis en een zo grondige ontwikkeling kan beschikken.

Ook het Griechisch-Deutsche Wörterbuch zu den Schriften des Neuen Testaments und der übrigen urchristlichen Literatur (1963) geeft onomwonden toe dat de brug van het eigenlijke woord ‘Nazoreeër’ naar ‘Nazaret’ maar ‘moeilijk te slaan’ is.

De bijnamen Nazareeër, Nazarener of Nazoreeër voor Jezus worden in de evangeliën in deze verschillende vormen gebruikt – wat hun synonimiteit bewijst – en zouden zogenaamd van de herkomst van Jezus uit de stad Nazaret moeten getuigen, wat tenslotte tot de misleidende titel ‘Jezus van Nazaret’ heeft geleid. Al in 1920 heeft M. Lidzbarski in zijn boek Mandaische Liturgien bewezen, dat de afleiding van het woord Nazoreeër van Nazaret zuiver taalkundig niet mogelijk is. Nazaret wordt ook voor het eerst in het evangelie naar Matteüs genoemd en kan in Jezus’ tijd hoogstens een nietige nederzetting geweest zijn. In Joz. 19:10-15 wordt het plaatsje ook niet genoemd bij de stam Zebulon, wel echter het drie kilometer ten zuidwesten ervan gelegen Jafia dat in het jaar 67 door de Romeinen verwoest werd.

Nazareër is afgeleid van het Aramese woord ‘nazar’, dat ‘waken’, ‘waarnemen’ of ‘bewaren’ betekent. In overdrachtelijke zin betekent het woord ook ‘zweren’ of zich verbinden tot de dienst aan God, en als zelfstandig naamwoord gebruikt, is het een diadeem, een symbool voor een gewijd hoofd. Dus is een Nazareeër een bewaarder of een waarnemer van cultische riten. De ‘Nazaria’ waren een tak van de Essenen (therapeuten of genezers) en behoorden, net als de Ebionieten, tot de eerste oerchristelijke gemeenten die – naar de Talmoed – allemaal Nozari genoemd werden. Al deze gnostische sekten (gnosis = inzicht) oefenden magische praktijken uit en hun leden waren ingewijden en geïnitieerden die een ascetisch leven leidden dat in de zin van goddelijke deugden aan de gemeenschap gewijd was. Mogelijk liggen aan de verschillende schrijfwijzen van deze bijnaam ook verschillende groeperingen van verenigingen ten grondslag, die allemaal tot dezelfde woordstam en oorsprong herleid kunnen worden, maar zich in de uitleg van hun leer en in hun levenswijze van elkaar onderscheidden. De aanduiding ‘Nazarener’ kan ook herleid worden tot het Oude Testament en dus al voor de tijd van Jezus gedateerd worden.

Volgens John M. Robertson was de sterke Simson (Richteren 13:5-7) een Nazoreeër of Nazireeër, die zijn haar niet mocht laten afsnijden en geen wijn dronk, dus een asceet. Daarentegen hadden de niet-asceten tegen het asceten-kenwoord Nazoreeër hun bijnaam Nazarener gebracht, om zich duidelijk te onderscheiden van het Nazireïsme – dus het ascetisme.50

Jezus kan niet met zekerheid bij een van de verschillende groepen ondergebracht worden, omdat hij blijkbaar weigerde zich slaafs aan enige wet te onderwerpen en net als Boeddha ‘tot het juiste handelen op de juiste tijd’ besliste. De grote afstand naar India had in de loop van de voorbije eeuwen de kloof tussen de geestelijke vaders – die zich aan de principes van de boeddhistische filosofie hielden – en hun broeders die in Israël gebleven waren, duidelijk vergroot. Dus zou men Jezus wel een ‘hervormer’ kunnen noemen die gezonden was om onder de ‘verdwaalde schapen’ de eenheid in het geloof te herstellen en ze in de strijd tegen de Romeinse bezetter, farizeeërs en orthodoxe joden, in de geest en in de ziel te ondersteunen en te versterken.

