IX
Bijna zweeg hij. Hij voelde dat het beter zou zijn. Maar hij was
te vervuld van niet helemaal heldere wraakgevoelens. Bovendien was
het de tijd voor zijn slechte bui. Zijn ouders wisten het wel, die
letten 's morgens maar niet op wat hij zei. Het was hem te sterk.
Hij voelde zich onbehaaglijk. Hij was vaag en slap. In de spiegel
vond hij zichzelf vaalgrijs en wat hij zag verrukte hem niet: dat
magere, bijna gelige gezicht, vol puistjes, die blik vervuld van
slechte gedachten, zoals de hemel die ochtend overdekt was met
wolken en dat kostuum tenslotte, het befaamde kostuum waarvan hij
zich voorgesteld had zoveel plezier te hebben en dat, nu het één
keer nat geregend was, er armoedig en gekreukeld uitzag. Het was
donker. Boven de wastafel in een hoek van de kamer brandde een
elektrische lamp, ofschoon de gordijnen opengeschoven waren.
Daardoor ontstond er een dubbele verlichting, enerzijds van de
regenachtige ochtend, aan de andere kant van de elektrische
peer.
Eerlijk gezegd zocht Michel nog naar wat hij zeggen zou of waarover
hij zich boos kon maken.
Lina gleed met haar volle witte dijen uit bed. Haar hemd schoof op
tot aan haar buik, haar donkere haren vielen in haar nek. Ze bleef
daar warm en mollig zitten geeuwen en wreef met haar beide handen
werktuiglijk over haar borsten.
„Sta je op?"
„Het is half negen. "
Hij wilde antwoorden, aarzelde een ogenblik, maar het was tè scherp
en te veel in overeenstemming met de diepere oorzaken van zijn
slecht humeur.
Waarom stond zij, die altijd zo graag wat in bed bleef luieren, nu
ineens zo vroeg op 's morgens?Vanaf de dag na Michels terugkeer was
het al zo geweest. Ze was met hem naar beneden gegaan om haar
ontbijt te gebruiken aan de ronde tafel met het zeildoek er over,
onder het portret van wijlen kapitein Snoek. Maudet had begrepen
dat het de vorige dag en zelfs de dag daarvoor al net zo geweest
was. Het was koud in de kamer, een vochtige kou. Buiten was het
hoge vloed, een vloed van 115. Want ze volgden nu dag aan dag de
hoogte van het water. Ze hoorden er beneden genoeg over praten. De
wind kwam van zee, een beetje uit het noorden; alvorens hier te
komen had hij de ruime stranden van België schoongeveegd en hij
leek nu geel, vol zand en stofregen. De vrachtschepen in de haven
schenen zwarter.
„Kom eens kijken, Lina. "
„Doe dan het licht uit. Ik kan niet naakt aan het raam gaan staan.
"
„Je bent niet naakt, je hebt je nachthemd aan. "
Bij gebrek aan een peignoir sloeg ze haar mantel om en dat
ergerdeMichel, hij vond dat ze er armoedig uitzag en bromde
humeurig:„Kijk. "
Ook buiten bleven de lampen branden, al was het reeds dag. Het
waren sterke booglampen die boven de kade, de wagons en de werven
schommelden.
„Waar moet. ik naar kijken?"
„Daar bij het vierde schip met die roodgeschilderde naam die je van
hieruit niet kunt lezen... "
Zij herkende Ferchaux die bij een meerpaal stond te praten meteen
man die wel de kapitein van het schip zou zijn.
„Nou?"
„Het is al de derde keer dat hij 's morgens vroeg, nog voor wijzijn
opgestaan, in alle stilte de deur uitgaat. "
Waarom maakte hij zich daar bezorgd over? Hij wist toch datFerchaux
vaak heel vroeg, soms midden in de nacht opstond? Deedhij dat ook
al niet in Caen en in La Guillerie?Iedere keer had hij hem horen
opstaan en zich aankleden. Hij hadzelfs uit bed willen komen om hem
achterna te gaan. ToenFerchaux terugkwam om te ontbijten, sprak hij
met geen woordover zijn vroege morgenwandeling.
„Zal ik je eens vertellen wat hij van plan is? Hij is bezig om te
onderhandelen over zijn overtocht. De een of andere nacht, als hij
denkt dat het begint te stinken, gaat hij er zonder één woord
vandoor en vinden wij niemand meer als we wakker worden. "
„Ik ben er vast van overtuigd dat hij dat niet zal doen. "
„Denk je soms dat hij zich van ons wat zal aantrekken?"
