19 juni
Nog 196 dagen te gaan…

Strandpaviljoen

12.02 uur

Het was een lange, koude nacht geweest. Ineengedoken in mijn slaapzak had ik onder de trap van het paviljoen gelegen. Ik móést een plek vinden om te wonen. Een veilige plaats, waar het warm was, waar ik kon blijven werken aan de informatie over de Ormond-singulariteit. Met elke dag die verstreek, kwam 31 december dichterbij. Ik moest blijven puzzelen en alle stukjes bij elkaar brengen.

Ik zat net een patatje te eten toen Boges belde.

‘Ik heb iemand gevonden die ons wil vertellen waar Sligo is,’ zei hij zodra ik opgenomen had. ‘Of wacht je liever tot je vriendinnetje het je vertelt?’

‘Ze is mijn vriendinnetje niet!’

‘Ha ha, relax! Niet zo happen, Cal. Maar deze man weet waar hij het over heeft.’

‘Welke man? Wie heb je gevonden?’

‘Je gelooft je oren niet. Ik kon het zelf amper geloven, maar gisteravond hoorde ik m’n oom praten met een kerel die de vloer kwam boenen in het gebouw waar we aan het werk waren.’

‘Ja?’ zei ik ongeduldig.

‘Nou, ik loop dus prullenmanden te legen en de trapleuning op te poetsen en zij kletsen een beetje over het werk. Dat er zo weinig te doen is, dat ze zulke lange dagen maken en zo slecht betaald worden. Vertelt die vent, Jamie heet hij, ineens dat hij een enorme nieuwe klus heeft aangenomen: vloeren boenen bij een of andere crimineel thuis…’

Ik had een donkerbruin vermoeden waar Boges naartoe wilde. ‘Het nieuwe pand van Sligo?’

‘Goed gegokt. Het nieuwe pand van Sligo. Ongelooflijk, hè? Man, eindelijk hebben wij ook eens geluk!’ De stem van Boges klonk opgetogen door de telefoon. ‘Hij hield maar niet op over hoe enorm dat huis is en dat ze net een kluis hebben geïnstalleerd die zo groot is als een bezemkast…’

‘Dat meen je niet!’

‘Wedden dat ik het meen? Ik viel bijna van de trap die ik aan het poetsen was toen ik Sligo’s naam hoorde. En over die kluis. Het enige wat ik voor me zag, was het Ormond-juweel. Later heb ik Jamie zelf ook nog even gesproken. Ik heb geprobeerd hem het adres te ontfutselen. Maar toen werd het een beetje ingewikkeld.’

‘Hoezo? Wat gebeurde er dan?’

‘Hij had al snel door dat dat adres belangrijk voor me was. Dus nu wil hij er geld voor hebben.’

‘Hoeveel?’

‘Goede informatie is duur tegenwoordig. Het blijkt dat hij Sligo geld schuldig is voor het een of ander. Iets waar hij liever niet meer aan wil denken, vermoed ik. Hij betaalt hem af door voor hem aan het huis te werken, maar hij wil het liefst zo snel mogelijk van zijn schuld af, zodat hij er niet meer heen hoeft.’

‘Hoeveel?’ vroeg ik nog eens.

‘Vierhonderd.’

Gefrustreerd duwde ik de patat van me af. ‘Hoe komen we in godsnaam aan vierhonderd dollar?!’

‘Tja,’ zei Boges. ‘Eén- of tweehonderd dollar werk ik in een paar weken wel bij elkaar, maar voor ik vierhonderd dollar heb…’

Ik joeg de meeuwen weg die op mijn patat af waren gekomen. Ik vond het zo verschrikkelijk. Altijd was ik afhankelijk van Boges. Ik leek wel een bedelaar. ‘Dan kunnen we het maar beter vergeten,’ zei ik. ‘Behalve…’

Ik kon hem natuurlijk niet zien, maar ik wist dat Boges aan de andere kant van de lijn met zijn hoofd zat te schudden.

‘Behalve,’ ging ik verder, ‘als ik Griff bel.’

