V
De ontspanning kwam onverwachts op de negende dag. Eerst in de
vorm van een brief, waarop Michel niet meer hoopte. Hij had de tijd
berekend die de Santa Clara nodig had om zijn eerste aanlegplaats
Buonaventura te bereiken. Maar er waren al tweevliegtuigen uit
Columbia aangekomen. Tevergeefs had hij aangedrongen bij de poste
restante, waar hij iedere ochtend en avond heenging. Daarna was hij
bittere, felle en sarcastische brieven gaan schrijven om dat
tenslotte weer terug te nemen en te smeken. Toch had mrs Lampson
geschreven. Hij hield haar brief in zijn hand, overdekt met
postzegels en stempels. De bediende van de posterijen begreep niet
hoe er zoveel vertraging had kunnen ontstaan, waarschijnlijk was de
brief naar een verkeerd adres doorgezonden.
Het was nog vroeg in de ochtend. Michel had de brief in een hoek
van het postkantoor kunnen openmaken. Hij had hem op straat kunnen
lezen. Maar uit een soort bijgeloof gaf hij er de voorkeur aan te
wachten tot hij in de Washington was. Het was een nieuwe gewoonte,
die hij sinds een week had aangenomen, om dagelijks en soms
tweemaal per dag naar het grote Engels-Amerikaanse hotel te gaan
dat een beetje buiten de stad lag midden in een park, bezaaid met
tennisvelden. Het hotel werd practisch alleen bezocht door
vreemdelingen op doorreis, vooral door heel erg rijke reizigers, en
door de leden van de Amerikaanse kolonie. De rijtuigjes die men 's
nachts bij Vuolto voorbij kon horen rijden, begaven zich steeds
naar de Washington. De lange geruisloze auto's met het glimmende
chroom schaarden zich eveneens voor het terras van de Washington,
en naar de Washington begaven zich ook de opgedofte ruiters die van
het polo-spel terugkwamen.
Had Maudet niet het recht om net als iedereen de bar met de
geweldige ventilators en de diepe fauteuils van licht bamboe binnen
te gaan?Negers op blote voeten in een smetteloos wit livrei kwamen
op de geringste wens uit de schaduw te voorschijn. In de
leunstoelen op het terras herkende men de beroemde oude heren en
dames, van wie elke verplaatsing door de kranten bericht werd. Om
de bar te bereiken moest hij langs het bureau waar jongelui,
ondanks de warmte in jacquet gekleed, hem van het hoofd tot de
voeten stonden te bekijken. Keken ze werkelijk, zoals Michel dacht,
met ironie naar hem, omdat ze bij de eerste oogopslag begrepen dat
hij hier niet op zijn plaats was?Dikwijls dacht hij dat ze
fluisterden en hem van verre aanwezen. De eerste keer had hij zich
zo vreemd gevoeld dat hij bij iedere stille beweging van een van
die neger-standbeelden overtuigd geweest was dat ze hem kwamen
vragen om weg te gaan. Alle klanten die hier met een bijzondere
nonchalance kwamen en gingen, noemden de Chinese barman
vertrouwelijk „Li". Li lachte hen toe met zijn kleine schitterende
oogjes, met heel zijn strakke huid, en wachtte niet af wat er
besteld werd om al vast een cocktail te schudden of het een of
andere merk whisky te grijpen. Het was beslist de minst rumoerige
plek van heel Christobal of Colon. Niet alleen gleden geweldige
negers van een prachtig zwart dat bijna kunstmatig leek geluidloos
over de tegels, waarbij tussenhun tenen een stukje roze huid
zichtbaar werd, maar ook de blanken zelf spraken slechts halfluid
en op bepaalde uren hoorde men geen ander gerucht dan het geritsel
van de kranten van twee-en-dertig pagina's, die per luchtpost uit
Londen of New York kwamen.
In acht dagen had Michel met niemand gesproken. De anderen kenden
elkaar. Zij die binnenkwamen, gingen in stilte de hand drukken van
degenen die al zaten te lezen of dromerig te roken. Ze hadden
elkaar niets te zeggen of een paar woorden waren voldoende en het
leek werkelijk of ze de riten voltrokken van de een of andere
geheimzinnige godsdienst.
