1 december
Nog 31 dagen te gaan…
Het autokerkhof
00.00 uur
Ik kon me niet bewegen, ik kon niet praten, ik kon haast niet ademhalen. De laatste woorden van Winter echoden door de zwarte, verstikkende ruimte waarin we opgesloten zaten. Als een boodschap uit een graf.
Ik hield haar slappe lichaam dicht tegen me aan. Haar wilde haar hing over mijn knieën tot op de vloer van de container. Ik probeerde haar naam te zeggen, maar er kwam alleen een krakend geluid uit mijn keel.
Ze had zo vaak mijn leven gered en ik had haar gewoon in de steek gelaten. Die ene keer dat ze míj nodig had gehad, had ik niet gereageerd op haar telefoontjes, tot het te laat was. Ze was er niet meer. Die knappe, slimme, lieve Winter, die me van de verdrinkingsdood in een olietank had gered, was dood.
Als ik er voor haar geweest was, haar had gekalmeerd en op haar in had gepraat, zou ze nooit alleen naar Sligo toe zijn gegaan. Ze zou hebben gewacht tot het veilig was. Als ik ook maar een van haar telefoontjes had beantwoord, zou ze nu niet koud en stil in mijn armen liggen. Dan zou ze nog leven.
Met haar koude lichaam in mijn armen wiegde ik van voor naar achter en ik voelde hoe ik langzaam versteende.
‘Cal!’ Griff gaf me een por tussen mijn ribben met zijn elleboog. Zijn handen zaten nog steeds vastgebonden op zijn rug. ‘Laat haar los, Cal!’
Ik weerde hem af. Hij was op dit moment de laatste persoon met wie ik wilde praten, maar hij bleef aandringen.
‘Laat haar los!’ schreeuwde hij terwijl hij met zijn schouder tegen me aan duwde.
Ik haalde uit met mijn arm en duwde hem weg. ‘Rot op!’ schreeuwde ik terug en de tranen prikten nu in mijn ogen. ‘Ik laat haar niet gaan!’
‘Je moet wel, Cal.’
‘Ik moet helemaal niks. Winter was mijn vriendin! Winter was…’
‘Ze ademt nog, Cal,’ zei Griff opeens, terwijl hij zijn evenwicht hervond. ‘Ik zweer het je. Luister dan!’
Ik negeerde hem. Ik wilde zijn stem nu helemaal niet horen.
‘Winter ádemt,’ zei hij dringend en hij knielde naast haar. ‘Luister nou naar me! Hier, dan helpen we haar overeind.’
Eindelijk drongen zijn woorden tot me door.
‘Ze ademt nog?’ herhaalde ik. Terwijl ik dat zei, voelde ik Winter bewegen.
Ik liet mijn greep verslappen en een seconde later kwam haar lichaam schokkend tot leven. Ze begon zich te verzetten, kreunde en probeerde zich van me los te trekken.
‘Winter!’ Gek van opluchting pakte ik haar schouders beet. ‘Winter? Hoe gaat het met je?’ vroeg ik en ik probeerde tevergeefs om mijn stem vast te laten klinken. ‘Ik ben het! Cal!’ voegde ik er half lachend en half huilend aan toe.
‘Laat me los!’ krijste ze, kronkelend van paniek. ‘Blijf met je poten van me af!’
‘Ik ben het,’ zei ik weer. ‘Je bent veilig. Je bent nu bij mij.’
‘Hè?’ zei ze verdwaasd, terwijl ik haar hielp om overeind te gaan zitten. ‘Wat is er gebeurd? Waar ben ik? Ben jij dat, Cal?’
‘Ja, hier ben ik!’ Ik pakte allebei haar handen vast en probeerde haar mee te trekken naar een strook licht die door een roestige scheur in de container naar binnen viel.
‘Waar was je nou?’ mompelde ze.
‘Het spijt me dat ik je niet heb teruggebeld,’ zei ik, overmand door schuldgevoel. ‘Het spijt me zo dat ik er niet voor je was toen je me belde. Maar ik…’ Ik stopte, want ik wist niet hoe ik het moest uitleggen. ‘Ik kan het bijna niet geloven. Een paar tellen geleden dacht ik nog dat je dood was!’
‘Geef haar een beetje lucht, Cal,’ stelde Griff voor. Hij wreef onhandig over Winters arm om haar een beetje op te warmen. ‘Ze zit nu niet op jouw verontschuldigingen te wachten.’
‘Wie is dat?’ vroeg Winter en ze tuurde het donker van de container in.
‘Je zit hier met mij en Griff Kirby,’ legde ik uit.
