24

 

 

 

Koud. IJselijk koud was ze, tot op het bot. Door de nachtelijke stilte hoorde ze een sissend gefluister. Hij is dood, Madeleine, François is dood. Geef het nu maar op. Niemand overleeft de galeien. Je zult François nooit meer zien. Madeleine opende haar mond in een vergeefse poging om te schreeuwen.

Macabere beelden trokken aan haar voorbij. Ze zag slaven zwoegend aan hun roeispanen trekken, de ruggen bebloed. Ze rook hun angst, hun zweet. Madeleine kromp ineen onder haar zware deken. Met een schok werd ze wakker en sperde ze haar ogen open, maar ze kon niets zien. Ze hield haar hand voor haar gezicht – niets dan zwart, inktzwart duister. Het zweet liep langs haar nek de hals van haar nachtjapon in.

Madeleine reikte over de rand van het bed en raakte Eline aan. Het meisje had in haar slaap de deken van zich af geschopt. Toen Madeleine de deken weer over haar heen legde, draaide haar dochter zich om. Rillend ging Madeleine rechtop zitten. De klamme lucht omgaf haar als een natte deken.

Met haar voeten tastte ze de vloer af. Ze schoot in haar sloffen, graaide in het donker naar haar kamerjas en zocht naar de kaars die ze op het nachtkastje had gezet. Met de aangestoken kaars in haar hand liep ze gehaast naar de open haard. Op de tast zocht ze de pook; toen ze de koude metalen handgreep voelde trok ze het werktuig uit de houder en begon de kolen om te woelen. Door de lont van de kaars bij een gloeiend kooltje te houden slaagde ze erin die een flakkerend vlammetje te ontlokken.

Nu kon ze tenminste iets zien. Het licht van het beginnende vuur kon haar onrust echter niet wegnemen. Met een ruk stond ze op, in een onbedwingbare neiging te gaan kijken of alles in orde was met haar zoons, die op hun stromatrassen lagen te slapen. Philippe lag op zijn zij, diep in slaap. Charles woelde in zijn bed en kreunde.

Ze liep terug naar de open haard en bleef met de pook tussen de kolen porren. Het vuur begon aan te wakkeren, maar Madeleine had het nog steeds steenkoud.

De gedachten uit haar droom drongen zich weer aan haar op: je kunt het maar beter opgeven. François is dood. Hij is gefolterd en een wrede dood gestorven, en dat allemaal omdat hij God niet wilde verloochenen. Er liep een rilling over haar rug en ze begon steeds sneller adem te halen. Dat zal jou ook overkomen als je niet opgeeft. En wat voor verschrikkelijks zal er wel niet met je kinderen gebeuren als jij er niet meer bent? Is een God die toelaat dat je man tot de galeien wordt veroordeeld je dat allemaal wel waard?

Madeleines hart klopte in haar keel. Ze was ervan overtuigd dat het kwaad aanwezig was en haar gedachten binnendrong. ‘Houd op! Houd op!’ schreeuwde ze. ‘Laat ons met rust, in de naam van onze Heer, Jezus Christus!’

Ze rende naar de deur, rukte hem open en riep door de gang: ‘Dominee Du Puy! Dominee Du Puy! Kom gauw – er is hier iets aan de hand!’

Te midden van haar omgewoelde beddengoed ging Eline overeind zitten; ze begon te huilen. Philippe sprong op van zijn matras en snelde naar de haard om zijn musket te pakken. Charles zat op zijn knieën in zijn ogen te wrijven en sloeg de verwarring verbaasd gade.

Het vuur begon te knetteren, een bijna vrolijk geluid. De kilte verdween uit de kamer en de hanen op het boerenerf vingen hun aubade aan.

Met een verwarde haardos kwam Gérard Madeleines kamer binnengestommeld, op de voet gevolgd door zijn mollige vrouw. Zijn nachthemd bedekte zijn magere, kromme benen tot op zijn knieën.

‘Lieve help, wat is dit allemaal voor drukte?’

Jean kwam stampend de trap op rennen. ‘Madeleine!’

‘Er gebeuren hier verontrustende dingen.’ Madeleine trok haar kamerjas dicht om zich heen. Gehaast vertelde ze wat er zojuist was voorgevallen.

