'Ik weet niet wie je bent, maar Bonnibelle Sarvaunt, waarschijnlijk de donkerogige baby op de foto die je hebt, is inderdaad op 7 september gestorven, dit jaar eenentwintig jaar geleden. Ze had zulke ernstige afwijkingen bij de geboorte dat niemand veel kon doen om haar te redden, en daarom herinnerden de artsen in Petit Che- nier zich haar geval erg goed,' zei Stocker bij wijze van begroeting. Ze sprak de woorden snel en staccato uit, alsof het kogels waren uit een krachtig handwapen.

'We hebben dus enkele antwoorden op een paar essentiële vragen, maar helaas hebben we ongewenste aandacht getrokken. Iemand is iets te geïnteresseerd in dit onderzoek voor mijn gemoedsrust.'

'Het lijkt erop dat we allemaal nieuws hebben, maar ik ben bang dat ik het minst op de hoogte ben,' zei Michau op zijn o zo beleefde manier. 'Misschien zou een van jullie zo vriendelijk willen zijn bij het begin te beginnen?'

Voor ik kon antwoorden, begon Stocker uit te leggen. 'Bonnie, of wie ze ook is, heeft me gevraagd voor haar een kleine kwestie uit te zoeken. Ze vraagt zich af of ze wellicht niet de persoon is die ze tijdens haar jeugd had gedacht te zijn, omdat ze fysiek niet op de familie Sarvaunt lijkt en omdat ze een vrij grote erfenis heeft gekregen, en daarbij ook nog enkele verwarrende documenten van de vrouw die beweerde haar moeder te zijn. Ingewikkeld, ik weet het. En eerlijk gezegd dacht ik in het begin niet dat ik iets zou ontdekken, behalve dat ze misleid was. Sorry, Bonnie.' Stocker pauzeerde even, dronk een halve kop dampende donker gebrande koffie leeg en keek weer de zaal rond. Ze vroeg de ober om een tweede kop, zich de tijd gunnend haar gedachten op een rijtje te zetten. Stocker dronk koffie zoals de meeste mensen lucht inademen. Volgens mij dronk alleen tante Ilene ook zoveel koffie. Ik bekeek het koffieritueel met grote belangstelling en negeerde mijn eigen koffie en taart. Ik had al te veel koffie en suiker op, want mijn hart klopte snel en ik haalde oppervlakkig adem. Maar Michau was onverstoorbaar en bleef bedaard. Ik had het gevoel dat hij zelfs tijdens een orkaan, aardbeving of vulkanische uitbarsting kalm zou blijven en rustig op redding of de ondergang zou wachten. Hij was een ongelooflijk geduldig man. 'Ik geef je later een volledig verslag, een gedetailleerd relaas van feiten en kosten. Maar ik zal nu alleen mijn bevindingen samenvatten.' Stocker zette haar koffiekopje neer, en steunend op haar ellebogen telde ze haar ontdekkingen door haar vingers op te steken. 'Bonnibelle Sarvaunt is op 7 september gestorven, volgende maand eenentwintig jaar geleden. Ze was twee maanden oud. Haar moeder is vier jaar later gestorven.' Stocker hield drie vingers in de lucht.

'Zowel moeder als dochter is begraven in Petit Chenier, Louisiana, in graven met daarop stenen met de naam DeVillier. Dat hebben ze voor elkaar gekregen door te zeggen dat het meisje Sarvaunt uiteindelijk met de vader van de baby getrouwd is, hoewel ze geen huwelijkstoestemming hadden om hun claims waar te maken. In deze afgelegen provincieplaatsen is de burgerlijke stand nogal onbetrouwbaar.'

Stocker stak nog twee vingers op zodat haar handpalm zichtbaar werd. Die had diepe vouwen, met een harde, vereelte huid. Ik keek haar weer in de ogen.

'Op de overlijdensakte van de moeder staat Marie Lisette D. DeVillier. Haar identiteit ten tijde van haar dood werd bevestigd door een vrouw die beweerde haar zuster te zijn, en door een Frans echtpaar van middelbare leeftijd dat beweerde dat ze haar meest nabij levende verwanten waren. Ik denk dat het echtpaar je tante Ilene en Tee Dom waren, vergezeld van je echte moeder, hoewel ik er niet het geringste vermoeden van heb waarom je tante en oom met opzet het lichaam van hun eigen nicht verkeerd geïdentificeerd zouden hebben.' Twee vingers van de rechterhand van de detective voegden zich bij de andere die naar het plafond wezen. 'De lijkschouwer had er geen moeite mee een overlijdensakte te tekenen, omdat de vrouw twee maanden in een gastenverblijf had gewoond voordat ze stierf en iedereen daar haar kende als DeVillier. Maar er is een probleem bij al deze feiten. Ik heb met de man gesproken die de lichamen heeft geprepareerd, en hij hield vol dat de vrouw de naam Elizabeth Sarvaunt droeg toen ze haar baby begroef. En niet Marie L. Smith-DeVillier.' Stocker liet haar acht vingers zakken, ging achteroverzitten in haar stoel en leegde een tweede kop koffie. Toen de kop leeg was, zette ze hem neer met een lachje dat bepaald goedkeurend was. 'Of je moeder er nu bij betrokken was of niet, het houten gebouw waarin de enige kopieën van het register van de begraafplaats lagen, is een jaar nadat Elizabeth Sarvaunt begraven was als Marie DeVillier afgebrand.