‘Met jou en Gríff?’ vroeg ze langzaam, verward. ‘Waar heb je het over? Waarom? Waar zijn we in vredesnaam?’
‘We zitten allemaal in hetzelfde schuitje,’ zei Griff. ‘Of moet ik zeggen: in dezelfde container?’
‘Container? Waar heeft hij het over, Cal?’ Winter probeerde op te staan, maar viel meteen om.
‘Ze hebben je zeker bedwelmd,’ zei Griff, terwijl hij haar ondersteunde. ‘Daar voel je nu nog de effecten van. Ik heb gezien dat ze je in de zwarte Subaru sleurden. Je schreeuwde naar me, weet je nog?’ hielp hij haar herinneren.
Intussen probeerde ik de tape om zijn polsen los te trekken.
‘Je riep dat ik Cal moest gaan halen.’
‘O ja,’ mompelde ze. ‘Van het strand.’
‘Precies,’ zei ik. ‘Je riep tegen Griff dat hij naar het strand moest gaan om mij te zoeken.’
‘En ik heb hem gevonden,’ voegde Griff eraan toe, ‘maar tegen de tijd dat we terug waren op de plek waar je in de Subaru was gesleurd, lagen alleen je spullen er nog, verspreid over straat.’
Winter begon in het donker om zich heen te voelen.
‘We zijn op het autokerkhof,’ legde ik uit. ‘Griff en ik kwamen je zoeken, maar Zombie II en Bruno kregen ons te pakken. Voor we het wisten, hadden ze ons in deze container opgesloten. Jij zat er al in.’
‘Zitten we in een container?’
‘Yep,’ zei Griff. ‘Achter op een vrachtwagen.’
‘En gaan ze ons ergens naartoe brengen? Hoe komen we hieruit?’
Het waren vragen waarop we geen antwoord hadden. Winter voelde met haar handen langs de wanden. Ze was niet meer dan een vaag, wankelend silhouet in de duisternis.
Vervolgens begon ze te bonken, alsof ze op zoek was naar een zwakke plek of een opening in de wand.
Het duurde niet lang voordat Griff, wiens handen eindelijk los waren, met haar mee ging doen. ‘Help!’ riep Griff terwijl hij de wanden bewerkte met zijn vuisten. ‘Laat ons eruit!’
De metalen wanden trilden en alles om ons heen trilde mee.
‘Help!’ riepen ze telkens weer, en elke keer klonk het nog wanhopiger. ‘Help!’
Ze schreeuwden steeds harder en harder. Griff en Winter waren niet van plan het op te geven. Nu gooiden ze zich met hun hele lichaam tegen de wanden, alsof ze probeerden erdoorheen te beuken. Het lawaai galmde als een reusachtige gong door mijn hoofd.
Ik bedekte mijn oren. Ik kon het niet langer verdragen.
‘Hou op!’ schreeuwde ik boven de herrie uit. ‘Hou daarmee op! We komen hier echt niet uit door op de wanden te bonken! Kunnen jullie alsjeblieft even rustig worden zodat we kunnen nadenken? Er is daar niemand, en als er wel iemand was, wilde hij niets liever dan ons hierin laten zitten! Wat jullie doen heeft totaal geen zin!’
Winter en Griff lieten zich op de metalen vloer zakken. Het werd weer stil in de container.
Ik staarde in het donker en vroeg me wanhopig af hoe we hier ooit uit moesten komen.
01:05 uur
Het was Winter die na een tijdje de stilte verbrak. ‘Waarom hoorde ik niks van je, Cal? Ik werd helemaal gek. Ik wilde zo graag met je praten. Ik had superbelangrijk nieuws, maar ik kon het met niemand delen.’
Mijn maag kromp ineen door het schuldgevoel.
‘Het leek wel alsof alles binnen in me begon te koken,’ ging ze verder en ze klonk steeds nerveuzer, ‘en het lukte me niet om af te koelen. In het begin was ik zo opgelucht dat ik achter de waarheid gekomen was, maar toen werd ik razend. Ik wíst dat hij mijn ouders heeft vermoord! Ik wíst dat het geen gewoon ongeluk was, en nu had ik eindelijk het bewijs gevonden! Die smerige leugenachtige moordenaar!’ Ze schreeuwde en schopte met haar laars tegen de wand.
‘Hé,’ zei ik zachtjes en ik probeerde haar weer te kalmeren.
‘Ik realiseerde me dat het niet het goede moment was, dat het stom was om naar hem toe te gaan. Maar mijn hart kon niet langer wachten. Ik wist dat hij mijn vaders handtekening op het testament had vervalst, en ik kon het bewijzen. En ik had onze auto gevonden op zijn autokerkhof, nog meer bewijs.’
