Ik keek nog één laatste keer naar de Grande Dame. Vandaag vertrok ik. Ik ging terug naar New Orleans om Perkins op te halen bij Cee Cee en mijn appartement aan tante Ilene en Tee Dom en Azalea te laten zien. Mijn familie.

En ik wilde de Grande Dame gedag zeggen. Niet dat ze het zich zou herinneren.

De laatste twee weken had de Grande Dame opgesloten gezeten in haar kamer en mocht ze alleen 's nachts naar buiten om op de begraafplaats rond te zwerven, en overdag twee keer om rozen af te snijden voor in haar vertrekken, overal gevolgd door een... verpleegster...

Terwijl ze haar toonloze walsje neuriede, dat ik nooit had kunnen herkennen, bracht ze de rest van haar tijd zittend in de kamer door. En de afgelopen twee dagen had ze haar suite helemaal niet verlaten. Gekleed in haar parelkleurige zijden kleding, met haar haar keurig in een vlecht, haar gezicht volmaakt opgemaakt rond de getransplanteerde huid die over haar gereconstrueerde gezicht geplooid lag. Gepoederd en geparfumeerd zat ze daar op het midden van haar bed, omringd door een groot matras, zijde en kant. Neuriënd zoals altijd.

En voorzichtig, met overleg, haar haar uittrekkend. Haartje voor haartje. Met o zo trage bewegingen. En telkens als ze een haar met een rukje uittrok, wachtte ze even, zoog ze lucht in en lachte ze. Een vertrouwelijk, vriendelijk lachje. Innemend. Aan de linkerkant van haar gezicht was haar schedel zichtbaar van de slaap tot vlak boven haar oor. En zilveren haren lagen als soldaten over haar knie.

Als ze een haar uittrok, kromp ik even ineen. Haar schedel was bebloed op de kale plek. Voorzichtig trok ze aan de haar en maakte die met voorzichtige rukjes van de staart los. Voorzichtig, zodat de haar niet zou breken.

'De dokters waren het erover eens dat het beter was om haar de haren te laten uittrekken,' zei Miles zacht, met zijn gezicht vlak bij mijn schouder. Ik had geweten dat hij er was, hoewel hij geen geluid had gemaakt en ik alleen naar boven was gegaan.

'Beter dan wat?'

'Beter dan de enorme doses tranquillizers die er nodig zijn om haar te laten ophouden. Beter dan de uitbarstingen die ze kreeg toen we probeerden haar te laten ophouden of haar handen vast te binden.'

Ik zag de wanten aan een stoel hangen, gevoerde witte katoenen wanten met speciale veters die je niet met je tanden kapot kon trekken. 'Je moet iemand de wanten met zijde laten bekleden die bij haar nachtjapon past. Je moet er ook wat parels en kant op laten naaien. Dan zal ze ze aantrekken.'

Miles keek me met een vreemde blik aan. Ik wist het, hoewel ik mijn hoofd niet omdraaide om bevestiging te zoeken. 'Ze zijn niet chic genoeg,' legde ik uit. 'Daarom verzet ze zich.' 'Dat zal ik... proberen. Bedankt.' Ik wist dat hij het zou proberen, en ik wist dat het zou werken.

Ik liep over het tapijt naar het bed, bracht mijn hoofd nog wat dichter bij het hare en wachtte. Het neuriën werd zachter. Ze hield op de haren over haar been glad te leggen. Na een tijd keek ze op. Ze glimlachte. Ze liet die ooit zo prachtige lach zien. De lach die de harten van drie generaties had gestolen en waardoor het beschadigde gezicht nu op een vreemde manier vertrokken werd, terwijl de spieren zich probeerden aan te passen aan de schade die het geweerschot had aangericht. Ze trok haar mond maar aan één kant op.

'Marie Lisette, wat zie je er prachtig uit. Ik vond je altijd al mooi in groen. Dan komt de groene kleur in je ogen uit.' Wat een lieve toon, zo vol en aantrekkelijk. De liefhebbende stem die ik nooit had gehoord toen ik opgroeide. Lief en vriendelijk. 'En je weet, als je de belangstelling van Richard wilt vasthouden, dan moetje hem weten te behagen. Een vrouw moet een man altijd behagen. Onder alle omstandigheden. Onder alle omstandigheden. Onder alle omstandigheden.' Ze begon te lachen, en de afschuw nam bezit van me. Vreselijke Waarheden kwam plotseling in mijn gedachten, het schilderij dat ik voltooid had, ingelijst had en in de bestelwagen had geladen die voor het huis stond. Ik had het gemaakt naar een model en foto's van mijn moeder die ik in de archiefruimte had gevonden. Ze leek inderdaad op mij. Ze leek verbazend veel op mij. Maar ze leek zo droevig, en zo schilderde ik haar ook. Droevig, maar met groenere ogen, pupillen die wijd open stonden en die de duisternis in haar ziel weergaven. 'Ik moest hen behagen, weetje, net als jij.'

Ik richtte mijn aandacht weer op de Grande Dame. Ze keek nu naar me. Haar zwart-op-zwarte ogen, die net als die van tante Ile- ne in me doordrongen. Kijk naar me. Luister naar me. Ik kon haar de woorden bijna horen zeggen.

