Met mijn voor de duisternis zo geschikte ogen liep ik dwars tussen de grafstenen door, langs oudere, elegante standbeelden, verweerde stenen, rozen en lelies en irissen die in een oude tuin geplant waren. Ik ademde de frisse lucht van groeiende planten in. Het pad werd smaller, maar was nog steeds goed onderhouden, een hulde aan de DeLande-tuinlieden. Mijn schaduw, die zich met de aan de DeLandes eigen gratie voortbewoog, bleef naast me en leek me voort te drijven. Het lichtje was vlak voor me weer zichtbaar.

Ik werd tegengehouden door het zwarte ijzeren hek. Het stond er plotseling, zwarter dan de nacht en alleen zichtbaar door een zwakke glans van het maanlicht op metaal. De gedraaide ijzeren tralies beetpakkend kwam ik tot stilstand, waarbij mijn lichaam met een zachte dreun tegen het hek aan kwam. De zwarte speerpunten drukten tegen mijn ogen en wangen en ik deinsde verschrikt terug. Ik wist niet goed waarvoor ik bang was. Mijn hart bonkte en ik hijgde zwaar. Ik had niet bijzonder hard gerend en toch was ik buiten adem. Terwijl ik het koele metaal vasthield en mijn voorhoofd tegen de onscherpe speerpunten liet rusten, probeerde ik op adem te komen en rustiger te worden. Voor me lag de pecanboomgaard, waar de dunne takken van pe- canbomen als benige vingers tegen de sterren uitwaaierden. Ik drukte mijn gezicht hard tegen de ijzeren speren aan, terwijl ik op het lichtje wachtte. Er ging een windvlaag door de toppen van de bomen en de bovenste blaadjes trilden als de zenuwen in mijn lichaam door deze nachtelijke sprint.

En weer knipperde het lichtje in iemands hand. Het bewoog, een zaklantaarn tussen de bomen.Het pad boog naar links af. Ik ontdekte het pad, dat hier nauwelijks meer was dan een paar losse stenen, en ik zag de poort. Zwart ijzer op stenen steunpilaren, met bovenaan een ijzeren halve cirkel. Aan beide kanten klom een zorgvuldig tot op de stam teruggesnoeide blauweregen in een kronkelige spiraal langs de steen omhoog. Bovenaan, bij het ijzer, ontsproten de bladeren, die in het maanlicht donker en kleurloos leken. De blauweregens klommen met hun dikke stam tegen de steunpilaren van de ijzeren poort op en raakten bovenaan in elkaar verstrikt. Op de een of andere manier herinnerden de met elkaar verbonden klimplanten me aan de vloek van de DeLandes, maar ik wist niet precies hoe. Ik haalde nog een keer diep adem en liet het ijzeren hek los. De met blauweregen omlijste poort stond half open, alsof er pas nog iemand door gelopen was. Ik glipte door de opening en liep op een drafje de pecanboomgaard in, tussen de statige bomen door. Pecanbomen hebben veel zon en ruimte voor de wortels nodig om te kunnen bloeien en vrucht te kunnen dragen en daarom had ik de ruimte; slechts hier en daar groeide wat gras. Het waaide hier nu ook een beetje, waardoor mijn bezwete gezicht wat afkoelde. De nachtvogel koerde melodieus. Een enkele volle roller, die onbeantwoord bleef.

Voor mij was de nacht met zijn donkere schaduwen en verborgen geheimen geen vijand. Ik was niet bang in het onbekende te stappen. Ik was niet angstig of op mijn hoede. Ik had alleen respect voor dat wat ik niet zag, en ik verbaasde me over het schouwspel van het zilveren licht en de duistere schaduwen. De boomgaard hield plotseling op en de op regelmatige afstanden van elkaar geplaatste oude bomen maakten plaats voor een bos. En toch was het lichtspoor de laatste keer tussen de bomen opgeflikkerd.

Ik sloot mijn ogen zodat mijn pupillen zo groot mogelijk werden. Ik gaf mijn ogen even de tijd.

Toen ik ze weer opende en de rand van het bos aftuurde, zag ik het pad tussen de bomen. Het was breed genoeg voor een kleine tractor of een wild zwijn. Ook zag ik een schuur met een dak van golfplaat in de duisternis.

Ik ademde nu rustig, de nachtvogels zwegen en de wind was verdwenen.

De schuur was donker. Alleen de skeletachtige silhouetten van gereedschappen, die als dinosaurusbotten oprezen, wezen op het gebruiksdoel. Achter de schuur liep een smaller, minder goed onderhouden pad het donker in.

Na een paar meter daalde het pad een stukje. Water kwam aan de oppervlakte en zorgde voor een zompig geluid. Vocht en modder drongen mijn gymschoenen in, bleven aan mijn tenen zitten en werden langs mijn wreef samengeperst.

De grond was ongelijk geworden door de vele voetstappen in de modder en ik begon langzamer te lopen. Het maanlicht drong hier niet door. Alleen door een zwakke gloed voor me kon ik het pad van de donkerdere bomen onderscheiden.De geur van moerassig, stilstaand water vol verrotting drong tot me door en was gelijk weer verdwenen. Een ademtocht van het gevaar, wegzwevend op de wind.

Ik weet niet wanneer ik struikelde, alleen dat ik plotseling viel, waarbij ik mijn pols kneusde en mijn duim naar achteren verboog. Het vocht drong door mijn broek heen en maakte mijn huid nat. Ik bleef even liggen, door de schrik naar adem snakkend en mijn gewonde hand vastgrijpend. Wat was ik blij dat het mijn linker was.

Vlak bij de grond was de moerasstank sterker. En bij de ongezonde lucht van de rottende vegetatie kwam nog de bedorven lucht van een dier dat al verscheidene dagen dood was. Vlakbij, heel dichtbij.

