10

 

 

 

‘Stop de koets.’ Madeleine keek langs de zware gordijnen bij het raam, die ze eerder die middag opzij had getrokken om de frisse lentelucht binnen te laten. Het was broeierig in de koets; de middagzon scheen fel. Elisabeth zwaaide haar waaier verwoed heen en weer.

Met een ruk trok Henri aan de teugels en de koetsen hielden halt.

Commandant Bovée, die de hele week lang vlak achter de koetsen had gereden, hield stil naast de wagen. ‘Is er iets mis, madame? Over een paar uur zijn we al in Versailles. De paarden hoeven niet meer gedrenkt te worden. Ik stel voor dat we doorrijden.’

‘Dat stelt u voor omdat u een man bent, commandant. Mijn moeder en ik wensen ons even op te frissen en ons zodanig te kleden dat we met enig fatsoen onze entree in Versailles kunnen maken.’

Madeleine klapte haar waaier dicht en haalde haar vingers door haar krullen. Haar mondhoeken krulden omhoog en vormden een kokette glimlach.

‘Zeg uw mannen dat ze aan die kant van de weg halt moeten houden.’ Madeleine wees naar de linkerkant van de weg en gebaarde toen richting een beek aan haar rechterhand, waarlangs veel bomen en laaghangende klimplanten groeiden. ‘Ik ga met mijn dienstmeiden daarnaartoe om te baden en me om te kleden. Weest u zo vriendelijk uw mannen op te dragen ons wat afzondering te vergunnen. Het zal niet lang duren.’

Commandant Bovée was wat ingesukkeld tijdens de saaie reis; bij deze nieuwste ontwikkeling veerde hij echter op. Hij liet zijn paard een draai maken en nam de omgeving aandachtig in zich op. ‘Ik weet niet of dat wel zo’n goed idee is… Eh…’

‘Kom nu toch, commandant. Wat denkt u dat we zullen doen? Een stel wapens tevoorschijn toveren en uw soldaten overvallen?’ Madeleine spreidde haar waaier uit voor haar gezicht en lachte zachtjes.

‘Hmpf. Natuurlijk niet. Maar men kan niet voorzichtig genoeg zijn. Er zouden struikrovers in de bosjes kunnen zitten. Als ze zulke lieftallige dames als u zien baden, zouden ze de verleiding misschien niet kunnen weerstaan.’

De commandant draaide zich om in het zadel en schreeuwde over zijn schouder: ‘DuBois! Costeaux! Ga naar de oever van die beek en controleer of alles in orde is. De dames willen zich… eh… zich opfrissen.’

Twee dragonders reden met een wellustige grijns op hun gezicht naar hem toe. ‘Ja, commandant! Het zal ons een genoegen zijn.’

‘Ik zei niet dat jullie op wacht moeten staan. Ik zei dat jullie de omgeving moeten verkennen. Kom daarna weer terug.’

Lachend keerden ze hun paarden en galoppeerden richting de waterkant.

‘Barbaren! Mijn excuses, dames.’

Madeleine hield de waaier voor haar gezicht. Ze vermoedde dat de commandant nog steeds dacht dat ze ergens met haar zoons had afgesproken om hen op te halen en te redden. Laat ze maar zoeken. Door al je geestdrift en ijver ben je nu juist mijlenver bij je doel vandaan beland, commandant.

‘We vragen Henri en Armond wel om onze grote koffers naar de waterkant te brengen, maman. Er zitten spullen in die we nodig hebben.’

Onderweg hadden ze, wanneer ze in een herberg overnachtten, alleen hun kleine handkoffers gebruikt. De grote koffers hadden ze achter op de wagens gegespt laten zitten.

De soldaten waren al snel weer terug. ‘Het lijkt allemaal veilig.’

‘Prima. Dames?’ Commandant Bovée steeg af en maakte wederom zijn elegante buiging, met zijn hoed in zijn hand.

‘Dank u, mijnheer. We zijn zo klaar. Henri, rijd de koetsen zo dicht mogelijk naar het water. We hebben de grote koffers nodig, alsjeblieft.’

‘In orde, madame. Armond, rijd achter me aan naar de waterkant.’