‘O, oui, dat klinkt inderdaad alsof er hier iets niet in de haak was.’

Gedurende enkele seconden zei niemand iets. Jean leunde tegen de trapleuning en de kinderen staarden hun moeder aan. Charles kroop bij Eline in bed.

Madame Du Puy liep naar de deuropening. ‘Nou, als alles weer in orde lijkt, zal ik dan maar het ontbijt gaan klaarmaken?’

De dominee krabde aan zijn baard. ‘Natuurlijk, natuurlijk. Doe dat.’ Hij keek zijn vrouw na, die de gang op liep. Toen vroeg hij: ‘Ben je in orde?’

Madeleine sloeg haar armen om zich heen en zuchtte. ‘Ik geloof het wel. Ja, het gaat goed.’

‘Mooi zo. Kleed je maar aan en kom mee naar beneden.’ Hij liet zijn hand op de deurklink rusten en keek de kamer rond. ‘We hebben het hier nog over. Laat je niet leiden door angst. God laat zijn kinderen niet in de steek.’

Madeleine stuurde de kinderen naar beneden; Charles en Eline droegen hun nachtkleding nog en Philippe had gauw zijn broek aangeschoten. Gehaast kleedde Madeleine zich aan. Daarna volgde ze hen de trap af.

Het huishouden kwam langzaam tot leven. De bedienden waren zich in het geheel niet bewust van de gebeurtenissen die zich op Madeleines slaapkamer hadden afgespeeld. Henri kwam door de achterdeur binnen met een emmer verse melk, gevolgd door Suzanne, die een aantal bruine eieren uit het kippenhok in haar schort droeg. Jean ging naar buiten om de paarden te verzorgen.

Met zijn opengeslagen bijbel in de hand ging dominee Du Puy aan de hoek van de lange tafel zitten. ‘Ga zitten, Madeleine. Laten we het even hebben over wat er vanochtend gebeurd is.’

Madeleine installeerde haar kinderen aan tafel voor het ontbijt en nam tegenover hem plaats. De dominee bladerde in zijn bijbel en sloeg de brief aan de Efeziërs op. ‘Ik denk dat het kwaad je de gedachte ingeeft dat François niet meer leeft. Het is de duivel die je wil ontmoedigen en verzwakken.’

Ze leunde voorover naar de dominee en luisterde geboeid.

Gérard sloeg nog een aantal pagina’s om en las voor: ‘Onze strijd is niet gericht tegen mensen van vlees en bloed, maar tegen hemelse vorsten, de heersers en de machthebbers der duisternis, tegen de kwade geesten in de hemelsferen.’

‘Dat heb ik aan den lijve ondervonden,’ zei Madeleine terwijl ze haar kinderen aan tafel een kom warme havermoutpap toeschoof. ‘Maar waarom al die moeite om me van mijn zoektocht naar François af te houden? Het enige wat ik wil is ons gezin herenigen.’

‘Precies. Een sterk, verenigd gezin dat in God gelooft en Hem volgt, vormt een belangrijke bouwsteen voor Gods koninkrijk. De duivel wil niets liever dan die kapotmaken. Je komt uit een moedige familie, Madeleine. Je leert je kinderen God te eerbiedigen. En zelf heb je een manier van leven afgewezen waarin je jezelf vroom voordoet en ondertussen allerlei vleselijke genoegens nastreeft.’

‘Doelt u nu op Louis?’

‘Ik doel op iedereen die een schijnvertoning maakt van de dingen die de bijbel ons leert. Ik doel op de mensen die dan wel zeggen in God te geloven, maar tegelijkertijd in zonde en losbandigheid blijven leven. Al die mensen die vroom knielen, maar geen moment naar de armen omzien en geen enkel medelijden hebben met hen die honger lijden.’ Dominee Du Puy legde zijn hand op die van Madeleine. ‘Mijn kind, jij hebt een andere manier van leven gekozen. Jij probeert God na te volgen en zijn wil te doen. En zodra je dat doet, ontmoet je strijd.’

