Ik had nog nooit varens met zulke bladeren uit de muur van een gebouw zien groeien. Grote gezonde varens, waarvan er enkele tientallen aan de roze gepleisterde gevel hingen, met de wortels in de nauwe spleten die als een fijn web over de muren liepen. Ik haalde mijn voet van de rem en stuurde Elreds oude bestelwagen de straat door, ondertussen mijn hals uitrekkend om de smeedijzeren balkons in Spaanse stijl, het oude metselwerk en de weinig subtiele mengelmoes van architectuurstijlen te kunnen bekijken die in het Quarter ongeremd de vrijheid hadden gekregen. Ik moest doorrijden.

Telkens als ik stopte of zelfs maar vaart minderde, vulde de bestelwagen zich met uitlaatgassen, die vanuit de kapotte uitlaat door de verroeste vloer heen drongen. Een knaldemper ontbrak. Ik verwachtte elk moment naar de stoeprand gedirigeerd te worden en een bekeuring te krijgen, zowel voor het veroorzaken van geluidsoverlast als voor vervuiling door uitlaatgassen, maar tot dusverre had ik alle glimmende zwarte patrouillewagens van New Orleans ontlopen.

Ik voelde me als een boerenpummel, een rivierrat, zo'n door de wol geverfd bayou-meisje dat voor het eerst in de grote stad mocht komen. Ik vergaapte me aan de wolkenkrabbers in de binnenstad, staarde sprakeloos naar het allegaartje van architectuurstijlen, vervloekte de viezigheid, was geïntimideerd geraakt door het chaotische verkeer en was minstens al twee keer verdwaald. Halverwege de middag had ik gedaan wat elke toerist doet die voor het eerst in de stad komt, namelijk een ronde gemaakt door het French Quarter. Het Vieux Carré.

Ik genoot van de pastelkleurige gevels van de huizen met twee verdiepingen en de zwarte smeedijzeren sierhekken, van de louvre-Iui- ken, de sfeer van voorname en toch verlopen deftigheid, de enigszins haveloze en verlopen aanblik van de wijk. Ik genoot van de piccolo in zijn uniform die op het trottoir voor een elegant oud hotel stond, de verschoten livreien van de koetsiers van de door paarden getrokken rijtuigen en de strooien hoeden op hun kreupele knollen. Het geklikklak van beslagen paardehoeven op keienstraatjes.

Ik genoot van de aanblik van de Mississippi die door de stad kronkelde, de raderboot die het modderige water omwoelde. Ik genoot zelfs van de stank. De geur van moerassig water en verrot hout, oud bier en dode vis, verbrand bakvet en koffie. Ik voelde dat ik hier geboren was en door een of andere kwade invloed in mijn vroegste jeugd verdreven was. Ik wilde hier voor altijd blijven. Het verlangen hier te wonen brandde vurig in me, alsof ik alleen hier tevreden zou zijn. Alleen hier konden mijn vragen beantwoord worden, mijn mysterie worden opgelost. Ik was niet erg goed voorbereid op de lusten en lasten van het alleen wonen en ik bedacht dat er een hoop punten in mijn nadeel waren en slechts één in mijn voordeel. Ik was pas eenentwintig, maar leek jonger; ik kon me nergens op beroemen, had geen werk, geen vooruitzichten en eigenlijk geen echte bezittingen. Maar ik had wel een cheque van vijftigduizend dollar in mijn zak en een vermogensfonds van vijfhonderdduizend dollar dat over drie jaar in mijn handen zou komen. Ik dacht dat geld voldoende was om op een of andere manier de negatieve dingen te compenseren. Ik parkeerde de wagen op een parkeerplaats van vijf dollar per dag, een bochtig bestraat terreintje dat uitkwam op de aangrenzende eenrichtingstraten, en vond een telefooncel en een telefoonboek. Ik zocht in het bedrijvengedeelte onder Investeringen. Ik pleegde twee telefoontjes op kosten van de andere kant naar LaRoque voordat ik naar New Orleans' Royal Securities liep in Royal Street.

Het was een oud gebouw uit 1780 van beton en dik gepleisterde baksteen; binnenin zag je overal bogen, zuilen en verguldsel. Het was net een kathedraal, een piekwaar je geld kon aanbidden. Het was er koel en donker, vol elegantie. Het was er ook op een beschaafde manier lawaaiig, met beschaafde zuidelijke stemmen die zachtjes in elegant vormgegeven telefoons spraken, computers die onder dempende kappen stonden te printen, het geruis van mooie stoffen van medewerkers die in hun stoel gingen verzitten of van kantoor naar kantoor liepen. Het was precies de plek waar ik zaken wilde doen als ik mijn erfenis kreeg. Ik vroeg bij de receptie naar de directeur, Claude Michau. Ik voelde me erg volwassen en oprecht tot ik naar de wand van rookglas aan de zijkant keek en het beeld van een zeer jonge vrouw in een verkreukelde jurk zag die vermoeid op de marmeren tegels stond. Dat was ik. Zwarte kringen onder mijn ogen bewezen hoe weinig ik de afgelopen dagen geslapen had. Ik zag er zo oud uit als ik was, of jonger, en toen de receptioniste me meedeelde dat de heer Michau niet te spreken was, wist ik dat ik van tactiek moest veranderen.

Ik had tactiek gestudeerd. Tactiek in de politiek, in de militaire geschiedenis en de principes van de revolutie zoals die door dr. Tam- many Long onderwezen werden, een verre neef van de befaamde Louisiaanse Longs. Dr. Tammany, zoals ik hem moest noemen, was zelfs in de jaren zestig al een oudere hippie, maar verbouwde nog altijd zijn eigen wiet en haalde nog altijd herinneringen op aan de Beatles.