Li beschouwde Michel zonder enige twijfel als een indringer. Maar
Michel hield koppig vol. Hij ging er onder gebukt en beloofde
zichzelf dat hij dit lijden eenmaal duur zou laten betalen. Van
daaruit, altijd in hetzelfde hoekje vlak bij een zuil van wit
marmer had hij iedere morgen aan Gertrud Lampson geschreven op
papier met het briefhoofd van het Washington-hotel, dat hij liet
komen, iedere keer vrezend dat het hem geweigerd zou worden. Daar
zocht hij ook zijn toevlucht om haar brief te lezen en ondanks
hemzelf ging zijn blik, terwijl hij de brief met de vele postzegels
op het tafeltje legde, uitdagend naar Li. Hij schrééf dus niet
alleen, maar ontving ook brieven die uit dezelfde kringen kwamen
als het Washington-hotel.
„Een Black and White, Li!"
Hij nam er zijn tijd voor, genoot van zijn zegepraal, scheurde
eindelijk de enveloppe open, waaruit zes blaadjes met het
briefhoofd van de Grace Line te voorschijn kwamen, al waren die dan
ook overdekt met een heel wijd handschrift.
„Lieve, gekke jongen... "
Dat was de letterlijke vertaling van de woorden die mrs Lampson
gebruikte en heel haar brief was in diezelfde toon. Zij schreef uit
Buonaventura, nadat zij met de andere passagiers aan wal was
gegaan. De Santa Clara vertrok pas 's avonds weer. Het regende,
vertelde zij. Zij klaagde erover dat dit land het lelijkste van de
wereld was.
Hij zag haar in een salon eerste-klas bij een patrijspoort zitten,
rozig en vreedzaam, voldaan, maar ook een klein beetje nerveus,
terwijl ze bladzijden volschreef met haar grote schrift, waarvan
niets de regelmatigheid onderbrak.
„Je kunt goed zien dat je een Fransman bent en ze hebben gelijk als
ze zeggen dat alle Fransen een beetje gek zijn. Ik heb vanmorgen
zo'n groot pak brieven ontvangen dat ik me heb afgevraagd of ik ze
vandaag allemaal zou lezen of er nog een paar bewaren voor de
andere dagen van de overtocht. "
„Kom!... Je zult weer gaan huilen. Het is niet waar, ik heb ze
allemaal in mijn bad zitten lezen. "
„Hoe kun je je zo opwinden, omdat een oude vrouw een avondje met je
uit is geweest? Want ik ben bijna een oude vrouw. Ik ben
vijfendertig, lieve jongen, en jij bent nog maar een little boy...
"
„Je hebt vast en zeker in Christobal of ergens anders een charmant
schatje zitten en ik vraag me af of jullie niet samen lachen om je
vriendin van de Santa Clara... "
Ze lachte, dat was waar, ze maakte grapjes en ze wilde nuchter
blijven, ze dreef de spot met zichzelf en met hem. Maar daaronder
voelde men een ontroering die ze nog niet wilde toegeven. Al heel
gauw sprak ze over wat anders, over mevrouw Rivero, een dame uit
Chili, met wie ze kennis had gemaakt en die zo lief was.
„Haar had je in Christobal moeten ontmoeten, lieveling. Als je eens
wist wat een charme ze bezit! Ik vraag me af of ik om haar plezier
weerstand zal kunnen bieden aan mijn verlangen om mijn tocht naar
het zuiden voort te zetten, want ze heeft me uitgenodigd om een
paar dagen te komen doorbrengen in haar huis in Valvidia... "
Michel werd rood en zijn vingers knepen samen om de bladzijden.
„Ik moest je dat eigenlijk niet zeggen, want je zult me weer van
die brieven gaan schrijven, zoals jij alleen er schrijven kunt.
Maar dat is een spelletje voor je, nietwaar? Alle Fransen spelen
graag met de liefde... "
Bijna vanzelf zocht zijn blik of er niet iemand in zijn buurt te
vinden was. Hij had zijn brief willen kunnen laten zien aan iemand
die dat soort vrouwen kende, bij wijze van onderzoek.
„Wat denkt u ervan?"
Hij was verweg van de werkelijkheid van het ogenblik en een
tijdlang staarde hij naar een gedaante die tussen de pilaren
doorgleed zonder hem te zien. Hij herkende hem pas later op het
moment waarop de man langs een dienstingang verdween, en fronste
toen zijn wenkbrauwen.
