7 juni
Nog 208 dagen te gaan…
16.41 uur
‘Ik zweer je… Het was net echt.’ Boges en ik zaten op de bank in de caravan met een bak patat tussen ons in op de opklaptafel. ‘Het was alsof hij naast het bed stond en tegen me praatte.’
‘Misschien was dat ook zo,’ zei Boges. ‘Misschien praatte hij tegen je vanuit een andere dimensie. Volgens sommige wetenschappers zijn er nog minstens tweeëntwintig dimensies waar we niks van weten.’
‘Hou alsjeblieft op. Ik heb al moeite genoeg met alleen deze dimensie.’ Ik haalde de tekeningen en het raadsel tevoorschijn en spreidde die voor ons uit.
‘Ik heb iets voor je, Cal.’ Boges stak een hand in zijn rugzak.
‘Een enkele reis naar huis?’ Ik werd plotseling overvallen door een vlaag heimwee. Het was zo lang geleden dat ik een normaal leven had geleid met mijn familie.
‘Dat denk ik niet,’ zei Boges. ‘Dit kwam gisteren. Aangetekend nog wel.’
Dat laatste zinnetje deed me opveren. Ik pakte de envelop van hem aan en maakte hem open.
‘Dit is de USB-stick die ik al zo lang in handen probeer te krijgen!’ Ik liet de stick uit de envelop glijden en dacht terug aan de avond waarop ik Jennifer had ontmoet bij Labtech. Die nacht waarin de levensgevaarlijke doodsadders waren ontsnapt.
‘Ik weet het,’ zei Boges met een grote grijns. ‘Je hebt haar dus gebeld.’
‘Ja, vlak nadat jij me het nummer had gegeven. Ik heb Eric Blair ook gebeld, maar…’
Boges zag de wantrouwige uitdrukking op mijn gezicht. ‘En? Nog steeds ziek?’
Ik knikte.
‘Dat klopt niet,’ zei Boges. ‘Absoluut niet. We moeten hem snel zien op te sporen. Maar laten we eerst eens kijken wat we hier hebben.’ Hij pakte zijn laptop uit zijn schooltas en startte hem op. Ik heb thuis al even naar de bestanden gekeken. Ik dacht dat je dat wel goed zou vinden.’
‘Tuurlijk. Wat staat erop?’
‘Het leken foto’s uit Ierland te zijn,’ zei hij. ‘Ik zal het je laten zien.’ Hij pakte de stick van me aan en stak hem in zijn laptop.
Ik vond het vreselijk spannend. De foto’s van mijn vader zouden vast en zeker meer onthullen dan de tekeningen die hij had gemaakt toen hij ziek was. Een foto is een foto, geen raadselachtige tekening die je eerst moet ontcijferen om achter de betekenis te komen.
Vol verwachting zag ik de diashow op het scherm verschijnen. ‘Wauw…’ Ik keek naar de eerste opnames: foto’s van een donkere kasteelruïne met op de achtergrond de maan. Door de kale raamopeningen bescheen het maanlicht de stenen vloer. Tegen de lucht staken donkere silhouetten af van jonge boompjes en struiken die wortel hadden geschoten in de afbrokkelende muren. Even moest ik denken aan het monument in Memorial Park, waar de eerste keer dat ik er was de maan door het glas-in-loodraam scheen en de Ormond-engel verlichtte. Ik hoopte dat deze foto’s net zo veel zouden onthullen.
‘Waar ís dit?’ vroeg ik Boges.
Hij haalde zijn schouders op. ‘Ergens in Ierland.’
‘Goh, zou het?’ zei ik sarcastisch.
‘Hé, kalm een beetje, Cal. Er zijn massa’s kastelen en ruïnes in Ierland. Zodra ik deze zag,’ hij wees op het scherm, ‘ben ik op internet gaan zoeken. Ik hoopte dat het misschien een bekende plek zou zijn. Camelot of zo.’
‘Camelot is niet in Ierland,’ zei ik. ‘En bovendien bestaat Camelot helemaal niet,’ voegde ik eraan toe. ‘Deze plek wel.’