De twee koetsen rolden naar de oever en vormden een beschutting waarachter de vrouwen konden baden.

Henri en Armond stapten af. Met hulp van de lakeien haalden ze de koffers van de koets. Aan de voet van een grote eik met takken die over het water heen hingen, zetten ze ze neer. Suzanne en Judith kwamen op hen toelopen.

‘Henri, ga stroomafwaarts en neem je mannen mee. Dan kunnen jullie je ook wassen. Geef ons ongeveer een halfuurtje en kom dan terug. Trek schone uniformen aan.’

‘Oui, madame.’

Henri, Armond en de lakeien pakten hun bagage en sjokten stroomafwaarts.

Suzanne hield een deken omhoog als een provisorisch kamerscherm, zodat Madeleine haar bovenkleding uit kon trekken en de beek in kon waden. Elisabeth hing haar kleren over de takken van de hoge bomen langs de waterkant, waardoor ze werden afgeschermd van nieuwsgierige blikken. Om zich ervan te verzekeren dat er niemand stiekem keek, hield ze een oogje in het zeil. Madeleine rilde en haar adem stokte toen ze het water inging. Ze liet zich even zakken tot haar schouders onder het wateroppervlak verdwenen en haastte zich toen gauw het water uit om haar kleren weer aan te trekken.

‘Suzanne, geef me de handdoek.’ Madeleine wreef rillend met haar handen over haar armen en sloeg de grote deken om zich heen toen Suzanne haar die aanreikte. ‘Oei!’ Ze schudde lachend haar hoofd. ‘Help me met aankleden. Ik heb het ijskoud.’

‘Je vat nog kou,’ bemoederde Elisabeth haar.

Ze hielp Suzanne de veters van Madeleines korset aan te trekken. Suzanne had Madeleines schoenen klaargezet zodat ze er zo in kon stappen en trok haar japon over haar hoofd.

‘Wil je alsjeblieft het rozenwater uit mijn koffer halen?’

Suzanne opende de koffer, haalde het parfum eruit en overhandigde het aan Madeleine.

Elisabeth wenkte Judith. ‘Ik wil dat je krullen bij me zet. Het metaaldraad zit in mijn koffer.’

Zuchtend knielde Judith voor de koffer om hem te doorzoeken.

‘Ik weet dat je er een hekel aan hebt,’ zei Elisabeth tegen haar toen ze met de draden achter haar kwam staan, ‘maar krullen zijn de laatste mode.’

‘Het is zo moeilijk om de krullen mooi rond te krijgen en ze dan ook nog op hun plek te houden.’

Streng voor streng draaide Judith Elisabeths haar om een metaaldraad. Ze maakte het karwei vlug af en deed een stap achteruit om te controleren of de krullen aan beide kanten van Elisabeths hoofd op dezelfde hoogte hingen. De rest van het haar draaide ze in een knotje.

‘Ook al heb je dan een hekel aan die draden, je hebt er weer iets prachtigs van gemaakt, Judith,’ zei Elisabeth. ‘Dankjewel.’

Madeleines kastanjebruine lokken waren in de hurluberlu gekapt: om haar hele hoofd vielen lange krullen naar beneden en de lange lokken aan de achterzijde van haar hoofd waren bijeengebonden. Ze haalde haar vingers door de krullen aan de zijkant van haar hoofd in een poging het model wat meer volume te geven.

‘Suzanne, mijn haar is slap.’

‘Het is vast nat geworden. We hebben geen eieren bij ons om het mee op te stijven.’

‘Hm. Dan moet ik het hier maar mee doen tot we in Versailles zijn.’ Terwijl ze zich omdraaide en naar de koets liep, bleef ze haar vingers door haar haar halen.

Toen ze de helling langs de beek opstapte schrok ze. Commandant Bovée zat tegen een brede boom geleund. ‘Maar officier Bovée, hebt u me nu bespioneerd?’

‘Ik houd gewoon de wacht over de vracht waarvoor ik verantwoordelijk ben.’

‘Aha.’ Madeleine besloot hem uit te dagen. ‘En kon die “vracht” uw goedkeuring wegdragen?’