Ik huiverde bij de gedachte aan Winter die Sligo onder ogen kwam. ‘En je had toch een tekening gevonden of zo?’ vroeg ik. Ik probeerde me te herinneren wat ze op mijn voicemail had ingesproken.
‘Weet je nog de eerste keer dat we samen gingen zoeken? Toen ik zei dat ik naar iets kleins zocht op de bekleding van de achterbank?’
‘Ja,’ zei ik, ‘een tekeningetje van een vogel of zo, toch?’
‘Een zwaluw. Toen ik een jaar of negen was, zijn mijn ouders een keer woest geworden na een lange rit naar de kust… Ik verveelde me en had een klein vogeltje op de achterbank van de auto getekend. Meteen toen ik onze auto had ontdekt op het autokerkhof, ben ik in het wrak gekropen en daar vond ik het tekeningetje, precies waar ik het op de stof van de achterbank had gekrabbeld. Het was een beetje verbleekt, maar het zat er nog. Dus het was echt onze auto.’
Er viel een streep maanlicht over Winters gezicht, terwijl ze haar pols omhoogstak om naar haar getatoeëerde vogeltje te kijken. Geen wonder dat het zo veel voor haar betekende.
Ze liet haar hand met een klap terugvallen in haar schoot. ‘Daarna heb ik de remleidingen gecontroleerd,’ zei ze. ‘Die remleidingen waren helemaal niet versleten, zoals in het politierapport stond. Ze waren doorgeknipt. Keurig recht, alsof het met een scherp tangetje was gedaan. Dat ongeluk wás geen ongeluk. Het had niks met het slechte weer te maken. Het was…’
‘Móórd,’ fluisterde ik.
‘Op de een of andere manier moet hij na het ongeluk twee auto’s hebben verwisseld. Hij heeft de auto van mijn ouders omgeruild met een andere auto, die er precies hetzelfde uitzag, maar waarvan de remleiding wel waren versleten. Dus het politierapport klopte wel, alleen ging het over het verkeerde wrak.’
‘Dan moet hij hebben ingebroken op het terrein van de politie,’ zei ik. ‘Of iemand hebben betaald om dat voor hem te doen.’
‘Sligo heeft overal zijn tentakels zitten,’ zei ze. ‘Hij heeft al bewezen dat hij tot alles in staat is. Zoals ik al zei, ben ik in een vlaag van woede naar zijn huis gegaan en zijn werkkamer binnengestormd. Hij zat achter zijn bureau een beetje dure wijn te drinken. Ik begon tegen hem te schreeuwen en beschuldigde hem van vervalsing en sabotage. Hij ontkende het natuurlijk. Hij poeierde me af en zei dat ik weg moest gaan en me niet zo moest aanstellen.’
‘Je had direct de politie moeten waarschuwen,’ merkte ik op.
‘Ja, dat zie ik nu ook wel in. Het is waarschijnlijk het domste wat ik ooit heb gedaan. Hij nam me totaal niet serieus, dus ik liet hem zien wat voor bewijs ik had. Foto’s die ik had gemaakt met mijn mobiel…’ Winter hield abrupt op met praten. ‘Mijn mobiel!’ gilde ze. ‘Hebben jullie die?’
‘Je batterij is leeg,’ zei Griff snel. ‘Ik heb het net nog geprobeerd… Niet te geloven dat ik míjn mobiel niet bij me heb.’
‘Míjn mobiel!’ riep ik. Ik keerde mijn rugzak om en begon er op de vloer naar te zoeken.
Toen ik hem had, probeerde ik hem meteen aan te zetten, maar mijn batterij was ook leeg. Ik was vergeten de verbinding te verbreken nadat ik Winters voicemails had afgeluisterd, dus de batterij was helemaal leeggelopen.
‘En?’ vroeg Winter hoopvol.
‘Niks.’
Griff vloekte.
Gefrustreerd smeet ik al mijn spullen terug in de rugzak. ‘Maar hoe reageerde Sligo op de foto’s?’ vroeg ik aan Winter.
‘Hij bekeek ze eerst alleen maar om mij een plezier te doen, maar toen hij eenmaal doorhad wat ik had ontdekt, was die walgelijke grijns meteen verdwenen. Hij blies zich op als een grote dikke pad en liep paars aan van woede. Hij kneep het wijnglas dat hij vasthield kapot, met zijn blóte hand. Ik was zo bang, ik dacht dat ik er geweest was. Hij kwam op me af met uitpuilende ogen, zwaaiend met zijn vuisten, en ik griste mijn mobiel uit zijn hand en deinsde achteruit. Ik dacht dat hij me zou wurgen.’
