20 juni
Nog 195 dagen te gaan…

09.25 uur

Ik liet het bad vollopen. Het was het heerlijkste bad dat ik ooit had genomen. Ik knipte mijn haar wat bij en zorgde dat ik de wastafel brandschoon achterliet. Glimlachend keek ik in de spiegel naar mezelf. Ik voelde me opmerkelijk goed. De blauwe plekken in mijn gezicht van het ongeluk met de Ormond-Orka waren bijna verdwenen en hoewel ik nog steeds kon zien dat ik het was, dacht ik niet dat ik nog veel leek op de Cal die een half jaar geleden van huis was weggelopen. Ik zette koffie uit de voorraad die Boges voor me had meegenomen en roosterde brood.

Daarna zat ik een poosje naar de zee te staren. Hoewel dit een fantastische plek was, verlangde ik naar de warmte van mijn oude, vertrouwde huis in Richmond, met mam en Gabi. Als ik wilde dat die droom ooit zou uitkomen, had ik nog veel werk te verzetten. Ik wist wat de volgende stap was. Ik moest Griff Kirby bellen. Het kon niet anders.

10.31 uur

‘Ik zat me net af te vragen hoe lang het zou duren voor ik iets van je hoorde,’ zei Griff.

‘Ik heb geld nodig,’ zei ik. ‘Ik moet vierhonderd dollar bij elkaar zien te krijgen. En snel. Dus wat kan ik voor je doen?’

‘Je bent aan het goeie adres,’ zei Griff. ‘Ik heb steeds gedacht dat we een goed team zouden vormen. Eigenlijk al vanaf het moment dat je me tegen de vlakte sloeg toen ik je tas probeerde te jatten.’

Ik kon er niets aan doen: ik moest toch glimlachen. Griff was een aardige kerel, al was het me duidelijk dat hij al heel lang op het verkeerde pad was.

‘Ik kan je vijfhonderd dollar garanderen. Makkie. Ik werk meestal met drie andere jongens. Kom om kwart voor zeven vanavond naar de parkeergarage bij Liberty Mall. Niveau C, kleur blauw.’

‘Maar dan is alles al dicht,’ zei ik. ‘Wat voor klus is het?’

‘Zorg nou maar dat je er bent, oké?’

Parkeergarage

Liberty Mall

18.45 uur

Het was al donker toen ik me naar de parkeergarage haastte. Met elke stap die ik deed, nam mijn twijfel toe. Ik probeerde om niet al te veel te denken aan wat ik straks zou moeten doen, maar meer aan de vijfhonderd dollar waarmee ik belangrijke informatie zou kunnen kopen.

Ik dook onder de slagboom door en liep de brandtrap op. Er stonden bijna geen auto’s meer, want de meeste mensen waren al naar huis. Toen ik bij niveau C kwam, hoorde ik gedempte stemmen en de lach van Griff. Ik ging op het geluid af en sloeg een hoek om naar de oprit waarlangs de auto’s naar boven reden. Behalve het groepje jongens in de verste hoek stond er één auto. Een rode BMW, die op een gereserveerde plek stond.

Griff draaide zich om toen ik aan kwam lopen. ‘Tom. Goed om je te zien, man. De hele club is er al. We hebben niet veel tijd.’ Hij keek op zijn Rolex. ‘Over acht minuten kan ze hier zijn.’

Zé? Wie bedoelde hij?

Griff stelde me voor aan de jongens die bij hem stonden. ‘Jongens, dit is mijn vriend Tom. Tom, ik zal je even voorstellen aan de jongens. Dit is Freddy.’

Ik knikte naar een magere, bleke jongen met een kaalgeschoren hoofd en een strakke spijkerbroek.

‘Dogs.’

Ik knikte tegen Dogs, een stevige knul met legerjasje.

Griff verhief zijn stem. ‘En als laatste Drie-O.’

Drie-O stak zijn hand uit om de mijne te schudden. Hij kneep alsof hij mijn vingers wilde breken. Ik trok mijn hand terug en zag dat hij maar drie vingers aan zijn rechterhand had. Zijn haar lag strak tegen zijn hoofd, hij had een litteken in zijn wenkbrauw en zijn lippen waren in een spottende grijns vertrokken. Ik had deze gasten eerder gezien. Het waren die klootzakken die me indertijd in het riool achterna hadden gezeten. Gelukkig herkenden ze me niet.

Drie-O wendde zich tot Griff. ‘Weet je zeker dat hij te vertrouwen is?’

‘Hij is te vertrouwen,’ verzekerde Griff hem.

‘Nou, wat moet ik doen?’ vroeg ik.

Drie-O wees op de BMW. ‘Dat,’ zei hij.

‘Ik begrijp je niet.’ Ik keek vragend naar Griff.