Wat kwam Suska de Hollander in de Washington zoeken? In hetcafé van
Jef choqueerde zijn aanwezigheid al, Michel had nietkunnen zeggen
waarom. Het was geen blanke, het was ook geeninboorling zoals de
anderen waaraan men gewend was. Hij wastegelijk waardiger en
kruiperiger. Je kon hem opzij duwen of aande deur zetten. Maar
daarentegen, wanneer hij je met zijn kleinestarende oogjes aankeek,
scheen hij je van verre te bezien, vanuitde hoogte, met de
monsterlijke ironie van een Aziatische god.
Wat het onaangename lichamelijke gevoel betrof dat je voelde bijhet
kijken naar hem, daarvan kende Michel nu de oorzaak. Opeen dag had
hij het met Jef gehad over die onmetelijke vormelozehanden van
Suska en Jef was in lachen uitgebarsten.
„Heb je dat nog niet gesnapt? Nooit gehoord van elephantiasis?"
Dat was de ziekte die aan de Hollander dat uitzicht gaf van
eenenorm bleek en slap ding!„Wat voert hij uit?" had Michel verder
gevraagd.
„Hij verkoopt koppen van Indianen. "
„En verder?"
„Die gaat hij halen. "
„Waar?"
„Niet in het land van de Jivaros, natuurlijk, want dan bleef-iewel
langer weg. "
„Je wilt toch niet zeggen... "
„Weet jij veel, kleintje? Doet er niet toe. Het gaat ons in ieder
geval niet aan. Of-ie ze nou zelf maakt of dat-ie ze koopt... "
„Spreek je in ernst?... Denk je dat hij in staat zou zijn?... "
„Van tijd tot tijd vind je tussen dé koppen het hoofd van een
blanke... Al zijn ze gebruind net als de anderen, je kunt ze toch
makkelijk herkennen. De toeristen kopen ze wel zonder er erg in te
hebben. Iemand heeft me gezworen dat hij eens een van die koppen
heeft herkend... "
Wat kwam Suska doen in de Washington? Zijn griezelige
mummiesverkopen?„Barman!"
Hij moest zijn brief herlezen om er de betekenis goed van te
doorgronden. Op sommige ogenblikken leek het hem dat Gertrud
Lampson hem voor de gek hield, of liever dat ze met hem speelde;
hij vroeg zich af of ze er zich niet mee vermaakt had zijn eigen
brieven en haar antwoord aan haar vriendin Rivero te laten zien.
Doen de mannen dat ook niet als het hún veroveringen betreft? Maar
neen! Ze spotte alleen met zichzelf. Ze was verliefd en ze schaamde
zich erover.
Ze had zich alleen maar een nacht willen amuseren, zoals ze dat
gewoon moest zijn. Maar nu had ze het echt te pakken, dat zou hij
gezworen hebben.
Waarom sprak ze er in dat geval over haar reis te verlengen met een
oponthoud in Chili?Dat was onmogelijk. Ze liep het gevaar daar weer
een andere verleider tegen het lijf te lopen. Zelfs zonder dat zou
het beeld van Michel verbleken.
„Mag ik wat briefpapier?"
Hij verkoos niet te herlezen wat hij geschreven had, uit menselijk
opzicht. Een kwartier later begaf hij zich naar het postkantoor. Al
was zijn ongeduld niet verdwenen, ze had toch niet meer dat
angstige karakter van de vorige dagen.
Hij had de beroerdste week van zijn leven achter de rug. Die brief
die maar niet kwam. Hij maakte zich wijs dat mrs. Lampson hem nooit
zou antwoorden en dat ze zijn hartstochtelijke bladzijden achteloos
in zee gegooid had.
Ferchaux van zijn kant gaf geen teken van leven en het overkwam Jef
dikwijls dat hij Maudet spottend aankeek.
„Je hebt ongelijk", zei Renée, als ze hem zo nerveus zag, „dat je
niet eens naar Panama gegaan bent om je gedachten wat te verzetten.
"
Maar het beviel hem nergens. Hij had willen pokeren met Nic en hij
had verloren, veel verloren zelfs. Hij was wel verplicht geweest
het aan Renée op te biechten.
„Je moest niet meer met Nic spelen. Die is veel sterker dan jij. "
Veel sterker dan hij? Alleen maar omdat hij geld had en zich deluxe
kon veroorloven om te verliezen! Dat beweerde Michel, maar hij
voelde wel dat het niet waar was, en dat hijzelf niet voor het
pokerspel gemaakt was. Hij had niet genoeg zelfbeheersing. Zijn
vurige begeerte om te winnen, maakte dat hij alle voorzichtigheid
uit het oog verloor.