Het zwakke maanlicht drong hier tussen de bomen door en verlichtte de dunne natte laag op de grond. En toen ik op wilde staan, zag ik naast mijn hand de glans van het maanlicht op metaal. Ik stopte. Een horloge. Zelfs in het donker lichtte het horloge door de lichtgevende wijzerplaat op van de aarde. Kwart voor vier op zijn kop. De wind nam even toe, waardoor de walgelijke stank nog veel sterker werd. Ik huiverde, beseffend wat er aan de hand was, en stond op.

Ik bewoog me voorzichtig voort en vond hem even later. Een wit, opgeblazen lichaam dat uitgestrekt op de grond lag. De nog wittere maden kropen over de kleren en over een groot stuk zichtbaar vlees heen. In de buik zaten diepe wonden, waaruit donkere organen staken. Er waren ratten bezig geweest. Ik moest kokhalzen, wat een afschuwelijk geluid maakte. Ik deinsde terug, draaide me om en vond de stevige stam van een boom. Ik wierp mijn armen eromheen om mezelf te ondersteunen. Ik kokhalsde weer en probeerde kalm te blijven en mijn eten niet uit te kotsen. De scherpe geur van mos tegen mijn gezicht hielp en was bijna sterker dan de geur van het lichaam.

Uiteindelijk kwam mijn maag tot rust. Ik voelde me zwak en stond op mijn benen te trillen.

En in de verte knipperde het licht, dat mijn baken was. Weer ging het aan en uit. Het was alsof degene met het licht tussen de bomen was gestapt en stil was blijven staan, verborgen achter de stam van een boom.

Ik duwde me af van de ruwe bast en voelde een scherpe pijn in mijn linkerhand, die door mijn arm trok. Ik hield mijn gewonde hand tegen mijn middel tijdens het lopen en hield mijn rechterhand naar voren om me tegen laaghangende takken te beschermen die ik in het donker niet altijd kon zien.

In de zwakke, veranderlijke wind hoorde ik een zacht neuriën, de losse noten van een wals.

Het licht verscheen weer, en naar rechts lopend trok ik om een kreupelbosje van jonge bomen heen die oprezen uit de wortels van een oudere omgehakte boom. De oudere bomen waren hier dunner, alsof iemand alleen geselecteerde bomen had omgehakt en er jonge bomen waren opgekomen, die snel hun plaats hadden ingenomen.

Toen het licht weer knipperde, was het dichterbij en omlaagge- richt. Misschien werd het aan de ene kant door een hand beschermd, maar van achteren en de zijkant was het nog steeds helder.

Het neuriën werd ook duidelijker, maar de melodie was onbekend.

De muskieten, die tot nu toe vreemd genoeg hadden ontbroken, daalden neer in een wolk en herinnerden me eraan dat ik geen muggenolie had opgedaan. Maar ik was ook niet echt van plan geweest een nachtelijke wandeltocht te gaan maken toen ik mijn kamer uit was gegaan.

Overal hoorde ik padden en boomkikkers, wat erop wees dat er zowel bos als water in de buurt was. Een vleermuis die door het licht werd aangetrokken, maakte een duikvlucht en vloog verder. Terwijl ik langzaam elke voet voorzichtig neerzette, haalde ik het bewegende licht in.

De bomen stonden hier nog meer verspreid en ik bevond me weer op een pad. Of het hetzelfde was of een ander, wist ik niet. Zonder het lichtje was ik beslist verdwaald.

Een eind voor me uit brandde een lamp, misschien van een portiek, die een klein bakstenen huis verlichtte dat schuin van me af stond.

Tussen de bomen door werd een oude deelpachterswoning zichtbaar, die gerenoveerd en fris opgeschilderd was. De zaklamp ging uit met een beslistheid die erop wees dat het voor het laatst was. Nadat ik diep ingeademd had, moest ik de muskieten uitspuwen. Dat was een onsmakelijke waarschuwing om door mijn neus te ademen. Overal jeukte het, want het ongedierte stak door de modder, de kleren en de haren heen om bloed te kunnen zuigen. Ik wapperde met mijn hand om de wolken muskieten te verdrijven en rende over een slecht onderhouden gazon naar de schaduw van de hut.

Het neuriën was opgehouden. In plaats daarvan hoorde ik stemmen, te zacht om te onderscheiden. En een zacht gehuil, als van een angstig kind.

Ik liep rond het huis op het licht van de kale peer af, maar bleef abrupt stilstaan. Vanuit de aarde trok er een bijna elektrische schok door me heen.

Azalea zat gehurkt in de portiek, met haar armen gestrekt voor zich, en met mijn geweer in haar handen. Ze hield de loop naar binnen gericht. De stem die de toonloze wals had geneuried, was duidelijk te verstaan. Ik hoorde een zangerig lachje. 'Lieve kind. Leg dat belachelijke geweer weg. Je leunt me niet vermoorden, weet je.' De Grande Dame, licht geamuseerd. Gebiedend. Haar stem kwam vanuit het huis. 'Ik kan nog niet sterven. Er is nog veel teveel te doen,' zei ze op vleierige toon: kalm, lief en zorgzaam.

'Kom, maak eens kennis met deze mensen. Ze zullen je aardig vinden, en ze hebben behoefte aan gezelschap. Ze zijn al zo lang alleen.'

Ik stapte langzaam naar voren. Voor een raam vlak bij me zaten tralies. In de hoeken zaten spinnewebben en er zaten vuile strepen op het glas, waardoor het interieur slechts vaag zichtbaar was. Er drong vaal licht doorheen.

Azalea snikte. Een enkel gesmoord, wanhopig geluid. Haar armen trilden. Ze haalde diep adem en hief het geweer iets op. 'Ga... ga van hen weg.'

'Domme meid. Waarom zou ik dat doen? Dan zou je nog echt de trekker over kunnen halen.' Een verleidelijke stem, aanlokkelijk door de rijke klankkleur, met een betoverende charme. Hypnotisch, als de harmonieuze tonen van een slangenbezweerder. 'Leg dat ding nu neer en kom binnen, kom.' 'Renne', meissie! Wegweze'! Renne'!'

