26 december
Nog 6 dagen te gaan…
Trinity College
Dublin
09.55 uur
Doctor Brinsley was een lange man met vlassig wit haar, een diepe rimpel in zijn voorhoofd en een eigenaardig, halvemaanvormig brilletje op de punt van zijn neus. Hij bestudeerde ons drieën met een scherpe, twinkelende blik over de rand van de glazen. We gaven elkaar een hand, en zijn blik viel op de Keltische ring die ik droeg.
‘Aha, wat leuk om een klassieke ring te zien. De Carrick-knoop,’ zei hij met een licht Iers accent en hij wees op het geometrische Keltische patroon dat in het zilver was gegraveerd. ‘Ook wel bekend als de platte knoop. Het is een populair ontwerp uit het zuidoosten van het land. Dus,’ ging hij verder, ‘jij bent de beruchte jongeman die het eindelijk is gelukt het Ormond-raadsel in handen te krijgen.’
Ik knikte, want ik wist niet goed wat ik moest zeggen.
‘Ik moet je eerlijk bekennen: hoe graag ik je ook wilde ontmoeten, ik had nooit verwacht dat het zou lukken. Het moet een hele toer voor je geweest zijn om het land uit te komen.’
‘Ja, dat was het ook,’ gaf ik toe.
‘Dus je hebt wel het raadsel, maar niet de laatste twee regels, hè?’
‘U zei dat u me daarmee kon helpen,’ hielp ik hem herinneren, terwijl we achter hem aan liepen door een paar grote dubbele deuren. Ik hoopte echt dat ik deze man kon vertrouwen.
‘Ja, ja,’ zei hij terwijl hij zich omdraaide en de dubbele deuren achter ons dichtdeed. ‘Volg mij, alsjeblieft.’
Hij leidde ons naar het achterste gedeelte van de bibliotheek, dat zo vol stond met boekenkasten dat er alleen maar krappe gangetjes over waren. Het deed me denken aan het oude onderkomen van Paria. Toen we eenmaal door dit doolhof heen waren, kwamen we weer bij een deur. Hij maakte het slot open en ging ons voor.
We stonden op een klein bordes dat wel iets weg had van het balkon van een theater. Het keek uit op de grote zaal van de bibliotheek beneden. De galerij strekte zich uit over honderden meters en stond afgeladen vol met bruine, in leer gebonden boeken, verdeeld over nissen die tot aan het kathedraalachtige plafond reikten.
‘Wauw,’ zei Winter. ‘Wat een bibliotheek! Zoiets heb ik nog nooit gezien, behalve in films.’
‘De gaafste bibliotheek ooit!’ verklaarde Boges en hij leunde naast me over de balustrade. ‘Moet je al die eeuwenoude boeken zien… Het zijn er zeker een paar miljoen!’
‘Lang niet,’ zei doctor Brinsley. ‘We bewaren hier iets meer dan tweehonderdduizend werken. Daar, in het Treasury-gebouw, ligt het Boek van Kells.’
Ik wist niet wat het Boek van Kells was, maar kennelijk was het iets belangrijks.
‘Jij hebt je eigen schat,’ ging Brinsley verder, ‘die ik heel graag zou willen zien. Zullen we er maar eens naar kijken?’ Zijn ogen straalden begerig en vol verwachting terwijl hij wat ruimte vrijmaakte op een bureau dat in de buurt stond. Het lag vol met stapels oude boeken en papieren. De bewaarder van de collectie zeldzame boeken haalde een paar dozen van een bank en een leunstoel af en gebaarde dat we moesten gaan zitten, waarna hij zelf achter het bureau plaatsnam.
Stel je voor dat Brinsley op dit moment had gewacht, het moment waarop hij de hand kon leggen op onze ‘schat’… Hij kon elk moment een wapen trekken en zich tegen ons keren.
Of zou Rathbone ineens uit een nis tevoorschijn springen en schreeuwen dat iemand de Garda moest bellen? Zwaaien met uitzettingspapieren waardoor ik op het eerstvolgende vliegtuig naar huis zou worden gezet om daar te worden gearresteerd?