'Ik moest ze alle drie tegelijk behagen, Royal, Nevin en Daniël, alle drie.' Ze lachte, alsof ze me van een belangrijk feit probeerde te overtuigen. 'Jij hoeft er maar één te behagen: Richard. Is dat zo moeilijk? Is het zo moeilijk om gewoon te doen wat hij zegt? Ik moest het ook.' Ze boog zich voorover en pakte mijn pols. Haar nagels waren heel lichtroze gelakt. Haar pupillen waren net zo groot als de mijne, maar bij haar kwam het door de medicijnen. 'Ik moest het doen, en jij ook. Wees toch blij dat het er maar één is.' Ze schudde zachtjes aan me. 'Wees toch blij.' Ze liet mijn pols los, ging achteroverzitten en haalde haar vingertoppen over de kale plek. Tevreden. En weer begon ze met dat vreselijke, woordeloze neuriën. Dement en waanzinnig. Ik deed een paar passen achteruit en stootte zacht tegen Miles aan. Hij pakte me bij mijn ellebogen en hield me zo vast op een niet- erotische, en toch liefhebbende manier.

'Ze heeft jou voor mij bestemd, weet je,' zei hij vlak bij mijn oor. 'Toen ik opgroeide, zei ze dat ze zodra ze Marie's kind gevonden zou hebben, ons zou samenbrengen. Ze zou ons jong bijeenbrengen. Ik begreep pas veel later wat ze bedoelde. Veel later. En toen ik het begreep, vertrok ik.

Ik heb me een hele zomer lang verborgen in Moisson bij de vrouw van mijn broer, Collie DeLande. Ze is geweldig; je moet haar een keer ontmoeten.' Ik kon hem voelen lachen door de beweging van mijn haar naast mijn oor.

'En daarna vertrok ik naar school. De Grande Dame heeft je nooit gevonden en ze heeft nooit geprobeerd me een ander te geven.' Ik huiverde en staarde naar de gedaante op het bed. Miles liet mijn arm los en stapte opzij.

Zonder nog naar hem te kijken ging ik het huis uit. Ik reed de lange statige oprijlaan tussen de oude eiken uit en reed de straat op. De drie mensen bij me in de klassieke wagen leken mijn ongerustheid te voelen en we reden een tijdlang zwijgend verder. Pas kilometers verderop begonnen ze een oppervlakkig gesprek, toen de angst wat begon te verminderen, toen de vrees begon weg te ebben.

Ik moest hen alle drie tegelijk behagen. Ze heeft jou voor mij bestemd, weetje.

De zinnen bleven in me rondwaren en vermengden zich in een dissonante harmonie. Uit de maat. Lelijk.

Wat was ik? Was dit wat het werkelijk betekende om een DeLande te zijn? Ik probeerde wanhopig mijn wantrouwen opzij te schuiven. En halverwege de rit naar New Orleans slaagde ik daarin en begon ik aan het gesprek deel te nemen.

Tee Dom en tante Ilene waren Azalea alles aan het vertellen over de keet aan de bayou. En ik vertelde hun over de veranderingen die ik wilde aanbrengen. Elektriciteit, airconditioning, minstens twee kamers erbij, een goede verfbeurt, een trap van onder de waterlijn tot boven aan de steiger, een echte badkamer met stromend water en een toilet dat doorspoelde. Het was duur in een gebied met zo'n hoge waterspiegel, maar het was mogelijk. Ze vonden het allemaal geweldig klinken, zelfs tante Ilene. 'Ik heb je moede' verteld dat ze elektriciteit en airconditioning moes' aanbrenge'. Ik zei het, maar zij zei nee. Ze zei doe het maar als je oud genoeg bent. Maar ik ben zo moe van die hitte. Ben blij dat jij het koel maak'.'

En daarna begon ze over mijn moeder te vertellen, zoals ze altijd deed als die ter sprake kwam. Hoe lang ze was, net als ik. Hoe ze ervan hield alleen op de bayou te zijn, net als ik. Hoeveel ze van mij hield en hoeveel pijn het haar deed me te moeten verlaten.

En als een te lang niet gebruikte spons zoog ik de verhalen op, de hints en alle stukjes en beetjes van haar. En ik zwoer dat ik haar zou vinden. Zo gauw ik ons allemaal onder dak had gebracht, zou ik Stocker op het spoor van LaVay zetten. Ik wist nu zeker dat zij de onvindbare Italiaanse kunstenares was.

'Hoe gaat het met uw ribben, tante Ilene? U ziet eruit alsof u geweldig ademt,' zei Azalea met een onschuldige blik in haar groene ogen.

'Eet je ontbij'. Je leraa' kom' je over vijf minuten hale', luie donder.'

Azalea grijnsde. 'Ik ben niet lui, u bent lui.'

'Helemaal niet. En gedraag je netjes tege' je tante Ilene. Mijn rib

doet pijn.'

'De dokter zegt dat alles goed met u is.'

'Wat weet die dokter ervan? Hij heb nooit ze rib gebroke', wedde'?' Azalea liet een klaterend lachje horen en at haar bord havermout leeg. De havermout was klaargemaakt op het nieuwe gasfornuis in het huisje aan de bayou, het huisje dat ik altijd een keet genoemd had, en dat nu gerenoveerd was en er werkelijk heel leuk uitzag. Aan het plafond zoemde een elektrische ventilator, die de warmte verspreidde van de elektrische kachel die de voormalige keet zelfs in de winter op temperatuur hield.

