27
Madeleine zat aan de kaptafel in het sobere gastenverblijf van de kathedraal en probeerde de klitten uit haar haar te kammen. ‘Judith, help me even alsjeblieft. Ik kan er niet goed bij.’
De dienstmeid legde de kamerjas van haar meesteres op het bed en nam de borstel van haar over. ‘Maar wat moet u morgenochtend nu met uw haar aanvangen? U kamt al het stijfsel eruit.’
‘Lieve Judith, je let ook altijd op of ik er wel goed uitzie. Het is alleen maar voor de reis terug naar de Du Puys. Ik zet mijn hoed wel op. Zit er maar niet over in.’
‘Wat was dat?’ Judith hield midden in haar beweging op met borstelen.
‘Ik heb niets gehoord.’
Judith hield haar hoofd schuin. ‘Daar hoor ik het weer. Er wordt op de deur geklopt.’
‘Geef me mijn kamerjas.’
De dienstmeid hielp Madeleine haar kamerjas aantrekken en repte zich om het amper hoorbare kloppen te beantwoorden. Ze deed de deur op een kier. ‘Monsieur Bovée! Madame maakt zich juist klaar om te gaan slapen.’ Judiths lippen trokken samen en vormden een afkeurende neerwaartse boog.
‘Alstublieft, ik moet madame Clavell spreken.’
‘Het spijt me, maar ik ben bang dat dat niet mogelijk is.’
Madeleine trok de deur wijdopen. ‘Het is in orde, Judith.’
‘Maar, madame…’
‘Het is in orde, zei ik.’ Madeleine gebaarde naar de jongeman. ‘Kom binnen, Pierre.’
Pierre keek de kamer in, maar bleef in de deuropening staan. ‘Ik moet u spreken. Onder vier ogen.’
‘Goed. Judith, je mag gaan.’
‘Madame…’
‘Ik zie je morgenochtend weer. Zorg dat onze spullen klaarstaan, zodat we meteen na het ontbijt kunnen vertrekken.’
Judith maakte een lichte buiging en liep zachtjes mopperend naar de deur.
‘Judith.’
‘Madame?’
‘Ik stel je bezorgdheid op prijs, maar alles is in orde. Je hoeft je geen zorgen te maken.’
‘Maar dit lijkt onge – ’
‘Daar kan ik me niet druk meer over maken. Op dit moment moeten we vechten om te overleven. Pierre is er om ons te helpen. Er is geen gevaar en al helemaal geen sprake van een onfatsoenlijke situatie. Je kunt gerust gaan slapen. Ik zie je morgenochtend weer.’
Madeleine hield de deur open, en de dienstmeid verliet schouderophalend de kamer. Toen Pierre binnen was, sloot Madeleine de deur en leunde ertegenaan.
‘Wat is er, monsieur Pierre? Hebt u zich bedacht? Wilt u ons niet meer helpen in onze zoektocht?’
‘Jazeker wel, ik ben nog steeds bereid te helpen. Ik ben niet optimistisch over mijn kansen om hem te vinden of zelfs ook maar iets over hem te horen. Maar ik zal alles doen wat binnen mijn macht ligt.’
‘Maar waarom – waarom bent u hier dan?’
‘Omdat ik u een aantal dingen wil zeggen – zaken die u moet weten.’
‘Weet u iets over François wat u me niet wilt zeggen? Wat dan?’ Van paniek verhief Madeleine haar stem. ‘Weet u dat hij al dood is?’
‘Nee, nee. Rustig maar.’ Pierre liep naar Madeleine en pakte haar handen. ‘Ik weet niet meer over François dan ik u al verteld heb.’
‘Wat is er dan?’ Madeleine zweeg even en er daalde een ongemakkelijke stilte over het vertrek neer. ‘Ik wil graag horen wat u te zeggen hebt.’
Pierre liet Madeleines handen los en nam haar in zijn armen. ‘Kom, Madeleine. Wij kunnen inmiddels toch wel “je” tegen elkaar zeggen. Ik wil je zeggen wat ik voor je voel.’
Madeleine hapte naar adem en probeerde zich los te maken uit zijn omhelzing. ‘Nee, Pierre, dit kan niet. Doe dit niet, alsjeblieft.’