Ik wist dat ik niet als een bemiddelde, zelfverzekerde vrouw kon handelen omdat ik er niet zo uitzag. Tijd om van tactiek te veranderen. Het was een beetje zoals het rollenspel dat dr. Tammany en ik jarenlang hadden gespeeld als we de gedaante van historische personen aannamen en een belangrijk keerpunt in de geschiedenis naspeelden.

Ik zuchtte, liet me in een van de stoelen met rechte rug voor de balie vallen en zette een elleboog op de balie van donker hout. Het gladde walnotehout voelde koel aan onder mijn arm. 'O jee.' Ik zuchtte weer en wreef over mijn voorhoofd, terwijl ik mijn zonnebril op mijn hoofd zette. 'Daardoor word ik wel met een groot dilemma geconfronteerd. Weet u, de heer Rufus Kirby van de LaRo- que National Bank - u weet wel, dè Rufus Kirby - zei dat ik alleen met de heer Michau moest spreken. En als de heer Michau niet beschikbaar was, dan moest ik naar International Securities in Poy- dras Street gaan. Maar dat was de tweede keus van de heer Kirby, begrijpt u...'

Ik rekte de lettergrepen op een echte zuidelijke manier uit, zoals een jongedame in nood zou doen. Ik keek op van onder mijn hand om te zien of ze mijn verhaal volgde. Ze keek bevreemd, alsof ze niet precies wist waar ik heen wilde.

'En ik ben ook erg moe. Mijn vervoer bleek enigszins... onbetrouwbaar. Ik voel er erg weinig voor om zelfs maar dat stukje naar Poydras te rijden. En de heer Kirby zal ook teleurgesteld zijn.' De heer Kirby had dergelijke aanbevelingen niet gedaan. Ik had Kirby wel verteld wat ik van plan was toen ik op zijn kosten zijn kantoor belde. Ik had Royal Securities uitgekozen omdat ik de gevel van het gebouw mooi had gevonden toen ik erlangs gereden was. Koel en elegant. Maar dat hoefde de heer Michau niet te weten.

Ik probeerde mijn uitputting in mijn voordeel te laten werken, in plaats van tegen mij. Ik probeerde er lusteloos en wat verloren uit te zien terwijl ik de cheque openvouwde en mijn portefeuille opende en ze beide naar de receptioniste schoof. Ze had een peroxideblond kapsel, bruine ogen en zat onder de pancake. Ze sperde haar met mascara omlijste bruine babyogen wel een halve centimeter open toen ze de cheque en de officieel uitziende documenten in de investeringsportefeuille zag.

'Hebt u enig idee wanneer de heer Michau wellicht te spreken is?' vroeg ik.

De blonde vrouw knipperde met haar ogen en zei: 'Gaat u daar maar even zitten, dan zal ik het persoonlijk voor u navragen.' Ze wees naar een bank en twee stoelen met een crèmekleurige en zachtpaarse stoffering op een passend oosters vloerkleed. Een zeer beschaafd hoekje onder een ingelijste prent van New Orleans. Ik stopte mijn cheque terug en sloot de portefeuille met een lachje alsof het het laatste restje energie was dat ik bezat, en liep naar de bank. Ik liet me langzaam in de kussens vallen, met mijn hoofd tegen de rugleuning van de bank. Met half gesloten ogen zag ik de receptioniste het heiligdom van de directeur binnengaan en even later weer te voorschijn komen. Ze wierp een steelse blik op me, en keerde terug naar haar post en het afsprakenboek dat op haar lag te wachten. Ik slaagde erin niet te lachen. Ik bleef wachten, terwijl ik onder half gesloten oogleden bleef kijken. Er gingen tien minuten voorbij, waardoor het vermoeide toneelstukje dat ik opvoerde van fantasie in werkelijkheid veranderde. Plotseling was ik uitgeput en begonnen de laatste paar dagen met weinig of geen slaap hun tol te eisen.

Michau kwam uit zijn kantoor en bleef even naar me staan kijken. Ik opende mijn ogen niet, maar nam Michau van onder mijn wimpers op. Hij was een kleine, slanke vijftiger met roze wangen. Een verfijnde dwerg met een bril en een slechte toupet. In de Catalogus voor Haarstukjes stond het waarschijnlijk bekend als de Lyle Lo- vette-look.

Toen hij voor me ging staan in zijn fraaie wollen zomerpak - uiteraard grijs - met zijn zijden das en zijn donkergrijze boordpunten, liet ik mijn ogen gedeeltelijk openvallen. En ik hoopte dat ik niet overdreef.

'Kan ik iets voor u doen? Mevrouw...' Een zeer beschaafde uitspraak. Zuidelijk, maar op Yale of Harvard bijgeschaafd. Ik begreep de hint en opende mijn ogen helemaal. 'Sarvaunt.' Ik stak mijn hand naar hem uit en lachte, nog altijd flauwtjes en afwezig, een beetje uit een andere wereld, als een geest die vermoeid was van het rondspoken. Michau vertrok zijn lippen. 'Het spijt me zeer dat ik u lastig moet vallen... mijnheer Michau?' In mijn slepende zuidelijke accent legde ik halverwege een vragende intonatie in de zin. Hij trok een wenkbrauw op en glimlachte toen ik mijn hand uit zijn benige hand terugtrok. 'Maar meneer Kirby en meneer Duhon - de executeur-testamentair van mijn moeder of hoe zo iemand tegenwoordig ook heet - stonden erop dat ik direct na aankomst in New Orleans een bezoek aan u bracht.' Ik knipperde een klein beetje met mijn wimpers, niet op een flirtende manier maar alsof ik mijn ogen geen moment meer open kon houden. 'En het was een zeer vermoeiende reis.' Ik lachte weer. 'Als u een paar momenten hebt...'

'Natuurlijk, natuurlijk. Laten we ons even terugtrekken in mijn kantoor, dan kunt u mij vertellen wat ik voor u kan doen. Deze kant op.'