„Dat weet ik niet. "
„Nou, wat bedoel je dan?"
Meegaand om ruzie te voorkomen, precies zoals de moeder van Maudet
vroeger, liep ze naar de wastafel en mompelde: „Niets, Michel, ik
bedoel helemaal niets. "
„Je beweert dat je er zeker van bent dat hij niet zonder ons
vertrekken zal. "
„Ik weet niet waarom ik dat gezegd heb. Dat is zo maar een indruk
van me. "
„Maar als dat zo is, waarom verbergt hij zich dan?"
„Hij verbergt zich niet, we kunnen hem toch zo vanuit ons raamzien.
"
„Je verbeeldt je misschien dat die vent tot enig gevoel van
hartelijkheid, vriendschap, of zelfs maar dankbaarheid in staat is?
Hij heeft me nodig, ja! Hij heeft ons nodig. Maar zodra dat niet
meer het geval is... "
Ze goot het vuile water van haar man in de geëmailleerde emmer,
vulde de wasbak en liet de schouderbandjes van het hemd, dat ze
onder haar borst vasthield, omlaag glijden. Hij had een eerste
sigaret opgestoken en was nog altijd op zoek naar een ruzietje,
zonder het passende terrein te kunnen vinden. Hij liep heen en
weer. Zijn stappen lieten de vloer van het oude huis weergalmen.
Dan ging hij voor de vensters staan, keek naar buiten, bromde wat
en begon opnieuw te ijsberen.
„Madame Snoek zal je weer een standje geven. Ze heeft er eenhekel
aan dat er in huis lawaai gemaakt wordt. "
„Ik ben bij mezelf thuis, niet? Heb ik alsjeblieft het recht om
telopen?"
„Waarom ga je niet naar beneden een luchtje scheppen?" Zij wist dat
zijn slecht humeur zou overgaan als hij een kop koffie had
gedronken en even zijn neus buiten de deur had gestoken. Maar hij
klampte er zich aan vast.
„Als ik bedenk dat we weer de hele dag belote moeten gaan spelen!
En het fraaiste is nog dat jij ook al meedoet! Wel tien keer heb ik
je gevraagd om het spel te leren... "
„Michel!"
„Wat?"
„Je wordt toch niet jaloers?"
Hij grinnikte luid.
„Hoe zei je? Jaloers? Ik? Op die oude maniak? Nee, kindje, ik ben
niet jaloers. Maar... "
Maar hij was het. Geen verliefde jaloersheid zoals Lina dacht.
Vrouwen zijn nu eenmaal niet in staat om zich een andere
jaloersheid voor te stellen dan die. Hij zag zijn vrouw helemaal
niet in de armen van Ferchaux en misschien zelfs zou dat beeld hem
minder geërgerd hebben. Het was ingewikkelder en ook ernstiger.
Sinds ze met zijn drieën in een voortdurende intimiteit leefden,
"had Michel honderd keer per dag de gelegenheid zijn wenkbrauwen op
te trekken. Nu ook al weer bij het aanbreken van de dag: waarom
maakte Lina, die te vroeg was opgestaan, zo snel toilet
alvorensnaar beneden te gaan in plaats van eerst nog wat in de
kamer rondte hangen, zoals vroeger haar gewoonte was?Natuurlijk was
ze niet verliefd op die oude man. Maar ze wildehem aangenaam zijn.
Om hem plezier te doen had ze ook lerenkaartspelen.
In een van de zeldzame ogenblikken dat ze erin slaagden alleen te
zijn, want dat kwam behalve 's nachts voor hun beiden bijna niet
meer voor, had Michel haar de vorige dag verzekerd: „Ik ben ervan
overtuigd dat hij bang is!"
Hij voelde dat ze hem niet geloofde en koppig had hij eraan
toegevoegd:„Als je hem niet kent of probeert je een idee van hem te
vormen uit de kranten, dan vergis je je; je denkt dan dat het een
buitengewone vent is... "
Ze waren een paar kleine dingen gaan kopen en blijven stilstaan
voor de vervelende etalage van een garen- en bandwinkel. En daar,
dat herinnerde hij zich nauwkeurig, had Lina met zachte beslistheid
gezegd:„Toch is hij werkelijk buitengewoon. "
„Vind je?"
„Om het leven te leiden dat hij ginds geleid heeft... Bij
klaarlichte dag is het bijna donker onder de bomen waarvan de
takken elkaar over de rivier heen bereiken... Je leeft er in een
vochtige hitte, omringd door wolken van insecten... De plekken waar
je voet aan wal kunt zétten zijn zeldzaam en nog ongezonder,
verpest door de krokodillen en de tsé-tsé-vliegen... "
„Heeft hij je dat allemaal verteld?"