Die haalde alleen maar met een stomme grijns om zijn smoel zijn schouders op.

‘Je zei dat hij te vertrouwen was,’ snauwde Drie-O tegen Griff. ‘Wie is die sukkel?’

‘Rustig. Hij is oké,’ zei Griff met een blik op mij. ‘Hij weet alleen niet wat er vandaag gaat gebeuren.’

‘Hij begrijpt het niet, hè?’ Drie-O lachte kwaadaardig. ‘Maar dat komt nog wel. Je komt er vanzelf achter,’ zei hij tegen mij.

Freddy en Dogs schoten in de lach. Het was dezelfde ijzingwekkende lach als die welke destijds door het riool had geëchood.

‘Oké, de tijd begint te dringen,’ zei Drie-O. ‘Iedereen plaatsen innemen.’

De drie vrienden van Griff verdwenen achter een van de brede pilaren.

‘Wat gaat er gebeuren?’ vroeg ik aan Griff toen hij me meetrok achter een andere pilaar.

‘We herverdelen het bezit een beetje,’ zei hij. ‘We pakken alleen van mensen die het kunnen missen.’

Ik keek naar de rode BMW. ‘Bezit herverdelen? Je bedoelt dat je die auto gaat stelen?’ vroeg ik. ‘Wat een belachelijk idee. Dat lukt je nooit. Die zijn tegenwoordig toch allemaal beveiligd.’

‘Wij gaan die auto stelen. We wachten gewoon tot hij van het slot is,’ legde Griff uit. ‘En dan nemen we hem mee. Eitje. En zij claimen de diefstal bij de verzekering. Het enige wat ze er bij inschieten, is de tijd die het kost om een paar telefoontjes te plegen. Ze kopen gewoon een nieuwe. Het is eigenlijk niet eens een misdaad, want niemand heeft er verder last van.’

Die Griff had een vreemde logica. Was het echt een misdaad zonder slachtoffer? Ik had wanhopig geld nodig. Maar was ik wanhopig genoeg om mezelf ervan te overtuigen dat hier niemand minder van werd?

‘En wat gebeurt er dan? Nadat je die auto hebt gejat?’

‘Dan brengen we hem naar een vent die Kenny Salvo heet. Hij verandert een paar dingetjes aan de auto. Andere kleur, ander chassisnummer en bingo! Een nieuwe auto. Ik kan je vijfhonderd dollar garanderen, Tom. En je hoeft er bijna niets voor te doen. Alleen effe helpen. Een makkie. En er vallen geen slachtoffers.’ Griff trok me plotseling verder achter de pilaar.

Een vrouw in een crèmekleurig mantelpak kwam op hoge hakken in de richting van de rode BMW lopen. Haar beheerste manier van doen en haar kleding herinnerden me aan hoe mijn moeder vroeger was. Ze ritste haar handtas open en haalde er een sleutelbos uit.

Op dat moment besefte ik dat zij de dupe zou worden van deze zogenaamde misdaad zonder slachtoffer. Ik zag hoe ze de auto van het slot deed en instapte. Ze startte de motor en de koplampen gingen aan. Ik stond als aan de grond genageld. Mijn maag kromp ineen bij de gedachte aan wat er nu zou gebeuren en de wetenschap dat ik er niets tegen kon doen.

Griff en de jongens sprongen plotseling tevoorschijn en kwamen in actie. Binnen een paar seconden hadden Freddy, Dogs en Griff de auto omsingeld terwijl Drie-O het portier openrukte en snauwde: ‘Uitstappen. Nu meteen.’

Het gezicht van de vrouw vetrok van angst en de tranen sprongen in haar ogen. Alles in me zei dat dit slecht, was. Slecht, slecht, door- en doorslecht.

‘Kom op!’ Dogs snauwde me toe en gebaarde me om bij hen om de auto te komen staan.

‘Wat moeten jullie?’ schreeuwde de vrouw. ‘Ga weg. Laat me met rust.’ Ze probeerde uit te stappen en tegelijk Drie-O te ontwijken. ‘Laat me alsjeblieft gaan.’

Verbijsterd keek ik toe hoe Griff langs de vrouw de auto in dook om de sleutels uit het contact te halen.

‘Geef op!’ schreeuwde Drie-O. ‘Ik rij.’

Ik kon niet werkeloos blijven toekijken wat er gebeurde. Ik moest iets doen. ‘Hou op!’ riep ik ten slotte en ik rende naar het groepje jongens bij de auto. ‘Laat haar met rust. Ga weg!’ Ik wierp me op Drie-O, die met zijn rug naar me toe stond omdat hij de vrouw bij de auto vandaan wilde duwen.