Zodat de gegevens van de twee personen voorgoed verborgen zouden blijven.' Stocker grinnikte waarderend. 'Je moeder was zo listig als de pest.'

'O, trouwens, de vrouw die in Gloree stierf onder de identiteit van Elizabeth Sarvaunt had rood haar en blauwe ogen en stierf aan MS. Ik denk niet dat zij werkelijk Elizabeth was. Ik denk dat ook zij een vals spoor was dat door je echte moeder gelegd was. Ik denk dat je moeder een andere jonge vrouw gevonden heeft die stervende was, en dat ze met haar van identiteit gewisseld heeft: het was één keer goed gegaan, dus waarom niet nog eens. Zo listig als de pest.'

Michau concentreerde zich op zijn taart en at met kleine snelle hapjes als een vogel bij een voederbak. Hoewel ik had geweten van de overlijdensakte waarop mijn naam netjes op de juiste regel getikt stond, kon ik niet goed beslissen hoe ik moest reageren op de bevestiging van mijn eigen dood op de leeftijd van twee maanden. Ik pakte mijn kopje op, nam een slok en zette het kopje weer neer. Het was... vreemd. Een deel van mij had altijd aangenomen dat de overlijdensakte niet klopte. En toch had ik altijd gedacht dat ik niet degene was onder wier identiteit ik opgroeide. Een tegenspraak in mijn eigen geest. Ik had altijd het feit willen bewijzen dat ik... iemand anders was. Maar nu ik dat gedaan had... De stilte rond de tafel werd steeds groter, terwijl de andere twee zagen hoe ik de informatie in me opnam. Ik kon hun ogen op me gericht voelen. Ik kon het kopje in mijn vingers voelen. Maar de rest van de wereld bleef wegglippen. In een ontwricht, ontregeld kader leken de ogenblikken langs te glijden en dan weer een basis te vinden, alsof de versnellingen haperden. Alsof mijn wereld als de oude bestelwagen van Elred voortbewoog. Uiteindelijk zei ik wat. 'Dus wie ben ik dan?'

'Ik weet het nog niet. Maar ik heb het gecontroleerd en er is nooit een overlijdensakte voor Carin Colleen DeVillier in het archief gekomen. Tenminste niet in Petit Chenier. Ik zou graag aan willen nemen dat je moeder je alle aanwijzingen heeft nagelaten die je nodig zou hebben om uit te vinden wie je bent, maar het is nog te vroeg om dat zeker te weten.'

'Sorry dat ik van mijn onwetendheid blijk geef, maar hoe kon ze zich als Bonnie voordoen als Bonnie dood was? Zou de staat die discrepantie niet opmerken?' Michau zette het lege taartbord weg en nam een slok koffie.

'Hoeft niet. Je moet weten dat het computertijdperk nog niet aangebroken was. Geboorte- en overlijdensakten werden niet met elkaar in verband gebracht. Dat is eerlijk gezegd nog steeds zo in de meeste delen van de staat. Dus als de moeder van een levend kind de identiteit van haar kind wilde veranderen in die van een dood kind, dan kon dat. Het zou natuurlijk gemakkelijker geweest zijn een wisseling door te voeren als de baby's allebei leefden, maar de echte Bonnie was elf maanden voordat Carin werd geboren, gestorven. En volgens mij ben jij Carin Colleen DeVillier.' 'Wat betekent dit in relatie met het vermogensfonds van Bonnibel- le Sarvaunt?' vroeg Michau. Een routinevraag van een man die altijd een vinger aan de pols van de financiële wereld hield. 'Goede vraag, en ik weet het antwoord niet. Een advocaat zou wellicht kunnen helpen, maar nogmaals, er zijn nog veel onbekende factoren. Naar mijn mening kan dit jarenlang een zaak voor de rechtbanken zijn.'

Mijn gedachten waren een verwarde, stroperige brij geworden. Maar op deze vraag wist ik het antwoord. 'Op 10 augustus in het jaar dat ik vierentwintig wordt, of waarin Bonnibelle vierentwintig wordt, kan ik mijn vermogensfonds opeisen door een analyse van vingerafdrukken te vragen. Als mijn vingerafdrukken dezelfde zijn als die in de papieren van het vermogensfonds, dan is het geld van mij. Ik hoef me verder niet te identificeren.'

Alles leek nu logisch. Mijn moeder had ervoor gezorgd dat ik aanspraak kon maken op mijn vermogensfonds zonder allerlei wettelijke papieren rompslomp, omdat ze wist dat ik zou kunnen ontdekken dat ik Bonnibelle Sarvaunt niet was. Of de staat zou het kunnen ontdekken, of misschien iemand anders... Mijn huid leek ijzig koud en gevoelloos te zijn. Ik likte mijn lippen af en proefde de resten van de whiskysaus van de lunch. Ik kon niet denken, kon niet voelen. Het mysterie waarvan ik het bestaan altijd vermoed had, bestond echt.