Wat een beschaafde term, 'terugtrekken'. En Michau was goed. Hij keek geen moment naar de portefeuille. Geen moment. Ik zuchtte en stond moeizaam op, terwijl ik voorzichtig een arm uitstak om mijn evenwicht te vinden. Een vermoeide Grace Kelly, gered en onder de modder, maar nog altijd elegant. Het kantoor van Michau was ingericht om te imponeren en hing vol met foto's van eerdere successen. Daar zag je Michau en Bush. Michau en de Reagans. Michau en Jimmy Carter. Michau en Ford op een golfbaan. Daar zag je Michau en Glen Close, Michau en The Neville Brothers, Michau en een tiental populaire schrijvers uit Louisiana, een heel jonge Michau en Huey Long. Michau stond op elke muur, ingekaderd in robuuste lijsten, terwijl hij zijn kantoor en de toekomst in keek.

Er waren echter geen recente foto's van Michau, alsof de man het moeilijk had gekregen op het moment dat Clinton aan de macht was gekomen. Alsof Michau ooit een belangrijk personage was geweest, maar nu in ongenade was gevallen, verborgen voor de wereld in de kleine gemeenschap van het French Quarter. Ik ging in de leren stoel zitten en legde de cheque en de portefeuille voor me op het bureau in de schaduw van een computer, net buiten het bereik van Michau's gevouwen handen. Michau leek op een kalme, vredige paus, de geestelijk adviseur van een financieel rijk. Zijn kalme houding beviel me direct. Maar ik wist niet zo goed hoe ik moest reageren op de geamuseerdheid die diep in zijn ogen lag.

'Meneer Michau, ik neem aan dat u Rufus Kirby van de LaRoque National Bank kent?' Ik wachtte even. Michau knikte langzaam. 'Rufus en ik waren enkele jaren geleden jurylid bij de arrondissementsrechtbank. We zijn kennissen.'

Dat verraste me. Toen ik Kirby belde, had hij met tegenzin toegegeven dat hij Claude Michau kende, maar hij had niets gezegd over de rechtbank... Ik kon niet veel met dit toeval aan, maar ik vroeg me wel af wat ik verder nog moest weten over de relatie, en niet wist.

'Meneer Kirby stelde voor dat ik naar u toe zou gaan als ik in de stad aankwam, en aan u zou vragen me te helpen me hier te vestigen. Ik realiseer me dat ik zomaar kom binnenvallen, maar ik heb een vreselijke reis hierheen gehad en zonder creditcard kan ik misschien niet eens een hotelkamer krijgen.' Tot mijn eigen verbazing gleden de woorden van mijn tong zoals tante Ilenes cakejes van de bakplaat. Ik klonk... competent. Assertief. En veel zelfverzekerder dan je zou opmaken uit het beeld van het verdwaalde meisje dat ik in de hal had laten zien. Mijn eerdere onzekerheid begon te verdwijnen. Ik kon dit aan. Ik kon dit echt allemaal aan. Ik kon alleen naar New Orleans reizen. Ik kon beslissingen nemen. En ik kon met zakenlieden op het juiste niveau omgaan. Door mijn moeders speciale training was ik er goed op voorbereid.

'Zonder financieel verleden,' zo ging ik verder, 'zou ik volgens meneer Kirby de officiële garantstelling van een financiële instelling nodig hebben om mijn kredietwaardigheid te waarborgen.' Zoiets had Kirby niet gezegd, maar hij had het moeten doen. Hij had zich toch om mijn welzijn moeten bekommeren toen ik hem op zijn kosten belde. Maar ik denk dat het voorval met het geweer nog steeds meespeelde in Kirby's inschatting van mijn vermogen voor mezelf te zorgen.

'Rufiis wist dat ik u kon helpen, mevrouw Sarvaunt. We zijn hier om u van dienst te zijn.'

En om winst te maken en om weduwen en wezen eruit te gooien. Ik zei het niet, maar de gedachte deed me glimlachen. Ik schoof de cheque naar Michau toe. 'Ik wil graag een effectenrekening openen. Ik wil over vijfentwintigduizend dollar kunnen beschikken om transacties te kunnen doen. Ik wil graag tienduizend vastzetten met hoog rendement, als veilige investering. Ik besef dat dat tegenstrijdig is, maar ik vraag u om de best mogelijke suggestie, misschien een obligatiefonds of een beleggingsfonds. Kunt u iets aanbevelen?' Plotseling begon ik in een grote euforie te blozen. Ik gebruikte woorden die ik alleen in theorie had overwogen, ik maakte plannen waarvoor ik mijn hele leven door studie voorbereidingen had getroffen, ik had het gevoel alsof ik op een nieuw, verheven niveau opereerde.

Hij begon te spreken, maar ik onderbrak hem en ging verder alsof ik geen vraag gesteld had.

'Ik heb ook een rekening-courant nodig, waarmee ik vrijelijk kan handelen. Verder heb ik zo snel mogelijk een creditcard nodig, en wellicht moeten we daarvoor een rekening openen. Ik realiseer me dat dit allemaal erg plotseling komt, maar ik moet

vannacht ergens kunnen slapen. Een veilige plek, hier in The Quarter of vlakbij. Zou uw receptioniste iets voor mij kunnen reserveren? Ik ben bang dat ik zelf niet eens een kamer in het Holi- day Inn zou krijgen.'

Vanwege de schade aan hotelkamers tijdens Mardi Grass, wanneer de stad vol was met dronken jongelui, tieners en feestgangers in de studentenleeftijd die alles vernielden, behielden de meeste hotels en hotelketens zich het recht voor iedereen weg te sturen die nog geen eenentwintig leek. Zelfs als ze het geld contant hadden. Ik ging verwachtingsvol achteroverzitten.