„Wacht maar even. Ik koop het lint dat ik nodig heb en ben zo weer
terug. Het is de moeite niet dat je meegaat, je hebt toch al zo'n
hekel aan winkels. "
Hij had gewacht en zijn wrok had zich steeds meer toegespitst. Als
ze verwacht had dat hij wel aan wat anders zou denken, wanneer ze
weer buiten kwam, dan vergiste ze zich.
„Wat heeft hij je nog meer verteld?"
„Zijn leven in Congo... Over de negers die wel honderdmaal
geprobeerd hebben om hem te vergiftigen... en de blanken die..
„Wanneer heeft hij je daarover verteld?"
„Bij alle mogelijke gelegenheden. "
„Merkwaardig! Het lijkt wel of hij bij jou zin krijgt om te
bluffen, want wij hebben dagen en dagen samen doorgebracht zonder
dat hij er tegenover mij een woord over losliet. Of hij denkt zeker
dat ik te stom ben om te begrijpen!"
„Welnee. "
„Waarom denk jij dan dat hij er met mij niet over praatte?"
„Om jezelf. "
„Dat begrijp ik niet. "
„Ik wel, geloof ik. Tegenover jou is hij een beetje verlegen. Hij
durft niet het eerst te spreken. Hij is bang dat je hem uitlacht of
gewoon dat je denkt dat hij probeert op te scheppen. "
„Werkelijk?"
„Beslist, Michel. "
„Misschien heeft hij je dat ook bekend?"
„Neen, maar hij stelt me dikwijls vragen over je. Ik ben er van
overtuigd, dat hij veel van je houdt. Hij let voortdurend op je.
"
„Om me te kunnen vernederen!"
Dat was ook nog een onaangename herinnering: bij zijn terugkeer uit
Brussel had Ferchaux hem geen verantwoording gevraagd. Michel zelf
was er eerst en op een agressieve toon over begonnen.
„Wat het geld betreft dat u me hebt toevertrouwd... " Van hetzelfde
ogenblik af had hij gevoeld dat Ferchaux op de een of andere
onregelmatigheid rekende; hij had een schaduw over zijn voorhoofd
zien trekken, terwijl hij met berusting het vervolg afwachtte.
„Ik had al heel wat geld aan al die telefoontjes besteed... Ik heb
trouwens mijn uitgaven opgetekend... Ik heb een vriend ontmoet die
zich in een tragische toestand bevond. Voor hem was het een kwestie
van leven of dood... "
Waarom maakte Ferchaux geen enkel gebaar en glimlachte hij zelfs
niet ongelovig, ofschoon hij er toch onmogelijk iets van kon
geloven?„Ik heb hem twee duizend frank geleend. Hij zal me die
terugbetalen... In ieder geval zal ik ze u terugbetalen, u hoeft ze
maar af te houden van mijn salaris... "
Had Ferchaux niet kunnen antwoorden dat hij die twee duizend frank
als een beloning zou beschouwen voor de manier waarop Maudet zich
van zijn taak gekweten had? Maar hij liet hem nerveus worden en
onderbrak geen moment zijn woordenvloed; hij nam het overgebleven
geld aan en telde het na alvorens het in zijn zak te steken...
„Heus, Michel, je hebt een heel verkeerd idee van hem!" Nu was zij
het die hem verdedigde, zij die hem verering voor Ferchaux trachtte
bij te brengen! Was het niet grappig? Zij die zoveel kwaad van hem
gesproken had, toen ze hem nog niet kende! Zij die altijd weer
woorden vond om hem af te koelen en de kolos tot de afmetingen van
een dwerg terug te brengen, wanneer hij haar met enthousiasme over
zijn nieuwe baas vertelde! En toen ze alle drie samen waren...
Natuurlijk, dat kon ook doorgaan voor beleefdheid, voor
galanterie... Maar Ferchaux was anders beleefd noch galant! Dat hij
Lina aan tafel het eerst bediende, dat kon er nog mee door, maar
waarom richtte hij zich altijd het eerst tot haar wanneer hij
sprak? En waarom, wanneer Michel erop los zat te praten, wat hem
dikwijls gebeurde, keken Ferchaux en Lina elkaar dan integendeel
aan met een blik die deed vermoeden dat ze allebei op dezelfde
manier over hem oordeelden? De Parijse dagbladen hielden zich sinds
twee dagen erg veel met „De Man van Oebangi" bezig. Er werden
kolommenlange artikelen geschreven over zijn verleden, zijn leven
en zijn ondernemingen. Er werden foto's gepubliceerd van zijn
stoombootje en van dehutten, waarin hij naar men zei zo ongeveer
overal in de diverse districten inlandse vrouwen en kinderen bezat.