Weer bleef ik stokstijf stilstaan. 'Tee Dom?' fluisterde ik. Tee Dom. De stem van Tee Dom, zoals die klonk als hij de griep had. Heel zwak en beverig, en oud. De angst die ik zo lang had gevoeld, werd nu wurgend en verstikte me bijna. Ik stak een hand uit en stapte onzeker naar voren.

Azalea snikte weer. De Grande Dame lachte weer melodieus en boven de lach uit klonken die woorden. 'Renne'. Weg, meissie.'

Ik trok de .38 onder de riem van mijn broek vandaan. Er zat modder op de kolf door mijn val. Zonder te kijken veegde ik hem aan mijn T-shirt af, haalde de veiligheidspal over en stapte snel naar voren.

'Ga nou, meissie. Wegweze'. Ga nou.'

Azalea schoot. Het geluid klonk splijtend door de nacht.

Er sprong een gedaante door de duisternis, die Azalea beetpakte en haar naar mij toe deed tuimelen, tegen me aan. We vielen alle drie.

Weer ging het geweer af met een oorverdovende knal. Vlak bij mijn gezicht. Een verblindende flits en een plotselinge pijn, boven aan mijn arm. Mijn schouder.

Ik rolde naar achteren, pakte mijn linkerarm vast en trok die naar me toe. Een stekende, folterende pijn maakte zich van mij meester, die in de plaats kwam van de angst.

Azalea strekte haar armen naar me uit en haar handen raakten de mijne, zoekend. Leeg.

Door mijn beschadigde oren kon ik gegil en gehuil horen. Miles slaagde erin na zijn tuimeling op te staan en sprong naar de portiek. Hij verdween naar binnen.

Ik duwde de hysterische Azalea opzij, vond mijn .38 in het duister bij de portiek en volgde hem, mijn linkerarm ondersteunend. Na twee passen werd het aan de rand van mijn blikveld donkerder dan de nacht. Door de schrik en de pijn werd mijn luchtpijp dichtgeknepen. 'Tee Dom...,' fluisterde ik.

Bij de portiek boog ik me diep voorover, mijn hoofd lager dan mijn middel houdend.

Nog meer gegil klonk binnen. 'Tee Dom...' nauwelijks hoorbaar. En Azalea bleef maar aan mijn kleren trekken. Haar woorden klonken als een litanie. 'Nee, nee, nee, nee, nee, het was geen opzet. Neeee...' Een uitgerekte, smartelijke uitroep. De pijn in mijn schouder verspreidde zich door mijn borst. Een vloeibaar vuur. Mijn arm werd gevoelloos, een ijzige tinteling trok door mijn vingers. Met mijn goede arm trok ik mezelf het huis in en langzaam, met onhandige bewegingen, gleed ik op de grond. Azalea zakte naast me in elkaar, tegen mijn gewonde arm aan botsend.

De pijn was een steeds toenemende marteling, die nu op het onregelmatige ritme van mijn hart door me heen bonkte. Een gemene cadans die weerkaatste als een hol kloppend geluid in mijn oren, terwijl ik steeds weer het geweerschot hoorde dat me verwond had. En boven dat vreselijke geluid van die bonzende marteling uit klonk de stem van de Grande Dame. Ze gilde op hoge toon, jammerend van de pijn, hoger en lager en weer hoger. Ik knipperde met mijn ogen en probeerde het tafereel voor me tot me te laten doordringen. Miles, tante Ilene en Tee Dom aan de ene kant van de kamer. De Grande Dame voor me. Haar gezicht, dat prachtige, leeftijdloze gezicht, was overdekt met bloed. Bloed dat langs haar kin liep en haar jurk doorweekte. En waar een volmaakte wang had gezeten, zat nu een gat. Het jukbeen was weggeschoten en er resteerden nu slechts gerafelde randen met blank vlees en een glimp van een snel bewegende tong. Met bloed bevlekte tanden.

Onder het gapende gat bevond zich haar mond, die wijd open stond en waaruit een hoog, zacht gejammer opklonk, als een voortdurende sirene. Ze drukte haar handen op de wond alsof ze probeerde de stroom bloed te stoppen. Het liep dik tussen haar vingers door.

Voor haar stond McCallum met een zwaard in zijn handen. Hij hield het opgeheven, beide handen op het gevest. Het glansde in het felle licht van de lamp aan het plafond.

Ik stak de .38 omhoog, tegen de pijn knipperend met mijn ogen, en richtte het pistool.

McCallum stapte naar voren op Miles af, die een pas naar achteren deed in de richting van tante Ilene, die op een bank tegen de muur zat. Snel liep Miles rond een tafeltje terug naar de deur, op mij af, zijn blik op McCallum gericht. Ze spraken met elkaar - ik kon hun monden zien bewegen - maar het lawaai in mijn oren van het geweer en het gegil van de Grande Dame overstemde alles. Ik kon niet horen wat ze zeiden.

Zelfs als ik goed kon richten, wie moest ik dan raken? De vraag was uiterst amusant, en ik wilde lachen, maar de pijn in mijn schouder hield me tegen. In de kamer werd het langzaam donkerder. Ik kon het geluid van mijn ademhaling horen, als kleine ademstoten vol pijn.

McCallum liep voor tante Ilene langs, die op de bank ineenkromp. Was tante Ilene bang voor Cal? Voor een jongen van nog geen twintig? Daarna keek ze naar mij met bange, doordringende zwarte ogen en keek naar het bloed dat uit mijn schouder sijpelde. Tante Ilen^was bang voor Cal...

Ik volgde Cal met de .38, waarvan het gewicht als een aambeeld in

mijn hand aanvoelde. Ik snakte naar adem. Azalea zat naast me

huilend aan mijn gewonde schouder te trekken. Ik kon het geluid

horen door het lawaai in mijn oren heen.

McCallum liep langs tante Ilene. Ik richtte het pistool.

Het zwaard werd iets opgeheven en viel in de richting van Miles,

die zijn armen hief om de slag af te weren.