Langzaam liet Pierre haar los, maar hij bleef voor haar staan. ‘Wacht, luister even. Ik wil absoluut niets wat jij niet wilt.’ Bij de zachte gloed van de kaars naast het bed keek hij haar doordringend aan. ‘Maar je moet weten – je hebt het vast al vermoed – dat ik van je ben gaan houden.’
Madeleine schudde haar hoofd, maar hij legde een hand tegen haar wang en dwong haar hem aan te kijken.
‘Aan het hof is het niet moeilijk de aandacht van vrouwen te krijgen, en zelfs meer, als ik wil. Maar jij bent de eerste die mijn hart heeft veroverd. Al vanaf het moment waarop je met me flirtte vanachter je masker op het bal in Versailles was ik smoorverliefd. Op dat moment beschouwde ik je als mijn zoveelste verovering, meer niet. Maar toen onze wegen elkaar bleven kruisen en ik verwikkeld raakte in alles wat je familie overkomen is, kreeg ik bewondering voor je moed – en die bewondering veranderde in liefde.’
Madeleine wendde haar gezicht van hem af. ‘Dit mag niet gebeuren. Ik laat het niet gebeuren.’
‘Bestaat er een mogelijkheid dat we samen verdergaan? Bestaat er een kans dat je dezelfde gevoelens voor mij koestert? Ik moet het weten.’ Pierre legde een hand op haar arm. Zijn ademhaling versnelde. ‘Hoe zou de enige vrouw die ik ooit heb liefgehad mijn gevoelens nu niet kunnen beantwoorden? Zou het lot zo wreed kunnen zijn?’
‘Ik kan het niet ontkennen.’ Madeleine deed een stap achteruit en keek in de donkergrijze ogen van de man die haar al meer dan eens had gered. Het kon haar toch niet kwalijk worden genomen dat ze zich aangetrokken voelde tot deze charmante hoveling die al zo veel voor haar had overgehad?
‘Toen ik je zag wegrijden nadat we Eline uit het klooster hadden bevrijd merkte ik dat ik heel veel voor je voelde. Maar het verwarde me. En het beangstigde me. Ik kan geen ruimte aan die gevoelens geven, ik wil er niet over nadenken.’ Er welden tranen op in haar ogen, die langs de rand van haar oogleden drupten. ‘Ik houd van François en ik ben aan ons huwelijk gebonden.’
Pierre zuchtte diep en sloeg voorzichtig een arm om Madeleine heen. ‘Ik houd van je. Daar valt niets aan te doen.’
Met een teder gebaar haalde Madeleine zijn arm van haar schouder. ‘Niet hier, niet nu. Ik houd van mijn man. Hem behoor ik toe. Ik heb mijn gezin lief en ik ben aan hen verbonden. Ik kan niet… Het kan gewoon niet.’
Gedurende enkele momenten keken ze elkaar onderzoekend aan. Er was niets te horen dan hun ademhaling.
Uiteindelijk zei Pierre: ‘Ik geloof dat ik dit antwoord min of meer verwacht had. Ik zou je nooit willen overhalen tot iets wat tegen je geloof en jezelf indruist. Als je dat wel zou doen zou je niet meer met jezelf kunnen leven.’
‘Je moet me beloven dat je me nooit meer je liefde zult verklaren – tenminste niet zolang er nog enige hoop bestaat dat François nog leeft.’ Madeleine keek hem smekend aan. ‘Beloof me dat.’
Pierre bracht haar handen naar zijn lippen en kuste ze. Daarna keek hij op, maar hij bleef haar handen vasthouden. ‘Ik wil dat je weet dat mijn hart je altijd zal toebehoren – jou en jou alleen. Misschien zul je me met een andere vrouw zien, of horen dat ik met andere vrouwen geweest ben, maar mijn hart zal altijd jou toebehoren.’
Fluisterend vervolgde hij: ‘Ik geef je mijn woord. Ik zal nooit meer over mijn liefde voor jou spreken.’ Hij deed een stap achteruit en maakte een buiging. In de deuropening bleef hij nog even staan en keek haar doordringend aan, alsof hij elk detail van haar gezicht in zijn geheugen wilde opslaan. ‘Ik beloof het.’
Daarna verdween hij.