Na de beelden van de ruïne verscheen er een foto van een poort met het cijfer vijf erop. De vijf was gevat in een ingewikkeld Keltisch patroon van kronkelende slangen en eigenaardige dieren, die om elkaar heen leken te draaien. Boges en ik keken elkaar veelbetekenend aan.
‘De vijf uit mijn vaders tekeningen! Hier heb je hem!’
‘Goed hè?’ zei Boges. ‘Misschien is het een adres van een belangrijke plaats.’
‘En het is weer een getal.’ Ik dacht aan wat Winter gezegd had over de mogelijkheid dat het Ormond-raadsel een getallenraadsel was.
‘Die vijf ziet er zo uniek uit,’ zei Boges. ‘Daar kunnen er niet veel van zijn. Hij moet ergens in Ierland terug te vinden zijn.’
‘Wauw Boges, dit verkleint het aantal mogelijkheden enorm.’
‘Als we eenmaal op de juiste plek zijn, zullen alle puzzelstukjes wel op hun plek vallen,’ zei Boges.
De volgende foto liet een bewerkte houten kast of kist zien, bijna manshoog, die tegen een muur stond.
‘Dit zijn geen gewone toeristenfoto’s,’ zei ik. ‘Ik denk dat ze allemaal van belang zijn voor het raadsel. Maar waar zijn ze gemaakt en wat betekenen ze?’
‘Je kunt er vergif op innemen dat ze belangrijk zijn. Je vader heeft veel moeite gedaan om ervoor te zorgen dat jij ze veilig in handen zou krijgen. Hij moet ze wel genomen hebben tijdens zijn zoektocht naar informatie over het GMO.’
‘Oké. Dan zijn het dus foto’s van dingen die hij gezien heeft en die volgens hem te maken hebben met de Ormond-singulariteit.’ Ineens drong de ingewikkeldheid van deze puzzel weer tot me door en zakte de moed me in de schoenen. ‘Wat hebben wij daar nou aan? Ze zijn verdomme in Ierland gemaakt!’
‘De ruïne van een oud kasteel,’ dacht Boges hardop, zonder op mijn opmerking in te gaan. ‘Het cijfer vijf op een poort en een grote kast. Ik denk dat we de betekenis pas kunnen begrijpen als we daar zijn. En dat kan lastig worden.’
Ik wist dat hij net zo teleurgesteld moest zijn als ik. We hadden gehoopt op een grote doorbraak. Een paar duidelijke aanwijzingen uit de tijd dat paps hersens nog niet op geklutste eieren leken. Ik sloeg hard met mijn vuist op tafel en sprong kwaad op.
Boges keek me aan en pakte mijn pols vast. ‘Rustig, Cal. We snappen nu nog niet wat die foto’s betekenen, maar als we in Ierland zijn…’
‘Als we in Ierland zijn? Wou je lollig doen of zo? Wij komen echt niet in Ierland. Ik kan niet eens over straat zonder voortdurend te moeten omkijken. Hoe stel jij je voor dat ik in Ierland kom? En trouwens, wat wou je doen als we daar zijn? Op stap gaan met een stapeltje foto’s en aan mensen vragen: “Kennen jullie deze plek hier? Of deze?” Zie je het voor je?’ Gefrustreerd liep ik heen en weer door de caravan, voor zover dat mogelijk was in de beperkte ruimte. Ze konden allemaal de pot op. Het zou nooit lukken.
In eerste instantie zei Boges niks. Hij draaide zijn hoofd om naar de laptop en bekeek de foto’s nog een keer.
‘Wat doe je?’ vroeg ik na een poosje.
‘Ik doe wat ik kan. Kom op, Cal. Ik weet dat het een rotzooi is, maar je moet je hoofd koel houden. We moeten het blijven proberen. Het zal niet lang duren voor we begrijpen wat die foto’s betekenen. Op dit moment moeten we ons gewoon concentreren op wat we wél weten. En blijven zoeken naar de betekenis van de Ormond-singulariteit.’ Boges wees op de plek waar ik had gezeten.
Ik stopte met ijsberen. ‘Oké, oké.’ Hij had gelijk, bedacht ik. Zo tekeergaan bracht ons ook geen steek verder. Ik boog me opnieuw over de foto’s.