‘Meer dan dat.’ De commandant stond op, zette zijn hoed recht en bood haar zijn arm. ‘Mag ik?’

Madeleine verborg haar gezicht achter haar waaier, pakte zijn arm en liep naar de koets. Elisabeth en de twee kamermeisjes, die ploeterend de helling op liepen, zagen alle drie wat er voorviel tussen de commandant en Madeleine. Suzanne en Judith keken elkaar veelbetekenend aan, maar zeiden niets.

Henri en de mannen waren teruggekomen en stonden in de houding op hun post. Ze zagen er schitterend uit in hun schone uniformen, klaar om hun entree in Versailles te maken.

‘Judith, vergezel jij madame Elisabeth in de kleine koets,’ snauwde Madeleine. ‘Suzanne, kom met me mee.’

Een lakei hielp Elisabeth instappen. De kamermeisjes wachtten beleefd tot hun meesteressen zaten. Toen Suzanne haar rok optilde om in te kunnen stappen, zag Madeleine hoe Armond een stap vooruit deed en haar zijn arm bood. Zijn ogen straalden hartelijkheid en zenuwachtigheid uit, zijn glimlach liep over van charme. Madeleine sloeg het gebeuren nieuwsgierig gade.

Suzanne zette hun kleine reiskoffers bij hun voeten neer en nam plaats. Haar blozende wangen verrieden haar gevoelens voor Armond.

‘Ben je ziek? Je wangen gloeien zo,’ plaagde Madeleine haar.

Suzanne draaide gauw haar hoofd naar het raam. ‘Mais non, madame. Ik voel me prima.’

Henri schreeuwde aansporingen en liet zijn zweep knallen, en met een ruk schoten de koetsen de weg op die noordwaarts richting Versailles liep.

Madeleine grinnikte toen commandant Bovée verbouwereerd in zijn zadel sprong en de weg op galoppeerde om hen in te halen. De wagen maakte snelheid en de figuur van de commandant werd geheel gehuld in de wolk stof die de wielen deden opvliegen.

Madeleine keek uit het raam. ‘Ik denk dat we over een uur in Versailles zijn.’

Suzanne klapte vrolijk met haar handen. ‘O, madame, dank u wel dat u me hebt meegenomen. Ik kan niet wachten om Versailles eindelijk te zien.’

Madeleine liet haar hoofd tegen de achterwand van de koets rusten en sloot haar ogen. ‘Vergeet niet wat ik je heb gezegd. Wees op je hoede. Aan het hof is niets wat het lijkt.’

 

De koetsen reden de met bomen omzoomde promenade op, die naar het schitterende paleis van Versailles leidde. Henri liet de paarden in een sierlijk drafje lopen en overal werd naar het gezelschap gekeken. Terwijl de koetsen zich een weg baanden tussen de groeiende menigte paarden, soldaten, koetsen en burgers door, gingen de lakeien nog strammer in de houding staan en de vrouwen nog rechter overeind zitten. Uit alle richtingen kwamen er wegen bijeen op een grote binnenplaats waar de koetsen en paarden ontvangen werden, vlak voor de massieve toegangspoorten van het gebouwencomplex.

Suzanne gluurde uit het raam. Onrustig legde ze haar handen nu eens tegen haar wangen en dan weer in haar schoot.

‘Ga rechtop zitten, Suzanne, en houd op met dat zenuwachtige gedoe.’

‘Oui, madame, maar ik vind het zo spannend.’

‘Probeer je in te houden en gedraag je als een dame. Hoe je hart ook tekeergaat, de onrust mag niet van je gezicht te lezen zijn.’

Suzanne ging recht zitten, maar haar ogen schoten heen en weer tussen alle bedrijvigheid om haar heen. Commandant Bovée galoppeerde vooruit en voerde de koetsen naar de stallen. Aan weerszijden van de wagens reden dragonders. De wachten bij de poort salueerden naar de commandant, die afsteeg en hun instructies gaf.

Hij liep op de koets toe, opende de deur en bood Madeleine zijn arm. ‘Hier moet ik u verlaten. Ik heb draagstoelen laten halen om u naar het chateau te brengen, en ik heb vertrekken gereserveerd voor de duur van uw verblijf, met uw goedkeuring.’