De tijden van de stacaravan waren voorbij. We waren in december

naar het huisje verhuisd, wij vieren met Perkins, en we brachten Kerstmis en Nieuwjaar aan het water door. Miles had ons met nieuwjaar bezocht en had vuurwerk en zoveel eten meegenomen, dat de nieuwe koelkast en vrieskist te klein waren.

Hij had de kerstdagen doorgebracht bij Collie DeLande, die met een bekende advocaat in New Orleans ging trouwen. Hij had voor de trouwplechtigheid en het feest in mijn appartement gelogeerd en had bij zijn vertrek een verrassing achtergelaten. Ik was nieuwsgierig naar wat hij voor me gekocht had, maar niet nieuwsgierig genoeg om zelf te gaan kijken. Wat het ook was, het zou er in de lente nog wel zijn.

Ik wilde de zomer in de stad doorbrengen met Azalea om van de cultuur in de Crescent City te genieten. De bezienswaardigheden bekijken, plezier maken, winkelen...

Ik had een hoop dingen gepland, maar het belangrijkste was onvindbaar gebleven. LaVay, mijn moeder.

Ze had nooit gereageerd op mijn oproepen, die door de smakeloos geklede kleine galeriebezitster in New Orleans werden doorgegeven. En Stocker, die alleen over de beroepsnaam van de kunstenares beschikte, had haar niet kunnen vinden. LaVay's agent wilde niet meewerken en zei niets, hoewel hij wel bereid was een brief van mij aan LaVay door te sturen.

In mijn wanhoop was ik er zelfs mee akkoord gegaan dat Stocker na kantoortijd een bezoek bracht aan het kantoor van de agent, een beleefde term voor een inbraak. Maar de dossiers van de man waren niet volledig. Ik wist hoeveel LaVay de laatste tien jaar met haar lamst verdiend had en hoeveel ze aan de armen had geschonken. Maar ik wist niet welke naam ze nu gebruikte of waar ze woonde.

En ook niet of ze al dan niet mijn echte moeder was. En zo ging Kerstmis voorbij met de timmerlieden, de schilders, de elektriciens, de loodgieters, graafmachines, waterpompen en een modderige rotzooi buiten. Miles bracht met nieuwjaar ook cadeautjes mee: voor Azalea, die zo snel aansterkte dat ik moeite had om genoeg kleren voor haar in voorraad te hebben; een nieuwe boot voor Tee Dom, een nieuwe naaimachine en een bijbel voor tante Ilene en een nieuwe opdracht voor mij. Ik had succes, zelfs zonder op mijn lauweren te rusten, op basis van de naam DeLande.

Geld, het deel van de rijkdommen van de DeLandes dat mij toebehoorde, had mijn leven een stuk gemakkelijker gemaakt. Michau, die in New Orleans mijn financiële zaken regelde, was buitengewoon enthousiast over de portefeuille die ik aan het opbouwen was. Het leek erop dat zijn reputatie weer verbeterde, want diverse DeLande-neven en nichten, onder wie Azalea, vertrouwden hun financiële investeringen aan hem toe. Waar één DeLande zich waagde, volgden anderen. De rijkdom zat de DeLandes in de genen, net als de schandalen. Maar LaVay was niet gevonden.

Op een dag legde er een boot bij de steiger aan, een oude motorboot met een kleine tweetaktmotor en een topsnelheid van slechts drie kilometer per uur. Aan het roer zat Temper Darbon- ne, een flegmatieke Fransman met een rood hoofd. Hij was gepensioneerd leraar en gaf Azalea vier dagen per week les. Hij moest zich haar woedeaanvallen en grillen laten welgevallen en haar stimuleren bij haar lessen in Frans, geschiedenis, Engels en wiskunde.

De vijfde dag van de week bracht ze door op de bank in LaRoque, waar ze van Rufus Kirby les kreeg over aandelen, obligaties, de finesses van de financiële wereld en computers. Ze droeg ook een geweer, voor het geval dat mijn oude leraar zijn handen nog steeds niet thuis kon houden.

'Hallo, samen. Is de koffie nog bruin?' Hoe bescheiden Temper ook was, een zachte stem had hij niet.

'Kom binne' Tempe' Darbonne. Ga zitte'. Ilene? Waar is de koffie voo' die man? Zitje daar te slape'?'

'A's je hem koffie wil geve' dan schenk je zijn koffie zelf maa' in,' riep tante Ilene vanuit de badkamer. 'Ik ben je loopmeid niet, luie ouwe man!'

Vanuit mijn zolderatelier begroette ik Temper lachend. En ik lachte nogmaals toen Tee Dom opstond om koffie in te schenken voor de leraar. Sinds Azalea hierheen verhuisd was, ging het aldoor zo in het huisje. Ze bracht warmte en plezier in het leven van mijn oom en tante. En ik lette niet te zeer op de uitwerking die ze op mij had, en evenmin op mijn afhankelijkheid van haar. Een deel van de legendarische DeLande-vloek was het vermogen om bemind te worden, om anderen te laten beminnen. Sommigen zouden het een zegen noemen, een gave. Maar voor een DeLande had misbruik van gaven bijna een eeuw lang alleen maar ellende en kwellingen gebracht.