Sommigen deden wilde aanvallen op hem:Een financieel schandaal Meer
dan zes honderd miljoen ontstolen aan de kleine spaardersHij werd
gezocht. Overal was de politie gewaarschuwd. Zijn portret had in de
kleinste provinciekrantjes gestaan.
Zal Dieudonné Ferchaux andere hooggeplaatste figuren in zijn val
meeslepen?In de ogen van het publiek dat de dag tevoren
ternauwernood zijn naam kende, werd de man voortdurend groter.
Reeds ontstonden er legenden om hem. Een weekblad vertelde tot in
de kleinste details de geschiedenis van het been dat Emile hem
midden in het woud had afgezet.
Waarom maakte dit Maudet humeurig? Eerst had hij niet gebeten welke
argumenten hij bij elkaar moest zoeken om Ferchaux in de ogen van
Lina tot een uitzonderlijk personage te maken. En nu haalde hij hem
tien-, twintigmaal per dag met een woord of een grijns naar
omlaag.
En hij werd nog bozer wanneer hij met zichzelf alleen was en dan
dacht: „Ik neem het hem kwalijk dat ik hem bestolen heb!" Die
morgen was hij tot het uiterste gespannen. Hij had heel duidelijk
het gevoel dat de dag niet zou eindigen zonder uitbarsting. Hij kon
het nog vermijden, zich inhouden. Hij hoefde maar de deur uit te
gaan en naar het station te lopen om er de kranten te gaan halen,
zoals hij iedere morgen moest doen. Dat zou hem de tijd geven de
sporen kwijt te raken van een nacht waarin hij na een al te zware
maaltijd slecht had geslapen. Zelfs dat! Zélfs de maaltijden!
Ferchaux, die toch niet gulzig was, nam onveranderlijk het grootste
en het beste stuk, waar Michel op loerde.
Was dat belachelijk? Is niet iedereen belachelijk? Was het niet
belachelijk voor een man als Ferchaux om van de ochtend tot de
avond belote te spelen en er zich warm voor te maken alsof zijn lot
afhing van een driekaart of vier boeren?
„Ik zeg je dat hij van ons gebruik maakt en dat hij ons laat vallen
als we niet meer nodig zijn. "
„In de eerste plaats is hij niet van plan te vertrekken. En in de
tweede plaats heeft hij me verzekerd, dat als dat nodig mocht
worden, hij ons in ieder geval meeneemt. "
„Allicht! Hij weet wel dat ik zin heb om te reizen en dat het
vooruitzicht om mij op een van die boten in te schepen... Hé, kijk
daar eens! Hij schudt de kapitein de hand... Ze zijn het eens. Ik
zou wel eens willen weten wanneer dat schip het anker hijst... Ik
zal dadelijk inlichtingen gaan inwinnen... Voor zover hij me dat
niet onmogelijk maakt tenminste. "
„Wind je toch niet zo verschrikkelijk op!"
„Vind je het zo heerlijk dat een oude vent zoveel aandacht aan je
besteedt? Had je het zo nodig dat iemand je het hof maakt?" Ze
lachte nu voluit en open, waarbij ze haar prachtige tanden
ontblootte.
„Je bent gek, mijn kleine Michel. Ik mag je graag zo, maar je bent
soms wel dwaas, dat moet je toch toegeven!" Waarom bleef haar blik
een seconde lang rusten op het nieuwe pak van haar man? Dat had tot
iedere prijs vermeden moeten worden. Hij werd rood. Hij had zich
nog niet kunnen afleren om te blozen als een kind dat betrapt
wordt. Het was zo opvallend dat Lina hem er dikwijls om uitlachte.
Hij keerde haar de rug toe. Ze had hem eergisteren niet geloofd.
Hij had vooruit geweten dat ze hem niet geloven zou, maar telkens
deed zich hetzelfde verschijnsel weer voor: hij zag het gevaar,
wist dat een bepaald gebaar, een bepaald woord pijnlijke
verwikkelingen met zich zou meebrengen, maar hij was niet in staat
om zich in te houden. Dat nieuwe pak dat in het bagage-dépot lag
van het station... Hij had niet kunnen nalaten het mee te nemen,
toen hij de kranten was gaan halen. Hij had het naar zijn kamer
gebracht om het pakpapier te verbergen. En daarna had hij verteld
dat zijn ouders hem een kostuum gestuurd hadden.... Kort daarop had
hij het aangetrokken...