En Jef, — die wel intens gemeen moest zijn, want hij wist precies
wat hij deed als hij zo sprak, — verklaarde even later dat je aan
het spel de mensen beoordelen kon, want dat ze zich in het leven
precies zo gedragen als aan de pokertafel.
Straks zou hij de brief van Mrs. Lampson opnieuw lezen. Hij voelde
hem in zijn zak, hij prentte de woorden ervan in zijn geheugen en
iedere keer probeerde hij er een verschillende betekenis aan te
geven.
Hij duwde de cafédeur open, terwijl hij zich afvroeg of hij er met
Renée over zou praten. Hij zou het zonder twijfel doen, want hij
was niet in staat om een dergelijke gebeurtenis vóór zich te
houden. Waarom begroette Jef hem zo geheimzinnig en vroeg hij hem
alsof het de gewoonste zaak van de wereld was, ofschoon er nooit
sprake van was geweest:„Ben je de oude gaan opzoeken?"
„Waarom zou ik hem zijn gaan opzoeken?" 1 „Weet ik dat?
In ieder geval zul je er waarschijnlijk wel heen moeten. "
Hij rommelde in een la van zijn buffet, deed of hij iets zocht dat
hij niet kon vinden, terwijl hij tussen zijn tanden bromde: „Waar
heb ik het nou gelaten?"
Eindelijk dook zijn hand in zijn broekzak en haalde hij er een
gekreukelde enveloppe uit.
„Hier! Nog geen kwartier geleden door een neger gebracht. " Michel
had het onhandige schrift van Ferchaux herkend, die als een
schooljongen moeite had om zijn letters netjes op een lijn te
krijgen.
Zo kwam alles op dezelfde dag, op het ogenblik dat hij begon te
wanhopen. Ineens lichtte er een vlam op in zijn ogen. Hij
triomfeerde. Hij voelde zich sterk. Hij geloofde opnieuw in zijn
ster, waaraan hij bijna getwijfeld had.
„Lees je'm niet?"
Jawel. Alleen nam hij de tijd om het heerlijke gevoel te proeven.
Hij won op de twee kaarten tegelijk. Ferchaux gaf eindelijk
toe.
„Wat zegt-ie", vroeg Jef, toen Michel de brief dichtvouwde. Met een
onverschillig gezicht reikte Michel hem de brief toe. Er stonden
geen geheimen in.
„Mijn beste Michel,„Ik zou graag willen dat je me zo spoedig
mogelijk kwam opzoeken, vandaag nog als je vrij bent, want ik heb
belangrijke zaken met je te bespreken. Je D. F. "
„Wat drink je?" vroeg Jef, die zijn hand al uitstak naar een fles
pernod.
De gedachten van Michel gingen snel. Misschien had hij van zijn
moeder die gave om de kleinste bedoelingen van de mensen te raden.
Jef wist dat hij met Ferchaux een belangrijk gesprek zou hebben,
waarvoor hij al zijn zelfbeheersing nodig had. Hij kende nog béter
de invloed die de alcohol en in het bijzonder de pernod op de
jongeman had, want hij maakte hem wantrouwend, bits en licht
opvliegend.
Alsof ze elkaar begrepen hadden hield Jef de fles al opgeheven
boven het glas en Michel, om hem te honen, zei kortaf: „Vooruit
maar!"
Hij had al twee glazen whisky gedronken. Hij dronk nu nog twee
pernods met Jef, knapte zich een beetje op voor de spiegel en begaf
zich eindelijk op weg naar het huis van Vuolto. Uit de verte zag
hij op de veranda de blauwe sluier van de verpleegster en opzij,
half verborgen door de tralies van de balustrade, de rieten
fauteuil waarin Ferchaux uitgestrekt lag.
Tegelijkertijd schrok hij. Het huis van Vuolto had twee deuren, de
ene die toegang gaf tot de melkwinkel en de particuliere ingang die
naar de kamers op de eerste verdieping leidde, waar de Vuolto's
woonden en naar de tweede verdieping, waar Ferchaux verbleef. Op
het moment nu dat Michel zijn blik weer omlaag sloeg, bevond de
Hollander zich op minder dan een meter van die deur af. Sloeg hij
net de hoek van de straat om? Het was mogelijk. Maar het was ook
mogelijk dat hij de gang uitkwam.
Die ontmoeting stemde hem somber. Het was de tweede maal die morgen
dat hij Suska zag en reeds in de Washington had het indruk op hem
gemaakt.
