Met een houw scheurde hij het brokaat open; de pluizige witte vulling kwam op de grond terecht en er kwam schuimrubber te voorschijn. Steeds weer sloeg hij op de stoel in, waardoor er lange groeven en sneden in kwamen. Zijn altijd zo beheerste ademhaling klonk nu hees en luid in een woedeuitbarsting. 'Weet je wel dat je inhakt op een achttiende-eeuwse fauteuil die ooit eigendom was van de Britse koninklijke familie?' vroeg de Grande Dame. Haar stem klonk vrolijk, maar slecht gearticuleerd, en ze giechelde meisjesachtig.
McCallum draaide zich om, terwijl hij het zwaard omhooghield om er dodelijk mee toe te slaan in het schemerlicht van de flakkerende kaarsen. Het is gewoon een stomme klotestoel,' gromde hij. Ze deinsde met wankele tred terug. 'Smerige taal mag je buiten in de goot uitslaan, waar die thuishoort.'
'Je zei dat hij in Milaan was, op zoek naar een van zijn lang vermiste DeLandes,' zei hij, haar opmerking negerend. 'Dat was ook zo.' Ze haalde haar schouders op. De nachtjapon glansde als een parel in het wisselende licht. 'Maar hij is de Oudste. Hij kan doen wat hij wil.'
'Waaronder jou drogeren.' Het was een beschuldiging, maar zijn stem was minder verhit en hij liet het zwaard met de punt op de houten vloer vallen. Het drong er diep in door, maar geen van beiden merkte het.
Ze lachte en legde haar vingers tegen zijn wang. 'Ik laat hem mij die medicijnen geven, ja. Maar ik heb plannen met hem. Voor hen allemaal. Laat het maar aan mij over, Cal, lieve McCallum DeLande.' Ze wreef weer over zijn wang en langs zijn zweterige nek tot zijn sleutelbeen, over zijn schouder en weer terug. 'Vind je haar leuk, mijn kleine Carin?'
Cal haalde zijn schouders op, week achteruit, vond de zwaardschede en stopte het wapen weg. Hij moest het snel in de eetkamer terughangen, voordat ze merkten dat hij het weer weggenomen had. Hij gooide het wapen op de computertafel waar het een kaars omvergooide. Er kwam een plas kaarsvet op het hout terecht en er kringelde rook omhoog.
'Ze is geen materiaal voor de Grande Dame.' 'Nee, maar haar kind wel, als jij de vader ervan bent.' 'En de Oudste?'
Ze lachte weer en bracht alle macht die ze bezat in stelling. 'Jij bent de volgende in de lijn als Oudste, mocht er iets met Miles gebeuren. En ik zal erop toezien dat niets... niemand je in de weg staat.'
Hij lachte uiteindelijk, de engelachtige lach waar ze zo van hield, wist hij.
'Kom. Ik zal je weer in bed helpen voordat hij zich realiseert dat je weg bent. Je wilt toch niet dat hij te weten komt dat je nog steeds functioneert met zoveel troep in je?'
Ik sliep die nacht niet. Ik weet niet hoe ik had kunnen slapen. Mijn lichaam was veel te gespannen, als een te strak opgewonden horlogeveer. Als een rokende, gloeiende elektrische draad die door een scherpe hoek gerafeld was.
MacAloon en Campos, die zelfs nog langer door de politie werden vastgehouden dan de familie, konden hun overmaat aan energie kwijtraken met het zoeken van de bestelwagen, die ze achter een grote garage achter het woonhuis geparkeerd vonden. Mopperend reden ze de wagen terug en droegen ze drie van de doeken en drie lijsten naar mijn kamer.
Rhame had zich in zijn kamer opgesloten, en waarschijnlijk niet alleen. Campos had de roodharige Angelique op de kunstenaar zien wachten toen hij van de politie weg mocht. Miles' oudere zuster, die met dezelfde man sliep die ooit door haar moeder verleid was. Die onlangs nog verleid was door haar moeder. Maar ja, Angelique was een DeLande, nietwaar, en Rhame had een reputatie als rokkenjager. Rhame's hartstocht was zijn lamst, zijn kunst was zijn hartstocht. Angelique moest wel iets werkelijk artistieks diep in zijn ziel gestimuleerd hebben, dacht ik een beetje kwaadaardig. Misschien hoorden ze bij elkaar. Ik was niet zo snel meer verrast over deze bizarre mensen.
Zoals gebruikelijk, als niets goed leek te gaan en ik emotioneel in de war was, vond ik soelaas in de geur van verf, in de penseelstreken over het doek. Het was een zeer persoonlijke en zeer intieme therapie. Voor mij was het even kalmerend als een massage voor een gehaaste zakenman zou zijn geweest, en veel pro- duktiever.