„Heb je een brief ontvangen?"
„Nog niet. Die zal zeker nog komen... In mijn laatste brief hebik
ze verteld dat ik een kostuum nodig had. "
Een dergelijke zending paste nu helemaal niet bij de ouders
vanMaudet! Maar Lina had niets gezegd. Ze had haar man die
dagdikwijls tersluiks en met een zekere ongerustheid
aangekeken.
's Avonds, toen het licht uit was, had ze gefluisterd:„Is het waar
van je ouders?"
„Van wie anders? Ik heb het toch zeker niet uit een winkel
gestolen?"
Hoe zielig en kleingeestig was dit alles! Hij had een buitengewoon
mens willen zijn en telkens weer verviel hij in geschiedenissen van
dit soort, verdronk hij met een soort masochisme in onoplosbare
verwikkelingen, waaraan iedere grootsheid ontbrak.
„Ben je klaar? Gaan we naar beneden?"
Voorvoelend dat deze dag met slechte vooruitzichten begon, kwam ze
lief en zachtaardig naar hem toe en omhelsde hem met meer tederheid
dan gewoonlijk.
„Luister, mijn beste Michel... Doe mij het genoegen verstandig te
zijn. Je hebt een onverhoopte kans gekregen, dat heb je me zelf
gezegd... Op het ogenblik gaat iedereen tegen die man te keer...
Geloof me als ik je nog eens zeg, dat hij voor jou een genegenheid
koestert die je niet vermoedt... Dat is zó waar dat ik er in het
begin een beetje jaloers om was... Als hij naar je kijkt... "
„Hij kijkt met ironie naar me, als je dat bedoelt, of ik een
snotneus ben!"
„Neen, Michel, dat is niet waar. Je zou eerder denken dat je hem
aan iemand herinnert van wie hij veel houdt. En wil je weten wat ik
eigenlijk denk? Dat je hem doet denken aan hemzelf, aan zijn jeugd,
aan de jongeman die hij geweest is. Soms schrikt hij op bij een
woord of een gebaar van je. Dan lijkt hij verbaasd en ongerust...
"
„En hij geeft me met grote edelmoedigheid achthonderd frank om van
te leven!"
„Op jouw leeftijd verdiende hij beslist zoveel niet. "
„Een mooie reden is dat! Je vindt het dus goed dat hij zo gierig is
als een luis en ons zonder een cent op zak laat lopen?"
„Iedereen heeft zijn gebreken. Hij mag toch ook wel een hartstocht
hebben. "
„Dan heeft hij wel de meest weerzinwekkende gekozen. "
„Als je zo doorgaat, want ik ken je, dan zul je je op de een of
andere dag niet kunnen inhouden en domheden begaan. Wees nu lief,
Michel, doe het voor mij!"
Hij glimlachte bitter en volgde haar naar de eetkamer, waar
Ferchaux juist was gaan zitten, terwijl madame Snoek gebakken
eieren met spek en koffie opdiende. Hoe had Lina met hem gesproken!
Zou ze een paar weken eerder ook zo met hem gepraat hebben?Vroeger
keurde zij alles goed wat hij deed, geloofde zij wat hij zei,
volgde zij hem blindelings en gehoorzaam, want aan de grondslag van
haar gevoelens lag bewondering.
Maar nu oordeelde zij hem. En stellig maakte ze een vergelijking
tussen de twee mannen...
Madame Snoek ook al... Ach ja, Michel was belachelijk om zich met
al die dingen in te laten. Was het zijn schuld? Als hij alleen dit
huis was binnengekomen of met Lina, dan — daar was hij zeker van —
zou madame Snoek allerhartelijkst voor hem zijn geweest. Hij wist
zo goed hoe hij met mensen moest omspringen! Hij had er altijd
alles van gedaan gekregen wat hij maar wilde! Maar madame Snoek
zwoer alleen maar bij de oude heer die volgens haar zo vriendelijk
was en er zo zachtaardig uitzag! Dat was nog het toppunt! En het
sterkste was dat Ferchaux er inderdaad in slaagde om die indruk van
zachtheid te wekken. Zijn baard die bijna wit was, verborg de
onregelmatigheid van zijn trekken, zijn dunne lippen en het
abnormale vooruitsteken van zijn kin. Je kon zelfs niet meer merken
dat zijn neus scheef stond. Zoals hij eruit zag in zijn blauw
cheviotte pak, altijd met zijn pet op, zijn langzame, berekende
stap — vanwege zijn nieuwe been — leek hij werkelijk op een
gepensioneerd man die een behoedzaam leventje leidt zonder veel
problemen.