Azalea kende de volle omvang van haar natuurlijke gaven en probeerde die op mij uit. Ze had me om haar vingertje gewonden. 'Ik weet het, Rober'. Die moderne vrouwtjes, die worde' koppig, hè? Mijn Hannah is net zo, alleen nog erge'.' Tee Dom was te verstandig om hierop in te gaan; hij gaf Temper

alleen een dampende kop koffie en ging zitten met een gemompeld'oefff.'

Even later riep Azalea van onder aan de trap: 'Ik ga naar buiten, zus. Gaan we vanavond schilderen?'

Dat 'wij' betekende dat ik met een penseel in mijn hand stond en dat zij op een sofa poseerde en een eind weg kletste. En heel zelden deed ze ook weieens huiswerk. Tot dusverre had ik Azalea in drie werken in opdracht gebruikt. Haar scherpe gezicht had het hart van diverse bewonderaars gestolen. Mijn agent had zelfs een aanbieding ontvangen van een modellenbureau in New York. Ik meende dat Azalea's hoofd nu dik genoeg geworden was door het leven bij drie verwennende Sarvaunts.

Dan was er het trauma van het verlies van haar baby. Azalea was de ongeboren baby eerst gaan haten, zodra bevestigd was dat ze zwanger was. Maar later was ze steeds meer van het kind gaan houden. Ze had een kinderkamer ingericht, babykleertjes gekocht en een naam gekozen. Diverse namen, allemaal voor meisjes. Na twee maanden verloor ze het kind. Ze had te veel ellende in haar leven meegemaakt en het afgelopen jaar zoveel trauma's beleefd, dat ik haar niet naar New York wilde laten vertrekken om daar ver van huis roem en fortuin te vergaren. Ze had nu een tijdje de stabiliteit van een thuis nodig. Ze had er behoefte aan een tiener te zijn en ze had mij nodig, en ik haar.

Ik wilde haar daarom niet laten gaan, althans niet binnen afzienbare tijd. Ik stak mijn hoofd over de rand van het balkon heen. 'Misschien, meid. Volgens het weerbericht komt er regen en ik heb maanlicht nodig om jou te schilderen.'

'Ja, goed, ik hou van je. Tot ziens.' En met die woorden sloeg ze de deur achter zich dicht.

'Ik hou ook van jou,' fluisterde ik, blij dat Miles zich had laten vermurwen en haar bij mij liet wonen. Tevreden liep ik terug naar de doeken die op provisorische ezels stonden die aan de steunbalken waren vastgemaakt, een snelle oplossing die de aannemer die het huis renoveerde had aangedragen. Inventieve man. De helft van mijn schilderijen bestond tegenwoordig uit doeken die het daglicht best konden verdragen. En hoewel de door de maan verlichte doeken nog steeds het best verkochten, gingen de meer heldere doeken me steeds beter af. De ochtendschemering en de zonsondergang verleenden de taferelen die ik schilderde een bepaalde roze gloed die bevorderlijk was voor de sensuele aard van mijn werk.

Ik bouwde een reputatie op als een kunstenaar met een bijna magische controle over licht en donker. En hartstocht. Een Frans kunsttijdschrift noemde me een toverkol en mijn model een onweerstaanbare verleidster. Tot dusverre hadden mijn critici slechts zachtjes gemord. Ik begon een naam te worden in de kunstwereld. Bonnibelle Sarvaunt, getalenteerd en jong Cajun-kunstenares, die nauwe banden met de machtige familie DeLande had, banden die minstens één journalist probeerde te ontrafelen. Miles en mijn agent hadden besloten om uiteindelijk aan de wereld te onthullen dat ik een DeLande was. Ze meenden dat het de verkoop slechts zou bevorderen, en samen bekokstoofden ze hoe en wanneer de openbaring plaats zou vinden. Ik liet het aan hen over omdat zij veel sluwer waren dan ik.

Alles wat ik wilde, was schilderen en mijn familie leren kennen. Ik wilde mijn tijd besteden aan het vertrouwd raken met mezelf en de twee mensen die me hadden grootgebracht, en met mijn nieuwe zuster.

Bonnibelle en Carin waren niet langer twee aparte persoonlijkheden die in mij om levensruimte vochten. Ze hadden een vergelijk bereikt of zich met elkaar verbonden, of waren het ten minste eens geworden over een harmonieuze verstandhouding. Ik had geleerd te accepteren wie ik was, wie ik altijd zou zijn. Twee zielen in één lichaam, Bonnibelle Sarvaunt en Carin Colleen DeVillier DeLande. En mijn genetische verleden? Ik dacht er niet veel aan. Maar het was altijd bij me, altijd een deel van me, een deel van de magie waarmee ik geboren was. De DeLande-magie. En op het gebruik van magie stond altijd een prijs.