Ik vuurde, de trekker eenmaal overhalend in een langzame beweging, precies op de manier waarop Tee Dom me dat zo lang geleden geleerd had.

Er gebeurde niets. Niets veranderde. Het zwaard viel neer in een dreigende zilveren boog. Miles deinsde achteruit. Ik trok de trekker terug met gevoelloze vingers. Ik richtte en vuurde.

Het zwaard viel een stuk van Miles vandaan. Het viel met een klap op de grond, weerkaatsend in het licht.

McCallum deed langzaam twee passen naar achteren, wankelde en ging met knikkende knieën zitten. Hij zeeg op de bank naast tante Ilene neer. Langzaam ging zijn hoofd opzij en bleef tegen de rugleuning van de bank rusten, terwijl zijn ogen naar het plafond staarden. Er waren twee gaatjes zichtbaar in het midden van zijn overhemd. Het bloed liep eruit omlaag.

Ik knipperde met mijn ogen. Er klonk een vreemd geluid in mijn hoofd. Een geraas met daardoorheen een gekreun. Het geluid dat de wind maakt als een orkaan de kust treft. Maar het geraas kwam vanuit mijn hoofd en het gekreun uit mijn keel. En allemaal keken we rond, naar elkaar.

De Grande Dame stak een bebloede hand op en streek haar haar glad, het bloed uit haar gezicht in haar zilveren wrong vegend. Ze herhaalde die handeling voortdurend, als gehypnotiseerd. Haar gillen en handen hadden hetzelfde ritme. Haar ogen waren op tante Ilene gericht.

Met haar witte haren en vermagerde lichaam, met flodderige kleren die haar ooit zo goed gepast hadden, zag ik een andere tante Ilene dan ik me herinnerde. Haar wangen waren ingevallen, haar huid was vaalgeel en ze ademde alsof de beweging haar pijn deed. Ze keek naar McCallum en de dode hand die hij op haar schoot had laten vallen. Langzaam wendde ze zich tot mij. 'Bonnie...' Het was de stem van tante Ilene, maar anders. Gebroken, alsof ze geen kracht had, geen adem.

Miles keek met open mond gebiologeerd naar zijn moeder. Zijn armen vielen langzaam slap langs zijn lichaam. Tee Dom, mager en afgetobd, gromde. Hij schuifelde naar me toe en nam het wapen van me af. Zijn huid was bleek en zijn waterige ogen waren door felrode oogleden omringd. Uitgehongerd. Hij zag er uitgehongerd uit. Langzaam keek ik de kamer rond. Elk raam was van tralies voorzien. Op de deur zat een zwaar slot met twee sloten om hen binnen te houden. De sleutel stak er nog in. Het meubilair bestond uit een doorgezakte bank, kussens en met zwart plastic beklede stoelen. Geen lampen, geen licht, behalve een kaal peertje aan het plafond dat harde schaduwen wierp.

Door de deur van de andere kamer kon ik een matras op de vloer zien.

Gevangenen. Tante Ilene en Tee Dom waren hier gevangenen geweest. Zo te zien hadden zij hier honger geleden terwijl ik in het huis aan het feesten was.

Tee Dom lichtte zijn vuile gerafelde hemd op en veegde het geweer af. Zorgvuldig verwijderde hij mijn vingerafdrukken. En daarop schoot hij tweemaal met het geweer, waarbij hij beide keren de muur boven McCallum raakte. Hij keek met zijn zwarte ogen naar me, met een boze en tegelijk trotse blik die ik niet begreep. 'Mijn werk om je te bescherme', meissie. Dat zegt je moeder. En deze,' zei hij, met zijn duim naar McCallum wijzend, 'verdient het te sterve'.' Op Tee Doms gezicht stond een vreselijke uitdrukking, een emotie die diep uit zijn binnenste kwam, maar die ik niet kon duiden.

Kreunend gleed ik onderuit op de vloer. Ik liet de helse pijn in mijn schouder bezit van me nemen.

Het ziekenhuis was weinig meer dan een kliniek van vijfentwintig bedden met twee verpleegsters, een verouderd röntgenapparaat en een nog oudere dokter. Dokter Pierron was met zijn grauwe baard, verward haar dat in pieken zat, een verfomfaaid pak en huisschoenen duidelijk in zijn slaap gestoord. Uit zijn broek staken de pijpen van een bruine pyjamabroek die de versleten tegelvloer raakten. Zijn adem geurde naar goede cognac terwijl hij mijn wond onderzocht en schoonmaakte, kleine ronde stukjes metaal verwijderend. Ze vielen rinkelend in het roestvrij stalen kotsbakje. 'Niet slecht voor een schotwond, jongedame. Gelukkig dat het alleen maar ganzenhagel was, anders was je je hele schouder kwijt geweest. Je hebt ook geluk met de plaats, want hij heeft alle belangrijke botten in je schoudergewricht gemist.' Ik kreunde terwijl hij met een lange tang diep in de wond zat. 'Ik zal er later aan proberen te denken hoeveel geluk ik heb gehad. Als het niet meer zo'n pijn doet.'

Dokter Pierron grinnikte. 'Dat zal nog wel even duren. Maar ik zal erop toezien datje de hele ochtend regelmatig pijnstillende injecties krijgt. Dan wordt het wat draaglijker.' Hij klopte me vaderlijk op mijn goede schouder en wendde zich tot het volgende bed terwijl een verpleegster de wond met een desinfecterende zalf begon te bedekken.

De EHBO-kamer was een lange ruimte met plaats voor drie bedden, gescheiden door gordijnen die zo nodig geopend of gesloten konden worden. Tee Dom lag op het achterste bed, verbonden met een infuus dat heldere vloeistof door zijn aderen pompte. Een dom lachje verzachtte zijn gelaat. Hij bleef me voortdurend aankijken.

Tante Ilene lag tussen ons in, met haar gebroken ribben in een stijf corset. Ze had ze gebroken bij een val in de kleine gevangenis.