Ik trok mijn antieke marineblauwe satijnen tas naar voren en haalde er de zes polaroids uit, die ik over tafel uitspreidde. 'Deze man en een andere man volgen me nu al een paar dagen. Het lijkt erop dat ze meestal diensten van twaalf uur draaien, hoewel ik ze ook op andere uren heb zien wisselen. Deze is omstreeks één uur vanmiddag met zijn dienst begonnen.'

Michau pakte twee foto's op en bekeek ze geconcentreerd. Stocker pakte er een op, keek er even naar en legde de foto terug op tafel. Ik wist zeker dat ze de man herkende, maar in plaats van iets te zeggen pakte ze haar vork en proefde ze van de pecantaart. 'Ik herken hem niet, maar dat had ik ook niet verwacht,' zei Michau. 'Dit is heerlijk. Mag ik nog een kop koffie? Bonnie, hoe ziet de ander eruit? De partner van deze man.' Stocker nam snel na elkaar nog twee happen.

'Gewoon. Gewoon bruin haar, gewone lengte. Ongeveer halverwege de twintig, denk ik. Hij heeft een bierbuikje en staat altijd zo.' Ik stond op en ging tegen een muur geleund staan, waarbij ik zowel mijn enkels als mijn armen over elkaar legde. De ober wachtte even terwijl ik ging zitten en boog zich over me heen om onze kopjes te vullen. Ik nam weer een slokje en gaf Stocker mijn taart. 'Ik weet zeker dat het heerlijk is, maar ik zit vol. En ik weet ook zeker datje de man herkend hebt. Wie is het?' Stocker schoof haar lege bord opzij en zette haar vork in mijn taart. 'Ik ken hem als Cooter Bug, maar zijn echte naam ken ik niet. Hij werkt in deeltijd voor Jimmy MacAIoon. MacAloon is een gewoon uitziende man met een bierbuik, die muren rechtop houdt als hij zich verveelt. Een beetje zoals jij liet zien.' Stocker lachte, nam nog een hap van mijn taart en kauwde traag, terwijl ze langzaam van Michau naar mij keek en weer terug. Ze wilde haar beheersing over het gesprek nog even laten voortduren. 'Dit is bijzonder lekkere taart.'

Michau rolde met zijn ogen en nam een slok koffie. Ik wachtte. Uiteindelijk verwaardigde Stocker zich om ons in te lichten. 'MacAloon is de baas van MacAloon's Beveiligingssystemen en Diensten voor Persoonlijke Bescherming.' Ze nam nog een laatste hap taart maar kon haar grijns niet verbergen. Ze slikte. 'Hij is lijfwacht.'

Michau keek van Stocker naar mij en zette zijn koffiekop neer. Hij miste de schotel waardoor de koffie uit de kop over zijn hand golfde. Dat deed vast pijn, maar Michau liet er niets van merken. 'Een lijfwacht. Zoals beroemde mensen hebben, om de bevoorrechte mensen van het gepeupel te scheiden.'

Stocker, die zich bijna verkneukelde van plezier, wees met haar vork in de lucht. 'Geef die man een sigaar.' Ik lachte, een plotseling hard geluid zoals een claxon die per ongeluk met een elleboog wordt aangeraakt. 'Mevrouw Sarvaunt, hebt u een lijfw...'

'Nee, meneer Michau. Ik heb niemand ingehuurd,' viel ik hem in de rede. 'En niemand uit Khoury weet zelfs maar waar ik me bevind, dus ook daar kan niemand een lijfwacht voor me ingehuurd hebben.' Ik voelde een koude rilling over mijn rug lopen. Het zou kunnen komen door te veel cafeïne, maar het kon ook het begin van angst zijn. Waarom had mijn moeder zo haar best gedaan mij te verbergen? In welk gevaar bevonden we ons beiden nog, en hoe groot was het?

De rilling begon onder aan mijn rug en breidde zich verder uit naarmate het vanzelfsprekende duidelijk werd. 'Eigenlijk kon ik alleen worden opgespoord via de cheque die bij Royal Securities is gedeponeerd.'

Michau knipperde met zijn ogen, opende zijn mond en sloot die weer. Na een poos zei hij: 'Dan moeten we misschien contact opnemen met de man die je vermogen in LaRoque beheert... de heer Duhon?' vroeg hij halverwege zijn zin, zich de naam uit mijn portefeuille herinnerend. Ik knikte. '... en vaststellen of hij weet wat er hier aan de hand is.' Michau stak zijn vinger op naar de ober en vroeg toestemming om van de telefoon gebruik te maken. Op zijn eigen kalme manier belde hij naar Belinda op zijn kantoor en vroeg haar naar de telefoonnummers van Alex Duhon thuis en op zijn werk. Hij draaide het nummer van Duhons kantoor. Ik nam een slokje koffie; Stocker goot het naar binnen terwijl we wachtten. Bij Petunias kon je onbeperkt koffie drinken. Het leek erop dat Stocker probeerde het restaurant droog te leggen. Duhon was op kantoor bezig af te sluiten; zijn laatste cliënt was allang vertrokken. Michau hoefde niet te wachten. Hij stelde zich voor, liet mij even aan de lijn komen zodat Duhon bereid zou zijn om mogelijk vertrouwelijke zaken te bespreken en ging verder met vragen stellen aan de gevolmachtigde van mijn moeder. Michau kwam minder te weten over mijn achtergrond en mijn moeder dan ik al wist. Maar hij kwam wel te weten dat er in Duhons kantoor was ingebroken op de dag dat hij van kantoor weg was om de cheques naar mij te brengen.