Ik wist niet of ik achterdochtig was of alleen maar voorzichtig. Nu er zo veel op het spel stond en het einde zo dichtbij was, wilde ik het niet meer verknoeien.
Mijn vrienden en ik gingen zitten en ik haalde voorzichtig het Ormond-raadsel tevoorschijn. Ik legde het vlak voor me op het bureau van doctor Brinsley en hield het stevig vast terwijl hij zich er gretig overheen boog.
‘Aha! Daar is het dan eindelijk! Het Ormond-raadsel,’ zei hij ademloos. ‘We dachten allemaal dat het voorgoed verloren was gegaan. Kan het waar zijn?’ Hij griste een vergrootglas uit een la en begon het middeleeuwse handschrift te bestuderen.
Na een tijdje rechtte hij zijn rug en zijn gezicht straalde. Zijn ogen leken zelfs waterig van ontroering. ‘Mijn hele leven, al sinds ik een klein jongetje was en ik voor het eerst van de Ormond-singulariteit hoorde, wenste ik dat ik de waarheid zou vinden. Mijn grootvader was de eerste die me erover vertelde. Hij had weer van de legende gehoord van zíjn grootvader. Die was opgegroeid in Kilkenny, waar het gerucht ging dat het geweldige geheim rondom de familie Ormond verborgen lag in een van de kastelen van Black Tom.’
‘Kilkenny?’ onderbrak ik hem, met in gedachten het land van oudoom Bartolomeus in Mount Helicon. ‘Kilkenny’ moet wel een heel belangrijke plek voor hem geweest zijn als hij zijn huis ernaar vernoemd had. Ik haalde een van de foto’s van een kasteelruïne van pap tevoorschijn. ‘Is dit een kasteel in Kilkenny? Een van de kastelen van Black Tom?’
Boges en Winter, die zich tot nu toe stil hadden gehouden, keken me allebei waarschuwend aan.
Doctor Brinsley pakte de foto van me aan, keek ernaar en schudde zijn hoofd. ‘Dat is zeker niet het beroemde kasteel van Kilkenny. Kilkenny is goed bewaard gebleven, en het is open voor publiek. Jullie zouden het een bezoek moeten brengen. Maar dit,’ zei hij en hij bestudeerde de foto, ‘komt me niet bekend voor. Dit soort ruïnes vind je in heel Ierland. Het kan overal zijn.’
Het kasteel van Kilkenny was zo te horen een plek die we zeker moesten onderzoeken, maar toch liet ik mijn schouders hangen. Het zou veel moeilijker worden dan we hadden gedacht om de locatie te vinden waar de foto’s waren gemaakt. Ik vroeg me af hoe we erachter konden komen of het een van de kastelen van Black Tom was, een van de kastelen waar misschien het geheim van de Ormond-singulariteit verborgen lag.
Hij tuurde nog eens naar de foto en pakte zijn vergrootglas er weer bij. ‘Wat is dat daar voor figuur, in de stenen gekerfd? Dat is heel ongebruikelijk voor die periode.’
Ik keek eens goed en probeerde te zien wat het was. Ik kon bijna een figuur zien, gebeiteld in de stenen van een van de bovenste belegeringstorens, maar ik kon de details niet onderscheiden. Dat was bijna onmogelijk door de hoek waaronder de foto was gemaakt.
Doctor Brinsley kwam overeind en gaf me de foto terug. ‘Mijn grootvader heeft ook gezegd dat de Ormond-singulariteit toegang verschaft tot onvoorstelbare schatten en rijkdom,’ zei hij, alsof hij zich een oude mythe herinnerde. ‘Maar wat die verborgen schat betreft: jullie weten hoe zulke verhalen in de loop der eeuwen steeds mooier worden gemaakt. Wie weet wat het echt betekent?’
Onvoorstelbare schatten en rijkdom. Die zin, die me deed denken aan wat mijn vader had gezegd, echode door mijn hoofd. Geen wonder dat iedereen erachteraan zat. Was dat het geheim dat verborgen was?
‘Een schat?’ vroeg Boges. ‘Gelooft u dat er een schat begraven ligt in een van de kastelen van Black Tom?’