Doordat ze er niet voor behandeld was, waren de scherpe botran- den tegen de longwand gaan wrijven, waarna er een ontsteking ontstaan was. Pleuritis en een lichte longontsteking. Uitdroging. En ook zij hield haar ogen geen moment van me af. 'Je bent gekomen om ons te redden,' fluisterde ze, terwijl de dokter zich over haar heen boog en zijn stethoscoop op het bovenste gedeelte van haar borst zette.

Ik schudde mijn hoofd en verslikte me. En ik slikte iets bitters door dat achter in mijn mond zat. 'Was dat maar zo. Ik wist niet eens dat jullie daar zaten. Ik ging alleen achter Azalea aan.' Als schuld een smaak had, dan was het deze. Zuur en roestig, maar het was vast en zeker alleen het medicijn dat scherp en bijtend in mijn keel zat.

Langzaam schudde tante Ilene haar hoofd. Haar nekspieren stonden gespannen onder de gerimpelde huidplooien. 'Je bent gekomen om ons te redden.' Toen ze lachte, vulden haar zwarte ogen zich met tranen.

De aanblik van haar vochtige ogen deed me denken aan de dode man in het bos, die op de natte, door maanlicht beschenen grond lag. Miles probeerde het lichaam nu met de politie te vinden in het eerste daglicht.

Hoofdinspecteur Murdock, wiens blauwe ogen woedend stonden vanwege het gebrek aan bereidwillige getuigen, was de EHBO-kamer binnengerend toen ik daar aankwam, en had iedereen binnen ge- hoorsafstand lastig gevallen, tot de dokter hem beleefd gevraagd had te verdwijnen. De hoofdinspecteur vond het allemaal niet leuk, zelfs niet nu Tee Dom beweerde McCallum neergeschoten te hebben. En de Grande Dame... Miles had haar van het kleine bakstenen huis weggevoerd voordat de ambulance en de politie ter plaatse waren. Hij zei dat hij haar in de familiehelikopter naar een privé- ziekenhuis zou brengen waar ze de medische en psychiatrische hulp zou krijgen die ze nodig had. Haar naam zou nooit met de schietpartij in verband gebracht worden, net zo min als die van Azalea.

Alleen de toestand van de Sarvaunts was een zaak voor de politie. Tante Ilene en Tee Dom hadden beiden verklaringen afgelegd waarin ze beweerden dat McCallum hen in gijzeling had gehouden en op een zeker moment in een vlaag van woede Bonnie met het geweer had geprobeerd te doden en hen met een zwaard. Een bizar verhaal.

Maar Tee Dom had overal kruit op zijn handen zitten en verder was er de kleine smerige gevangenis die het verhaal bevestigde en het lichaam in het bos...Tee Dom zou niet toelaten dat ik de waarheid vertelde. Hij bedreigde me toen ik volhield. 'Je heb' geen rede' Cal DeLande te vermoorde' zoals je tante Ilene en ik, meissie. Geen reden. Je houdt je mond dicht of ik sla je voo' je kop. Hoor je dat? Je doet wat ik je gezegd heb. Je houdt je mond.'

Miles was het ermee eens geweest en daarom hield ik mijn mond over de dood van McCallum. Ik beweerde de hele tijd buiten bewustzijn te zijn geweest en door McCallum te zijn neergeschoten omdat ik tussenbeide wilde komen...

Voordat de politie arriveerde, had Miles het geweer geladen en het nogmaals afgevuurd, terwijl hij het wapen met de levenloze handen van Cal vasthield. En daarna had hij zijn eigen en mijn handen met warm water gewassen om de kruitresten te verwijderen. Toen de politie me onderzocht met een testkit op kruitresten konden ze niets ontdekken. De kleine staafjes met salpeterzuur bleven schoon.

Een bizar verhaal en een bizarre nacht. En hoofdinspecteur Mur- dock geloofde er niets van. Maar het verhaal dat Miles en Tee Dom hadden verzonnen zou op zich kunnen kloppen. 'Hoe lang hebben jullie in dat huis gezeten, tante Ilene?' Door de injectie die de verpleegster me gegeven had, werd ik slaperig. Tante Ilene leek op haar plek op het bed te trillen zoals de hitte op het beton trilt onder de augustuszon.

'Te lang. Tee Dom heeft de dage' bijgehouwe'. Maa' twee weke' geleje' zijn we zonder eten komen te zitte'. Alleen nog maa' wate'. En theezakjes. Geen koffie.' Ze trok een gezicht alsof het gebrek aan koffie het ergste van alles was geweest, en ik lachte zwakjes. Voor haar was dat waarschijnlijk zo. 'En daarom hebbe' we veel hete thee gedronken en veel water. En nou zijn we helemaal mager.'

Ik lachte nu echt en voelde nauwelijks de pijn die uit de wond door mijn lichaam trok. En op dat moment, toen de pijnstiller het licht deed flikkeren en tante Ilene deed opgloeien, zei ik de woorden waarover ik maanden had nagedacht, beseffend dat alleen de medicijnen me de moed gaven.

'We hebben nog nooit met elkaar gepraat, tante Ilene.' Ik slaagde er niet in de tranen te stoppen die van mijn wangen liepen en mijn ziekenhuishemd nat maakten. Het leek net een kraan die open stond. Een voortdurende, onregelmatige druppeling. Grote tranen die in het licht glinsterden.

'Kon je vrage' nie' beantwoorden, meisje. Dan praten we nu de hele tijd, goed?'Het kostte me minder dan vierentwintig uur om zover te herstellen dat ik terug kon naar het landgoed DeLande. Tante Ilene en Tee Dom liet ik aan de goede zorgen van de verpleegsters over. Ik wilde blijven en zelf voor hen zorgen, hun gezichten aanraken, hun stemmen horen, weten dat ze in leven waren en spoedig weer helemaal de oude zouden zijn.