Kende Suska Ferchaux? Welke betrekkingen konden er tussen beide
mannen bestaan? Bediende Ferchaux zich soms van de Hollander om de
gangen van Michel na te gaan? Deze liep de gang in en de trap op
waarvan de treden kraakten. Hij klopte op de deur waar hij vroeger
nooit aanklopte. Hij veroorloofde zich als een gewone bezoeker te
wachten tot men hem kwam opendoen. Een kleurlinge deed de deur op
een kier en lachte met al haar tanden.
„Is meneer Louis thuis?"
„Ja, menèrr. "
Hij herkende de geur van de kamers niet. De aanwezigheid van de
beide vrouwen had alles veranderd. De keuken waar vroeger niemand
binnenkwam, behalve om er alles in te stoppen dat opgeruimd moest
worden, was opgeruimd en het water kookte op een gascomfoor. In de
eetkamer lag een kleed, een heel gewoon weliswaar, maar toch een
kleed, op de tafel die Michel bij een uitdrager had gekocht. De
vloer was schoon en de elektrische lamp was van stof ontdaan en
voorzien van een roze kapje.
„Meneer Michel?" vroeg de verpleegster die hem tegemoet kwam en van
nabij gezien een aardig meisje was, zo tussen de twee- en
vijfentwintig.
Wat wist ze van hem? Ze nam hem tersluiks op, daar was hijzeker
van. Misschien was ze verbaasd te zien dat hij zo jong en zo
sympathiek was?„Is meneer Louis erg ziek?" vroeg Michel zacht. Ze
lachte zoals men lacht om een zieke gerust te stellen en antwoordde
hardop:„Welnee. Hij maakt het veel beter. Hij is natuurlijk wel wat
vermoeid geweest, maar daar is al niets meer van te merken. Het is
veel meer als plaatsvervangend secretaresse dat ik bij hem blijf
dan als verpleegster. Wilt u maar meegaan?... " Ze bracht hem naar
de veranda waar Ferchaux als naar gewoonte in zijn leunstoel
uitgestrekt lag. Hij vermeed het Michel direct aan te kijken en
richtte zich tot de verpleegster:„U kunt ons alleen laten, Miss
Jenny. Vanmorgen zal ik u welniet meer nodig hebben. "
En toen ze op het punt stond te verdwijnen:„Zegt u maar tegen
Martha dat ze nu maar haar boodschappen gaat doen. Ze hoeft zich
niet te haasten. "
Waarom had Michel onbewust verwacht dat hij veranderd zou zijn?
Zelfs zo sterk dat hij nu een beetje in de war gebracht en
eigenlijk teleurgesteld was zijn vroegere patroon precies zo terug
te vinden als hij hem verlaten had.
„Ga zitten, Michel. "
Als er al verschillen waren dan waren ze maar heel oppervlakkig.
Bijvoorbeeld, in plaats van zijn altijd vuile pyjama droeg hij nu
een schoon linnen pak, maar hij had er geen hemd onder en je kon
nog altijd tussen de opening de grijze en witte borstharen zien.
Zijn baard was gekamd. Je voelde dat hij zich met fris water had
gewassen, zelfs zat er nog een beetje zeep onder zijn
rechteroorlelletje; en er hing nog een beetje eau de cologne-geur
op het terras.
„Je hebt zeker niet geloofd dat ik ziek was, hè?" Wat Michel vooral
weer herkende was zijn blik. Hoe had hij kunnen denken dat de blik
van Ferchaux en die van Jef op elkaar leken? Deze was zoveel
scherper, lucider en vooral veel meer verbitterd!Ferchaux was
blijkbaar niet helemaal op zijn gemak, want hij wreef zijn handen
over elkaar, aarzelde of hij niet zou opstaan, omdat hij zich niet
prettig voelde in de ligstoel, die hem geen bewegingsvrijheid
liet.
„Was je niet verbaasd een briefje van me te ontvangen? Beken maar
dat je erop rekende en dat het je vooral verbaasd heeft dat het
niet eerder gekomen is. "
„Misschien. "
Wat zei Maudet? Hij wist er niets van. Hij antwoordde om maar wat
te antwoorden. Zijn gewone zelfverzekerdheid ontbrak hem. Om zich
een houding te geven keek hij het terras eens rond en verwonderde
zich, toen hij bloemen in een vaas zag staan. Natuurlijk had de
verpleegster die meegebracht en met smaak gerangschikt. Zij was het
ook geweest die aan die tafel — zijn tafel! — gewerkt had, want
rondom de schrijfmachine lagen overal blaadjes.