Ik haalde mijn olieverf te voorschijn, de roze tinten, zowel warm als koel, het lampezwart en twee tinten wit, en controleerde mijn penselen. Ik had een nieuw penseel van marterhaar nodig, wat betekende dat ik snel naar New Orleans zou moeten. Ik bestelde mijn penselen niet zonder ze te zien, in de hoop dat ze goed waren. Ik inspecteerde ze persoonlijk. En ik was kritisch. Het ging tenslotte om de einduitkomst, om mijn artistieke reputatie... 'Heb je het druk?'

Ik schrok hevig en er viel een open tube olieverf uit mijn hand op de grond, waardoor er een veeg lampezwart op het doek kwam. 'Tante Ilene,' zei ik, terwijl ik mijn hemd beetpakte. 'Waarom fluit je niet of zo als je de trap opkomt. Je maakt me vreselijk aan het schrikken.'

'Ik wil zien of ik je betrap bij iets wa' je nie' mag doen,' zei ze plagerig.

'Nou, op een dag bezorg je me nog een hartaanval.' 'Ik ben een gluiperige ouwe tang,' zei ze instemmend, Azalea citerend.

Geweldig. Het meisje had de oude vrouw geleerd als een zwerfster te praten. Als ik geluk had, dan sloten ze zich nog aan bij een rapgroep, maakten een plaat die op nummer één kwam en verdienden een fortuin terwijl ze door het land toerden en mij hier helemaal alleen in de bayou lieten zitten. Ik bromde wat en raapte de tube op, verf aan mijn spijkerbroek smerend. 'Heb je een jurk?'

'Een of twee,' zei ik afwezig, me weer op mijn penselen concentrerend. Ik had ook een fijn penseel nodig. Met de oude penselen begonnen de fijne lijntjes vaag te worden. Ik haalde mijn duim over de enigszins versleten penselen.

'Trek een jurk aan en dan breng je je tante Ilene vandaag naa' de dokte'.'

'Ja, goed.' Ik moest deze keer maar met de bestelwagen naar New Orleans gaan in plaats van met de personenauto. Ik moest een zestal schilderijen afleveren en twaalf nieuwe doeken meenemen... 'Wat doen?' zei ik luid.

Opnieuw viel er een tube op de grond. Ditmaal had ik er tenminste een dop op gedaan.

'Je gaa' met je tante Ilene naa' de dokte'.'

'Waarvoor?' Ik bekeek haar gestalte en haar huidskleur met een geoefend oog. Ze was weer wat aangekomen, maar nog niet zoveel als ze was kwijtgeraakt in de gevangenis op het landgoed DeLande. Ze zag er goed uit, echt goed.

'Mijn regelmatige controle voo' mijn bloeddruk. Ik heb een nieuwe dokte' in Grand Isle, een specialist. Afsp'aa' om twee uur.' Er daalde een kille angst op me neer, die net zo vertrouwd was als mijn eigen huid. En hoewel ik die maandenlang niet had gevoeld, leek het een zeer bekende vijand te zijn, dezelfde angst die ik als een omhulsel bij me had gedragen op het landgoed DeLande. 'Waarom moet je naar een specialist, tante Ilene?' zei ik kalm en rustig.

'Je heb nooit gevraag' waarom je tante Ilene in die gevangenis gevalle' is. De dokte', die Pierron, die zei dat ik misschien een lichte beroerte had. Hij heb een afsp'aa' voo me gemaak'.' 'Een beroerte..._ Waarom heb je me dat niet verteld, tante Ilene? Waarom heb je tot het laatst gewacht om me dat allemaal te vertellen?'

Ze haalde haar schouders op in een weinig subtiel Gaëlisch gebaar. 'Tee Dom breng' me wel, a's jij het te druk heb'.' Ze draaide zich om en daalde de laatste twee treden naar de begane grond af.

'Geen sprake van. Maar waarom moet ik een jurk aan?' 'Specialis',' riep ze vanuit de keuken, alsof dat alles verklaarde. En voor haar was dat ook zo.

Ik verkleedde me razendsnel en probeerde niet op Perkins te stappen die dacht dat hij mee mocht met een ritje, waar hij gek op was. Hij danste onder mijn voeten, terwijl zijn stevige pootjes op de houten vloer tikten. Om hem heen lopend bestudeerde ik twee kaarten van het district, terwijl ik mijn tanden poetste, om te bekijken welke secundaire wegen ik zou moeten nemen om niet helemaal noordwaarts naar Houma te hoeven rijden en dan oostwaarts en weer terug over snelweg nr. i.

Ik zag dat ik de reistijd met een uur zou kunnen bekorten door de 56 te nemen en dan de 58, de 55 en de 24 naar Lorose. De rest was gemakkelijk. Zelfs toeristen raakten niet verdwaald op de snelweg. Snelweg nr. 1 was de enige manier om in of uit Grand Isle te komen, tenzij je een boot nam, en ik wist dat tante Ilene er niet over zou peinzen een paar uur in een open boot door te brengen. Jammer, ze wist niet wat ze miste.

Ik droeg een lichtroze jurk van kunstzijde met een beige ondoorschijnende onderjurk die ik in de eerste week dat ik in New Orleans was, had gekocht. Het zag er goed uit met de met zijde gemengde trui en de overjas daaroverheen.