‘Hé, wat is dat?’ Ik wees op een nieuw bestandje.
‘Die vind ik net. Het zat in een ander mapje dan de rest van de foto’s.’
Boges opende het. Door wat ik zag trok mijn borst samen: op een stuk ruïne in de zon zat mijn vader. Glimlachend keek hij me aan.
‘Kijk, je vader,’ zei Boges, volkomen overbodig.
Ik kon geen woord uitbrengen.
Boges draaide zich naar me toe. ‘Gaat het?’ vroeg hij.
Ik knikte, maar het ging helemaal niet. Het lachende gezicht van mijn vader… raakte me diep.
‘Kun je op hem inzoomen?’
‘Tuurlijk.’ Boges vergrootte de foto en paps gezicht vulde het scherm. In zijn ogen stond een hoop te lezen.
‘Weet je wat dit betekent?’ vroeg Boges.
‘Nou?’
‘Het betekent dat je vader niet alleen was.’
Ik vloekte. Hij had gelijk.
‘Maar wie was er daar bij hem?’ vroeg Boges.
‘Ik weet het niet. De enige van wie ik weet dat hij tegelijk met hem in Ierland was, is Eric Blair. Als Eric deze foto heeft gemaakt, weet hij misschien ook wat mijn vader heeft ontdekt. Ik vraag me af of pap hem in vertrouwen heeft genomen.’
‘We moeten die vent echt zien te vinden. Weet je waar hij woont?’
‘Geen idee.’
‘Laat maar aan mij over.’ Boges krabbelde iets in zijn opschrijfboekje. ‘Ik zal eens kijken wat ik kan vinden. Vertel jij me intussen maar wat er allemaal in Mount Helicon is gebeurd.’
17.53 uur
We zaten aan tafel en ik vertelde Boges over de brief van de advocaat die ik in het huis van Barney Helstrom had gevonden en over het onleesbare ontvangstbewijs waarop moest staan wie op dit moment in het bezit was van het testament van Piers Ormond. Ook vertelde ik hem uitgebreid over de twee honden van Helstrom, die me bijna aan stukken hadden gescheurd.
‘Het lukte maar net om weer terug te komen bij het huis van mijn oom,’ zei ik. ‘Toen ik daar aankwam, stond de auto van Oriana de la Force op het erf. Ik ben snel naar binnen gerend. Mijn oom lag toen al op de grond.’
Boges’ ogen werden groot.
‘Hij was helemaal niet bang,’ vertelde ik. ‘Het was alsof hij op het punt stond om een belangrijke solomissie te gaan vervullen. Hij zei dat de grote pilotenbaas hem riep. Ik denk dat hij God bedoelde of zo.’ Ik twijfelde even of ik het hier maar bij moest laten, maar besloot toch verder te vertellen. ‘Ik voelde me heel erg schuldig over alles wat er met hem gebeurd is. Het komt ook door mij dat ze zijn huis in brand hadden gestoken, dat de Ormond-Orka is neergestort, dat hij dood is… Maar na die droom vannacht heb ik er niet zo’n last meer van. Het is net of hij me wilde geruststellen. Of in ieder geval wilde zeggen dat ik me geen zorgen moest maken. Hij zei tegen me dat het goed met hem gaat.’
Boges krabde door zijn wilde haardos en dacht even na: ‘Wat gebeurde er nadat je hem op de grond had gevonden?’
‘Ik ben bij hem gaan zitten en heb geprobeerd om hem mee te nemen naar buiten. Maar daar wilde hij niets van weten. Het enige wat ik kon doen, was bij hem blijven. En toen is hij… doodgegaan. Maar voor hij stierf, gaf hij me de naam van de advocaat die het testament van Piers Ormond heeft.’
Boges’ blik veranderde van bezorgd in hoopvol. ‘Dat is fantastisch! We moeten die man zo snel mogelijk opzoeken. Waarom heb je zulke belangrijke informatie zo lang voor me verborgen gehouden? Voor je beste vriend nog wel.’
‘Dat heb ik niet gedaan,’ zei ik. ‘Ik bedoel, ik heb er tot nu toe niet meer aan gedacht. Er is zo veel gebeurd.’