Vanachter haar kamerraam keek Madeleine toe terwijl Pierre bij het eerste ochtendgloren zijn paard zadelde. Er drupten dikke dauwdruppels van de randen van het steil oplopende dak. Ze zag geen staljongen lopen die hem kon helpen. De hoveling voerde de handelingen efficiënt uit en toen hij klaar was, besteeg hij zijn paard. Zonder aanleiding keek hij plots omhoog naar Madeleines raam. Hun blikken kruisten elkaar.
Pierre tikte even tegen de rand van zijn hoed. Madeleine knikte en stak haar hand omhoog om hem uit te zwaaien, maar Pierre maakte al een draai, duwde zijn sporen in de flanken van het paard en reed weg.
François werd wakker met een bonzende hoofdpijn. Hij draaide zich om in bed en kreunde toen hij de wijnfles op het nachtkastje in het oog kreeg. De wonden op zijn rug herinnerden hem nog steeds aan de zweep van de gezagvoerder, maar de pijn was niet langer stekend, eerder dof. De zalf van monsieur Fourié had de gewenste uitwerking.
Het heldere licht van de vroege ochtendzon stroomde tussen de gordijnen door die François de avond daarvoor deels had opengetrokken. Hij ging overeind zitten en sloeg de dekens van zich af. Iemand had een brood en een kwart van een rond kaasje voor hem op het nachtkastje gezet. Hij scheurde een stuk van het brood en nam er gretig een hap van. Al kauwend hield hij de wijnfles op zijn kop, maar hij zag slechts enkele overgebleven druppels in zijn glas druppelen.
Zijn gedachten begonnen op volle toeren te werken. Hij had dan wel hoofdpijn van de wijn, maar hij kon nog altijd helderder denken dan de dag ervoor. Hij moest Madeleine zo snel mogelijk iets van zich laten horen. Ze moest weten waar hij was. Maar waar moest hij beginnen? Als zij en de kinderen in veiligheid waren, als het gevaar geweken was, dan zou ze naar het landgoed terugkeren. Misschien had Louis zich laten vermurwen en had hij haar opnieuw zijn bescherming verleend. En als ze toch naar Genève was gevlucht, zoals ze afgesproken hadden, dan had ze misschien een bericht voor hem achtergelaten op het landgoed. Misschien had ze Henri of Armond daar achtergelaten, om het landgoed draaiende te houden.
Hij zette zich af tegen de rand van het bed en strompelde langzaam de kamer door, naar het raam. Hij gluurde door de kier tussen de gordijnen en trok er toen één opzij om te kunnen zien hoe de kade tot leven kwam. La Fidelle lag nog steeds aan de steiger. Er waren matrozen bezig over de loopplank de lading aan boord te dragen.
François rilde en liet het gordijn weer los. Het zwaaide tegen het koord van een bediendenbel aan. François keek ernaar. Hij reikte naar het zware koord en trok eraan – en toen nog eens en nog eens.
Twee bedienden kwamen gehaast de kamer in lopen, op de voet gevolgd door een hijgende monsieur Fourié. ‘Monsieur Clavell! Wat is er aan de hand? Kunnen we iets voor u doen?’
François wendde zich af van het raam. ‘Ik moet mijn vrouw iets laten horen. Laat u alstublieft een koerier voor mij komen – nu direct.’
‘Ja, ja, natuurlijk.’ Monsieur Fourié keek zijn bedienden aan. ‘Breng onze gast een ontbijt. En laat Juste halen. Zeg hem dat hij zich moet klaarmaken om op reis te gaan.’
De dienstknechten holden het vertrek uit. Monsieur Fourié legde zijn jichtige hand op François’ schouder. ‘We zullen zorgen dat er zo snel mogelijk een boodschapper naar Grenoble vertrekt, jongen. Vertrouw op God.’
François zat op de divan bij het raam. Hij liet zijn schouders hangen. ‘Ik moet haar zo snel mogelijk bereiken. Wat nu als het te laat is? Ik weet niet eens of… Ik weet niet waar…’ In paniek keek hij zijn weldoener aan. Toen sloeg hij zijn handen voor zijn gezicht. ‘Geef de hoop niet op, Madeleine. Ik leef nog en ik ga naar je op zoek. Geef de moed niet op.’