Hij sprak weinig. En omdat het hem onverschillig liet, wat hij at,
maakte hij ook nooit bezwaren. Alleen wanneer iemand per ongeluk
een deur open liet staan, werd hij soms een beetje zenuwachtig,
want rillerig was hij gebleven.
En overkwam het hem soms niet dat hij een emmer kolen gingscheppen
in de kelder? Deed hij niet meestal kolen op de kachel en regelde
hij niet de luchttoevoer?„Je voelt dat meneer uw schoonvader veel
ongeluk in zijn leven heeft meegemaakt. Ziet u, ik zeg altijd maar
dat mensen die het ongeluk gekend hebben beter zijn dan anderen.
Dat kun je onmiddellijk aan hun ogen zien. "
Een oude haai, ja! Een krokodil nog eerder, die zich op het
waterlaat drijven als een stuk dood hout, zoals hij het zo goed
aanLina vertelde om haar te overbluffen!„Eet je niet?"
„Ik heb geen honger. "
Hij dronk alleen maar staande een kop koffie met melk en vroeg
toen:„Moet ik naar het station?"
Waarom zou Lina niet meegaan? Hij had niet eens meer het recht om
zijn vrouw mee te nemen als hij een boodschap moest doen! Het was
alsof zij daar bij haar familie was, alsof Ferchaux werkelijk haar
vader was!Buiten liep hij een kroegje binnen om een glas te
drinken, zoals hem dat steeds vaker overkwam, vooral 's morgens,
want dat bracht hem meteen op zijn gemak. Alleen voelde hij direct
al de behoefte om méér te drinken, zodra hij maar een glas over
zijn lippen had. Hij was dan gedwongen om allerlei listen te
bedenken om zijp metgezellen te verlaten en zich haastig in een of
ander kroegje een glas te laten inschenken.
Hij was de eerste die de kranten las in een groot café tegenover
het station, waar hij een tweede glas dronk. De vorige dag hadden
ze al iets moeten horen over het fameuze dossier Mercator. Ferchaux
was nogal ongerust, toen hij niets in de kranten zag verschijnen en
waarschijnlijk had hij gedacht — maar hij had er niets over gezegd
— dat zijn vijanden erin geslaagd waren de zaak in de doofpot te
stoppen. Vandaag barstte de bom.
Dieudonné Ferchaux valt aan. Een oud-president van de Raad en
andere hoge persoonlijkheden gecompromitteerd. Waar zijn de
documenten? •De kranten drukten allemaal, zij het met verschillend
commentaar, de inlichtingen af die de vorige avond door een klein
boulevardblad waren verspreid. Er was sprake in van een voormalig
President van de Raad, die tien of twaalf maal minister was geweest
en nu nog ondervoorzitter was van een der Kamergroepen en die een
paar jaar daarvoor belangrijke bedragen zou hebben ontvangen van
een buitenlandse regering in ruil voor de gelegenheid die hij aan
de bankiers van dat land gelaten had om hun zaken tot Gabon uit te
breiden.
Alleen de beginletters werden nu nog maar gepubliceerd, cijfers
werden genoemd en er werd gezegd dat de strookjes van dechèques en
de documenten zich op een veilige plaats bevonden. Hetzelfde thema
kwam in de meeste bladen terug:„Begint er een nieuw Panama?"
En daarna volgden dan de regels die al bijna een traditie waren
geworden:„Alle pogingen van de politie om Dieudonné Ferchaux terug
te vinden zijn tevergeefs. Er zijn redenen om aan te nemen dat de
ontsnapte in België zou verblijven. Bij de laatste berichten wordt
medegedeeld, dat een ernstig spoor spoedig tot een resultaat zal
leiden. "
Tenslotte stond er nog in één enkele krant, een politiek blad dat
geen al te beste naam had, het volgende:„Waar wordt nog op gewacht
om Emile Ferchaux aan te houden?"
Michel betaalde zijn vertering, stopte de kranten in de zak van
zijn regenjas en begaf zich naar de kade. Al spoedig zag hij
Ferchaux en Lina die hem met kleine pasjes tegemoet kwamen; het
moest wel een vrolijk verhaal zijn dat Ferchaux haar vertelde, want
zij schaterde het uit van het lachen.
Maar zodra ze haar echtgenoot bemerkte, hield haar lach plotseling
op. Gebeurde dat bij de herinnering aan de scène van die morgen?
Was ze bang dat ze hem buiten zichzelf zou brengen?