Ik overlegde de portefeuille en opende die op een pagina met een samenvatting, zodat hij die kon bekijken. 'Ik zal mijn fonds pas vanaf mijn vierentwintigste kunnen beheren, maar ik zou graag zien dat u eens bekeek wat ik tot nu toe geïnvesteerd heb en dat u een paar voorstellen deed. Eerlijk gezegd heb ik het idee dat meneer Duhon wat te behoudend is geweest; ik zou wat meer willen diversificeren.' Ik stopte met praten en Claude Michau bleef zwijgend zitten, met zijn ogen op de geopende portefeuille. 'Meneer Michau?'

Er gleed een vreemd lachje over het gezicht van Michau. Deels geschoktheid, deels plezier. 'Natuurlijk, natuurlijk,' perste hij eruit, terwijl er nu een echte lach op zijn lippen lag. Een lach die ik niet kon identificeren of indelen. Het leek allemaal te gemakkelijk, deze afspraak, deze hulp van Michau. 'Goed, laten we enkele gegevens opnemen.' Michau pakte een blocnote en pen en scheurde de bovenste velletjes af. Hij maakte een prop van de krabbels, de cijfers en getallen. 'Ik heb uw volledige naam en sofi-nummer nodig, mevrouw Sarvaunt. Ik ben ervan overtuigd dat we u uiterst snel op weg kunnen helpen... Zeg, mevrouw Sarvaunt?' Ik trok mijn wenkbrauwen op. 'Twee vragen.'

Ik knikte, plotseling wat onzeker. Het was te gemakkelijk geweest. En de lach in de ogen van Michau was veel te overtrokken voor ons gesprek.

'U was toch niet echt uitgeput toen u hier binnenkwam?' Ik schudde mijn hoofd en bekeek zijn reacties op mijn woorden. 'Meer afgedraaid. Hoewel ik moet toegeven dat ik de afgelopen twee of drie dagen niet veel geslapen heb.'

'Dat dacht ik wel. En...' Hij pauzeerde even. 'Hebt u Rufus werkelijk met een afgezaagd geweer aangevallen?' Ik verslikte me bijna. Goeie god. Michau had al met Kirby gesproken. Die tien minuten wachten... 'Het was niet afgezaagd. Alleen .20 kaliber...'

'Hoe oud bent u?' 'Hoe oud zie ik eruit?'

'Geen enkele heer zou die vraag ooit beantwoorden.' 'Doe net alsof.'

Hij lachte vergenoegd, terwijl hij in zijn lederen stoel achterover ging zitten. Het leer kraakte zachtjes. 'Als een uitgeputte vrouw van vijfentwintig of een zeer ontwikkelde van twaalf.' Ik wachtte even, bij mezelf overleggend of ik Michau moest vertellen over het raadsel van mijn geboorte en de inhoud van het zwarte kistje. Maar de woorden van De Man klonken nog na in mijn oren, met die zweem van medelijden die diep in de woorden verborgen lag, toen hij me vertelde dat veel wezen een bepaald mysterie rond hun afkomst wilden hebben. Ik wilde dat soort commentaar van Michau niet riskeren, zelfs als het antwoord op de vraag afhankelijk was van het mysterie van mijn identiteit. 'Eenentwintig.' Ik gaf hem mijn rijbewijs en een fotokopie van mijn geboorteakte die in mijn portefeuille zat. Als Michau al de lichte aarzeling voor mijn antwoord zag, dan liet hij dat niet merken.

'Meneer Michau, ik zou ook graag de naam krijgen van een gerenommeerde privé-detective. Iemand die gespecialiseerd is in vermiste personen.'

Michau stopte met het overschrijven van gegevens op de stapel formulieren voor hem. 'Wilt u me vertellen waarom u een privé- detective nodig heeft? Naar wie bent u op zoek?' 'Niet echt iemand. En de privé-detective mag niet al te duur zijn. Ik heb al in de Gouden Gids gekeken en er zijn ongelooflijk veel firma's. Ik wil graag een klein bedrijf. Dat heeft weinig overhead,' verklaarde ik. 'En het moet een vrouw zijn.' Die laatste voorwaarde verraste zelfs mij. Alle mensen die er in mijn leven iets toe deden waren mannen geweest. Kirby. Duhon. Michau. En op een bepaalde manier was ik van ieder van hen afhankelijk. Ik wilde een vrouw in mijn leven. Het beeld van de ogen van tante Ilene, die waterig en vol smart waren toen ze in de mijne keken op de dag dat ik vertrok, kwam in mijn gedachten. Ik verdrong het.'Ik weet wellicht iemand met wie u wel zult willen werken.' Er lag een gissend trekje op het gezicht van Michau, alsof hij een idee had waarvoor ik een detective nodig zou hebben, en dat dat idee hem verontrustte. 'Ze heet R.T. Stocker. Ze zit al een tijdje in het vak, zes jaar of zo geloof ik, en werkt meestal alleen. We hebben enkele malen gebruik van haar gemaakt en waren erg tevreden over haar diensten.' Hij glimlachte. Het was een beleefde lach, bijna melancholiek. 'Ik weet zeker dat ze goed met u zou kunnen samenwerken. Ze is erg discreet. Zal ik haar bellen om u bij haar te introduceren? Op uw leeftijd kan er een... eh... probleem met de geloofwaardigheid zijn.' "t Is toch wat,' zei ik quasi-zielig.

Michau lachte. 'Ik denk dat u en ik ook erg goed zullen kunnen samenwerken, jongedame. Rufiis wist enkele gunstige dingen te zeggen over uw oog voor de markt. Maar zeg me eens, mevrouw Sarvaunt...'

'Ja?' Ik wist wat hij ging zeggen. 'Was dat geweer geladen?' 'Natuurlijk niet. Ik was boos, niet achterlijk.' 'Hmm.' Michau opende zijn mond, deed die weer dicht en begon weer formulieren in te vullen. Maar ik kon zien dat hij het dolgraag wilde weten.