Dokter Pierron had zijn eigen ideeën. De oude dokter stuurde me naar het landgoed met Miles en drie potten met pillen in een papieren zak, nadat hij een lijst van instructies en waarschuwingen over tekenen van infecties in mijn goede rechterhand gepropt had. Mijn conditie was wel zo goed dat ik kon vertrekken, maar niet goed genoeg om te helpen bij de verzorging van mijn oom en tante. Ik kon moeilijk anders.

Het ontvangstcomité bij het landgoed bracht me er echter toe om eraan te denken weer in te storten. Miles zat in een schommelstoel geamuseerd naar het tafereel te kijken terwijl zijn ene gelaarsde been, dat hij over de leuning van de stoel had gelegd, heen en weer zwaaide.

MacAloon en Josh Campos waren furieus omdat ik midden in de nacht naar buiten was gegaan en mezelf had laten neerschieten. Nadat ze een minuut of twintig tegen me hadden staan schreeuwen, het werk van de dokter hadden bekeken en het met tegenzin behoorlijk hadden genoemd, pakten ze hun spullen en vertrokken ze zonder mij naar New Orleans.

Een van mijn nichten ging met hen mee. Ze kleefde als lijm aan het volmaakte lichaam van Josh en zijn auto. Anabelle, de jongste van Andreu en Angelique, de roodharige sirene die Rhame bezighield. Ook een DeLande die uit inteelt was voortgekomen, net als ik. Ze wierp me een brutale blik toe toen de drie wegreden; haar bewegingen waren traag en ze keek zwoel, met geloken oogleden in een sensueel gezicht.

Bezat ik zelf ook zoiets? Die sensualiteit? Die wellustige, vleselijke en uitdagende passie voor het leven, voor mannen? Of was al mijn hartstocht in mijn liefde voor de kunst gaan zitten? In mijn honger naar het doek, mijn verlangen naar de geur van olieverf en de rijke verftinten?

Als ik ooit een man ontmoette die mijn zintuigen zo in vuur en vlam zette als schilderen deed, zou ik dan de moed hebben met hem de sprong in het duister te wagen? Hoeveel gemakkelijker was het om alleen naar de donkere bayou of het moeras te gaan om te fotograferen en te schilderen. Hoeveel minder gecompliceerd.

Toen MacAloon en Josh met me klaar waren, kwam Jenkins op de proppen. Nu ik een van de lang vermiste DeLandes bleek te zijn, was het kennelijk zijn privilege ervoor te zorgen dat ik mijn plaats in de huishouding kende. En dat betekende dat ik nooit en te nimmer zonder begeleiding in het donker mocht rondslenteren. En ik mocht nooit het huis verlaten zonder de veiligheidspanelen te de- activeren. Ik kreeg een lezing van twintig minuten over mijn verantwoordelijkheden tegenover het personeel en de ingewikkelde beveiligingsproblemen van het landgoed.

Tegen de tijd dat hij eindelijk klaar was, draaide alles in mijn hoofd rond en was de pijn in mijn schouder tot nieuwe hoogten gestegen. Een brandende, kloppende, misselijk makende pijn die in mijn borst doordrong, zich naar mijn nek en mijn hoofd verspreidde en in mijn vingertoppen leek te eindigen in een bijna elektrische vibratie.

Vlak voordat ik dacht zeker te zullen bezwijken aan de bestraffing, stond Miles op uit zijn schommelstoel en ving hij me in zijn armen op. Er lag een verbazingwekkende kracht in zijn slanke lichaam en hij droeg me langs een afkeurend kijkende Jenks naar mijn slaapkamer op de eerste verdieping, steeds zijn voeten voorzichtig neerzettend, alsof hij al eerder een gewond kind had gedragen en wist hoeveel pijn een misstap veroorzaakte. 'Als ik op je kots, vergeef je het me dan?' vroeg ik in zijn overhemd.

'Zeker. En ik zal Jenkins de vuile kleren laten wassen. Persoonlijk.' Diep in zijn borst, die tegen de mijne gedrukt was, hoorde ik een galmende lach. Ik lachte zwakjes.

'Je raakt wel gewend aan Jenkins, Bonnie. Hij is een vitterige, veeleisende moederkip en hij zal je tot je dood in de watten leggen als je hem dat toestaat.'

'Ik hoop dat ik hier niet zo lang ben,' zei ik droog. Miles lachte weer. 'Nee hoor, maar je komt wel terug, en dan neem je ook je moeder mee. Wat was haar beroepsnaam ook alweer? LaVay? Zoiets. Geweldige schilderes. Je zult haar vinden, en dan neem je haar mee naar huis zodat ze beter kan worden, zoals alle anderen.'

Hij zei het met een enorme zekerheid en een volstrekte overtuiging. En ik huiverde in zijn armen toen ik me realiseerde dat ik hem niets over LaVay had verteld. Ik had het aan niemand verteld. Miles schopte mijn deur open en legde me op het dekbed neer, schikte mijn kussens achter me en legde de extra deken over mijn benen. En hij ving Azalea op die net opgewonden op mijn gewonde zijde had willen duiken.

'Rustig, meisje, je wilt toch niet dat ze weer begint te bloeden?' 'Bonnie, blijf je leven? Word je weer beter? Want ik denk dat ik doodga als je niet beter wordt.'

Miles draaide haar om en zette haar op haar knieën op het matras. Ik weet niet zeker of ze hem wel opmerkte. 'Met mij is het goed, of het komt goed.'

Ze ging met haar kleine volmaakte handjes over me heen, langs de verbanden en de botten eronder. Haar haar was over haar hele hoofd afgezet met kleine gouden kraaltjes. Een gouden muts op haar lichtbruine schedel. Ik raakte hem met mijn handen aan. Warme schedel, koele kralen, zacht haar dat te strak getrokken was. 'Ik vind je haar mooi. Wil je je zo door mij laten schilderen?' 'Je moet eerst Het Gezicht van mijn Zuster afmaken,' zo bracht ze me in herinnering. En daarna legde ze haar open handpalm op mijn wang. Haar hand was koel en droog, de botten voelden stevig aan onder haar gladde huid. En zonder duidelijke reden begonnen de tranen uit mijn ogen te vloeien.