Hij werd er jaloers door, voelde zich vervangen en misschien zelfs
voordelig vervangen. Hij vroeg zich af waarom ze hem hadden laten
komen en hij kreeg de indruk dat het was om hem voor de gek te
houden. Bijna stond hij op. Ferchaux voelde het en haastte zich te
zeggen:„Wat je er ook van denken mag, ik ben erg ongelukkig
geweest. Dat doet er natuurlijk niet toe, vertel maar wat jij
gedaan hebt. " Waren het de pernods van Jef die nu gingen werken of
de reactie tegen alles wat er in dit huis veranderd was? Michel
antwoordde met een koppig gezicht:„Ik geloof dat u dat net zo goed
weet als ik. " Hij dacht aan de Hollander en Ferchaux ontkende
niet, bleef bij die indirecte beschuldiging geen ogenblik staan en
drong aan: „Ben je tevreden?"
Dat was niet wat Maudet verwachtte. Hij had gerekend op smeekbeden.
In zijn gedachte zou Ferchaux het onmogelijke doen om hem weer
terug te krijgen en in plaats daarvan werd hij nu op de pijnbank
gelegd en was hij het die door de kleine oogjes van de grijsaard
tot in zijn diepste wezen onderzocht werd.
„Ik had je eerder moeten schrijven. Iedere dag had ik er behoefte
aan, maar ik was bang dat je weigeren zou om te komen. " Michel
deed zijn mond open, maar de tijd werd hem niet gelaten om iets te
zeggen.
„Het is trouwens mijn schuld en ik neem het je niet kwalijk.
Herinner je je een gesprek dat we eens op je kamer in Duinkerken
hebben gehad?"
„Jawel. "
„Ik heb je toen gezegd... Maar wat ik toen gezegd heb doet er nu
niet toe, je was in die tijd ongerust over wat ik van je dacht, of
beter nog wat ik over je toekomstmogelijkheden dacht. Want dat en
niets anders is het wat je altijd heeft dwarsgezeten. Je had
behoefte om je kracht te voelen, te proberen... " Opnieuw hield hij
hem met een handgebaar tegen. Je voelde dat hij overwogen had wat
hij zou zeggen en dat hij besloten was zich niet te laten
weerhouden die dingen ook werkelijk te zeggen.
„Ik weet niet meer wat ik je geantwoord heb, maar ik weet dat ik
niet helemaal oprecht ben geweest. Ik was aan je gewend. Dat wist
je wel, je maakte er toen al misbruik van. Jawel! Zeg maar niets.
Ik verzeker je dat het geen verwijt is, dat ik je geen. enkel
verwijt zal maken. Je voelde je nagels groeien. Je was gehaast om
te weten of je sterk was, een man in staat om vooruit te komen.
Herinner je je dat alles, Michel?"
En Michel met een donkere blik, ineengedoken in zijn fauteuil,
antwoordde grommend: „Ja. "
„Zie je, ik had je moeten antwoorden dat er aan de ene kant de
werkelijk sterken zijn, en aan de andere kant, veel talrijker,
degenen die alleen maar begerig zijn. Begrijp je?"
Of hij het begreep! Elk woord trof hem als een steen en koppig
staarde hij naar de houten stomp van Ferchaux.
„In het begin zijn ze wel tegen elkaar opgewassen; in schijn hebben
ze dezelfde energie. Ik vraag me af of ik mij in het allereerste
begin niet heb vergist. Maar in Duinkerken wist ik het. Ik wilde
het nog niet toegeven, maar ik wist het. Bij gebrek aan werkelijke
kracht, komt er een moment waarop men in de verleiding komt andere
middelen te gaan gebruiken. Herinner je je het koffertje met de
resten van mijn fortuin dat ik je heb toevertrouwd, toen ik alleen
het schip beklom? Ik had haast gewild... " Lina zou er zich in
vergist hebben, Renée ook, en Mrs. Lampson. Maar Ferchaux en Jef,
dat waren geen mensen om zich te vergissen. Michel zat daar in
elkaar gezakt in zijn fauteuil, als een boos kind. Het bloed steeg
hem naar de wangen, zijn ogen schitterden en tranen trilden aan
zijn wimpers.
De drie vrouwen zouden niet gezien hebben dat het tranen waren van
vernedering, van woede.