'Ik bedreigde hem met het geweer omdat hij zijn handen niet van me af kon houden. Hij was een soort perverse oudere oom, steeds maar geknuffel, kusjes en toevallige aanrakingen. Ik hield er niet van. Ik heb hem gevraagd ermee op te houden, om zijn handen thuis te houden omdat ik hem anders zou neerschieten. Toen hij dat niet deed, ging ik met het .20 kaliber-geweer van Tee Dom naar hem toe en dreigde ik zijn handen en elk ander lichaamsdeel dat groot genoeg was om op te richten eraf te schieten.' Ik sprak de woorden langzaam uit, terwijl ik naar Michau's gezicht keek.

Zijn reactie was minimaal. Hij trok zijn wenkbrauwen iets op en zijn lippen trilden iets. 'Natuurlijk deed u dat,' zei hij, terwijl hij zich weer op de formulieren richtte. Ik had erop durven zweren dat Michau zich verkneukelde. 'Ja. Ik denk werkelijk dat we erg goed zullen samenwerken,' mompelde hij weer. Er gingen enkele momenten voorbij waarop alleen het geluid van de krassende pen op het papier me wakker hield. 'De volgende keer...' - kras, kras - 'moet u ervoor zorgen dat het geweer geladen is.' Kras, kras, kras. 'Als u ooit een dreigement uit, moet dat er altijd een zijn dat u zo nodig kunt uitvoeren.' De pen bleef zachtjes over het papier krassen terwijl ik het op zachte toon uitgesproken advies van Michau in me opnam. Het leek in het geheel niet te passen bij het parmantige mannetje achter het grote bureau, maar ik twijfelde er in het geheel niet aan dat hij het meende. Elk woord. 'Dat zal ik in gedachten houden.' 'Hebt u het geweer meegenomen naar New Orleans?' Wat een achteloos uitgesproken vraag. Maar Michau lachte zijn kleine lachje, met zijn ogen op de formulieren. 'Zo ja, dan stel ik voor dat u het bij de plaatselijke politie aanmeldt.' 'Het pistool ook?'

Michau keek op, nog steeds met dat halve lachje. Hij zei niets. 'Het is een .38 en ik moet nog een bedrag naar huis sturen voor beide wapens. Ik... eh, ik heb ze uit de caravan meegenomen toen ik wegging. Ze waren van mijn oom.'

'Ja.' Er lag beslist een glans in Michau's ogen. Bijna waarderend. Dezelfde soort blik die hij een zeer intelligent huisdier had kunnen toewerpen. 'Het pistool ook. Morgen. Ik zal de noodzakelijke telefoontjes plegen om u gemakkelijker toegang te geven.' Hij gaf me een stukje papier dat hij van de blocnote bij zijn elleboog gescheurd had. Er stond een adres met een naam op. 'Dat is de naam van de man met wie u moet spreken.'

'Goed, dan nu het onderdak. Ik zal Belinda een suite in het Ponchar- train laten reserveren die u op onze kosten twee nachten leunt gebruiken. Dan hebt u de tijd andere regelingen te treffen. Hebt u vervoer?' 'Zo'n beetje. Er zitten vier wielen aan maar daar is alles mee gezegd.'

Michau lachte weer, dat verheugde lachje dat ik al een paar keer had gezien.

'U mag Rufiis Kirby niet, hè?' vroeg ik.

'Een verachtelijke man,' zei hij op vlakke toon. 'Is die auto... in minder goede staat?'

'Het is een wrak. Als ik verstandig was, dan bracht ik hem gelijk naar de sloop.'

'Hoe apart. Goed, mevrouw Sarvaunt...'

'Bonnie, graag,' zei ik, zachtjes lachend. Ik ging rustig achterover- zitten in de stoel maar kwam snel weer overeind. 'Iedere man die Kirby niet aardig vindt is een vriend van mij.' Michau boog zijn hoofd. 'En ik zou het prettig vinden als je me Claude noemde.' Hij stak zijn hand uit over het bureau en we schudden elkaar de hand, twee samenzweerders, die allebei Rufus Kirby haatten. 'Goed, dan nu de formulieren.' We besteedden een half uur aan het invullen van formulieren en het uitschrijven van kascheques die ik kon gebruiken totdat ik mijn cheques op naam zou hebben, en we bespraken naar goede zuidelijke traditie het weer. Ja. Ik kon in New Orleans wonen. Het kon echt. Het was een feit, geen hol verlangen. Deze merkwaardige stad met zijn multiculturele basis, zijn rijke historie, zijn zo verschillende mensen en fantastische oude architectuur kon mijn thuis zijn. Ik verliet Michau en Royal Securities terwijl de tevredenheid op mijn hele gezicht te lezen stond.Ik ging niet rechtstreeks naar het hotel, maar bracht de volgende uren door met het bezoeken van de plaatsen waar mijn moeder zo lang geleden vaak geweest was. Volgens de kaartjes in het zwarte kistje had ze een tijdje in het Quarter gewoond of het dikwijls bezocht, en ik wilde alles doen wat zij ooit had gedaan. Ik at oesters uit de schelp met traditionele hete saus en dronk er een glas donker bier bij, aanbevolen door de kelner in het lange, smalle etablissement Felix. Met mijn ellebogen op de bar en een stapel servetten ernaast liet ik de zoutige, slijmerige oesters met een verzadigd, tevreden gevoel door mijn keel glijden. Ooit had mijn moeder dit gedaan, had ze met haar ellebogen op deze bar geleund en dit heerlijke, bijna sensuele voedsel genuttigd. Al dwalend kwam ik langs de Absinthe Bar met zijn behang van dollarbiljetten. Ik bleef ervoor staan en keek door de ramen naar de drinkende klanten. Het was een gemengde meute, zowel toeristen als mensen uit de buurt. Toch waren het grotendeels ruige types die de kroeg een onveilig sfeertje gaven. Ik liep naar binnen en ging aan een tafeltje zitten, maar bleef niet lang genoeg om een drankje te bestellen. Maar ik had het kunnen doen... mijn moeder had het gedaan.