'Zo heb ik me ook gevoeld,' zei ze. 'Helemaal slap van binnen.'

Ik lachte en wenste dat ik niet zo'n pijn had.

'Dus ik kan bij Tee Dom en tante Ilene en jou komen wonen aan

de bayou?'

'Als Miles het zegt.'

'Ze moet naar school.'

'In de zomer dan,' bedong Azalea snel, terwijl ze haar blik op mij gericht hield. Een echte DeLande, zich altijd bewust van de einduitkomst.

Ik zag Miles vanuit mijn ooghoek een schouder omhoogsteken, dat elegante, nonchalante gebaar. 'Ik zie niet in waarom niet. Als je eerst leert zwemmen en een geweer leert hanteren, deze winter, en als je goed je best doet op school.' Miles' woorden klonken vreemd, alsof hij meer leek te zeggen dan hij werkelijk zei. 'Ik heb Tee Dom bijna vermoord,' bekende Azalea, op haar onderlip bijtend. Ze keek weer naar Miles en daarna naar mij, terwijl er in haar ogen tranen opkwamen. 'Dat was niet mijn bedoeling. Maar de Grande Dame zei tegen McCallum dat hij ze kon doden. En dan kon hij... jou hebben, net als Marcus... mij had.' Ze sprak met een bevende, huilerige stem. 'En toen bewoog ze zich en de hagel raakte alleen haar wang. Een paar raakten de muur achter haar, vlak bij Tee Dom.'

Ik sloot mijn ogen terwijl er vanuit mijn schouder een nieuwe pijnscheut door me heen trok. Het sterk vermagerde gezicht van tante Ilene verscheen op mijn netvlies.

'Hij zei dat ik het je moest vertellen,' zei ze, naar Miles knikkend.

'En jij moest me vergeven. En daarna moest ik van alles over wapens leren omdat ik zo slecht schiet.'

'O,' zei ik. 'Nou, dat is een goed idee, denk ik. En zwemmen ook.' Ik klonk opeens erg volwassen en waardig. Een van de volwassenen die beslist wat het beste is voor de tieners. Geweldig, precies wat ik wilde. 'Bonnie.'

Ik keek langs Azalea en zag Taber Rhame in de deuropening staan met zijn handen op de deurstijlen, een ernstige, wrevelige uitdrukking op zijn gezicht.

'Kom binnen, kom er gezellig bij,' zei Miles vanuit de hoek waar hij was gaan zitten.

Taber sprong even op. En zijn gezichtsuitdrukking veranderde in een oogwenk van boos naar schuldig. Hij wilde zich bijna omdraaien, toen Miles, alsof hij de besluiteloosheid van de ander aanvoelde, uit zijn stoel opsprong, Tabers arm pakte en hem naar binnen leidde.

'Kom binnen, meneer Rhame. Bonnie heeft afschuwelijke dingen meegemaakt, maar ze kan best bezoek hebben. Hier, neemt u deze stoel vlak naast haar bed. Ik weet zeker dat ze haar werkgever graag op bezoek heeft.'

Ik fronste mijn voorhoofd. Was Miles zo bezorgd? Dat was niet erg waarschijnlijk. Azalea veegde haar gezicht af en knipperde met haar ogen, terwijl ze gehurkt ging zitten zodat ze ons allemaal beter kon zien. Er stond iets te gebeuren.

'Rhame,' zei ik, niet wetende wat er aan de hand was, maar ervan overtuigd dat alle anderen het wel wisten.

'Eh, Bonnie,' zei hij op dezelfde toon, en zweeg, terwijl hij me aankeek. De stilte hield lang aan, steeds langer, en ik fronste mijn voorhoofd nog meer.

Azalea zuchtte van pure frustratie en doorbrak uiteindelijk de stilte. 'Nou, ga je het haar nog vertellen of ben je gewoon te laf.' 'Azalea!' -

Miles barstte in lachen uit.

Rhame's gezicht kreeg een ongemakkelijke bourgogne-kleur. 'Nou, doe je het?' Toen Rhame zijn mond opende om die vervolgens weer te sluiten, wendde Azalea zich weer tot mij. 'Je bent ontslagen. Angelique heeft iedereen bij het ontbijt verteld dat ze je baan heeft overgenomen, en dat ze met Rhame gaat samenwonen en met hem gaat reizen, en dat ze zijn assistente en zijn model en zo wordt. Maar ik denk eigenlijk dat ze alleen met hem naar bed gaat.'

Miles lachte nog harder en liet zich weer in zijn stoel vallen. Rha- me begon nog meer te blozen en ik schudde mijn hoofd waarbij ik hen allemaal aankeek. Ik was blij dat er nog wat pijnstillers in mijn lichaam zaten. Het was moeilijk de enige verstandige te zijn tussen dit stel.

'Niet dat ik je hulp in het verleden niet gewaardeerd heb, Bonnie, en ik zal een geweldige aanbeveling voor je schrijven...' 'Ze heeft niks van je nodig,' onderbrak Miles hem, niet langer lachend. In een oogwenk werd hij weer de Oudste, hooghartig en arrogant, met zijn ogen als zwarte stenen. 'Bonnie - Carin - is een DeLande. Als ze wil werken, dan is dat als kunstenares. Niet als assistente van een... iemand.' De belediging klonk duidelijk door in zijn toon. Een... wat was hij van plan geweest te zeggen? Wat had hij niet gezegd? Een... dwaas? Een... gemankeerde kunstenaar? Een... ploert die mij niet waard was? Die beledigingen lagen er allemaal in zijn toon, zijn onuitgeproken mening over de man.

'Ja.' Rhame stond op, terwijl zijn handen trilden. 'Goed. Natuurlijkkan ze...'

'En ze heeft genoeg opdrachten om de rest van het jaar mee te vullen,' ging Miles verder, hem niet aan het woord latend. 'Ja, natuurlijk,' zei Rhame, langzaam naar de deur lopend. 'Als er iets is wat ik kan doen...'