‘Geeft niks. Geintje, joh. En, hoe heet hij?’ vroeg Boges. Hij sloeg zijn opschrijfboekje alvast open.
Ik opende mijn mond om de naam die oom Bartolomeus me had ingefluisterd hardop te zeggen. Hij had me hem laten herhalen terwijl de brand zich uitbreidde naar de voorkant van het huis. Maar… ik had geen flauw idee meer wat het was!
‘Nou, kom op, Cal. Hoe heet die advocaat?’ Boges had zijn pen al in de aanslag, klaar om de naam op te schrijven.
Opnieuw ging ik in gedachten terug naar het moment dat ik naast mijn oom geknield zat. De hitte en de rook kwamen over de trap omhoog. Beneden knetterde het vuur. Ik probeerde oom Bartolomeus ervan te overtuigen dat hij hulp nodig had en hij vertelde me hoe de advocaat heette. Liet me de naam herhalen. En ik had de naam herhaald. Maar op de een of andere manier was hij uit mijn geheugen verdwenen.
Ik staarde in Boges’ verwachtingsvolle gezicht. ‘Ik… ik weet het niet meer,’ stamelde ik beschaamd. Mijn hersens waren blanco. Ik had geen idee. Ik wist niet eens meer de eerste letter. En ik had het gevoel dat ik nog iets was vergeten. Iets dat minstens zo belangrijk was. Maar als ik nadacht, zag ik alleen maar rook en vuur voor me. Mijn hoofd bleef leeg. ‘Ik weet het niet meer,’ fluisterde ik verbijsterd. ‘Ik weet het echt niet meer. Hij heeft het me nog laten herhalen zodat ik het zou onthouden.’
‘Maar je moet…’ begon Boges. ‘Neem even rustig de tijd om erover na te denken.’
Ik stond met mijn mond vol tanden. Het lukte me eenvoudigweg niet. ‘Er gebeurde zo veel tegelijk toen ik het moest onthouden,’ zei ik mat. ‘Ik bedoel, met die brand en de Ormond-Orka en zo. Ik herinner het me op een gegeven moment heus wel weer. Maar nu werkt mijn geheugen even niet.’
‘Dan heeft het geen zin om er nu nog langer over door te gaan,’ zei Boges met een diepe zucht. ‘Ik wist alleen niet dat je al zo jong alzheimer kon krijgen.’
‘Na alles wat ik de afgelopen maanden heb meegemaakt, is het een wonder dat ik nog leef,’ snauwde ik. ‘Je hebt geen idee hoe het is. Altijd moet ik over mijn schouder kijken. Dag in, dag uit ben ik op de vlucht, nacht na nacht. Ik weet nooit wanneer ik weer iets te eten kan krijgen en of er een bed is om in te slapen. Misschien wórd ik daar wel gek van, ja! Jij ligt elke nacht in je warme bedje in je veilige huis en elke avond staat je bord met eten klaar. Weet je wel hoe vaak ik al bijna vermoord ben?!’
Boges gaf me een duwtje tegen mijn arm en glimlachte. ‘Ho, rustig aan, Cal. Zo bedoelde ik het niet. Natuurlijk was die naam niet bepaald het belangrijkste waar je aan moest denken tijdens die brand. Ik maakte maar een grapje. Laten we het voorlopig even vergeten en iets oppakken waar we wél wat mee kunnen.’ Hij opende een website op zijn laptop. ‘Kijk, dit heb ik gevonden op een site over sieraden uit de tijd van de Tudors.’
Ik leunde naar voren en las:
‘Verwerkt in kleinere sieraden? Dat gaat niet op voor het Ormond-juweel,’ zei ik. ‘Volgens mij had mijn vader het, tot er bij ons werd ingebroken.’
‘We moeten het zien te vinden,’ zei Boges. ‘O, shit. Ik moet weg! Ik heb nog steeds niets gedaan aan die opdracht voor Engels en m’n moeder denkt dat ik in de bieb zit en die gaat over een paar minuten dicht. Ik kom gauw weer. Misschien is de naam van die advocaat je dan inmiddels weer te binnen geschoten.’
Ik deed een uitval naar Boges, maar hij rende grinnikend naar buiten.