Madeleine keek naar het vriendelijke gelaat van de man Gods. Haar ogen vulden zich met tranen. ‘Maar ik wil helemaal niet strijden. Ik ben gewoon maar een vrouw – een echtgenote, een moeder. Er is niets groots of belangrijks aan mij. Ik wil mijn man terug en ik wil naar huis.’

De dominee zweeg even en glimlachte. ‘Gewoon maar een vrouw, dat was Debora in het Oude Testament ook – net als Jaël en Ester. Maria, de moeder van onze Heer, was ook gewoon maar een vrouw. En Priscilla en Febe.’

Madeleine schudde haar hoofd. ‘Maar u kunt me toch niet met die vrouwen vergelijken? En al helemaal niet met Maria. Zij waren toch grote vrouwen die een belangrijke rol hebben gespeeld? Terwijl ik er alleen maar voor vecht om mijn eigen gezin weer bij elkaar te krijgen en in alle rust verder te kunnen leven.’

‘Nee, mijn kind. Wat ik wil zeggen is dat jij op jouw manier, op jouw plaats, ook vecht voor de zaak van Gods koninkrijk. We kunnen niet altijd begrijpen waarom de dingen gebeuren. Maar je hebt de keus gemaakt om God te volgen, en dat wordt je nu eenmaal niet altijd makkelijk gemaakt.’ De dominee sloeg zijn bijbel dicht en legde zijn handen ineengesloten voor zich op tafel. ‘Daarom valt het kwaad je lastig. Je strijdt een geestelijke strijd.’

Met een ruk schoof Madeleine haar stoel achteruit en stond op. ‘Ik ben het vechten moe, ik ben het vluchten moe!’ Ze balde haar vuisten. ‘Ik wil me niet langer hoeven verbergen in een vreemd land en in een vreemd huis. Ik wil naar huis, naar mijn eigen huis, om daar mijn kinderen groot te brengen, samen met mijn echtgenoot. En ik wil…’

Toen ze om zich heen keek stierf haar stem weg. Madame Du Puy stond haar bewegingsloos aan te kijken; van haar pollepel drupte de pap in de ketel. Henri en Suzanne hadden de uitval van hun meesteres verbaasd aangehoord; Philippe, Charles en Eline keken hun moeder met grote ogen aan.

Ik wil. Ik wil. Ze besefte dat ze als een verwend kind had geklonken. Vermoeid liet Madeleine zich terug op haar stoel vallen – de stoel aan een tafel die niet van haar was, in de keuken van een huis waar ze te gast was. Ze bedekte haar gezicht met haar handen.

‘Maar dat gaat niet, hè?’ Ze keek dominee Du Puy aan. Er drupten tranen van haar wangen. ‘Wat ik wil is onmogelijk. Het zal nooit meer zijn zoals vroeger.’

Eline kroop op haar moeders schoot en veegde de tranen weg, en Philippe ging met zijn slungelige lichaam achter zijn moeder staan. Gehaast kwam Charles erbij. Hij legde zijn hand op haar arm.

‘Monsieur Gérard…’ Na de verontrustende gebeurtenissen van die ochtend voelde Madeleine zich weerloos. ‘Wat moet ik nu? Mijn moeder is er niet meer. François zijn we in elk geval voorlopig kwijt. Bijna al ons geld is op. Ik weet niet wat ik moet doen.’

Hoofdschuddend zei de dominee: ‘Dat kan ik je ook niet precies zeggen. Laten we ervoor bidden en vragen of God je de weg wil laten zien.’

Madeleine hield haar hoofd schuin en zweeg. Ze keek naar haar handen in haar schoot. Wat zou God willen dat ze deed? Op die gedachte concentreerde ze zich en ze probeerde al haar eigen verlangens te laten varen. Als haar verloren thuis en de situatie waarin ze zich ongevraagd bevond er niet meer toe deden, wat bleef er dan nog over? Zuchtend sloot Madeleine een moment lang haar ogen. De wens om François te vinden was het enige verlangen dat nog even sterk was als daarvoor. Meer dan wat ook wilde ze weer met hem samen zijn, haar gezin herenigen. Ze keek op naar de dominee. Een moment later sprak ze; haar stem was kalm geworden, haar woorden afgewogen. ‘Ik geloof dat ik nog een poging moet ondernemen om François te vinden.’