Terwijl de zon onderging, posteerde ik mezelf in Preservation Hall, waar ik naar jazz luisterde. De echte jazz, niet een moderne adaptatie. Prachtige oude deuntjes en nieuwere melodieën, glad en beschaafd, als het bier dat ik dronk terwijl de avond vorderde. Ik dronk drie biertjes, en elk was lekkerder dan het vorige. Ik kon hieraan gewend raken. Bier, muziek en mensen. Veel mensen. Ik stelde me voor hoe mijn moeder door deze straten liep, er at en dronk en deze geluiden hoorde. Ik hield erg van de waarachtigheid van deze stad, de smaken, de aroma's en de sfeer van genieten, de lachende mensen. Ik hield van dat alles, vanwege haar. En laat op de avond, terwijl de maan boven de stad opkwam en met zijn vale licht met de veel helderder en hardere stadslichten concurreerde, ging ik naar het beroemde oude hotel. Had ze hier geslapen? Was ze in deze elegante oude lobby geweest met zijn gewelfde plafonds en prachtige decor? Had ze de bloemdecoraties bekeken die met de hand geschilderd waren door Elizabeth Hadden en de kostbare kunstwerken van Charles Reinike die de muren opluisterden? Was de grandeur en de overdaad van de oude wereld een alledaags genoegen voor haar geweest of was ze zwaar geïmponeerd door al die dingen?Ik werd begeleid in de lift naar mijn kamer, een vreemde ervaring voor iemand die nog nooit op een onbekende plek is geweest. En terwijl de piccolo mijn schamele bezittingen wegzette, stond ik in de deuropening naar de weelderige suite te staren en probeerde ik mijn mond niet te laten openvallen. De suite die Royal Securities me aangeboden had, leek zo uit een tijdschrift over binnenhuisar- chitectuur te komen; het was een driekamerappartement met gebloemde stoffering, antieke tafels en een volledig ingerichte keuken. Het was elegant, beschaafd en ronduit luxueus. Ik slaagde er uiteindelijk in mijn gevoel van ontzag te overwinnen en de kamer in te lopen, opzij stappend voor de piccolo. Ik gaf hem een dollar fooi en hoopte dat dat genoeg was. Geen van de tijdschriften die ik in de loop der jaren had bestudeerd, hadden me op het Ponchartrain voorbereid.

En het was me niet ontgaan dat de reservering heel eenvoudig was verlopen. Alles wat Claude Michau had gedaan was de telefoon pakken. Er lag macht in de handen van een vermogend man, zelfs als zijn rijkdom van het geld van anderen afkomstig was. Ik deed de deur achter de piccolo dicht en sloot mezelf op in de stilte van deze van airconditioning voorziene overdaad. Ik zette een blikje tonijn en een potje mayonaise in de koelkast en legde een stokbrood van de warme bakker op het aanrecht. Ik had ze onderweg gekocht voor het geval ik 's nachts honger mocht krijgen. Nadat ik de deur van de koelkast gesloten had, liep ik langzaam de suite rond, het gladde vernis van een oude tafel aanrakend. Ik rook de onvertrouwde geur van een kamer die anders was dan mijn eigen kamer in Khoury. Van iedereen, en toch van mij. Allemaal vanwege het geld. En er was nergens een muizekeu- tel te zien. Het leek in niets op thuis.

Ik sliep geweldig op het vreemde matras. Zes uur in totaal. Ik werd lang voor vijven wakker, en liggend probeerde ik in de donkere kamer een plan voor de dag te maken. Ik had niet het gevoel opgewonden te zijn. Ik vond de hele verhuizing eigenlijk volstrekt vanzelfsprekend. En toch wist ik dat ik in New Orleans was. Ik wist dat ik met het verleden gebroken had. Ik wist dat ik alleen de toekomst onder ogen hoefde te zien. Er trok een trilling van opwinding door mijn armen en door mijn op mijn buik ineengestrengelde vingers.

Ik had een enorme zin in koffie en stond op. Ik zou naar het Quarter terugrijden voor café au lait en beignets in het Café du Mode. Ik zou de zon boven New Orleans zien opkomen. Ik zou het leven leiden dat ik alleen in mijn dromen voor mogelijk had gehouden. Een leven zonder zwermen muskieten, de stinkende moerassen en de vochtige bayou. Een leven met nieuwe mensen erin. Mensen zoals Claude Michau. Mensen die midden in het volle leven stonden en geregeld de verfijnde kunst van de beleefde conversatie beoefenden.

Ik stond op en kleedde me aan. Ik koos een dunne, ruim zittende katoenen jurk in een zachte pastelkleur, gymschoenen, en mijn eeuwige zonnebril. In het draagnet dat ik ooit in de bayou had gedragen stopte ik zonnebrandcrème, een brillekoker, een film, mijn portemonnee en het nieuwe chequeboek van Royal Securi- ties. Ik zwaaide het net over mijn linkerschouder. Mijn haar, dat ik in een staart had gedaan, eindigde halverwege mijn rug, een lange veelkleurige streng van door de zon gebleekte bruine en donkerblonde haren met gouden vlekken.

Mijn camera's waren te zwaar voor toeristisch gebruik en ik besloot dat mijn eerste aankoop van de dag een goedkope klein- beeldcamera zou zijn. Een gloednieuwe.