Winter zweeg even en zuchtte vermoeid.
‘Toen veranderde hij plotseling,’ ging ze verder. ‘Net zo snel als hij zich had opgeblazen, bedaarde hij weer. Hij begon te lachen alsof hij het ineens een geweldige mop vond. Hij zei dat ik net zo slim was als hij – misschien nog wel slimmer – en dat ik mijn talent moest gebruiken en partner moest worden bij hem in de zaak. Hij beloofde me dat hij me het geld zou geven dat hij me schuldig was, zolang ik mijn mond maar hield en zolang ik maar als een perfecte prinses aan zijn zijde zou zitten tijdens zijn nieuwjaarsbal. En verder vertelde hij dat hij op het punt stond om nog veel meer geld te verdienen.’
‘Nog veel meer geld?’ vroeg ik. Dat moest met het GMO te maken hebben.
‘Hij zei dat hij de Ormond-singulariteit voor het eind van december opgelost moest hebben,’ legde ze uit.
Dat was precies waar ik al bang voor was.
‘Inmiddels had ik wel door dat ik in levensgevaar verkeerde, maar ik stond er helemaal alleen voor. Niemand wist waar ik was. Ik had geen hulp.’
Haar woorden raakten me als een mokerslag.
‘Ik besloot het spelletje mee te spelen. Ik deed net alsof ik serieus over zijn voorstel nadacht. Ik liep rond alsof ik diep in gedachten verzonken was, terwijl hij de glasscherven van zijn bureau in de prullenbak veegde en nog wat te drinken voor zichzelf inschonk. Hij bood me een glas vruchtensap aan, en daar nam ik zenuwachtig kleine slokjes van terwijl ik door de kamer liep.’
‘Heeft hij verder nog iets gezegd over de Ormond-singulariteit?’
‘De Ormond-singulariteit?’ mompelde Griff in zichzelf. Hij begreep er duidelijk niets van.
‘Sligo ging maar door over dat hij het mysterie moest oplossen, zodat hij tijdens het bal kon pronken met het Ormond-juweel om mijn hals. Dat hij zijn naam zou vestigen als antiquaar en als groot kenner van de middeleeuwen. Ik kon zijn “gelijkwaardige partner” worden. Hij zei dat de hele wereld aan onze voeten zou liggen. Ik deed net alsof ik diep onder de indruk was, maar intussen was ik de hele tijd bezig om te bedenken hoe ik daar weg moest komen. Ik zei dat ik even naar de wc ging en toen heb ik het op een lopen gezet. Ik was op weg naar het politiebureau toen ik me heel raar begon te voelen, slap en wankel. De geluiden om me heen vervaagden en ik begon wazig te zien. Ik ging op een stoepje zitten, want ik dacht dat het misschien door de hitte kwam. Toen herinnerde ik me het glas vruchtensap. Voor ik wist wat er gebeurde, sleurde Bruno me van de straat zijn auto in. Ik schopte zo hard als ik kon, maar ik kon hem niet tegenhouden.’
‘Dat was toen ik je zag,’ zei Griff.
‘Sligo heeft nog één keer naar je mobiel gebeld,’ zei ik. ‘Hij wist niet dat ik die van straat had opgeraapt. Uit wat hij zei, kon ik opmaken dat je naar het autokerkhof was gebracht. Toen we hier kwamen en ik de container zag staan, dacht ik al dat je daarin zou zitten. Op dat moment kregen Bruno en Zombie II ons te pakken en…’
‘Sloten ze ons hier op samen met jou,’ maakte Griff mijn zin af, terwijl hij nog eens om zich heen voelde in de container. ‘Oké, we zijn allemaal weer op de hoogte, dus zullen we dan nu op zoek gaan naar een manier om hieruit te komen?’
Het bleef pijnlijk stil na het voorstel van Griff. Kennelijk had geen van ons een idee hoe dat zou moeten.
Van buiten de container klonk haast onhoorbaar het geraas van het verkeer in de verte, voorbij het verlaten autokerkhof.
Griff nam opnieuw het woord. ‘We kunnen beter nu ontsnappen, nu we nog weten waar we zijn. Als de truck gaat rijden, zitten we straks misschien wel op een of ander vrachtschip midden op de oceaan. Dan zijn we ten dode opgeschreven.’
‘Ik ben bang,’ fluisterde Winter.