Doctor Brinsley haalde zijn schouders op. ‘Het zou kunnen. Maar de Ormond-singulariteit verstrijkt over een paar dagen. Op 31 december om middernacht, om precies te zijn. Dat weet ik toevallig omdat ik me heb beziggehouden met oude aanspraken, eigendomsrechten en documenten die komen te vervallen. Daar moeten we hier allemaal een plaatsje voor zien te vinden.’
Ik keek om me heen naar de boekenkasten, de bureaus en de vloer, die allemaal al overvol waren, en ik begreep zijn probleem.
‘Als er na die tijd iets gevonden wordt wat van grote waarde is, de schat, zal ik maar zeggen,’ vervolgde doctor Brinsley, ‘dan vervalt die aan de Kroon. En dat is volgens de geruchten natuurlijk ook waar de schat oorspronkelijk vandaan kwam.’
‘Wacht even, ik wil het graag begrijpen,’ zei ik. ‘U zegt dat de Ormond-singulariteit is begonnen bij de Kroon? Met koningin Elizabeth I en de familie Ormond?’ Ik probeerde niet te laten merken hoeveel we al wisten.
‘Het is iets wat koningin Elizabeth aan de familie Ormond heeft verleend. Black Tom – de tiende graaf van Ormond – was haar regent hier, die haar belangen beschermde tegen zijn Ierse onderdanen. Hij was de eerste Ier die het ereteken kreeg van de Orde van de Kouseband, en dat nam hij elke nacht mee naar bed.’
‘Mee naar bed?’
‘Ja, inderdaad.’
Winter stootte me aan. ‘Volgens mij was hij er smoorverliefd op,’ fluisterde ze.
‘Maar de Ormond-singulariteit is iets veel groters dan een onderscheiding van de koningin,’ zei ik en ik moest denken aan het Ormond-juweel, ‘als u het heeft over een verborgen schat, hier in Ierland.’
De woorden maalden rusteloos door mijn hoofd. Een schat… in Ierland. Ineens begon me iets te dagen. Ik wendde me tot mijn vrienden. ‘Jennifer Smith zei dat mijn vader een exemplaar van Schateiland van Robert Louis Stevenson door de kamer had gesmeten. Hij was boos omdat niemand begreep wat hij wilde zeggen. Hij wilde het boek niet lézen, hij probeerde ons te vertellen dat er een schat was ín Ierland!’
‘Wist je vader dan iets over deze schat?’ vroeg Brinsley en hij fronste zijn wenkbrauwen. ‘Wat heeft hij je nog meer verteld?’
Meteen drong tot me door dat ik mijn mond voorbij had gepraat. ‘Geen idee,’ zei ik zo achteloos mogelijk. ‘Hij was op dat moment zo ziek dat hij waarschijnlijk gewoon aan het hallucineren was.’
‘Inderdaad,’ zei Boges en hij schudde zijn hoofd. ‘De vader van Cal is gestorven aan een onbekend virus dat zijn hersenen heeft aangetast. Hij wist op het laatst niet meer wat hij zei.’
Ik kon zien dat doctor Brinsley vermoedde dat we veel meer wisten dan we lieten merken.
Hij richtte zijn aandacht weer op het raadsel op zijn bureau. ‘Heiligschennis,’ zei hij en hij bestudeerde de recht afgesneden onderkant, ‘om de laatste twee regels eraf te halen.’
‘Ja,’ zei ik instemmend. ‘U zei toch dat u informatie had over de laatste twee regels, en over waar ze kunnen zijn?’
‘Laten we bij het begin beginnen,’ antwoordde hij. ‘Heb je het Ormond-juweel ook in je bezit?’
Ik kreeg een harde schop van Boges tegen mijn enkel.
‘Dat ligt in een kluis,’ zei Winter snel. ‘Maar we zouden misschien kunnen regelen dat u het te zien krijgt.’
‘Mag ik vragen hoe je eraan bent gekomen? Mijn grootvader heeft me verteld dat er ooit een juweel was, maar dat het al generaties geleden verloren was gegaan. Hij geloofde dat er een verband bestond tussen het Ormond-raadsel en het Ormond-juweel. Al wist hij niet precies wat het verband was.’
‘Mijn familie heeft het pasgeleden verworven,’ zei ik, want ik wilde niet vertellen dat mijn vader het had gekocht toen hij hier was.