‘Ho eens even. Ik weet niet of dat wel zo’n goed idee is. Dat levert misschien meer ellende op dan het waard is,’ zei Boges. ‘Hoe kan iemand als hij zulke bedragen verdienen? Dat moet iets illegaals zijn.’

‘Boges, dat zal me eerlijk gezegd een rotzorg wezen. In mijn situatie kan ik niet kieskeurig gaan zitten doen over waar mijn geld vandaan komt. We móéten weten waar Sligo woont. We hebben het Ormond-juweel nodig, anders hebben we aan de rest ook niks.’

‘We vinden er wel wat op. Waar heb je vannacht trouwens geslapen?’ vroeg Boges, om het ergens anders over te hebben.

‘Onder de trap van het paviljoen. En ik ben echt bijna doodgegaan van de kou. Eerlijk waar.’

‘Nou, vannacht wordt heel anders,’ zei Boges. ‘Zorg dat je om een uur of vijf bij de klokkentoren bent.’

‘Wat is er dan?’ vroeg ik.

‘Geduld, mijn vriend. Misschien heb ik nog wel meer goed nieuws voor je.’

Klokkentoren

16.50 uur

‘Hoi,’ zei Boges. Hij kwam aanlopen met een brede grijns op zijn gezicht. En hoe dichterbij hij kwam, hoe breder die werd. Hij zwaaide met een sleutel die hij om zijn vinger had. ‘Wat ik je nu ga laten zien, is ongelooflijk. Kom op, we gaan. Volg mij maar.’

‘Wat is er dan?’

‘Dat zul je wel zien.’

17.28 uur

De zon ging onder en roze wolken kleurden het zeewater zachtpaars. Een paar zeemeeuwen kwamen even poolshoogte nemen en scheerden weer weg de lucht in.

‘Het is echt fantastisch,’ zei Boges, ‘maar je moet jezelf wel onzichtbaar maken.’

Ik keek hem verbaasd aan.

‘Nog even en alles zal je duidelijk worden.’

We waren inmiddels Enid Parade overgestoken en ik haastte me achter Boges aan, die naar een groepje huizen op de strandpunt toe liep. Ik begreep niet waarom we op een groot, blauw met wit landhuis afliepen. Een schitterend landhuis met een prachtige tuin en uitzicht over zee. Voor het hek bleef Boges staan.

Enid Parade 5, Crystal Beach

18.59 uur

‘We gaan toch niet nu inbreken in het huis van Sligo, hè?’ vroeg ik.

‘Hoe kom je erbij, joh. Mijn oom moet dit huis schoonhouden en ik heb de reservesleutel gepikt,’ zei Boges. Hij maakte het hek open en ging me voor onder de tropische klimplanten door die over een pergola groeiden. ‘De bewoners zijn weg,’ vervolgde hij, ‘dus ik dacht…’

‘Dus jij dacht dat ik er mooi in kon trekken. In dit enorme huis?’

‘Wat vind je ervan?’ vroeg Boges. Hij stond te stralen.

Ik keek om me heen. Door het heuvelige landschap en het feit dat de huizen een eindje van de weg stonden, was het volkomen afgelegen en verlaten. Het was een schitterend plan, maar ik vroeg me af of het zou lukken.

Boges liep over de trap naast de oprit naar de voordeur. Toen ik er vlak voor stond, zag ik pas hoe mooi het huis eigenlijk was. Het had drie verdiepingen, balkons met ramen als een soort serres en alles met uitzicht over het glooiende landschap naar de zee.

‘Boges,’ vroeg ik toen hij de voordeur open had gemaakt en ik pal achter hem was komen staan, ‘weet je wel zeker dat dit kan?’

‘Helemaal zeker. Die mensen zijn een half jaar het land uit. Ze kunnen ons toch niets maken?’

‘En die dan?’ vroeg ik. Ik trok mijn capuchon strak over mijn hoofd toen ik beveiligingscamera’s boven de entree zag hangen.

‘O, dat heb ik al geregeld. Je ziet nu een loop van steeds dezelfde vierentwintig uur, zónder insluipers. Hetzelfde heb ik gedaan met de camera’s die binnen hangen. Over een paar dagen zal ik iets veranderen aan de belichting om het allemaal wat geloofwaardiger te maken,’ zei hij grijnzend. ‘Kom op, doe niet zo moeilijk.’