In januari was het zelfs in het subtropische zuiden koud. Bijna een week geleden was een ijzig Canadees koufront door het Mississip- pidal zuidwaarts getrokken. Zoals de meeste noordelingen had het zeker besloten dat het het zuiden aangenaam vond, want het leek geen haast te maken te vertrekken.

Ik voelde me ellendig door de wolken, de ijskoude regen en het slechte licht om bij te schilderen. En ik voelde me vooral ellendig omdat tante Ilene een specialist moest bezoeken. Sokken en hoge rijgveterschoenen completeerden mijn ensemble. Toen ze me zag, rolde tante Ilene met haar ogen, maar ze gaf tenminste geen commentaar. Terwijl ik haar in de bestelwagen hielp, realiseerde ik me hoeveel er tussen ons veranderd was. Vorig jaar om deze tijd zou ze niets over mijn jurk gezegd hebben, en haar blik zorgvuldig neutraal hebben gehouden. Vorig jaar zou ze me natuurlijk helemaal nooit hebben gevraagd om haar naar de dokter te brengen. Ze was waarschijnlijk liever stilletjes gestorven dan dat ze me om iets gevraagd had.

Terwijl we wegreden, kwam Perkins naar buiten hollen op de veranda die nu rondom het huis lag. Hij blafte woest en was kwaad dat hij niet mee mocht. Maar toen we uit het zicht verdwenen over de pas geplaveide nieuwe oprit, stond hij voor het huis aanstellerig naar het donkere water te blaffen. Perkins vond het leuk de vissen in trage rondjes te zien zwemmen. En hij vond het nog leuker om naar een toevallig passerende alligator of langs zwemmende gans te blaffen. Voor een stadshond had hij zich heel goed aan het leven in de bayou aangepast.

Tante Ilene en ik stopten bij Golden Meadow om daar rustig vroeg te lunchen. Doordat ik de route had afgesneden, hadden we heel wat tijd gewonnen. We aten in een visrestaurantje, dat er niet uitzag, maar waarvoor een hele rits auto's geparkeerd stond. Het was een lange ruimte, gedecoreerd met plastic kleedjes op picknicktafels en banken in plaats van stoelen. Ik kon het niet anders dan prullerig noemen ('authentiek' zou te veel eer zijn geweest). Maar de gestoomde schelpdieren en gegrilde bot waren heerlijk. Tante Ilene wilde haar vis gebakken, maar nu ze een beroerte gehad bleek te hebben, zou er een hoop veranderen in de toekomst, te beginnen met vandaag.

Ik zou haar nieuwe frituurpan in beslag nemen zodra we thuiskwamen. Haar ogen vernauwden zich al toen ik het alleen nog maar in gedachten had en ik lachte lief naar haar. Ze hield haar lippen stijf op elkaar om binnen te houden wat ze dacht terwijl ze verder at.

Met een aangenaam vol gevoel reden we over snelweg nr. i verder

zuidwaarts, terwijl op de radio zachte countrymuziek klonk die de

stilte tussen ons verdreef.

'Goed, hoe vinden we dat adres in Grand Isle?'

'We stoppen voo' Grand Isle. We neme' de volgende weg na drie-

nul-nege'-nul. Na een paa' afslagen zijn we er.' Ze knikte met haar

hoofd alsof dat alles was, terwijl er zoveel meer was.

'Is dat alles watje weet? Een paar afslagen verder! Tante Ilene, geef

me het briefje met de routebeschrijving eens.' Ik stak mijn hand

uit.

'Ik heb geen routebeschrijving.'

Ik legde mijn hand weer op het stuur. 'Geweldig, heel fijn,' zei ik zacht. 'Dan raken we verdwaald en ik heb niet eens mijn pistool bij me.' Ik had mijn .38 in de keet gelaten omdat Azalea hem wilde gebruiken. Ze zou de fijne kneepjes van het scherpschieten leren van Tee Dom en van een van de jongens Boudreaux. Wiatt Boudreaux was vlak nadat Azalea bij ons was ingetrokken, langsgekomen met zijn cowboyhoed in zijn hand, gepoetste laarzen aan en zijn spijkerbroek in een scherpe vouw geperst. Hij was drie jaar ouder dan Azalea en ik was vanaf het begin gecharmeerd geweest van zijn lichtblauwe ogen en gladde olijfkleurige huid. Tee Dom had de jongen met een geweer willen wegjagen, maar ik was tussenbeide gekomen. Azalea moest met mannen in contact komen. Ze moest ontdekken dat ze niet allemaal als Marcus waren. Ze waren niet allemaal DeLandes. En daarom ging ze met Wiatt uit eten in de Dairy Queen en naar de film in LaRoque. En hoewel ze nog steeds verlegen was, vond ze hem zeker aardig. Ik meende dat het een stap in de goede richting was. 'Dat gewee' is van je moede'.'

Ik wist dat ze het alleen maar zei om van het onderwerp routebeschrijving af te komen. Ik wist dat het een truc was, maar als ze mijn moeder noemde, werd mijn aandacht altijd afgeleid. En tante Ilene had de truc maandenlang schaamteloos gebruikt. Ik pakte vastbesloten het stuur beet. 'Tante Ilene, alsjeblieft. Vertel me precies de route.' Ze lachte zelfvoldaan. Ik klemde mijn tanden op elkaar. 'Tante Ilene...'