Hoewel er niks was weggenomen, waren de dossiers doorzocht en waren er tientallen kopieën gemaakt op het kopieerapparaat op kantoor. De secretaresse van Duhon hield altijd nauwkeurig bij hoeveel kopieën er gemaakt waren, en het was duidelijk dat iemand ten minste één dossier gefotokopieerd had. Er waren geen vingerafdrukken, geen bewijs. Maar het was aannemelijk dat iemand mijn dossier gefotokopieerd had. Duhon vermoedde dat iemand de rekeningen van het vermogensfonds van mijn moeder in de gaten had gehouden, en toen de cheques werden uitgegeven en de rekening daarvoor belast werd, konden ze Duhon opsporen. En via hem mij.

Toen Michau en Duhon alle van belang zijnde informatie hadden uitgewisseld, gaf Michau de telefoon aan de ober terug en vroeg hij om verse koffie. Ik besloot dat Stocker en hij zelfs meer op konden dan Tee Dom en tante Ilene... die niet echt mijn oom en tante waren, en dat nooit waren geweest.

Als wezen ontdekken dat ze niet degenen zijn die ze dachten te zijn, dan ervaren ze gewoonlijk een gevoel van onthechting. Dat wist ik. Ik wist dat het normaal was. Maar toch wilde ik huilen.

'Als je nog meer slecht nieuws kunt hebben, dan moet ik je nog wat vertellen.' Stocker schoof het tweede taartbordje weg en leegde haar koffiekop, haar ogen op de mijne gericht. Ik knikte en ze ging verder. 'Iemand heeft geprobeerd mijn appartement in te komen.'

Michau boog zich weer naar voren in zijn stoel. De verkilling in mijn rug werd heviger, zoals condensatie op een koud glas. Ik realiseerde me dat ik zweette.

'Ik woon bij de grote schuur in een gerenoveerd appartement. Er is maar één ingang, die toevallig zichtbaar is vanuit het huis van mijn trainer. Die vent is de helft van de tijd dronken, maar gisteravond was Mick nuchter genoeg om de honden te horen blaffen en ging hij naar buiten om een kijkje te nemen. Hij zag iemand boven aan de trap staan en hoorde glasgerinkel. De onbekende sloeg op de vlucht toen Mick met zijn geweer in de lucht schoot. Mijn paarden werden er doodsbang van, maar mijn trainer is niet al te fijngevoelig. Zodra ik voldoende redenen vind, zal ik hem ontslaan, maar zover is het nog niet.' 'Werkje momenteel nog aan andere zaken, R.T.?' 'Nee, alleen aan deze.'

'Dan kunnen we dus veilig aannemen dat de belangstelling voor je kantoor met Bonnie te maken heeft.'

'Nou, het zou een gewone poging tot diefstal geweest kunnen zijn, maar er is nog nooit ingebroken. De honden maken te veel lawaai en schrikken alle potentiële inbrekers af. Gezien de... eigenaardigheden... rond deze zaak, denk ik dat de inbraak met jou te maken heeft.' Ze knikte in mijn richting. 'Bonnie, heb je voldoende bescherming?'

'Een hond, een .38 en een .20 kaliber-geweer.' Stocker zette grote ogen op.

Ik lachte en citeerde Tee Dom voor haar. 'Alleen 'n malloot gaat 't moeras of diep de bayou in zonde' gewee' om de alligators af te schrikke'. Regel numme' een: alligators hebbe' grooote tanden! Regel numme' twee: een alligator is vreselijk stom! Regel numme' drie: in de bronsttijd is zelfs een platbodem goed genoeg voor 'n geile alligator.'

Ze lachten allebei, evenals de ober die onze kopjes weer vulde. Ik legde een hand over het mijne, terwijl ik met mijn ogen knipperend de tranen verdrong die opkwamen toen ik Tee Dom citeerde. 'Nee, bedankt.'

'Ik neem aan datje met beide wapens overweg leunt.'

'Ja,' zei ik kortweg. Ik vertelde haar niet dat Tee Dom er heel wat

uren aan besteed had me te leren een geweer te onderhouden en te gebruiken. Ik vertelde haar niet hoe ik plunderende beverratten doodde, of een dolle hond die gek van de pijn op zijn achterpoten stond te dansen. Ik vertelde haar niet over dat jaar waarin ik voor het kerstdiner een gans mee naar huis bracht. Ik was toen twaalf en nog jong genoeg om met de jongens Bou- dreaux te gaan jagen, de halfzwarte jongens die min of meer als outcasts in Khoury woonden. Ze waren bijna een jaar lang mijn vrienden geweest, tot Louise Gastineau zwanger bleek te zijn en ik niet langer met mannen om mocht gaan. Maar die zomer hadden ze me geleerd een scherpschutter te worden met geweer en pistool. Een scherpschutter.