‘Wanneer heb je daar allemaal tijd voor gehad?’

‘Ach, dat is toch zo gefikst, Cal.’

18.03 uur

Boges duwde de zware deuren open en ik volgde hem naar binnen. Vol ontzag bleef ik even in de enorme ontvangsthal staan. Een brede trap leidde naar de bovenverdieping en voor ons was een glaswand die een adembenemend uitzicht bood over de oceaan. Het duurde even voor ik alles in me had opgenomen. Zoiets had ik nog nooit gezien. Wat een andere wereld dan de wereld waarin ik het afgelopen half jaar had geleefd…

‘Heb je wel eens gehoord over een ecologische voetafdruk? Dat je zo moet leven dat je zo weinig mogelijk schade aan de wereld toebrengt, dus zo’n klein mogelijke voetafdruk achterlaat? Jij moet hier zo leven dat je helemaal geen voetafdruk achterlaat. Nou ja, dat is niet helemaal waar. Je kunt alles gebruiken, maar doe het wel netjes. De bewoners zullen er niet van opkijken dat mijn oom voortdurend wat elektriciteit gebruikt voor het onderhoud en de schoonmaak. Een beetje kan dus geen kwaad.’ Hij pakte de rugzak van me aan en zette die tegen een muur. Toen pakte hij zijn oude polaroidcamera en maakte vanuit allerlei hoeken foto’s van de woonkamer. ‘Je slaapt hier in je eigen slaapzak. En je mag geen enkel spoor achterlaten. Blijf zo veel mogelijk alleen op deze verdieping. Hier hebben de buren geen zicht op, dus dat is perfect. Zolang je in deze ruimte blijft, kan niemand je zien.’

‘Ik hoef voorlopig even nergens heen, denk ik zo.’ Ik keek om me heen naar alle luxe en de comfortabele inrichting.

Boges drukte op een knop in de muur en zware gordijnen schoven voor de ramen en de glazen pui. Die werden volledig bedekt, zodat het binnen zo duister werd alsof het buiten in een paar seconden nacht was geworden.

‘Doe ’s avonds geen licht aan,’ zei Boges, ‘tenzij de gordijnen helemaal dicht zijn. Misschien moet je kaarsen gebruiken. O nee, doe toch maar niet. Ik wil niet dat je de boel in de fik steekt. En laat de spullen in de koelkast staan. Niet dat er veel in zit. En zet alles wat je gebruikt precies zo terug als je het hebt gevonden, oké? Daarvoor zijn deze foto’s.’ Hij legde de polaroids, die nog moesten bijkleuren, op het aanrecht in de keuken. ‘Dan weet je straks nog hoe alles stond.’

Ik liep door de hal en zag nog meer ruime en luxe ingerichte kamers. ‘Dit is fantastisch,’ zei ik toen ik weer terug was. ‘Stel je voor dat je altijd in zo’n huis kunt wonen.’

‘Onvoorstelbaar, hè?’ zei Boges. Hij stak een hand in zijn tas. ‘Hier, gebruik deze als het echt nodig is. Er zitten batterijen in.’ Hij gaf me een plastic dingetje dat eruitzag als een kaars, maar het niet was. ‘Er zit een knopje aan de onderkant.’

Ik vond het knopje en er ging een lampje aan dat flakkerde als een kaars.

In de kamer was een knop waarmee de gashaard die de kamer verwarmde aanging. We gingen op het dikke witte kleed liggen. Daar zou ik heel voorzichtig mee moeten zijn, bedacht ik.

18.30 uur

‘Als je weet hoe we dat geld bij elkaar moeten krijgen, laat je het me dan weten?’ vroeg Boges toen hij wegging.

‘Ja, jij ook, hè? En geef me een gil als ik hier om een of andere reden plotseling weg moet.’

‘Doe ik. Ik bel je gauw. O ja.’ Boges bleef in de deuropening staan en haalde nog iets uit zijn tas. Het was een handdoek. ‘Knap jezelf een beetje op alsjeblieft.’