Doctor Brinsley keek me met samengeknepen ogen aan, alsof hij nog meer informatie uit me wilde trekken. ‘Het Ormond-juweel… Zou je me kunnen vertellen hoe het eruitziet?’
Boges haalde aarzelend een paar foto’s van het juweel tevoorschijn, en keek toen naar mij om te controleren of ik het goed vond dat hij ze liet zien. Ik knikte naar hem.
‘Hier,’ zei hij en hij legde ze in de gretige handen van Brinsley.
Er waren vier foto’s van het juweel: een waarop het dicht was, een waarop het was geopend, zodat het portret van Elizabeth I binnenin zichtbaar was, een van de achterkant met de roos en de rozenknop, en de laatste met een vergroting van de inscriptie in het Oudfrans.
Nadat hij de foto’s een poosje had bestudeerd, leunde doctor Brinsley naar achteren en wuifde zichzelf koelte toe met een stapeltje papieren. ‘Ik kan niet anders zeggen,’ zei hij, ‘dan dat ik het ongelooflijk vind. Als er in deze tijd zo’n waardevol, antiek familiestuk opduikt, is de verklaring meestal dat het honderden jaren in een familie is geweest. Zo lang dat niemand meer weet wat het belang ervan is en waar het vandaan is gekomen. Als de familie dan in geldnood raakt, wordt het verkocht. Ik vermoed dat het niet zo lang geleden op de markt is gekomen en vervolgens is opgekocht door een handelaar die de geschiedenis ervan niet kende. Daarna is het verkocht voor de nominale waarde: als een miniatuur van koningin Elizabeth I door een onbekende kunstenaar. Het zal op zichzelf al aardig wat opgebracht hebben, maar lang niet wat het in werkelijkheid waard is.’
Het gezicht van de wetenschapper straalde van enthousiasme. ‘Ik geloof dat ik een idee begin te krijgen van wat de Ormond-singulariteit zou kunnen zijn. Vergis je niet, ik raad er maar naar, maar ik weet er wel iets van. Ik heb bij mij thuis echter iets waarvan ik denk dat jullie het zouden moeten zien.’
Hij haalde een zakdoek tevoorschijn en snoot zijn neus, boog zich toen naar zijn bureau en maakte het slot van een la open.
‘Intussen heb ik alvast dit hier.’ Hij haalde er een klein document uit. Zo te zien was het geschreven in het Latijn, maar ik kon wel het jaartal lezen: 1575. ‘Het is een huwelijksakte. Het huwelijk van een van de buitenechtelijke zonen van Black Tom, Piers Duiske Ormond. Een geheim huwelijk, dat werd voltrokken in de abdij van Duiske in Graignamanagh.’
‘G’managh? Dat is een van de namen op het overtrekpapier,’ zei ik en ik draaide me om naar Boges. ‘Piers was zeker een veelvoorkomende naam.’
‘Hieruit blijkt dat Piers Duiske Ormond trouwde met een jongedame die Anne Desmond heette,’ zei doctor Brinsley, ‘voordat hij trouwde met de vrouw die in de geschiedenis bekendstaat als zijn echtgenote en met wie hij zijn zoon Edward kreeg.’
Ik begreep er niets meer van. Er werden veel te veel namen in het rond gestrooid.
‘Laat dat maar zitten,’ zei doctor Brinsley, alsof hij mijn gedachten kon lezen. ‘Wat belangrijk is, is het bewijs van zijn eerdere, geheime huwelijk. Vooral als je bedenkt dat Black Tom, zoals jullie waarschijnlijk al weten, zijn rechtmatige erfgenamen heeft overleefd.’
‘Wat heeft dit allemaal te maken met het raadsel en het juweel, doctor Brinsley?’ vroeg ik.
‘Straks wordt alles duidelijk, jongeman.’ Hij pauzeerde even om een slok te nemen uit een beker op zijn bureau. ‘Iemand had het verstopt in een van de oude boeken die we een paar jaar geleden van de Black Abbey hebben gekocht.’