„Ze beginnen het dossier Mercator te publiceren", berichtte hij
droogjes.
Gewoonlijk ging Ferchaux naar zijn kamer om de kranten te lezen, om
niet de aandacht te trekken; later gooide hij ze ergens in het
water of in een goot weg.
Maar deze keer, nu de berichten belangrijker waren dan ooit,
beperkte hij zich er toe om onder de wandeling een paar vragen te
stellen. Werden de namen geciteerd? Wat wist een bepaald blad te
vertellen? Was er ook sprake van zijn broer? Sprak de „Temps" er
over en onder welke titel?Hij luisterde zonder een spier te
vertrekken en met zijn handen in zijn zakken naar de antwoorden en
beet op zijn baard waaraan hij nog niet gewend was.
„Ik denk dat je morgen of overmorgen nog eens naar Brussel zult
moeten gaan. "
Bij die zin keek hij Michel met een scherpe blik aan welke deze
ongeveer vertaalde als:„Moet ik hem werkelijk naar Brussel sturen?
Zal hij niet van de gelegenheid gebruik maken mij te verraden?"
Maudet antwoordde:„Als u het mij opdraagt, zal ik gaan, maar veel
prijs stel ik er niet op. "
Een hand trok aan zijn arm: Lina probeerde hem tot kalmte te
bewegen.
Hoe zou Ferchaux aan een mogelijk verraad niet hebben gedacht?
Michel hoefde maar naar Brussel of Parijs te gaan, de
gebroedersBleustein of Emile op te zoeken, of zelfs maar zich
rechtstreeks tot de vijandige groep of tot de politie te wenden.
Hoeveel zouden ze niet betalen voor de vangst van Dieudonné
Ferchaux, die hem achthonderd frank in de maand gaf en hem van het
ene ogenblik op het andere in de steek kon laten?Zou die gedachte
bij Maudet zijn opgekomen, wanneer de ander hem niet zo
achterdochtig had bekeken? En niet alleen vandaag, maar al zo vaak.
Te beginnen met de dag waarop hij uit Brussel was teruggekeerd en
Ferchaux er van overtuigd scheen dat Maudet hem niet alles
bekende.
Lina begreep er niets van. Zij schreef het op rekening van een
verontruste genegenheid, zelfs van de jaloezie van een man die zijn
leven al achter de rug heeft ten opzichte van een ander die er pas
aan begint.
„Er wordt ook over uw broer gesproken wiens aanhouding door een van
de kranten wordt geëist. "
Als enig antwoord noemde Ferchaux de naam van de krant en bewees op
die manier dat hij op de hoogte was en dat hij ongetwijfeld met
opzet zijn broer er in betrokken had. Wat konden ze met zijn drieën
wel uitvoeren om tien uur 's morgens in een stad die zijn
havenleven rustig voortzette zonder zich om hen te bekommeren? Op
de kaden botsten zij voortdurend tegen mannen die schepen laadden
of ontlaadden, zij ademden de stof in van de steenkool die door
elektrische grijpers met geraas werd neergestort, struikelden over
kabels of stootten zich aan hard en koud ijzer.
Ze hadden de stad uit kunnen wandelen langs het strand, in de wind
en de motregen, maar Ferchaux liep moeilijk en was al gauw door en
door verkleumd. De straten, de markt, de vrouwen met losse haren,
de straatvegers, dat alles vormde de bleke omlijsting van hun
ochtendwandeling.
Overal werd Ferchaux door de politie gezocht en hij liep hier met
kleine, kreupelige passen over de stoepen, langs de groentemanden
en de uitstallingen van de slagers, in gezelschap van Michel en
Lina, die zijn zwijgen niet durfden te verbreken. Onvermijdelijk
kwamen ze altijd weer op hetzelfde punt terecht, bij het kleine
café op de hoek. De geur ervan was hun al vertrouwd, evenals het
nog vochtige zaagsel op de vloer en de baas die zijn koffiemachine
oppoetste.
Ze gingen aan hun tafeltje zitten, altijd hetzelfde, vroegen het
rode kleedje en de kaarten, de fiches, het spuitwater van Ferchaux,
de koffie met wat cognac erin, die Michel gekozen had om alcohol te
drinken zonder dat zijn vrouw er opmerkingen over zou maken. Lina
speelde slecht. In La Guillerie en in Caen toonde Ferchaux zich
altijd een brommerig en nauwgezet speler, die ongeduldig werd,
wanneer zijn partner ook maar van de minste aarzeling blijk gaf
alvorens een kaart op te gooien.