01:29 uur
Ik stond op en begon door de donkere container te ijsberen. Kon ik maar iets doen. Kon ik maar op de een of andere manier in contact komen met de buitenwereld. Met Boges of…
‘Het noodzendertje!’ riep ik.
‘Het wát?’ zei Griff.
‘Het microzendertje dat Boges je heeft gegeven!’ riep Winter opgetogen. Ze sprong overeind en vloog me onhandig om mijn nek.
‘Ik heb een noodzendertje in mijn schoen zitten,’ legde ik uit aan Griff. ‘Dat heeft mijn vriend Boges me gegeven, voor het geval dat ik in een noodsituatie zou belanden.’
‘En daar denk je nu pas aan?’ vroeg hij ongelovig.
‘Ik was het bijna vergeten, maar wat geeft dat nou? Het betekent dat we hieruit kunnen komen!’ Ik ging weer zitten en trok mijn schoen uit. ‘Zodra Boges in de gaten krijgt dat we verdwenen zijn, zal hij het volgsysteem op zijn computer controleren om te kijken of we een noodsignaal hebben uitgezonden. Met dat systeem kan hij het signaal volgen tot deze container,’ legde ik uit.
‘Maar de politie dan?’ vroeg Winter. ‘Ze houden hem in de gaten. Stel je voor dat ze hem hierheen volgen?’
‘Boges zal wel op zijn hoede zijn. Hij weet hoe belangrijk onze vrijheid is. Maar laten we ons daar nou maar geen zorgen om maken. Ik moet het zendertje activeren.’
Met trillende vingers haalde ik de binnenzool uit mijn schoen en begon ik het tape los te trekken. Ik vond het zendertje en drukte het knopje in.
Het maakte geen geluid, maar ik moest aannemen dat hij werkte.
Ik wilde er niet aan denken wat er met ons zou gebeuren als Boges het volgsysteem niet controleerde voordat de container opgehaald en verscheept zou worden. Griff had gelijk: we moesten hier wegwezen voordat ze ons verplaatsten.
Nu konden we alleen maar afwachten.
09.01 uur
Winter greep plotseling mijn arm beet. ‘Ik hoor wat!’ siste ze.
Ik verstijfde en spitste mijn oren. Ik hoorde voetstappen en een mompelende stem dichterbij komen.
‘Denk je dat het Boges is?’ vroeg Griff.
‘Ssst,’ fluisterde ik en ik deed mijn best om te horen of de stem buiten me bekend voorkwam.
De stem werd luider en ik herkende wie het was.
Het was Boges niet. Het was Zombie II.
‘In de container,’ zei hij zo hard dat we het alle drie konden verstaan. ‘Morgenochtend komen we samen terug om hem weg te halen.’
We huiverden toen zijn stem weer wegstierf. Na een tijdje hoorden we een auto wegrijden, wat hopelijk betekende dat Zombie II vertrokken was.
‘Je vriend kan hier maar beter zijn voordat zíj terugkomen,’ waarschuwde Griff.
20.15 uur
De dag ging naadloos over in de nacht terwijl we uren en uren ineengedoken zaten te wachten in de donkere container. Bij het minste geluid sprongen we op, in de hoop dat het Boges was die ons kwam redden. Tegelijkertijd waren we elke keer bang dat het Bruno, Zombie II of Sligo was om ons weg te halen. Maar er kwam niemand.
Na verloop van tijd vielen Winter, Griff en ik stil. Ik hoorde de regelmatige ademhaling van Winter naast me. De lucht in de container werd steeds muffer.
Ik kon niet slapen, want ik werd geplaagd door afschuwelijke gedachten. Stel je voor dat Boges er niet aan dacht zijn volgsysteem te controleren. Stel je voor dat ze ons hier aan ons lot overlieten en we zouden doodgaan van honger en dorst, zonder dat iemand het ooit te weten kwam. Wat was Sligo morgenochtend met ons van plan? Ik wilde liever niet wachten om daar achter te komen.
Het gevoel toen ik Winter in mijn armen hield en dacht dat ze dood was, liet me ook al niet los. Ik moest de kans krijgen om het goed te maken met haar. Ze had zo veel doorgemaakt en ze was zo moedig geweest. En nu, net nu ze het bewijs in handen had dat ze nodig had om Sligo voor altijd uit haar leven te bannen en op te eisen waar ze recht op had, zat ze in de val.
Schuldig. Ik voelde me zo schuldig.
Door mij was Boges opgepakt en ondervraagd door de politie. Ze konden hem nu wel gearresteerd hebben. Door mij was zijn toekomst onzeker. En alsof dat nog niet erg genoeg was, had ik me net gerealiseerd dat ik zijn verjaardag was vergeten.