Dat zei ik allemaal niet. Ik slikte alleen maar flink en probeerde er niet aan te denken dat Tee Dom en tante Ilene niet langer familie van mij waren. Geen wonder dat Duhon gedwongen was hun vijftigduizend dollar te betalen om me op te voeden. Ik dronk mijn koude koffie op om de prikkelingen onder mijn oogleden te verbergen.

'Bonnie,' zei Stocker met haar hand op de mijne, 'Wil je dat ik met dit onderzoek verder ga?'

'Dat moet. Ik moet het nu weten. Want voor wie mijn moeder me ook verborg, het lijkt er nu op dat ze me gevonden hebben.' 'Kun je dat betalen?'

Het was een puur zakelijke vraag, maar daarmee was ik vertrouwd. Ik had van Rufus Kirby jarenlang geleerd hoe ik me in zakelijke situaties moest gedragen, en daarom bloosde ik niet en voelde ik me niet ongemakkelijk. Ik lachte weer, en realiseerde me pas daarna dat mijn gezicht iets van mijn verdriet verried. 'Als meneer Michau met zijn toverstokje zwaait en mijn investeringen laat verdrievoudigen, dan zou ik tot in het oneindige voor je diensten kunnen betalen. Momenteel heb ik genoeg om nog een tijdje door te gaan. Daar komt bij dat ik vandaag een baan gekregen heb,' zei ik, terwijl ik opgewekt probeerde te klinken, hoewel ik in gedachten tante Ilenes donkere ogen vol tranen zag. 'O? Als wat?' vroeg Stocker. 'Als assistente van Taber Rhame.' Michau boog zich weer naar voren. 'Het is nietwaar.' Ik knikte. 'Ik begin morgenochtend.'

'Ik zou graag alle bijzonderheden horen, maar ik moet mijn paarden voer geven.

Bonnie, ik denk dat je naar Khoury terug moet. Om preciezer te zijn: ik denk dat wij samen naar Khoury moeten, zodat ik je oom en tante een paar gerichte vragen kan stellen.' 'Het zijn mijn oom en tante niet.' Zo dramatisch had ik niet willen klinken en ik dronk weer van mijn koffie.

Stocker boog zich voorover en raakte weer de rug van mijn hand aan. 'Ik ben door mijn oom opgevoed. Een echte oom, maar hij was meer een vader voor me dan de meeste vaders voor elkaar krijgen.' Ze stopte en wachtte tot ik haar aankeek. 'Ik wil maar zeggen dat bloedverwantschap niet zoveel zegt. Het gaat om de toewijding en de liefde. Je oom en tante hebben twintig jaar lang voor je klaargestaan voor slechts vijftigduizend dollar. Dat komt neer op vijfentwintighonderd dollar per jaar. Geen rente. Ik denk dat het geld op de tweede plaats kwam toen ze ermee akkoord gingen je op te voeden. Wat betekent dat er nog een reden voor ze moet zijn geweest om twintig jaar van hun leven aan jou te besteden. Denk daar eens over na.

En terwijl je denkt, moet je een reis naar Khoury plannen. Als je een dag vrij krijgt, leun je een boodschap bij mijn secretaresse achterlaten. En ik ga aan de slag om de man van Marie L. DeVillier te vinden. Akkoord?'

'Ja. Ik wil je... bedanken. Ik zal... bellen.'

Stocker pakte haar hoed en aktentas en liep Petunias uit, terwijl haar laarzen luid op de houten vloeren dreunden. Achter haar bleef de geur van hooi en paarden hangen.

'Meneer Michau, zou u met Cee Cee en mij het avondeten willen gebruiken? Zij zorgt voor de wijn, ik kook, en we zouden u er graag bij hebben. Dan kan ik u over mijn nieuwe baan vertellen als u dat leuk vindt,' zei ik met een van emotie omfloerste stem. 'Heel graag. Is zeven uur een aanvaardbare tijd? Ik moet nog wat dingetjes regelen op kantoor.'

Ik keek op mijn horloge en ging akkoord met zeven uur. We gingen zonder plichtplegingen uiteen. Michau betaalde voor onze consumpties en bleef nog even met een van de restauranteigenaars staan praten. Ik glipte de zaak uit en liep langzaam naar huis, terwijl mijn emoties me de baas werden. Stockers opmerking bleef in me weerklinken, even duidelijk alsof ze naast me liep. 'Er moet nog een reden voor ze zijn geweest om twintig jaar van hun leven aan jou te besteden...'

Buiten Petunias stapte ik een warme regen in; de lucht was zo vochtig, dat mijn jurk direct tegen mijn lichaam bleef plakken, zoals bij een natte T-shirt-wedstrijd, van het soort dat ze in Khoury hielden voordat de Picou Brother's Bar and Grill sloot. Ik had het tot nu toe nog niet gemerkt, maar de hitte in de stad verschilde van die van de bayou. Het was klammer. Het was overal wel vochtig en benauwd, maar in New Orleans voelde de lucht anders aan, zwaarder en vuiler. Misschien vanwege de concentratie van uitlaatgassen of doordat de lage, dicht opeen gebouwde gebouwen in het Quarter de meeste briesjes tegenhielden, lang voordat ze de lucht konden koelen of zuiveren. Of misschien omdat de rivierwal de stad afsneed van de luchtstroom die door de Missis- sippi opgewekt werd. De stad was zo weliswaar beter beveiligd tegen overstromingen, maar in ruil daarvoor moest ze de verkoelende bries missen.