„Dat is alles, Michel. Dit moest gezegd worden. Ik zal er nooit
meer met je over spreken. Ik wilde je alleen duidelijk doen
begrijpen dat ik met volledige kennis van zaken heb gehandeld en
dat ik daarom ook niet teleurgesteld ben. "
„Hebt u me daarvoor laten roepen?"
Het antwoord was vulgair en onhandig. Maudet was het zich bewust en
plotseling drukten zijn ogen haat uit.
„Nee. Ik heb je laten roepen omdat ik een erg oud man ben en
gewoonten heb gekregen waar ik moeilijk meer buiten kan. " Zijn
blik gleed langs de bloemen, de opgeruimde veranda, de
schrijfmachine en de papieren op tafel.
„Je zult het later wel begrijpen, véél later, voorzover je
begrijpen kunt. Ik veronderstel dat je daarginds óók nog niet hebt
gevonden wat je zocht?... "
Het was waar, maar Michel kwam in opstand, toen hij het zo
natuurlijk-weg, zo eenvoudig hoorde zeggen.
„Ik heb je van het begin af aan gewaarschuwd dat je bij Jef niet op
je plaats was. Je bent tóch meer waard. Of minder. Dat hangt er
vanaf op welk standpunt je je plaatst.
„Dank u. "
„Wat de dokters ook mogen zeggen, ik heb nog maar een paar maanden
te leven, twee of drie jaar op zijn hoogst. Misschien krijg ik op
een dag uit Montevideo nog het geld terug dat ze me schuldig zijn.
Het is niet zeker en ik wil je geen valse voorspiegelingen maken.
Je weet ongeveer even goed als ik wat me nog aan geld rest. Hier
maken we niet veel op. "
Michel hief langzaam het hoofd op. Niet omdat er over geld
gesproken werd, niet uit hebzucht, zoals de idioten hadden kunnen
denken — en zoals ook zijn moeder vast gedacht zou hebben! — maar
omdat er iets gebroken was in de stem van Ferchaux. Tot dan toe had
hij een soort toespraak gehouden die hij van te voren in zijn
eenzaamheid had voorbereid. Vastbesloten om zijn hart te luchten,
had hij dat ook gedaan.
Nu kwam opnieuw de oude man te voorschijn en zijn blik werdbezorgd,
bijna smekend. Het was een eenzame man die een panische angst
koesterde voor het alleen-zijn en die zich aan een laatste hoop
vastklampte.
„Dat geld is voor jou. Het is geen fortuin, maar genoeg om als
vertrekpunt dienst te doen. "
„Bent u niet benauwd voor het slechte sujet dat ik ben?" grijnsde
Michel, ontevreden omdat hij geen ander antwoord vond.
„Misschien was het verkeerd van me met je te praten zoals ik het
straks gedaan heb. Ik dacht dat ik het moest doen, dat de dingen
beter zouden gaan als alles tussen ons was opgehelderd. Ondanks
alles wat ik je gezegd heb, voel ik werkelijk genegenheid voor je.
"
„Toch?"
„Ja, Michel. En je weet het. Op het ogenblik zet je je stekels op,
terwijl je eigenlijk diep in jezelf tevreden bent. Wil je dat ik je
nog een ander genoegen doe? Jij die zo ongerust bent om te weten
wat je te wachten staat... Wel, je zult je doel bereiken, daar ben
ik zeker van. Zie je wel, ondanks jezelf krullen je lippen. Het
kost je de grootste moeite om niet te glimlachen. Alleen... "
„Alleen?"
„Dat doet er niet toe... Of wil je het werkelijk?"
„Ik sta er op. "
„Het zal misschien niet gebeuren op de manier... "
„Op de manier die je gewild hebt, bedoelt u?" Hij stond op, zijn
spanning was verdwenen.
„Wie heeft er zich op beroemd drie negers gedood te hebben? Wie
heeft er zich op beroemd zijn personeel levenslang te hebben
vernederd? Denkt u dat ik dat vergeten ben? Herinnert u zich nog
dat echtpaar in ik weet niet welke post van dat Oebangi van u, die
vrouw die u gevolgd bent in haar kamer voor de ogen van haar man?"
Zijn blik daagde de oude man uit, hij sprak heftig en loerde op
tegenspraak die hem veroorloofd zou hebben nog feller van leer te
trekken.
„Je hebt gelijk", zuchtte Ferchaux.