'Ze had het van de Grande Dame gestole' toen ze voor de tweede kee' vluchtte. De politie is e' nog steeds naa' op zoek. Ik weet niet waarom ze het niet ontdekte' toen McCallum stierf.' Ik negeerde het tweede deel van haar opmerking, over de dood van McCallum. Ik negeerde de gedachte aan McCallum altijd. 'De politie...'

'Ja, ze had de politie geroepe' toen je moede' vertrok.' 'Dus als ik had geprobeerd het geweer te laten registreren...' 'De politie heb de Oudste late' kome'. Dan had je je familie meteen gevonde'.' Ze lachte, alsof het een geweldige grap was. Ik besloot dat het tijd was deze nieuwe familiecommunicatie te heroverwegen. Er lag een zeker voordeel in het oude gezegde 'zwijgen is goud'.

Een paar kilometer na de afslag naar Port Fourchon op de 3090 dirigeerde tante Ilene me naar rechts, het moeras in. Nog steeds mokkend over de opmerking over de geweerregistratie deed ik wat me gezegd werd, en ik begon langzamer te rijden in mijn bestelwagen, een bijna nieuwe bosgroene Chevrolet met zitruimte voor zeven personen, kuipstoelen en een op maat gemaakt rek achterin voor mijn doeken. Het was een slechte weg vol met gaten. Het huis dat ze me wees had al diverse orkanen doorstaan. Het was een T-vormig houten gebouw met een laag dak op pilaren, met aan drie kanten ramen van de grond tot aan het dak en een ongeschilderde voorgevel. Het erf bestond uit schelpen, zand, onkruid en moerasgrassen. Het moeraswater kwam tot aan de oprit, opgestuwd door de ijzige wind. Een paar zilverreigers stonden vlak bij elkaar aan de oever. Het water van de Golf, dat bij stormtij tot op een paar meter afstand van het huis kwam, spoelde in grote golven over het strand en legde het hoge gras plat. Er hing een koude zoutige nevel in de lucht.

Voor ik haar iets kon vragen, sprong tante Ilene uit de auto, waardoor er een ijskoude stormwind in de auto drong. Ze liep doelbewust op het huis af. En daarna verdween ze aan de zijkant uit het zicht.

Dit was niet het huis van een arts.

Ik trok mijn jas aan over mijn trui, zette de motor af en opende het portier. En pas op dat moment kwam de mogelijkheid bij me op. Pas op dat moment.

Ik wachtte even, half in het niets kijkend, met een voet op de grond en de andere in de auto. Een koude nevel beroerde mijn gezicht, maakte mijn haar nat. Kon ze... kon tante Ilene zich eindelijk hebben laten vermurwen? Bevend sloot ik de auto af. Ik volgde de voetafdrukken van tante Ilene rond het huis. Ik was doornat, niet door de regen, maar door de zoutige mist, toen ik bij de zijdeur kwam. Doornat en koud. Ik durfde nauwelijks adem te halen. Mijn vingers waren ijskoud en ik ademde oppervlakkig.

Zeker. Absoluut zeker. Maar stel dat ik het fout had...

Tante Ilene opende de glazen deur voor me, liet me binnen en trok de deur snel weer dicht tegen de wind. Ze deed hem op de aluminium klink en pakte mijn jas. Ze gaf me een handdoek om mijn haren te drogen. Ze keek me niet één keer aan. Ademhale' meisje, ande's vermo's je je lunch nog ove' je mooie ju'k.' Een kort bevel. Geen medelijden. Maar medelijden was ook niet wat mijn moeder in gedachten had toen ze me aan de Sar- vaunts gaf.

En nu... zou ik nu teruggegeven worden? Was dit het huis van mijn moeder?

Ik haalde diep adem en volgde haar door het gangetje. Mijn tante Ilene was hier eerder geweest. Diverse malen. Ze wist hoe het huis in elkaar zat.

Haar rubberen hakken weerklonken op de turquoise Mexicaanse tegels. Ze" draaide zich om en bleef stilstaan. Voor me was een atelier. Het was kleiner dan ik vermoed zou hebben. Maar groter dan dat van mij thuis aan de bayou. Mexicaanse tegels met enigszins versleten kleden. Langs de muren stonden doeken op ezels, op stoelen, op een droogrek op wieltjes. Mijn moeder - mijn echte moeder - had geschilderd. Ik vouwde mijn handen. Mijn vingers waren zo koud, dat ze pijn deden. Bij een ezel midden in de kamer stond een meisje. Nee, geen meisje, een vrouw, ouder dan ze eerst leek. Lenig, slank, gekleed in een gerafelde spijkerbroek en een ruimvallend werkhemd met opgerolde mouwen. Ze stond blootsvoets in de koude kamer met haar voeten op een stukje vloer waar geen kleed lag. Ze deed het met opzet, alsof ze genoot van de koude tegels tegen haar voetzolen. Er lag een pistool op de ezel naast haar. Een zilverkleurig en zwart automatisch pistool, een 9 mm. Mijn moeder schilderde met een pistool naast zich...