De dominee knikte aarzelend. ‘Ja… Dat kan ik me voorstellen.’ Hij wreef over zijn nek. ‘En als dat niet lukt?’

‘Als ik hem niet vind, trek ik misschien wel naar de Nieuwe Wereld, om daar opnieuw te beginnen.’ Madeleine trok haar kinderen dicht tegen zich aan en keek naar de Du Puys. ‘Jullie hebben ons een heel eind op weg geholpen – veel verder dan nodig was of dan we van jullie konden verwachten. Maar het doet me ondraaglijk veel verdriet dat ik zo dicht bij Frankrijk ben, maar niet terug kan. In een totaal andere omgeving zullen we misschien opnieuw kunnen beginnen. Maar dan wel een omgeving waarin we vrij zijn om God volgens onze eigen overtuiging te aanbidden en na te volgen.’ Ze tilde Eline van haar ene been op haar andere. ‘Dat begrijpen jullie toch?’

‘Volledig. Maar laten we niets overhaast doen. Over een eventuele reis naar de Nieuwe Wereld kunnen we het later nog wel hebben.’ De dominee schoof met zijn voeten over de grond. ‘Ik moet er niet aan denken dat je zoiets zou ondernemen – een vrouw alleen, met kinderen. Jean is natuurlijk bij jullie, maar hij is nog jong. Vroeg of laat zal hij zelf een gezin willen stichten.’ Hij schudde het hoofd. ‘Nee, laten we eerst hier alles ondernemen wat we nog kunnen bedenken.’

De dominee stond op en begon te ijsberen. ‘We moeten een plan maken om François te vinden. Ik zou alleen niet weten hoe. We kunnen moeilijk alle havens in Frankrijk afgaan om hem te zoeken.’

‘Nee, dat kan zeker niet.’ Madeleine aarzelde. ‘Misschien… Misschien kan ik opnieuw contact opnemen met Pierre, om te zien of hij nog nieuws heeft.’

Hoofdschuddend zei Gérard: ‘Als hij iets wist, dan zou hij je dat toch allang hebben laten weten?’

‘Misschien. Maar ik moet iets doen. En een betere bron van informatie hebben we niet.’ Madeleine stond op en liep naar het raam. ‘Ik voel…’ Zwijgend staarde ze naar het zuiden, waar haar vaderland was. Ze legde haar hand op haar borst. ‘Een hart dat waarlijk liefheeft, voelt of degene die het liefheeft nog levend is – en in mijn hart weet ik dat François nog leeft.’

Met een nieuwe vastberadenheid in haar stem wendde Madeleine zich tot de groep mensen in de keuken. ‘Zo gaan we het aanpakken: ik zal Pierre een bericht sturen dat ik bij de cathédrale in Genève met hem wil afspreken en hem vragen wat hij nu precies weet.’

Ze zag nog levendig voor zich hoe de hoveling weggaloppeerde nadat hij Eline had bevrijd. Zonder hem hadden ze het niet tot hier gered. Eline zouden ze voor altijd kwijt zijn geweest. Zou hij bereid zijn zijn positie en mogelijk zelfs zijn leven nogmaals op het spel te zetten? Ze merkte dat ze ernaar uitzag hem opnieuw te ontmoeten, maar die gedachte schoof ze snel opzij.

Dominee Du Puy kwam naast Madeleine bij het raam staan. ‘Ma chérie, je moet je wel realiseren dat hij mogelijk zijn positie aan Louis’ hof heeft verloren omdat hij je geholpen heeft Eline uit het klooster te bevrijden.’

‘Nou, daar zullen we snel genoeg achter komen.’

 

In de schaduw van de Zonnekoning
titlepage.xhtml
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_000.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_001.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_002.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_003.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_004.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_005.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_006.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_007.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_008.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_009.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_010.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_011.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_012.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_013.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_014.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_015.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_016.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_017.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_018.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_019.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_020.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_021.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_022.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_023.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_024.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_025.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_026.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_027.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_028.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_029.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_030.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_031.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_032.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_033.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_034.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_035.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_036.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_037.html