‘Dat is zeer vriendelijk van u. Ik ben u veel verschuldigd.’

‘Het genoegen was geheel aan mijn kant, madame. Ik moet toegeven –’ De commandant verplaatste zijn gewicht van de ene voet op de andere en draaide zijn baret rond in zijn handen. Zijn gebruikelijke zelfverzekerde manier van doen leek even verdwenen.

‘Ja, commandant?’ Madeleine glimlachte. ‘Ik meen toch waarachtig een barst in die robuuste buitenkant van u te zien.’

‘Wel, ik had niet verwacht dat de reis zo… Laten we zeggen: dat de reis zonder voorvallen zou verlopen.’

‘Maar wat had u dan toch verwacht?’ Madeleine klapte haar waaier met een snelle handbeweging dicht.

‘Niets, helemaal niets.’ Er kwamen knechten naar hen toe gerend met draagstoelen en de commandant maakte een buiging. ‘Tot weerziens, madame?’

‘Ja, natuurlijk. Blijft u nog even in Versailles?’

‘Nee, helaas niet. Eén dag, zodat de paarden kunnen rusten. En zodat ik mijn zoon nog even kan zien, als hij er is.’

‘Uw zoon? Maar commandant Bovée, ik had geen idee dat u zo huiselijk was.’

‘Dat ben ik ook niet.’ De commandant glimlachte innemend. ‘Wanneer ik instructies heb gekregen ga ik terug naar uw landgoed om mijn troepen te verzamelen. Het kan zijn dat we uw huis als ons hoofdkwartier blijven gebruiken, maar wellicht trekken we verder. Onze paden zullen elkaar vast nog wel eens kruisen.’

‘Dat denk ik ook.’ Madeleine bood de commandant haar hand. Als ik mijn zin kon krijgen zou mijn pad dat van jou en je dragonders nooit meer kruisen. Dan zouden ik en mijn gezin, mijn jongens, veilig zijn.

‘U treft het overigens. Er is vanavond een bal masqué. Als u zich haast, kunt u het misschien nog bijwonen.’

Commandant Bovée nam Madeleines hand in de zijne en kuste hem. Hij maakte opnieuw een overdreven diepe buiging, besteeg zijn paard en vertrok richting de stallen, met zijn dragonders gehoorzaam in zijn kielzog.

De dames namen plaats in de draagstoelen en werden in een mum van tijd naar hun kamers gebracht. Hun bagage werd door Henri, Armond en de lakeien op een rijtuig getild en zij volgden met de rest van de bagage.

‘Oo, madame!’ De naïeve Suzanne liep over van enthousiasme toen ze het met zorg afgewerkte appartement binnengingen. Aan de linkerzijde van de kamer bevond zich een marmeren open haard met koperen haardijzers. Op de schoorsteenmantel stond een buste van koning Louis en ernaast hing een vergulde spiegel aan de muur, die van de grond tot aan het gewelfde plafond reikte en de kamer reusachtig groot deed lijken. Suzanne liet haar vingers over de gouden lijsten aan de muur glijden.

‘Suzanne.’ Door de klank van Madeleines resolute stem hervond het meisje zich. ‘Leg mijn reiskoffer in de voorste slaapkamer, alsjeblieft. Judith, madame Elisabeths spullen mogen in de kamer ernaast.’

Henri, Armond en de lakeien arriveerden met de bagage. Toen de lakeien de grote hutkoffers in de slaapkamers hadden gezet gingen ze de gang op. Henri en Armond bleven in de deuropening staan en maakten een lichte buiging vanuit hun middel.

‘Kunnen we u op dit moment nog ergens mee van dienst zijn, madame?’

‘Nee, dank voor jullie hulp. Neem de lakeien mee en zoek een plek voor ze in de stallen, waar ze kunnen slapen. Verzorg de paarden en kom dan terug met Armond. Ik wil dat jullie twee mij en mijn moeder vanavond vergezellen naar het bal masqué.’

‘Zoals u wilt.’ Henri maakte een buiging en liep de kamer uit. ‘We zijn snel terug.’