Piers Ormond van het glas-in-loodraam was in de Black Abbey geweest. Had hij de originele akte van het geheime huwelijk verstopt, nadat hij die had gekopieerd voor zijn eigen verzameling? Was hij van plan geweest om hem later weer op te halen, als hij over meer informatie beschikte, totdat de oorlog daar een stokje voor stak?
‘Hier,’ zei de doctor Brinsley, ‘staat de naam van de vader van Piers Duiske Ormond: Black Tom Butler, de tiende graaf van Ormond. En hier, waar de naam van zijn moeder hoort te staan, staat alleen dit…’ Doctor Brinsley zette zijn brilletje op de punt van zijn neus en schraapte zijn keel. ‘Magna domina incognita,’ dreunde hij op in het Latijn.
‘Een hooggeplaatste dame. Zonder naam, onbekend,’ vertaalde Boges.
‘Goed zo, jongeman. Jij kent je Latijnse woordjes.’
‘Maar ik begrijp nog steeds niet wat dit ermee te maken heeft,’ zei ik.
‘Het heeft er alles mee te maken. Ik verdiep me nu al jaren in de singulariteit. Ik heb het plaatje nog lang niet compleet, maar ik heb er al wel enige informatie over verzameld. Nu pas, nu ik foto’s van het juweel heb gezien en de inscriptie heb gelezen en vermoed waar die op duidt… spelen er verschillende mogelijkheden door mijn hoofd.’ Plotseling keek hij om zich heen alsof hij zijn omgeving niet vertrouwde. ‘Het is hier veel te openbaar voor dit soort gesprekken. Dit zou nog veel gevaarlijker kunnen zijn dan ik had gedacht.’
‘O, het is een gevaarlijke zaak,’ verzekerde ik hem en ik bedacht hoe vaak ik het afgelopen jaar op het randje van de dood had gezweefd. ‘Dat is een ding dat zeker is.’
Doctor Brinsley gebaarde dat we ons naar hem toe moesten buigen om te horen wat hij te zeggen had. ‘Kom alsjeblieft morgenavond naar mijn huis,’ fluisterde hij. ‘Ik heb een schets die mijn grootvader heeft gemaakt, die ik jullie graag wil laten zien. Nu ik het juweel met de inscriptie heb gezien, zegt mijn intuïtie me dat die schets van het grootste belang is. Wellicht zouden jullie me kunnen helpen. Vooral als ik jullie een paar dingen vertel die ik zo langzamerhand voor mogelijk houd, hoe vergezocht ze ook mogen lijken.’
Ik was naar Dublin gekomen om antwoorden te krijgen, niet voor een hele hoop nieuwe vragen. Ik bracht het gesprek terug naar de hoofdzaak. ‘U heeft ons verteld dat u informatie had over de ontbrekende laatste regels van het Ormond-raadsel,’ zei ik nogmaals.
‘O ja,’ zei hij. ‘Daar kan ik jullie inderdaad mee helpen. Min of meer.’
‘Vertelt u ons alstublieft wat u weet,’ zei Winter met een verwachtingsvolle blik. ‘Daar zijn we tenslotte voor gekomen.’
‘Er wordt beweerd dat die laatste twee regels door Black Tom zelf zijn geschreven.’ Hij keek ons aan alsof hij een reactie verwachtte.
Het kon me niet schelen wie ze geschreven had. Ik wilde ze zien, ze lezen, er de Caesar-code op loslaten. Mijn gevoel zei me dat ze ons het geheim van de Ormond-singulariteit zouden onthullen.
‘Heeft u de laatste twee regels nou, of niet?’ drong Winter aan, die duidelijk net zo ongeduldig aan het worden was als ik.
‘Niet precies, maar ik kan jullie wel vertellen waar ik denk dat ze te vinden zijn. In een exemplaar van een heel oud boek, Heiligenlevens, van sir James Butler.’
‘Is dat hier?’ vroeg Boges. Hij liet zijn blik ronddwalen over de duizenden boeken in de boekenkasten die aan weerszijden van de eindeloze galerij van de plint tot het plafond reikten.