Ik keek achter me in de stortregen en in winkeletalages, maar kwam tot de conclusie dat geen van mijn bespieders erin geslaagd was me te vinden. Althans voorlopig was mijn ontsnappingsroute achterom veilig. Zo veilig als mogelijk was. Tegen de tijd dat ik naar de new age-winkel was teruggelopen, was ik zo doorweekt, dat mijn jurk wel een natte vaatdoek leek, en de inhoud van mijn tweedehands tas dreef in een centimeter water. De eigenaar van de winkel merkte niets toen ik binnenkwam. Hij was zo stoned, dat alleen zijn gesnurk bewees dat er iemand binnen was. Ik vond hem in het kantoor met zijn hoofd in zijn armen op een bureau rustend. In zijn open handpalm lagen de sleutels van de winkel. Na enige aarzeling pakte ik ze op en sloot ik de voordeur.

Ik meende dat ik slechts een goede buur was en op de koop toe ook nog voorzichtig. Natuurlijk, ik kon niets doen aan de waterplassen waaruit bleek dat ik hier gelopen had. Ik denk dat de vloer in tijden niet gedweild was, en er was ook geen dweil te zien. Misschien zouden de plassen gewoon verdampen voor de rasta wakker werd.

Cee Cee stond te kijken en liet me de winkel binnen voor ik kon kloppen. Ze zat met een stel gerafelde badstof handdoeken klaar om me af te drogen en ik werd bijna gesmoord toen ik door de deur stapte. Perkins leverde zijn bijdrage door mijn enkels te likken. Toen ik zo droog was dat Cee Cee me haar smetteloos schone winkel wilde binnenlaten, pakten we al mijn spullen - de mand met schone borden van Taber Rhame's lunch, mijn linnengoed uit Charles Stuarts winkel, Perkins' lijn en Cee Cee's paraplu - en liepen via de voordeur de trap naar mijn appartement op. Mijn bespieder stond aan de overkant van de straat doorweekt en druipend te wachten, met zijn gezicht beschermd door de rand van een honkbalpet die ik nog niet eerder gezien had. Ik weerstond de verleiding om te zwaaien.

Schoon, droog en gekleed in mijn favoriete joggingpak met gaten vertelde ik Cee Cee over het gesprek in Petunias, gaf Perkins te eten en dekte de tafel voor drie personen. Toen Cee Cee hoorde dat we bij het avondeten door een heer vergezeld zouden worden, probeerde ze me weg te sturen om 'passende kleding' aan te trekken, en toen ik weigerde, kamde ze haar eigen haar en bracht ze nieuwe lippenstift aan. Terwijl zij zich opdofte, stoomde ik verse groenten en warmde ik de resten van Rhame's lunch voorzichtig op. Cee Cee en madame Willoby zouden gek op elkaar geweest zijn. Ze hechtten beiden aan goede manieren en uiterlijke verschijning. Ik wist niet hoe ik voor één persoon moest koken; ik was er immers aan gewend twee keer per dag stevige maaltijden voor drie mensen te bereiden. Ik hoopte dat Cee Cee en Michau flinke honger hadden, want ik had het klaargespeeld voor Rhame een hoeveelheid eten voor een hele week te bereiden en ik had niet echt zin de volgende zes of zeven dagen restjes te eten. Cee Cee en ik waren halverwege de fles wijn toen Michau klopte, die in een zacht regentje voor de deur stond. Hij was zo attent geweest een nieuwe fles mee te brengen voor het feestje. Ik kreeg het idee dat zelfs de regen rekening hield met Michau, en niet meer met bakken uit de lucht kwam, uit respect voor de perfect gesneden pakken en de bos Lyle Lovette-haar van de man. Mijn geruïneerde marineblauwe jurk vormde een heel ander hoofdstuk, hoewel Cee Cee volhield dat ze een stomerij wist die de tweedehands jurk kon redden. Natuurlijk had Cee Cee hem flink om toen ze die bewering deed.

Het was een aangename bijeenkomst, waarbij de gespreksonderwerpen uiteenliepen van geschiedenis en plaatselijke en nationale politiek tot recepten en investeringen. Echt zuidelijke conversatie, heel hartelijk en waardig, waarbij verschillen van mening verdoezeld en met de mantel der liefde bedekt werden. Hoewel ik heb begrepen dat veel zuiderlingen gesprekken met een vuistgevecht of geweer beslechten, was de echt zuidelijke manier beleefd te doen alsof de verschillen in opinie niet bestonden, hoe overduidelijk ze ook waren.

De maaltijd was een geweldig succes, vooral omdat ik verse hol- landaisesaus voor de vis had gemaald. Het smaakte opgewarmd zelfs beter dan vers. Het kon zijn dat de kruiden de tijd hadden gehad zich te vermengen, of dat de wijn die ik dronk alles een lekkerdere smaak gaf.