De zon kwam net op toen ik de slaperig ogende piccolo een fooi gaf omdat hij mijn bestelwagen gehaald had. Hij was een knappe jongeman van in de twintig met blauwe ogen; in beide oren had hij een gehoorapparaatje. Ik stelde me voor dat hij meer verdiende aan fooien dan de meeste mensen aan salaris kregen. Toch gaf ik hem maar een dollar, wat hem niet teleur leek te stellen. Ik reed door vrijwel lege straten. De lucht was een grijs en perzik- kleurig samenspel van opbollende wolken. Het was nog geen spitsuur; de mensen gingen nog niet naar hun werk, de toeristen stroomden nog niet naar de bezienswaardigheden zoals de zilverreigers op mijn foto's. De straten waren vochtig en leeg, er waren alleen de zonsopkomst en ik.

Ik had de wagen bij het Ponchartrain kunnen laten staan en de tram naar het Quarter kunnen nemen. Maar ik wilde de vrijheid hebben te komen en te gaan wanneer ik wilde, onafhankelijk van de grillen van de dienstregeling van de trams. Ik parkeerde op dezelfde plek als de dag tevoren, waarvoor ik de bewaker uit zijn slaap moest halen en hem een biljet van vijf dollar gaf om op Elreds oude bestelwagen te letten. Die zat nog steeds vol met mijn spullen en de half gedroogde olieverfschilderijen, en weer een dag in de smoorhitte zou niet goed zijn voor de drogende verf.

De geur van pigmenten vond ik bijna nog lekkerder dan ontbijt en mijn handen jeukten om aan de slag te gaan met de onafgemaakte doeken. Om de vegen te wissen die Elred met zijn onhandige vingers had achtergelaten. Om in mijn kunst een nieuwe richting in te slaan. En aan de geur van oververhitte verf te ruiken wist ik dat dat snel moest gebeuren.

Ik liep naar het water. Alles in New Orleans is hetzij naar het water, hetzij ervandaan gericht, en het Café du Monde lag direct aan de rivier. Mijn maag rommelde, een hongerig basso profundo.dat gunstig was. De verhuurder zou dan bij de hand zijn als de gootsteen verstopt zat of zo.

Terwijl ik wachtte tot de winkel openging, belde ik de privé-detec- tive die me door Michau aanbevolen was. R.T. Stocker nam bij de tweede keer overgaan op, waarbij ze aanvankelijk klonk alsof ze haar mond vol bonen had. Toen ze vrijwel direct duidelijker begon te spreken, moest ik niet meer aan bonen maar aan een potlood denken. Ik stelde me haar voor als een Miss Marple van middelbare leeftijd of een Agatha Christie, met haar haar in een wrong, haar vingers druk bezig op een oude Underwood-typemachine en haar gele potlood stevig tussen haar tanden, en een vaas witte chrysanten naast haar op het bureau. 'Saaher en... Stocker,' zei ze. 'Met R.T.'

'Mevrouw Stocker, u spreekt met Bonnie Sarvaunt, en ik, eh... ik...' Plotseling wist ik niet meer wat ik tegen de privé-detective moest zeggen. Het klonk wat plat en bot om te zeggen dat ik haar wilde inhuren om mij te vinden. En mijn moeder. 'Claude heeft gebeld, mevrouw Sarvaunt, met een persoonlijke aanbeveling en een verzoek om onze diensten tegen een zakelijk tarief aan te bieden.'

R.T. Stocker had een schorre stem die een lijzige zuidelijke traagheid bezat; wellicht kwam ze uit Georgia, maar niet uit Zuid-Loui- siana. En mijn verwachtingen over haar leeftijd moest ik drastisch naar beneden bijstellen. Een hese vrouw van midden dertig, met een houding van 'laten we direct ter zake komen'. 'U hebt wel succes gehad bij Claude, mevrouw Sarvaunt. Ik heb uitdrukkelijke orders u van dienst te zijn zoals ik de effectenbank zelf van dienst zou zijn. Het gaat om een vermiste?' 'Ja. Eigenlijk twee. En het is nogal... eh, ingewikkeld. Ik... Misschien kunnen we ergens afspreken. Ik bedoel...' Mijn stem zonk weg. Niet dat ik van gedachten veranderde of nerveus was. Maar ik zag de blik van R.T. Stocker al voor me als ik haar het zwarte kistje en de aanwijzingen uit mijn verleden zou laten zien. Een beleefd ongeloof. Een volwassen vrouw die haar neus ophaalde voor het verlangen van een wees om haar verleden te vinden. 'Kijk,' zei ik voor ze kon antwoorden. 'Ik denk dat het nogal onzinnig kan zijn wat ik wil, ziet u. Alsof ik mijn fantasieën projecteer en zie wat ik wil, alleen maar omdat ik het wil zien. Ik weet dat dat nergens op slaat, maar...' Ik stopte. Ik klonk weer als een puber. Mevrouw Taussig zou het prachtig hebben gevonden, maar ik had er een grote hekel aan als een bevende adolescent te klinken.

R.T. Stocker lachte. Het was een zacht, kalmerend geluid. Het bedreven geluid dat een dokter in de operatiekamer kon maken, vlak voor hij je wegmaakte. Terwijl hij zijn messen aan het wetten was. 'Ik kan vanavond bij u komen en dan kunt u me vertellen wat u wilt. We rekenen niets voor een inleidend consult, en als u van gedachten verandert, dan geeft dat ook niets.' Ik haalde diep adem. 'Ik zit in het Ponchartrain.' 'Kamer 312, ik weet het. Michau heeft het me verteld. Om zeven uur?'

'Goed. Met koffie?' 'Graag.'

De hoorn werd op de haak gelegd.