‘Ik ben bang dat het niet zo eenvoudig is,’ antwoordde Brinsley. Hij trok zijn wenkbrauwen op en vervolgde toen: ‘Zoals ik al zei tegen je vriend die gisteravond belde…’
‘Mijn vriend die gisteravond belde?’ herhaalde ik. Ik fronste mijn wenkbrauwen en keek naar de anderen. We waren alle drie met stomheid geslagen. ‘We hebben gisteravond niet opgebeld,’ zei ik beslist. Er ging een rilling door mijn hele lijf.
‘Nee,’ zei Boges. ‘Wij hebben u gisteravond niet gebeld. Wie bedoelt u? Met wie heeft u hierover gesproken?’
‘Jullie vergissen je zeker,’ zei doctor Brinsley. ‘Hij wist alles van júllie af. Hij stelde zich voor en vertelde me dat hij hier in Ierland was om jullie te helpen zoeken naar de betekenis van de Ormond-singulariteit. Hij had een vreemde voornaam, maar zijn achternaam komt veel voor in Ierland, ook als plaatsnaam.’
Ik verstarde toen tot me doordrong welke dreiging die mededeling voor ons betekende. ‘Is er een plaats in Ierland die “Rathbone” heet?’
‘Rathbone?’ herhaalde doctor Brinsley. ‘Wat heeft Rathbone ermee te maken? Nee, die meneer heette Sligo. Vulkan Sligo. Het graafschap Sligo ligt aan de westkust, in de provincie Connacht.’
Naast me verstijfde Winter van angst.
Vulkan Sligo was in Ierland!
‘Wat heeft u hem verteld?’ wilde ik weten. Ik sprong op uit mijn stoel en voegde me bij Boges en Winter, die al waren opgestaan, klaar om het op een lopen te zetten.
Doctor Brinsley keek verward en bezorgd. ‘Alleen maar dat ik hoopte jullie vandaag te ontmoeten.’
‘Heeft u hem verteld dat we hier zouden zijn?’ riep Winter geschokt. ‘Wat heeft u hem nog meer verteld?’
‘Dat jullie de tekst van het Ormond-raadsel hadden,’ antwoordde Brinsley nerveus. ‘Hij klonk als een keurige man.’
‘Hij is een gevaarlijke crimineel,’ schreeuwde Winter. ‘Hij heeft geprobeerd ons te vermoorden. Hij wil Cal dood hebben! We moeten maken dat we hier wegkomen, Cal, nu meteen! Sligo kan hier wel ergens binnen zijn.’ Haar ogen schoten alle kanten op. Ze was doodsbang. Ook Boges raakte in paniek. Hij leunde over de balustrade en speurde de hele bibliotheek af naar een spoor van Sligo en zijn handlangers.
‘Goed, we gaan,’ zei ik tegen mijn vrienden. Ik stopte nog even om Brinsley te waarschuwen. ‘Doctor Brinsley,’ zei ik, ‘ik wil u niet bang maken, maar het kan zijn dat u ook in groot gevaar verkeert. U moet me geloven. Vulkan Sligo probeert me al tijden aan de kant te…’
‘Te vermóórden,’ onderbrak Winter me. ‘Hij heeft geprobeerd je te vermoorden, Cal.’ Ze wendde zich tot doctor Brinsley. ‘Hij wil hem uit de weg ruimen zodat hij zelf als eerste de Ormond-singulariteit kan vinden.’
De bewaarder van de collectie zeldzame boeken keek me indringend aan met een blik die ik niet kon doorgronden. Misschien wilde hij het gewoon niet geloven.
‘Ik heb gezegd dat ik jullie zou helpen met de laatste twee regels van het Ormond-raadsel, en dat aanbod blijft staan.’ Brinsley pakte een pen en krabbelde een adres op de achterkant van een envelop. ‘Om een uur of acht ben ik hier morgen wel klaar. Kom om negen uur naar mijn huis. Loop maar achterom. Dit is het adres,’ voegde hij eraan toe en hij gaf me de envelop.
‘We moeten hier weg, Cal,’ jammerde Winter.
‘Ik weet het, ik weet het,’ zei ik. ‘Alstublieft, doctor Brinsley,’ smeekte ik hem. ‘Als u weer iets hoort van Sligo, vertel hem dan alstublieft niet dat u ons hier vandaag heeft gezien. Vertel hem helemaal niks. Onze levens hangen ervan af.’