 

Toen ze door de doolhof van gangen en trappen naar buiten liepen lette Henri goed op, om de weg te onthouden. Onderweg naar de stallen maakten de mannen af en toe een opmerking naar elkaar over de uitzonderlijke omgeving.

De indrukwekkende tuinen rond het chateau waren van een grotere pracht dan Henri ooit had gezien. Hij verbaasde zich over het ontwerp ervan. De paden werden omzoomd door duizenden in vormen geknipte taxusbomen, en het ritme van het landschap werd doorbroken door verfijnde beelden, grote vazen, fonteinen en vijvers. Henri keek van het ene bouwwerk naar het andere en analyseerde met zijn praktisch ingestelde geest hoe complex het wel niet moest zijn om het landgoed te onderhouden. Waar werd het water vandaan gepompt? Hoeveel mankracht was er nodig om de struiken netjes bijgeknipt te houden? Hoeveel soorten bloemen waren er wel niet – duizenden? Gele narcissen en vroege tulpen in rode, oranje en paarse kleuren verkondigden dat er warm weer op til was. Langs de wegen en vijvers stonden bomen van honderden variëteiten als soldaten in de houding. De lucht was doortrokken van een mengeling aan geuren van bloemen en bomen.

Reizigers en buitenlandse diplomaten, die Henri door hun kleding gemakkelijk van elkaar kon onderscheiden, slenterden doelloos door het gebied waar de koetsen arriveerden. Hier en daar stonden hovelingen met elkaar te praten en anderen haastten zich van de ene taak naar de andere, waarbij ze soms tegen elkaar opbotsten.

Henri, Armond en de lakeien baanden zich een weg naar de stallen tussen de massa edellieden, soldaten en knechten door. Onderwijl instrueerde Henri zijn mannen. ‘De koetsen en paarden brengen we naar de stal. Armond, zorg jij dat jouw span gevoed en gedrenkt wordt en ergens wordt ondergebracht.’

‘Er zijn op z’n minst tweeduizend paarden in deze stallen.’ Het ontzag voor de enormiteit van Versailles was van Armonds gezicht af te lezen. ‘We kunnen wel gewoon bij de paarden slapen. Die stallen zien er mooier uit dan de meeste herbergen waar ik overnacht heb.’

De rest van de mannen mompelde instemmend.

Glimlachend vervolgde Henri: ‘Ik zorg voor mijn span. Daarna ontmoeten we elkaar bij de ingang, omgekleed en gereed om mesdames vanavond te escorteren.’

 

Madeleine trok haar handschoenen uit en legde ze op een ladekast in het halletje. De kast was versierd met gouden krullen en inlegwerk op het bovenblad.

‘Judith, ik neem aan dat je je nicht graag wilt bezoeken en bij haar in het bediendeverblijf wilt slapen?’

‘Oui, madame, als u zich daarin kunt vinden.’

‘Maman? Wat denk jij ervan?’

Madeleines moeder was in een stoel gaan zitten en probeerde op adem te komen. Er stond zweet op haar gezicht van de tocht naar het appartement en ze wapperde druk met haar waaier. ‘Ben je van zins het bal vanavond bij te wonen?’

‘Absoluut.’

‘Zou je in dat geval willen blijven om me te helpen bij het aankleden, Judith? Als we naar het bal gaan, ben je vrij om je nicht op te zoeken en bij haar te blijven.’

‘Oui, madame.’ Judith maakte een lichte buiging en ging naar Elisabeths slaapkamer om voorbereidingen te treffen.

‘Suzanne, ik wil graag dat jij hier bij me blijft,’ zei Madeleine.

Suzanne knikte.

‘Begin maar vast mijn spullen uit te pakken en leg de rode jurk klaar.’

Madeleine liep naar het raam en bezag de krioelende bedrijvigheid onder zich. Langs verscheidene gebouwen stonden wankele steigers.

‘Ik vraag me af wanneer Louis tevreden is met zijn schepping. Zal hij het ooit af vinden?’

Haar moeder kwam naast haar staan en schudde haar hoofd. ‘Ik weet het niet, lieveling. Maar is het niet magnifiek?’

