18 december
Nog 14 dagen te gaan…

De boomhut

16.36 uur

Onze vlucht naar Ierland zou over minder dan een week vertrekken, dus om ons voor te bereiden zaten Boges, Winter en ik gebogen over alles wat we de afgelopen maanden ontdekt hadden over het GMO.

Ik had alle spullen, tekeningen en papieren zo goed en zo kwaad als het ging uitgespreid over de vloer van de boomhut, terwijl Winter een lijstje maakte.

‘Het eerste wat we moeten doen als we daar aankomen,’ zei Winter toen ze klaar was en me haar lijstje gaf, ‘is een afspraak maken met de bewaarder van de collectie zeldzame boeken van het Trinity College in Dublin. Hoe heette die vent ook alweer?’

‘Theophilus Brinsley,’ zei ik.

‘Ja, die. Als hij ons kan helpen om de ontbrekende regels van het raadsel te vinden, hebben we een enorme voorsprong.’

Boges en ik keken waarschijnlijk niet erg overtuigd.

‘Het kan me niet schelen wat voor contacten en middelen Rathbone allemaal heeft, of zelfs Sligo,’ zei Winter stoer. ‘Dat betekent nog niet dat ze ons kunnen verslaan.’ Ze gooide haar haren naar achteren en ging toen verder. ‘En afhankelijk van hoe onze afspraak met meneer Brinsley verloopt, denk ik dat we naar de plek moeten waar je vader logeerde, pension Clonmel Way in Carrick-on-Suir. Boges, eh… Josh bedoel ik, heb je de kaart van Ierland meegenomen die je hebt uitgeprint?’

‘Tuurlijk, Grace.’ Hij vouwde een grote kaart open, die hij over alle papieren heen op de grond legde. We bestudeerden hem alle drie aandachtig.

‘Carrick-on-Suir is wel een eind bij Dublin vandaan,’ zei Winter, ‘maar met de bus of de trein moet het te doen zijn.’

‘Zodra we in het pension zijn, moeten we de omgeving gaan onderzoeken. Misschien herkent iemand die daar woont dit wel.’ Ik haalde de foto van de kasteelruïne tevoorschijn.

‘En denk eraan,’ zei Boges, ‘we reizen door Ierland in de winter. Misschien gaat het wel sneeuwen, dus zorg voor genoeg warme kleren.’ Hij pakte een blauw met wit gestreepte wollen muts en trok die over zijn oren. De muts bedekte al zijn krullen, die langzaam weer begonnen te groeien nadat Winter ze had afgeschoren.

Ik keek op van het overtrekpapier. ‘Er is zo veel wat we nog steeds niet weten. Misschien duidt die zwarte stip alleen maar een goede plek om te lunchen aan.’

‘Dat zou ook niet verkeerd zijn, maar niet echt waar we op hopen,’ lachte Boges en hij begon zijn spullen te pakken. ‘Ik ga naar Nelson om nog een paar laatste dingetjes te bespreken. Wauw, jongens,’ zei hij met een brede grijns op zijn gezicht, ‘kunnen jullie geloven dat het bijna zover is? We gaan écht naar Ierland!’

‘Het is inderdaad niet te geloven,’ zei Winter instemmend en ook om haar mond verscheen een glimlach. ‘Ik verheug me erop. Het wordt één groot avontuur, wat er ook gaat gebeuren.’

‘Jullie hebben gelijk, jongens.’ Ik merkte dat ik ook enthousiast begon te worden. ‘Dan zie ik jullie volgende week, bepakt en bezakt.’

18.10 uur

Zodra ik alleen was, kwamen mijn zenuwen weer naar boven. Er spookten telkens allerlei gedachten aan mijn moeder door mijn hoofd. Ik probeerde ze aan de kant te duwen en me te concentreren op de reis naar Ierland. Elke keer dat ik me voorstelde dat ik gepakt zou worden nog voor ik voet in het vliegtuig had gezet, bedacht ik hoe opgetogen ik me zou voelen als we eenmaal goed en wel onderweg waren.