„Klaveren troef... "
„Neen... "
Lina keek met een nogal dom gezicht naar haar spel, zonder te weten
of ze moest nemen of niet.
„Nou, zeg eens wat... ", zei Michel.
„Ik weet niet wat ik moet doen... Moet ik nemen of niet nemen?"
Ferchaux zei niets en liet van geen opwinding blijken.
„Doe wat je wil, maar doe iets. "
„Als je me opjaagt, Michel, speel ik alles verkeerd. "
„Denk je dat het zo leuk is om te wachten tot je een besluit
hebtgenomen?"
Toen ze begon, keek ze met het gezicht van een verwend kind naar
haar spel. Nu beefden haar vingers een beetje, het leek wel of ze
zou gaan huilen, haar volle en rode onderlip trilde.
„Speel je nou nog eens?"
Waarom, ja, waarom sloeg ze haar ogen op naar Ferchaux alsom zijn
hulp in te roepen? Hij zei eenvoudig:„Doe kalm aan, Lina. We hebben
niets anders te doen de hele dag. "
„Precies, doe het maar op je gemak! Je speelt toch alles fout!"
Had hij het recht, ja of neen, om zijn vrouw te behandelen zoalshij
het goed vond?„Luister, Michel... "
Ze liet haar kaarten zien. Bijna liet zij ze op tafel vallen.
„Laat u niet zenuwachtig maken door uw man. Ik zie dat u klaveren
negen hebt en klaveren boer. U moet nemen... " De handen van Maudet
trilden. Hij stond op het punt zijn kaarten op tafel te smijten en
weg te lopen. De verleiding was groot en het was een wonder dat hij
er aan weerstond.
Hij zei niets. Hij speelde. Maar hij bekeek hen beurt om beurt. Het
onweer draaide rond zonder tot uitbarsting te kunnen komen. Lina
won de partij.
„Ziet u wel! Het is genoeg dat u zich niet nerveus maakt en de blik
van uw man ontwijkt. "
Ze glimlachte dankbaar. Ze speelden opnieuw en het slechte humeur
van Michel die verloor werd steeds somberder, vooral toen hij
vergat vier vrouwen te bieden en Ferchaux er hem een opmerking over
maakte.
Het was of Ferchaux in de kaarten van Lina zien kon.
„Aftroeven. En nu ruitenaas spelen als u die heeft. Als u die niet
heeft, speel dan een van uw hoogste kaarten, want uw man heeft geen
troeven meer. "
Dat duurde zo misschien meer dan een uur. Een meisje uit de
viswinkel met een glimmende geplooide zwarte jurk was binnengekomen
om een koffie te drinken. Ze bleef bij de toonbank staan, groot,
goed gevormd, met een heldere blik en de mond half open. Ze keek
naar hen.
Onder het spelen bekeek Michel haar op zijn beurt. Hij dacht dat ze
vooral voor hem belangstelling had. Hij deed wat opdringerig,
lachte haar op een bepaalde manier toe, maar ze keerde hem vierkant
de rug toe en begon zachtjes met de baas te praten. Hij was nu op
het punt aangeland waarop de geringste tegenslaggenoeg zou zijn.
Nam Ferchaux over tafel heen niet een kaart uit het spel van Lina,
dat hij toch niet zien kon, om haar die te laten spelen?Michel
stond op, smeet zijn kaarten op tafel, zoals hij het van het begin
van de partij af al zo graag had willen doen.
„Als jullie samen tegen mij beginnen... "
Hij liep naar de kapstok, nam zijn hoed, gooide zijn regenjas over
zijn arm en liep weg.
Had hij het meisje willen overbluffen? Het was iets dergelijks en
nog meer ook; er was van alles in zijn gevoelens, teleurstelling,
ongeduld, het vernederend bewustzijn van zijn kleinheid en het
verlangen om in zijn eigen ogen groot te lijken... Buiten voelde
hij zich ontredderd, omdat hij niet wist waarheen hij gaan moest.
Om zijn aarzeling niet te tonen, liep hij met grote stappen naar
het lage huis van madame Snoek. Zijn instinct waarschuwde hem
waarschijnlijk dat het gevaarlijk was verder te gaan, want de
terugkeer zou dan moeilijker kunnen worden. Hij ging binnen, klom
de trap op naar zijn kamer, deed de deur op slot en wierp zich op
het bed.
Pas een uur later, toen hij ongerust begon te worden, herkende hij
een onregelmatige stap op de trap en werd er zachtjes op de deur
geklopt.
Ferchaux zelf was naar boven gekomen, terwijl Lina beneden
bleef.