Ik knipperde met mijn ogen om de tranen te verdrijven en probeerde me op haar gezicht te richten. Ze bleef vaag, maar toen ik nogmaals knipperde, vielen er twee tranen en kon ik helder zien. Ze hield haar arm omhoog toen ik binnenkwam. Ze keek doelbewust. Groene, groene ogen. Groen als de zee op een zonnige dag. Als het gebladerte in de zomer, overdadig, helder en open. Mijn hart bonkte in een onregelmatig ritme. Mijn adem ging snikkend, een zacht huilen dat in de kamer weerkaatste. Brandende tranen liepen van mijn gezicht.

Langzaam liet ze haar arm zakken, maar ze keek niet op. Ze zette het penseel in een pot met heldere vloeistof terug. Een groene wolk steeg op van de penselen. En zij bleef daar eenvoudig staan, wachtend.

De wind huilde om het huis en floot tussen de kieren in de ramen door. De regen kletterde even hard tegen de ramen en hield toen op. Ergens in de kamer verspreidde een kacheltje de geur van kerosine. En ten slotte, toen mijn ogen zo gloeiden dat ik dacht dat ze in mijn hoofd zouden verbranden, nam tante Ilene het woord. 'Je zei dat ik haar in veiligheid moes' hou'en. Ze is veilig nou.' Na enkele lange momenten vroeg een zachte stem: 'En de Grande Dame? Hoe is het met haar?'

'Ze is aan bed vastgebonde'. Zo gek als een deu'. Miles, je broe',

heb nou de leiding.'

'Ik heb Miles... nooit ontmoet.'

'Hij is oké, voo' een DeLande.'

De vrouw lachte en keek me met haar prachtige ogen aan. De foto's uit haar kindertijd deden die ogen geen recht. Open, haar ziel aan de wereld tonend. Ze had nog grotere pupillen dan ik, groot en diep, als poelen in de bayou.

Alles wat ze dacht, stond in haar ogen te lezen. Alles wat ze voelde. Haar ziel was naakt voor de wereld, geheel blootgelegd. Volstrekt kwetsbaar.

Hoe had zij de Grande Dame twee keer zo voor de gek kunnen

houden dat ze tweemaal had kunnen vluchten? Hoe?

'Ik moest wel. Ik moest een dochter beschermen,' zei ze zacht.

Haar stem was als een lentebriesje, zo zacht. En ze had geweten wat ik dacht, wat ik voelde.

Ze knikte langzaam. Ik wist gewoon dat ze alles wat ze deed, langzaam deed. Met overleg, zonder ophef of overdreven inspanning.

En op dat moment glimlachte ze. Het effect was verblindend.

Marie Lisette LaVay bezat alle schoonheid van de glimlach van de Grande Dame. Alle macht, charme en pure kracht van de Grande Dame. Maar deze lach was voller, warmer. Een flikkering van liefhebbend licht dat de kamer als het zonlicht verlichtte. En met alle gratie die in haar slanke lichaam lag, liep ze door de kamer op me af, als een balletdansende panter. Een danser die diep in de jungle rondsloop. Kalm en vloeiend als de getijden of de langzame bewegingen van de bayou.

Ze legde haar armen om me heen. De armen van mijn moeder waren sterk, de botten onder de huid als staal onder het fluweel. Ik bracht langzaam mijn eigen armen omhoog en raakte haar aan beide zijden aan. Bijna bang dat ze zou verdwijnen, dat het uiteindelijk toch alleen een droom was.

Ze trok me naar zich toe en haar lichaam voelde warm aan tegen het mijne. Ik had het zo ontzettend koud, dat ik beefde, en ik bleef snikkend ademen. Ze was echt. Ze was echt... echt. Ze legde haar warme wang tegen mijn natte wang aan en lachte tegen de zijkant van mijn gezicht. Ik kon de beweging van de huid en de gezichtsspieren voelen. 'Waar het om draaide,' fluisterde ze, 'was jouw veiligheid.'

Ik begreep direct dat dit een verontschuldiging was. Deze geweldige vrouw verontschuldigde zich bij mij...

Ik ging iets naar achteren en keek in haar diepgroene, open ogen, die zo op de mijne leken. Door mijn tranen was haar wang nat geworden en ik raakte die even aan, de fijne haartjes gladstrijkend die blond oplichtten op deze bewolkte dag. 'Ik weet het.' Mijn keel zat zo dicht, dat de woorden pijn deden, maar ik begreep het. Ik had tenslotte de DeLandes ontmoet. 'Goed.^Ze toonde weer die betoverende, heerlijke glimlach en nam mijn handen in haar warme handen. 'Laten we zorgen dat je het een beetje warm krijgt. Tante Ilene, ik heb koffie staan, maar ik zal nieuwe zetten.'

Tante Ilene gromde wat. 'Je heb nooit een goeie pot koffie kunne' make'. Laat Carin het maken. Ik heb het haar geleerd. En zet de verwarming hie' wat hoge', meisje. Het is hier kouwer dan in een iglo.'

Ik lachte. Het was een beverig geluid, schor door de tranen. Meisje. Mijn moeder was voor hen ook een meisje. Net als ik. Uiteindelijk had ik haar gevonden, na al die jaren. En ik had gelijk. Weten wie ik was maakte alles... goed. 'Het gaat bij de DeLandes om de einduitkomst.'