„U vindt het misschien niet prettig dat ik u aan deze dingen
herinner? En die kleine handelaars die u doelbewust ten onder
gebracht hebt?... "
„Ja, ja, ik herhaal dat je gelijk hebt. Luister, Michel, laten we
er niet meer over praten, wil je? Ik heb mij vergist. We kunnen
elkaar niet begrijpen. Mijn eerste vergissing is geweest je met me
mee te nemen. Wie weet of je niet bij je vrouw gebleven zou zijn
die heel lief was en of... "
„Dank u!"
„We zijn aan elkaar gewend. Onze omgang, onze ruzies lijken op die
van twee oude geliefden die niet meer van elkaar houden, maar het
ook niet meer buiten elkaar kunnen stellen. Ik spreek voor mezelf.
Jij hebt je vrijheid beproefd. Ik heb, ondanks mijzelf, de proef
genomen met mijn eenzaamheid. "
Hij stond nu ook op. Zijn stem trilde. Met een onhandige beweging
stootte hij een vaas bloemen om.
„Ik heb je al gezegd dat het waarschijnlijk niet lang meer zal
duren. Bij mijn dood... "
Hij streek met de hand over het voorhoofd en het lukte hem te
glimlachen, maar het was een glimlach zo vol bitterheid, zo
wanhopig, dat Maudet werkelijk medelijden voelde.
„Dat was het! Ik zal proberen minder veeleisend te zijn en het juk
wat lichter te maken. Je kunt uitgaan wanneer je wilt. En, mijn
hemel, als je eens een keer niet thuis komt 's nachts... We zullen
die vrouw, die Martha, maar bewaren, ze is bewonderenswaardig dom
en goed en als me iets overkomt... "
Hij boog zich over de papieren die met een ander handschrift
bedektwaren dan dat van Michel.
„Hier! Ik heb geprobeerd wat te werken... "
Hij verfrommelde de bladen, gooide ze door elkaar. Hij liep heen en
weer, "stootte met zijn stomp op de grond en zorgde ervoor zijn
gezicht niet te laten zien. En op dat ogenblik dacht Michel aan de
gelaatsuitdrukking van Jef, toen die gezegd had, of liever nog uit
het diepst van zijn wezen had laten oprispen: „Rotzooi!"
Nog nooit had Ferchaux zich zo diep vernederd, want deze keer deed
hij het welbewust. Hij had de wond blootgelegd, hij toonde zich
werkelijk naakt, een arm man die zo groot geweest was, die mei
zoveel energie gestreden had, die zo volkomen zijn leven had
geleefd en die...
„Wil je dat we het proberen?"
Michel, met gebogen hoofd, gaf geen antwoord, niet omdat hij niet
wilde, maar omdat hij niet kon, omdat hij de woorden niet vond,
omdat hij zich schaamde.
Zo bleven ze met de rug naar elkaar toe op het terras staan. De
mulattin kwam neuriënd de trap op. Over enkele ogenblikken zouden
ze niet meer alleen zijp. De deur ging open.
„Zeg haar, als je wilt, dat je hier blijft eten en dat ze ons voor
het ogenblik alleen laat... "
Michel verliet gehoorzaam het terras en bracht de boodschap overaan
Martha, die hem met opgewekte ogen aanzag.
Toen hij weer op de veranda terugkwam, was Ferchaux bezig debloemen
en de scherven van de vaas op te rapen.
Zonder een woord hielp Michel hem, raapte ook de papieren op enzo
wisten zij gezamenlijk en zwijgend de laatste sporen uit van
watzich tussen hen had afgespeeld.
„Ze kookt erg goed, dat zul je zien... De laatste dagen hebben ze
me gedwongen om een beetje te eten... Het schijnt dat melk toch
niet genoeg voor me was. " De stem werd natuurlijker, de houding
ook.
„Wanneer aanstonds de verpleegster komt, wees dan zo vriendelijk
met haar af te rekenen en haar te zeggen dat ik rust... Doe nog een
extra-briefje van vijftig dollar in een enveloppe, want ze heeft
gedaan wat ze kon.
Ferchaux had een portefeuille op tafel gelegd. Ze wisten niet meer
wat ze verder nog moesten zeggen en de oude man opende de mond om
te besluiten: „Ziezo, Michel!"
Toen de mulattin, met een gezicht dat tot aan de oren opengespleten
scheen door haar eeuwige glimlach, gelukkig kwam vragen of ze van
gevulde krabben hielden.