Vanuit hun kamer, op de hoek van het gebouw, keken ze uit op de kassen, netjes onderhouden tuinen en fonteinen. De bonte schakering aan kleuren van de groene bosjes, de gazons, vijvers en ontluikende bloesem aan de bomen vormde in de ondergaande zon een caleidoscopisch lente-uitzicht.

Madeleine werd overspoeld door herinneringen aan vroegere tijden. ‘Ik word heen en weer geslingerd tussen de vreemdste gevoelens. Deze wereld is nu volledig vreemd voor me, maar gek genoeg voelt het tegelijkertijd alsof ik thuis ben gekomen.’

Er schoot een bezorgde trek over haar moeders gezicht. ‘Ik denk dat het niet meer dan normaal is, omdat je hier bent opgegroeid. Maar ik wil je waarschuwen: waak over je hart. Versailles is een Izebel. Ze zal je verleiden. Laat je niet meesleuren door de verlokkingen van de beau monde. Deze wereld is niet echt, Madeleine. Ze wordt bewoond door personages die een rol spelen in een theatervoorstelling. Het eind van het stuk is alleen meer dan echt.’

‘Ja, maman, daar ben ik me van bewust. Ik zal op mijn hoede zijn. Ik ben gewoon verbaasd over wat ik allemaal voel.’ Ze keek uit het raam en zuchtte. ‘Ik vraag me af hoe het met de jongens en Jean is. Ik hoop dat ze nog genoeg te eten hebben.’ Even zweeg ze; toen klapte ze in haar handen en liep naar haar slaapkamer. ‘Kom. We moeten ons haasten.’

Plotseling bleef ze staan; ze draaide zich om en zei: ‘Waarom zouden ze ons zulke voortreffelijke kamers hebben gegeven? De meeste verblijven zijn bij lange na niet zo mooi gemeubileerd en hebben geen ramen. Denk je dat Louis ons verwachtte?’

‘Dat vroeg ik me ook al af.’

Madeleine maakte een achteloos gebaar. ‘Maar goed, of hij ons nu verwachtte of niet, nu we er toch zijn kunnen we evengoed genieten van onze comfortabele kamers, vind je ook niet?’

‘Natuurlijk. Maar nu moet ik mezelf klaarmaken.’ Haar moeder liep naar haar kamer. ‘Judith, zit er water in de waskom?’

Madeleine liep naar het halletje en deed de deur open. Ze wierp een blik in de gang. Lakeien haastten zich de omvangrijke trap op en af, druk bezig met hun avondrituelen. Anderen staken de kaarsen op de gang aan. Het licht van de kaarsen werd gereflecteerd in de gouden trapleuning, waardoor de trap, met alle lakeien die eroverheen renden, in een waterval aan bewegende lichtjes veranderde. Het was prachtig; toch huiverde Madeleine.

‘Madame?’ Een kamermeid met een lange koperen kandelaar in haar hand bleef voor Madeleine staan. ‘Kan ik u van dienst zijn?’

‘Nee, dank je. Ik wilde gewoon… Nou, nu ik erover nadenk: zou je het vuur voor ons willen aanmaken? En wat warm water zou ook aangenaam zijn.’

‘Natuurlijk, ik haal het direct voor u.’ De nijvere meid wilde al naar de trap lopen, maar Madeleine vroeg: ‘In welke balzaal wordt het bal vanavond gehouden?’

‘Had madame graag een begeleider gehad om haar naar de zaal te brengen?’

‘Dat zou prettig zijn. Ja, graag.’ Madeleine draaide zich om om naar binnen te gaan. ‘O, en nog iets.’

‘Madame?’

‘Eh, zou je… Kun je wat eiwit voor me uit de keuken halen?’

 

In de schaduw van de Zonnekoning
titlepage.xhtml
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_000.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_001.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_002.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_003.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_004.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_005.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_006.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_007.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_008.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_009.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_010.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_011.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_012.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_013.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_014.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_015.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_016.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_017.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_018.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_019.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_020.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_021.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_022.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_023.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_024.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_025.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_026.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_027.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_028.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_029.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_030.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_031.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_032.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_033.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_034.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_035.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_036.html
In_de_schaduw_van_de_Zonnekonin_split_037.html