Onder het voorwendsel dat de vochtige, koelere lucht het appartement frisser zou maken had ik de tafel in de voorkamer gezet, voor de open louvredeuren die op het balkon uitkwamen. De voornaamste reden was echter dat ik zo een oogje op mijn bespieder kon houden. Hij stond daar maar in de stromende regen en zag er somber en doornat uit.

Het geluid van de voortdurend plenzende regen was betere muziek dan een cd ooit zou kunnen bieden. Een aangename achtergrond voor de maaltijd, maar niet erg aangenaam voor mijn bespieder.

Dit was de eerste gelegenheid waarbij een buitenstaander mijn schilderijen bekeek. Terwijl de zon achter de steeds lager hangende wolken onderging en het vrijwel donker werd in de kamer, leken de schilderijen tot leven te komen, leken ze duistere geheimen en mysteries te fluisteren. Tweemaal tijdens het dessert van broodpudding, terwijl het licht van karakter veranderde, verontschuldigde Michau zich en stond hij op om naar een schilderij te kijken. De derde keer dat hij opstond vergat hij de verbale hoffelijkheid door de indruk die lege Nesten op hem maakte. Ik had net de kaarsen aangestoken omdat de duisternis stilletjes tot in de hoeken van de kamer was doorgedrongen. Het doek werd verlicht door het flakkerende licht.

'Mijn god,' zei hij ademloos. Zelfs Cee Cee leek een gedaanteverwisseling te hebben ondergaan en liep voor deze ene keer zwijgend achter hem aan.

'Ik ben er bijna klaar mee. Ik moet alleen nog de laatste afwerking aanbrengen,' zei ik vanaf mijn plaats aan de tafel. 'Geen wonder dat die kunstenaar je aangenomen heeft. Ze zijn prachtig. Maar ze leken in het daglicht zo dof en levenloos. Je hebt beslist talent,' zei Michau, nog steeds met een zachte stem. Ik lachte, en door de alcohol in mijn lichaam klonk de lach erg onvast. 'Taber Rhame heeft mijn werk nooit gezien. Ik werd aangesteld vanwege de hollandaisesaus op basis van gerookte oesters, niet om mijn kunstwerken. Maar bedankt, ik heb een werk in gedachten dat een hele muur vult, een dag- en nachttafereel van een zilverreigerkolonie. Meer een triptiek, eigenlijk, waarbij het middelste schilderij het grootste is: zonsondergang, als de vogels terugkeren.'

Ik nam nog een slok wijn en probeerde me te herinneren waar ik de foto's van de kolonie gelaten had. Ik had ze bij Boddie opgehaald toen ik uit Khoury vertrok en herinnerde me vaag dat ik ze achter de stoel in de bestelwagen had gestopt. 'Ik wil dit kopen.'

Ik zou er echt van balen als de foto's door de verroeste bodem van Elreds bestelwagen gevallen waren. Ik zag de dure afdrukken al verspreid... Bij dit beeld werd de gedachte afgebroken. 'Wat zegt u?'

'Ik zei dat ik dit schilderij wil kopen,' zei Michau.

'Waarom?' Zodra ik het woord had uitgesproken wist ik dat het een stommiteit was. Ik wedde dat Taber Rhame zijn eerste verkoop met wat meer panache had afgehandeld dan met een dom 'Waarom?' Ik kon echt niet tegen alcohol.

'Omdat het heel bijzonder is.' Michau lachte nu. 'Omdat ik denk dat dit schilderij een uitzonderlijk goede aankoop is en omdat ik geloof dat je werk de komende paar jaar ongelooflijk in waarde zal stijgen. Zou je er vijfhonderd dollar voor accepteren?' 'Maar het is nog niet klaar.' O god, ik had echt te veel wijn op. Over klungelig gesproken. Ik knipperde met mijn ogen en probeerde mijn gedachten te ordenen. 'Wilt u Lege Nesten echt kopen?' 'Ja, ik wil Lege Nesten echt kopen.' Michau liep de kamer door en legde een hand op mijn schouder, alsof hij me wilde beletten op te staan. Of misschien zat ik in mijn stoel heen en weer te wiegen en probeerde hij te voorkomen dat ik viel.

'Maar ik heb nog nooit een schilderij verkocht,' giechelde ik. O god, ik had vrouwen die giechelden altijd gehaat. Madame Willo- by zei altijd dat ze dan als domme ganzen klonken. Ik greep de tafelrand met mijn hand vast en probeerde enigszins nuchter te lijken.

'Ik kan het morgen afmaken,' hoorde ik mezelf zegen. Eindelijk klonk ik als een kunstenaar in plaats van een halve idioot. 'Maar dan moet het nog een paar dagen drogen.'

'Kan ik het over een week na het werk komen ophalen?' Michau tekende een cheque. Er klonk een luid scheurend geluid in het appartement toen hij de cheque uit het boekje trok. Het was zachter gaan regenen, maar de goten aan de zijkant van het gebouw maakten nog steeds een gorgelend geluid, en je hoorde duidelijk de druppels die zich op het ijzeren hekwerk van de veranda verzameld hadden, op het trottoir vallen. Ik pakte de cheque aan, verrast dat Michau gewone cheques gebruikte, net als gewone mensen, en geen veel grotere in reliëfdruk en met oude Engelse letters. Vijfhonderd dollar, genoteerd in Michau's keurige handschrift. Mijn eerste verkoop.