Ze deed een pas naar achteren zonder te merken dat ze zo recht in de armen van Freddy en Dogs liep, die haar aan weerszijden beetpakten. Ze viel op haar knieën. Op de een of andere manier lukte het haar om een arm los te rukken en ze greep naar haar mobiel. Dogs schopte die bij haar weg en de telefoon gleed over de betonvloer van de parkeergarage buiten haar bereik.

‘Rot op!’ Ze hijgde en worstelde met de twee jongens. ‘Laat me los! Laat me los!’

Drie-O draaide zich naar mij om en rukte zijn schouders los uit mijn greep. ‘Waar ben jij in godsnaam mee bezig?’ snauwde hij en hij pakte me met zijn sterke vingers bij de keel.

‘Griff!’ riep ik met krakende stem en ik probeerde de handen van Drie-O van mijn nek los te rukken. ‘Je zei dat er geen slachtoffers zouden vallen. Moet je zien wat er nu gebeurt. Eén vrouw. En jullie vallen haar met z’n vieren aan!’

Ik moest denken aan de overval op oom Rafe’s huis, nog niet zo lang geleden. Toen was mijn moeder het slachtoffer geworden van een laffe misdadiger. Ik rukte zo hard aan de handen van Drie-O dat hij wel moest loslaten.

‘Geef me die sleutels, Griff,’ siste Drie-O en hij stak een hand uit.

Griff aarzelde en keek van mij naar Drie-O.

‘Ik dacht dat je oké was, Griff,’ hijgde ik. ‘Geen lafaard.’ Ik richtte me tot Freddy en Dogs. ‘Laat haar los!’ Ik was zo kwaad dat ik er niet bij nadacht dat ze behoorlijk in de meerderheid waren.

‘Kijk eens naar die moedige ridder!’ spotte Drie-O. Hij wierp zich weer op me.

Ik sprong weg.

Drie-O leek te twijfelen of hij mij te grazen zou nemen, of dat hij de sleutels van Griff zou afpakken en er met de auto vandoor zou gaan. ‘De held van de parkeergarage,’ hoonde hij. ‘Ik zal je even uit de droom helpen, jochie. Hier ben ík de baas. En nou opdonderen!’ Hij dook weer op me af, maar ik ontweek hem opnieuw.

‘Griff!’ riep ik, in de hoop dat ik hem kon overtuigen. ‘Niet geven, die sleutels.’

‘Pas op!’ schreeuwde de vrouw.

Maar haar waarschuwing kwam te laat.

Pas toen ik de eerste klap te pakken had, besefte ik dat Drie-O achter me stond. De lucht leek wel uit mijn longen te worden geperst door de stomp in mijn zij. Nog voor ik me kon herstellen, kreeg ik er nog een. Ik struikelde tegen een van de pilaren aan.

‘Laat hem met rust!’ hoorde ik Griff roepen. ‘Hier zijn de sleutels! Vangen!’

Met moeite draaide ik me een halve slag om Griff een dankbare blik toe te werpen, maar meteen viel ik op de grond door een nog hardere dreun.

‘We moeten weg hier!’ hoorde ik een van de andere jongens roepen. Toen drong de hoge sirene tot me door: het alarm van de parkeergarage.

‘Hé, mafkees!’ riep Drie-O tegen Griff. ‘Goed idee van je, die nieuwe. Je hebt alles verpest. Ik werk niet meer met jou, begrepen? Nooit meer.’

Ze gingen er als een haas vandoor en hun voetstappen stierven weg.

Een paar tellen later hielp iemand me overeind. Ik deed mijn ogen open en knipperde een paar keer om mijn hoofd helder te krijgen. Ik keek recht in het bezorgde gezicht van de vrouw die was aangevallen. Ze had sproeten onder haar make-up en heldere, groene ogen.

‘Bedankt,’ mompelde ik. ‘Ik vind het echt heel erg wat er is gebeurd. We moeten maken dat we hier wegkomen.’

‘Dat hoeft niet,’ zei ze. ‘Ze zijn al weg. Die lafbekken wisten niet hoe snel ze zich uit de voeten moesten maken toen het alarm afging. Het spijt me dat ze jou zo te grazen hebben genomen. Die kleine had in elk geval nog genoeg fatsoen om me mijn sleutels terug te geven.’

Ik keek langs haar heen en zag Griff Kirby boven aan het talud richting de uitgang staan. Hij keek me even recht aan en verdween toen ook.

Mijn ribben deden vreselijk pijn. Ik leunde tegen een pilaar en probeerde weer een beetje op krachten te komen. Hoe ik hier ooit vandaan zou moeten lopen, was me een raadsel. Maar toch besefte ik dat ik mazzel had dat mijn verwondingen niet nog erger waren. Voorzichtig bewoog ik mijn armen en benen. Alles leek nog te werken.

‘Hoe is het met u?’ vroeg ik aan de vrouw, maar eigenlijk kon ik wel zien dat het niet goed met haar ging.