Jezus is de gezondene die in een verwarde situatie verlangend verwacht wordt en die door twee door Johannes gestuurde leerlingen ontvangen wordt met de woorden: ‘Zijt Gij het, die komen zou, of hebben wij een ander te verwachten?’ (Matt. 11:3)

Johannes de Doper was een profeet van de Nazoreeërs en in Galilea werd hij ‘de verlosser’ genoemd. Van Josephus Flavius horen we over de Doper het volgende: ‘Hij was een eerwaardig man, die de joden inspireerde tot deugdzaamheid, tot rechtvaardigheid tegenover elkaar, tot vroomheid tegenover God en die hen tot het ontvangen van de doop maande! Dan zou, verkondigde hij, God goedgezind zijn, omdat ze hem slechts tot genezing van het lichaam, maar niet tot verzoening van hun zonden, gebruikten; de ziel was dan immers tevoren al door een rechtvaardig leven van zonden ontdaan. Om Johannes hadden zich velen verzameld, die enthousiast waren over zijn woorden...’51

Het rituele onderdompelen in water heeft zijn oorsprong in India en wordt door de hindoes ook nu nog met dezelfde overgave gedaan als duizenden jaren geleden — een traditie die even oud is als de ‘geheime kennis’ zelf. Met het doopritueel begint hier een afwenden van de dogma’s van de alleen joodse overlevering, vooral van het bloedoffer, dat berustte op de veronderstelling dat door bloedvergieten vergeving van zonden bereikt werd. De ceremoniële wassing moet enerzijds het zich ontdoen van al het aardse symboliseren en anderzijds de wedergeboorte van de geest in een ‘schoon’ lichaam. In het tweede boek van de wetten van Manu, dat over de sacramenten gaat, staat het voorschrift dat de pasgeborene, voor de navelstreng afgesneden wordt, met gewijd water moet worden overgoten. Daarna moet men hem met een kleine gouden lepel zout, honing en gezuiverde boter op zijn tong smeren, waarbij heilige gebeden gereciteerd worden. En in de Atharvaveda staat de passage: ‘Wie niet na zijn geboorte door het water van de Ganges, waarover de heilige aanroepingen zijn gesproken, van zijn zonden ontdaan wordt, zal aan zoveel omzwervingen onderhevig zijn, als hij jaren in onreinheid doorgebracht heeft.’ Hiermee is de terugkomst na de dood in een ander lichaam (strafincarnatie) bedoeld.

In het geval van de doop door Johannes verschijnt het ritueel echter ook als uitdrukking van het horen bij een bepaalde gemeenschap die haar leden duidelijk van niet-leden onderscheidde door het vervullen van bepaalde cultische voorwaarden. Dit maakt duidelijk dat de Nazoreeërs een eigen sekte waren, die uit de mysteriën van een bepaalde leer voortkwam. Dergelijke mysterieuze sekteleden, die in het geheim ageren, waren altijd al blootgesteld aan het wantrouwen en de vervolging door de heersende overheid. Zo gebeurde het later ook met Paulus, die door Tertullus voor de stadhouder Felix aangeklaagd was ‘omdat ze deze mens als aanstichter van een beweging ontmaskerd hadden... als raddraaier uit de sekte van de Nazoreeërs.’ (Apg XXIV.5)

Volgens Plinius en Josephus leefde de Nazarener-sekte al minstens honderdvijftig jaar voor Jezus aan de oevers van de Jordaan en aan de oostelijke oever van de Dode Zee. Het was hun aanhangers toegestaan hun haar lang te laten groeien. Johannes de Doper wordt met lang haar afgebeeld en ‘droeg een kleed van kameelhaar en een lederen gordel om zijn lendenen’ (Matt. 3:4); van een Romeinse patriciër, die zich Lentulus noemde, bestaat een beschrijving van het uiterlijk van Jezus in een brief aan de Romeinse senaat. In dit apocriefe bericht, de zogenaamde Lentulusbrief, wordt het haar van Jezus als ‘wuivend en krullend...’ over zijn schouders vallend voorgesteld, en ‘het had een scheiding in het midden van het hoofd op de manier van de Nazareërs’.

De woordstam ‘nazar’ komt ook in het Indiase taalgebied voor. ‘In Hindustan betekent nazar “blik”, innerlijk of bovennatuurlijk visioen; “nazar cand” betekent verblinding (fascinatie), een mesmerische of magische uitdrukking; “nazaran” is het woord voor “zien van een aanblik” of een visioen.’52

Een gedetailleerde beschrijving van de Nazarener-sekte is uit de nog aanwezige spaarzame bronnen nauwelijks mogelijk. Door welke geesteshouding ‘Jezus de Nazarener’ dus in wezen van zijn orthodoxe tijdgenoten verschilde, zou aan de hand daarvan niet nader naspeurbaar zijn, als er niet een schat aan nieuwe informatie was over de sekte van de Essenen. Deze onderscheidt zich slechts in een paar uiterlijkheden van die van de Nazareners en de invloed van de boeddhistische leer is duidelijk herkenbaar. Zo gebruikte Jezus bijvoorbeeld olie; de Essenen gebruikten daarentegen nooit iets anders dan zuiver water.