Ik legde de zwarte hoorn van hard plastic terug op het toestel en leunde tegen de telefoonpaal. Vanwege het historisch effect zijn de telefoons in het Quarter in sierlijke zwarte ijzeren kappen op slanke palen geplaatst. Dat dit bescherming gaf tegen de wind en rondvliegend afval tijdens een orkaan was geen toeval. Alles in New Orleans was erop gebouwd een orkaan te doorstaan. Elektrische en telefoonleidingen liggen onder de grond, luiken zijn gewoonlijk niet als versiering maar als bescherming aangebracht en de verkeerslichten staan op palen bij kruispunten. Efficiënt en stevig. Betrouwbaar.

Ik kon er niet achter komen waarom ik me plotseling zo van alles verstoken en onthecht voelde, alsof ik zou wegzweven als ik de zware smeedijzeren telefoonkap losliet. Ik leunde met mijn hoofd tegen het zwartgeverfde ijzer. Dezelfde inktzwarte kleur als tante Ilenes ogen.

Ik maakte me los van de telefoonkap en ging op zoek naar een nieuwe camera.

Volmaakt in evenwicht maakte McCallum danspassen naar voren, terwijl hij met een lang, dodelijk lemmet naar zijn tegenstander zwaaide. Het matte lemmet flitste groen op bij elke beweging, gloeide groen op als het stilgehouden werd; het waren weerspiegelingen van het computerscherm in de verder duistere kamer. Hij was eindelijk eens alleen; het rijk versierde bed was leeg. Hij vond niet vaak de tijd om te oefenen, en zij hield er niet van. Zijn lichaam glansde van het zweet in het vale licht. Zijn ademhaling was diep en regelmatig, onderbroken door diepere teugen bij elke uitval.

Het lemmet leek nooit snel te bewegen. Hij leek nooit gehaast. En toch vertraagde het blad zelden, stokte het zelden in zijn ingewikkelde omwentelingen.

Hij was bezig met Kendo, een onorthodoxe vorm van het Japanse zwaardvechten. En bij hem werd de oosterse gevechtskunst tot poëzie verheven. De poëzie van dans, geschiedenis en oorlog. De computer piepte zachtjes om hem op nieuwe informatie te attenderen. Met één soepele beweging stak hij het zwaard in de schede; met feilloze precisie vond hij in het donker het zwartleren foedraal. Hij was er vaak van beschuldigd katteogen te hebben. Hij pakte een handdoek, die in de schemerige kamer vrijwel onzichtbaar was, depte zijn gezicht af en liep blootsvoets over de houten vloer. Terwijl hij zijn linkerhandpalm op het bureau liet rusten, boog hij zich naar het computerscherm toe, waarbij er langzaam een lachje over zijn gezicht trok.

'Kijk, kijk, kijk. Moet je zien,' zei hij zachtjes met een stem die spon van tevredenheid. 'Nou heb ik je. Je bent van mij.' Hij nam een pen in zijn lange, slanke vingers en schreef een aantal identificatiegetallen en een adres op. Hij wiste de informatie van het scherm en toetste nieuwe commando's in om een ander gebied te doorzoeken.

Hij douchte zich snel, kleedde zich aan, gooide een paar T-shirts en spijkerbroeken in een leren reistas, deed er nog een sportjasje, ondergoed en toiletspullen bij en ritste de tas dicht. Het had alles bij elkaar minder dan tien minuten gekost en alles was in het volkomen duister uitgevoerd. Hij hield van het duister. Het was nuttig. Hij pakte zijn sleutels, liep naar de hal en sloot zijn suite af. Hij stopte nog even bij de afgesloten kist aan de voorkant van het huis, nam er een kort zwaard uit dat hij bij zijn spullen stopte en verdween stilletjes door de voordeur. Twintig minuten na het waarschuwende piepje uit zijn computer was McCallum op weg naar New Orleans en ruiste de avondwind door zijn schouderlan- ge blonde haar.

Vijf minuten na zijn vertrek werd zijn suitedeur geopend met een soepel omdraaien van het slot. Het licht ging aan, waardoor stapels vuil wasgoed, stapels boeken, borden met half opgegeten en opgedroogd eten, lege wijnflessen, verspreide papieren en het enorme zwarte bed zichtbaar werden. Aan het voeteneind van het monsterlijke bed lagen verkreukelde grijze lakens op een hoop; het onderlaken zat onder de etensvlekken en andere, nog intiemere vlekken. Er was zelfs aan het hoofdeinde, naast een ouderwets kussen, een veegje zichtbaar van iets dat bloed zou kunnen zijn. Er kwam een man binnen die laarzen met zilveren punten en een strakke spijkerbroek droeg. Hij rook sterk naar paarden. Hij zette zijn voeten zorgvuldig neer om te voorkomen dat hij iets verplaatste, en liep de kamer door naar de computer. McCallum zou de kleinste verandering in de kamer opmerken. Een tweede man, die in een gesteven grijs uniform gekleed was, bleef bij de deur staan om de wacht te houden.

Terwijl zijn vingers over het toetsenbord bewogen, bekeek de man met de laarzen de laatste paar schermen en vond datgene waarvoor McCallum zoveel belangstelling getoond had. De computer piepte.

'Hij heeft het,' zei hij, terwijl hij met zijn hand door zijn haar streek. 'Hij heeft haar gevonden.'

Terwijl hij de commando's en files in omgekeerde volgorde afwerkte, bracht hij het scherm in de eerdere toestand terug. Tenzij McCallum heel, heel erg goed en heel, heel voorzichtig was, zou hij nooit weten dat zijn computer aangeraakt was. De man met de laarzen liep weer naar de deuropening, terwijl hij controleerde of er helemaal niets in de kamer veranderd was. Aan de paardelucht kon hij natuurlijk niets doen, maar McCallums reukvermogen was nooit erg goed geweest.

'Zorg ervoor dat er een tas voor me gepakt staat, Jenkins. Ik zal een paar dagen in New Orleans zitten.' 'Zeker, meneer.'