'Niets, helemaal niets.' De gebiedende DeLande, van wie de stem een wereldberoemd kunstenaar helemaal aan mootjes hakte, terwijl hij onderuitgezakt in een leunstoel zat, met zijn benen languit over elkaar en zijn handen gevouwen op zijn buik. De kracht van de stem van een DeLande. Weer iets wat de Grande Dame aan haar zoon had overgeleverd. Weer iets wat ik niet had. Interessant.

'Ja, eh... goed. Tot ziens, Bonnie. Eh... tot ziens.' En snel verdween hij de kamer uit.

Ik herinnerde me de manier waarop Rhame Jenkins bij onze aankomst had behandeld en de man op zijn plaats gezet had. Hij had hem met zijn staart tussen zijn benen weggestuurd, als een verschopt hondje. Zoals een man die nog niet half zo oud was als hij, nu met hem had gedaan. Zeer interessant.

'En godzijdank neemt hij Angelique met zich mee. Dan krijgen we hier tenminste een tijdje rust. Hoewel ik bijna medelijden krijg met de man. Angelique is... moeilijk.'

Azalea lachte en strekte zich op bed naast me uit, mijn kussens delend. 'Hij bedoelt dat ze een kreng is.'

'Let op je manieren, meisje,' zei Miles op milde toon. En weer werd er iets gezegd in de kamer waarvan ik niets wist. Iets dat ze

deelden. Ik wist niet zeker of ik het wilde weten, wat het ook was.

'Hoe is het met je... Hoe is het met de Grande Dame?'

Miles perste nadenkend zijn lippen op elkaar.

'Ik breng je wel naar haar toe. Ze is... nou... je zult het zelf wel

zien.'

Ik knikte. 'En de man in het bos?' Miles kromp ineen. Letterlijk.

'Dat was een privé-detective die door een onbekende was ingehuurd en... door McCallum vermoord werd terwijl hij... op privé- terrein rondsloop.' Ik knikte weer, Miles aankijkend.

'Anthony Aucoin,' zei ik, de naam noemend van de detective met de bruine auto, die in Khoury naar me op zoek was geweest. Degene van wie Elred een paar foto's had gemaakt. Degene die waarschijnlijk een junk had gehuurd om me te ontvoeren, en die daarna verdwenen was.

Miles perste zijn lippen op elkaar en zei niets. Hij hoefde niets te zeggen.

'De Grande Dame betaalde hem om mijn oom en tante te vinden, hen naar de kleine gevangenis te brengen en hen op te sluiten. En toen vermoorde McCallum hem. Hij stak hem met het bebloede zwaard in de eetkamer. Het zwaard waardoor Jenkins zo bleek werd toen Rhame en ik hem erover vertelden. Dat zwaard,' zei ik overtuigd.

Miles gaf ten slotte toe en hield zijn hoofd even naar rechts. 'Slimme meid. Helemaal niet slecht.'

'Ze is best goed, hè Miles,' zei Azalea trots, en klopte met haar open handpalm op mijn dij. Haar hand voelde nu warm aan door mijn spijkerbroek heen.

Wat vreemd om aangeraakt te worden. Wat abnormaal. En Azalea deed het zo natuurlijk, alsof het weinig of niets betekende; voor mij was het een openbaring. Een zeldzame schat. Ik moest het snel zelf proberen.

'Ze is zelfs erg goed, beter dan ik dacht,' zei Miles. En ik probeerde me te herinneren over welk onderwerp we het laatst gesproken hadden. Maar mijn geheugen was vandaag een Zwitserse kaas, vol gaten. Toen herinnerde ik het me: de privé-detective die dood in het bos lag.

'Wat vindt de politie van die moord? En van het feit dat hij met een zwaard om het leven is gebracht?'

Miles haalde weer ongeïnteresseerd zijn schouders op. En ik wist zonder het te vragen dat de Grande Dame nooit genoemd zou worden. Ze was tenslotte de Grande Dame DeLande, de legende van Louisiana. Ze was onschendbaar. Heilig. Een ontvoerster en een kindermisbruikster. Ik sloot mijn ogen. 'Ik ben moe. Ik denk dat ik een tijdje ga slapen.' 'Natuurlijk.' Ik hoorde Miles opstaan. Hoorde hem zachtjes met zijn laarzen over het tapijt naar de deur lopen, gevolgd door een zwaardere holle dreun op de houten vloer. 'Als ze thuiskomt, zal ze dit huis nooit meer verlaten, Bonnie. Haar dokters zullen ervoor zorgen dat ze onvrijwillig wordt opgesloten. Een... verpleegster zal vierentwintig uur per etmaal voor haar zorgen. Als het nodig is, krijgt ze kalmerende middelen en zal ze in bedwang worden gehouden. Ze is... niet langer zichzelf.' Met die woorden ging hij de kamer uit.

Ik begreep de betekenis achter de woorden. De Grande Dame zou onder de pillen worden gestopt, bewaakt door roemruchte gevangenbewaarders, worden vastgebonden en nooit meer worden losgelaten.

Ze was waanzinnig. Ik dacht aan de afschuwelijke wond die haar volmaakte gezicht verminkte en de op- en neergaande toon van haar gegil. En ik dacht aan McCallum terwijl hij viel. Twee keurige gaatjes in het witte hemd. Ik had een man vermoord... Ik sloot mijn ogen en dacht aan de jongen met de gele ogen die mijn hand had gekust toen hij me ontmoette. En ik dacht ook aan de elegante, verfijnde vrouw die Taber Rhame's deur was binnengegaan, haar schoenen had uitgeschopt en haar haar had losgemaakt. En zo prachtig en verheven had geglimlacht, dat ik mijn adem had ingehouden.

Azalea legde haar hoofd tegen mijn goede schouder en vlijde haar warme lichaam nog wat dichter tegen me aan. Ik trok de deken over ons beiden heen en liet de slaap bezit van me nemen.