Hij pakte het Ormond-raadsel op, dat ik in mijn paniek had losgelaten. Ik zag iets in zijn ogen wat aan een razende honger deed denken. Het leek wel of iedereen die met deze zaak te maken kreeg, er een graantje van wilde meepikken.
‘Mag ik het nu weer terug, alstublieft?’ zei ik en ik probeerde nonchalant en koelbloedig te klinken.
Doctor Brinsley keek me met een stralende glimlach aan. ‘Je zou het natuurlijk bij mij kunnen laten tot morgenavond…’
Boges deed een stap naar voren. ‘Geen denken aan,’ zei hij en hij griste snel het raadsel uit Brinsleys handen.
Daarna renden we terug zoals we waren gekomen, zigzaggend langs de torenhoge boekenstapels en door het doolhof van boekenkasten, tot we de koude buitenlucht in stapten en ons snel uit de voeten maakten over de binnenplaats.
12.13 uur
Samen met de anderen liep ik gespannen rond in het park St. Stephen’s Green. Ik had mijn handen diep in mijn zakken gestoken en wenste dat ik net als Winter een warme sjaal om had. Kale bomen strekten hun donkere takken uit naar de witte hemel en zelfs de eenden in de half bevroren vijvers zagen er kouwelijk uit.
We waren allemaal gefrustreerd en kwaad. Het vage gevoel dat we op ons gemak konden zijn sinds we hier aankwamen, was van korte duur geweest. Ik was weer net zo gespannen als ik thuis was geweest. Erger nog, eigenlijk. De klok tikte door en nu werd ik in het buitenland ook al opgejaagd.
Mijn adem wolkte in de lucht voor me uit toen ik begon te praten. ‘Die Brinsley heeft geen flauw benul van het gevaar dat de Ormond-singulariteit omgeeft. Hij nam onze waarschuwingen niet serieus.’ Er zat me nog iets dwars. ‘Stel je voor dat Sligo hem al aan zijn kant heeft weten te krijgen,’ zei ik tegen de anderen. ‘Stel je voor dat de afspraak voor morgenavond een val is. We hebben Sligo vandaag dan wel weten te ontlopen, maar wat nou als hij morgenavond om negen uur bij Brinsley thuis op ons zit te wachten…’
‘Dat is een mogelijkheid waar we op voorbereid moeten zijn, Cal,’ antwoordde Boges. ‘We zullen het risico moeten nemen.’
‘En wat als Brinsley van plan is om zelf het Ormond-raadsel te stelen?’ vroeg Winter. ‘Zag je hoe hij keek toen hij het aan het bestuderen was? Hij wilde het niet meer teruggeven toen jij het eenmaal had losgelaten, Cal.’
‘Echt niet!’ zei Boges. ‘Het leek wel alsof hij ineens iets bedacht toen wij daar zaten. Alsof hij iets zag, iets begreep, iets wat hij voorlopig niet met ons wil delen. Dat kan nog interessant worden morgenavond.’
16.05 uur
De rest van de dag probeerden we zo veel mogelijk van Dublin te zien, ook al gaf het een onbehaaglijk gevoel te weten dat Sligo in de stad was. Winter viel als een blok voor de smeedijzeren zeepaardjes op de straatlantaarns. Het waren prachtige paardjes, met een gebogen hals, opgeheven voorbenen die eindigden in een waaier, en een gespierd bovenlijf dat uitliep in een geschubde staart als van een zeemeermin.
We schrokken iedere keer als we een auto hoorden aankomen. We namen de hele tijd veiligheidsmaatregelen, door plotseling een hoek om te slaan of door om te keren en dezelfde weg terug te lopen, totdat we hopeloos verdwaald waren en we op de kaart moesten kijken die we uit het hotel hadden meegenomen.
Het was onmogelijk om te ontspannen. Uiteindelijk besloten we dat we beter terug konden gaan naar het hotel. De gedachte aan een warme en beschutte plek was gewoon te verleidelijk.
Winter was erg bang dat Sligo haar zou vinden, maar ze had niet onder haar echte naam ingecheckt in het hotel, dus we hoopten dat ze daardoor voorlopig veilig was.