'Ja, vanavond over een week is prima.' Ik klonk wazig, zo dronken als een bunzing, zoals tante Ilene altijd zei als Tee Dom thuiskwam van Mishu Pilchard. Of lazarus. Ik vroeg me altijd af hoe ze aan dat woord kwam. Het was niets voor haar. Plotseling was Cee Cee aan het woord; haar razendsnelle snerpende Frans vulde de hele ruimte. Maar wat ze zei kwam er kort samengevat op neer dat ik de rest van mijn schilderijen in haar winkel kon hangen, op commissie. Ze had een donker hoekje waar het subtiele licht en donker tot zijn recht kon komen, en ze zou tien procent commissie incasseren... en daar voerde het lieve vrouwtje al weer het hoogste woord met ideeën voor lijsten en expositietechnieken, en...

Terwijl Cee Cee doorkletste zei Michau zachtjes: 'Je hebt geweldig veel talent, Bonnie. En het is me een eer je eerste klant te zijn. Ben je nuchter genoeg om een nota uit te schrijven?' Ik knikte en stond langzaam op om naar de slaapkamer te gaan om de blocnote in het zwarte kistje te zoeken. Het was gewoon onbeschreven papier, maar ik dacht dat ik wel een acceptabele nota kon schrijven. Als ik tenminste niet te dronken was om te schrijven... 'En, Bonnie?'

Ik wachtte, met een hand op de open deur die het dichtst bij mijn kleerkasten was, en keek om. Er waren twee Michau's... Ik vroeg me af of dat betekende dat ik twee nota's nodig had. Opnieuw ontsnapte die vreselijke giechel me. Michau leek het niet te merken. De volmaakte heer.

'Ik zou graag een schets zien van die triptiek waar je het over had. Voor de zaak. We gaan het gebouw komend voorjaar opnieuw inrichten en we hebben een zeven meter lange gepleisterde muur waarop iets aparts moet komen.' Hij glimlachte. 'En de zaak betaalt veel beter dan ik.'

Ik knikte, niet wetende wat te antwoorden. Ik was doodsbang dat ik zou gaan giechelen als ik probeerde wat te zeggen en dat ik mezelf niet meer in bedwang zou kunnen houden. Bepaald geen beschaafd gedrag. Madame Willoby zou ontzet geweest zijn. Mijn gasten gingen tegen tien uur weg en ik deed de afwas, terwijl ik nadacht over de avond en het succes van mijn schilderijen. Nog niet zo lang geleden had ik me afgevraagd hoe een maaltijd met een echt gesprek zou verlopen. Vandaag alleen al had ik twee van dergelijke ervaringen gehad, het dessert in de linnenzaak van Charles Stuart en de avondmaaltijd hier. Ik zou voorzichtig moeten zijn met mijn wensen voor de toekomst. Het zou misschien niet lang duren voor de goden zouden besluiten dat ik moest betalen voor zoveel geluk. Het antwoord op mijn volgende wensen kon wel eens een bizarre wending nemen. Was het bijgeloof of de wijn?

Ik trok een lang T-shirt aan toen er een vochtige wind door het appartement begon te waaien. Perkins ging opgerold op het nieuwe kussen liggen. Hij zag eruit als glanzend koper, zelfs in het schemerlicht, en zijn vacht lichtte helder op tegen de vale tweekleurige stof.

Terwijl ik af en toe keek hoe hij lag te slapen, mengde ik de nieuwe schaduwkleur die ik mijn laatste avond in de keet had ontdekt, en ik maakte precies genoeg klaar om het schilderij af te maken dat ik net had verkocht. De hond zelf zorgde ook voor een mooi plaatje in het schemerlicht, en voordat ik de penselen opborg, maakte ik in olieverf een schets van hem op een klein, onregelmatig gevormd doek.

Ik kocht mijn doeken altijd kant en klaar, gereed om te beschilderen, en daarom had ik alleen maar een tube verf en het penseeltje waarmee ik altijd schetste nodig. Sommige kunstenaars schetsten met potlood of houtskool, maar ik gebruikte liever de olieverf waarmee ik ook zou schilderen. Dat gaf me gevoel voor de manier waarop de kleur zich op het oppervlak zou gedragen, hoe goed dat kleur zou opnemen en hoe diep hij zou moeten zijn om de helderheid te krijgen waar ik de voorkeur aan gaf.

Uiteindelijk maakte ik uitgeput mijn penselen schoon en maakte ik me op om naar bed te gaan. Om twee uur kroop ik tussen de lakens en gleed ik weg in mijn dromen. De louvredeuren van het balkon liet ik open om wat verkoeling te krijgen. Om half zes werd ik wakker door het geluid van sirenes en flitsende blauwe lichten. Perkins stond met zijn lange haar overeind en zacht grommend op het balkon op wacht, gereed voor de aanval. Ik wierp het dek terug, liep naar de ramen en keek naar de straat beneden.

Recht tegenover me lag daar uitgestrekt in een poel donker bloed, met zijn donkere huid en kleren nog nat van de regen en zijn haar rossig afstekend tegen het trottoir, mijn bespieder. Cooter Bug.