Haar panty was gescheurd en haar knieën waren bebloed doordat ze gevallen was. Haar hele lijf trilde, maar haar ogen schitterden strijdlustig. Ze knikte. ‘Ja, het gaat wel. Ik ben me alleen kapot geschrokken.’ Ze deed een pas naar achteren en leunde tegen de rode auto. Even sloot ze haar ogen om op adem te komen. Na een paar tellen schudde ze haar hoofd en haalde een keer diep adem. ‘Jij moet naar het ziekenhuis.’ Ze stak een hand naar me uit. ‘Ik ben Belinda Quick. En zeg maar jij.’

‘Cal.’ Ik schudde haar hand. Geschrokken besefte ik dat ik mijn echte naam had gezegd.

‘Hoe kan ik je ooit bedanken? Je hebt hulp nodig. Ik zal je naar het ziekenhuis brengen. Je moet je echt even door een arts laten nakijken. Die gozer heeft je behoorlijk in elkaar geslagen. Echt laf om je van achteren aan te vallen.’

Ik schudde mijn hoofd, maar dat deed meteen nog meer pijn. ‘Nee,’ mompelde ik. ‘Geen dokter. Het komt wel goed.’

Ze speurde de grond af en pakte toen haar mobiel, die op de vloer was gevallen. Ze begon een nummer in te toetsen.

‘Nee! Wat doe je?’

‘Ik bel de politie.’

‘Niet doen,’ smeekte ik haar. ‘Doe dat alsjeblieft niet!’

‘Ik moet wel. Ze hebben me net overvallen en geprobeerd mijn auto te stelen. Moet je kijken hoe ze jou hebben toegetakeld!’

‘Alsjeblieft,’ smeekte ik nog eens. ‘Ik had hier niet moeten zijn. Ik wil niet nog meer ellende krijgen. Mijn ouders vermoorden me als ze erachter komen dat ik weer met die lui op stap ben geweest.’ Ik was het liegen kennelijk nog niet verleerd.

Belinda keek me nadenkend en vol begrip aan. ‘Zal ik je dan een lift geven?’ bood ze aan. ‘Je moet toch naar huis. Ik zet je wel af voordat ik naar de politie ga.’

Ik wist dat ik te voet op dat moment niet ver zou komen, dus moest ik er maar op vertrouwen dat ze eerlijk was en me niet rechtstreeks naar de politie zou brengen. Met Belinda’s hulp stapte ik in de BMW en ik vroeg haar me bij het strand af te zetten. ‘Mijn vader werkt in het strandpaviljoen.’ Dat leugentje kon er ook nog wel bij.

‘En daar is hij op dit tijdstip nog steeds?’

‘Ja hoor,’ zei ik. Alweer een leugen. ‘Bedankt, Belinda.’

‘Jij bedankt,’ zei ze. ‘Ik weet niet wat er gebeurd zou zijn als je me niet had geholpen.’

Toen we stopten langs de weg naar het strand, haalde ze een kaartje uit haar portemonnee en gaf dat aan mij. ‘Beloof je me dat je je niet meer met die jongens zult inlaten?’

‘Erewoord.’ Ik wuifde toen ze wegreed in haar rode BMW, waarna ik naar een stoel hinkte en me erin liet vallen. Ik was uitgeput en had totaal geen energie meer. Alles deed pijn. Ik moest al mijn krachten gebruiken om bij het huis op Enid Parade te komen.

Enid Parade 5, Crystal Beach

21.00 uur

Ik vond pijnstillers in het badkamerkastje. Ik nam er twee en hoopte maar dat niemand zou merken dat ze weg waren. Ik waste mijn gezicht en trok schone kleren aan voordat ik mijn slaapzak uitrolde en ging liggen luisteren naar de golven. Ik had geen geld verdiend, ik wist niet waar Vulkan Sligo woonde en ik was voor de verandering weer eens bont en blauw.

De scène in de parkeergarage trok steeds opnieuw aan me voorbij. Het was eigenlijk niet eens een bewuste keus geweest. Ik had intuïtief ingegrepen en de vrouw geholpen. Ik probeerde me voor te stellen hoe het had kunnen lopen als ik dat niet had gedaan. Als ik mijn mond had gehouden en hen had geholpen de auto te stelen. Dan was ik naar huis gegaan met vijfhonderd dollar in mijn zak. Maar toen zag ik een beeld van Belinda Quick voor me. Bloedend en alleen in de parkeergarage. Had ik daarmee kunnen leven? Hoe zou ik mezelf aangekeken hebben in de spiegel? Langzaam drong het tot me door dat ik vanavond toch niet helemaal met lege handen was achtergebleven. Ik had iets heel belangrijks behouden: mijn zelfrespect.