Al in de vorige eeuw wist men uit de verhalen over de Essenen, dat de gemeente rond Jezus slechts een tak van het Essenisme was. De joodse historicus H. Graetz noemde het christendom zelfs ‘Essenisme met vreemde elementen’53. Men kende de Essenen echter alleen door indirecte getuigenissen van antieke historici. De joodse filosoof Philo van Alexandrië (ca. 13 v.C. Tot 45 n.C.) noemt ze ‘atleten van de deugd’, en Josephus wijdt in de ‘Joodse oorlog’ bijna een heel hoofdstuk (II.8) aan hen. Beiden schatten het aantal sekteleden op ongeveer vierduizend ‘mannen van voortreffelijke zeden, die verspreid in het hele land wonen’, en ook de Romeinse schrijver Plinius (de Oudere) noemt de sekte der Essenen.

Maar pas toen in de twintigste eeuw de beroemde schriftrollen van Qumran aan de Dode Zee ontdekt werden, zag men de betekenis in van de Esseense leerstellingen die inhoudelijk al vooruitliepen op de leer van Jezus en die Jezus zelf plotseling in een volkomen nieuw licht stelden.

Jezus leefde in India
Jezus_India_Kersten.xhtml
Jezus_India_Kersten_0002.xhtml
Jezus_India_Kersten_0003.xhtml
Jezus_India_Kersten_0004.xhtml
Jezus_India_Kersten_0005.xhtml
Jezus_India_Kersten_0006.xhtml
Jezus_India_Kersten_0007.xhtml
Jezus_India_Kersten_0008.xhtml
Jezus_India_Kersten_0009.xhtml
Jezus_India_Kersten_0010.xhtml
Jezus_India_Kersten_0011.xhtml
Jezus_India_Kersten_0012.xhtml
Jezus_India_Kersten_0013.xhtml
Jezus_India_Kersten_0014.xhtml
Jezus_India_Kersten_0015.xhtml
Jezus_India_Kersten_0016.xhtml
Jezus_India_Kersten_0017.xhtml
Jezus_India_Kersten_0018.xhtml
Jezus_India_Kersten_0019.xhtml
Jezus_India_Kersten_0020.xhtml
Jezus_India_Kersten_0021.xhtml
Jezus_India_Kersten_0022.xhtml
Jezus_India_Kersten_0023.xhtml
Jezus_India_Kersten_0024.xhtml
Jezus_India_Kersten_0025.xhtml
Jezus_India_Kersten_0026.xhtml
Jezus_India_Kersten_0027.xhtml
Jezus_India_Kersten_0028.xhtml
Jezus_India_Kersten_0029.xhtml
Jezus_India_Kersten_0030.xhtml
Jezus_India_Kersten_0031.xhtml
Jezus_India_Kersten_0032.xhtml
Jezus_India_Kersten_0033.xhtml
Jezus_India_Kersten_0034.xhtml
Jezus_India_Kersten_0035.xhtml
Jezus_India_Kersten_0036.xhtml
Jezus_India_Kersten_0037.xhtml
Jezus_India_Kersten_0038.xhtml
Jezus_India_Kersten_0039.xhtml
Jezus_India_Kersten_0040.xhtml
Jezus_India_Kersten_0041.xhtml
Jezus_India_Kersten_0042.xhtml
Jezus_India_Kersten_0044.xhtml
Jezus_India_Kersten_0045.xhtml
Jezus_India_Kersten_0046.xhtml
Jezus_India_Kersten_0047.xhtml
Jezus_India_Kersten_0048.xhtml
Jezus_India_Kersten_0049.xhtml
Jezus_India_Kersten_0050.xhtml
Jezus_India_Kersten_0051.xhtml
Jezus_India_Kersten_0052.xhtml
Jezus_India_Kersten_0053.xhtml
Jezus_India_Kersten_0054.xhtml
Jezus_India_Kersten_0054_1.xhtml
Jezus_India_Kersten_0055.xhtml
Jezus_India_Kersten_0056.xhtml
Jezus_India_Kersten_0057.xhtml
Jezus_India_Kersten_0058.xhtml
Jezus_India_Kersten_0059.xhtml
Jezus_India_Kersten_0060.xhtml