Ik was nog nooit met drie nieuwe schilderijen tegelijk begonnen. Vroeger was het altijd één doek, één idee geweest, als de eerste bloesem op een plant in de lente. Als het eerste doek vorm begon
aan te nemen en onder mijn penseel begon op te bloeien, volgden andere doeken.
Maar die avond schilderde ik geïnspireerd en bevlogen. Ik schikte de drie doeken tegenover de ramen en zette een tiental kaarsen verspreid in de kamer neer. En ik stond met mijn gezicht naar de deur voor het geval zij kwam, mijn zuster, het naamloze kind.
Als ik schilder, heb ik het grootste deel van de tijd beheersing over het proces. O ja, ik weet dat de meest creatieve mensen zeggen: 'Het borrelde gewoon in me op,' of 'Mijn hand zocht zijn eigen weg,' of zoiets. Iets van die hartstocht had ik gevoeld toen ik Mijn Haar schilderde. Maar dit...
Dit was een geheel andere ervaring. Dit was... magie. Een moment waarop ik totaal geen invloed had, waarop het penseel geen kleur, structuur en vormen leek te maken, maar eerder aan de oppervlakte leek te bréngen. Alsof het hele tafereel al op het doek stond, maar aan het gezicht onttrokken was en alleen maar door het penseel aan het licht gebracht werd, streek na streek. Het meisje dat nachtdienst had, klopte tegen middernacht aan met een blad in haar handen. Fluisterend zei ze: 'De Oudste zei dat u wel een lichte maaltijd zou lusten, mevrouw. Een fles wijn, een bord met wat van uw eh... verstoorde diner en een ketel water. Op dit waxinelichtje blijft het water enkele uren heet en hier zijn ook vijf theezakjes en een paar koffiezakjes. De Oudste zei dat u nog uren op kon zijn, dus als u nog iets nodig hebt, dan pakt u de telefoon en draait u 208. Dat is mijn nummer, mevrouw. En dan breng ik u waar u trek in hebt.'
Ik keek even weg van Levend Offer en zag hoe het ranke achterwerk van het meisje naar me gericht was. Ze stond voorovergebogen om een telefoon achter het bed in een contact te steken. Viersterrenservice op het landgoed DeLande. Alle mysteriën, moorden, herrie en manieren die je zou willen op één plek. Ik denk dat ik wat bromde en weer verder ging met schilderen. Ik hoorde niet eens dat ze vertrok.
Levend Offer was het beeld dat ik in mijn herinnering had van mijn zus boven aan de trap. Haar zilverachtige silhouet met haar kroezende haar als een halo en haar lichaam als een levend kruisbeeld, terwijl ze door het duister naar beneden tuurde. Diepe aardetinten kleurden het doek met vaag rood, alsof de branden in de hel in de schaduwen weerkaatst werden.
Vreselijke Waarheden was zachter, dieper, met paarse, pruim-, violet- en lavendelkleurige accenten, met blauwe plekken op mijn moeders dijen die in haar ogen weerspiegeld werden. Een angstaanjagend tafereel. Wreed, ondanks het zachte satijn en het fluweel waarop ze lag. Ik had een model nodig om Vreselijke Waarheden te voltooien, maar de ruwe vorm en de achtergrond waren om twee uur 's nachts klaar. Een vorm die sensualiteit en angst verspreidde, maar ook geweld, terreur, verlangen en dominantie. Het Gezicht van mijn Zuster was iets heel anders. Een meer dan levensgrote close-up, die slechts een uitgesmeerde schaduw was die uit nog diepere duisternis tuurde. Het was een portret, waarvan ik hoopte dat ik ooit de kans had het te schilderen. Tegen tweeën was ik zo geconcentreerd bezig met de drie schilderijen, dat ik het blad met eten op het nachtkastje vergeten was. Ik was zo op het schilderen gericht, dat ik niet hoorde dat de deur openging en ik haar niet hoorde binnenkomen. Veel later drong het ten slotte tot mij door dat ik iemand langzaam hoorde kauwen. Terwijl ik mijn penseel met een beetje violet aan de punt in de lucht hield, stopte ik en keek ik op. Ze was volmaakt. In haar eentje een volledige serie werken, een hele schakering van mogelijkheden die ik bijna kon zien. Ze was verschrikkelijk mooi. Haar gezicht was rijk aan emoties, aan diepte, aan contrasten van licht en donker.
Ik bleef rustig staan en bekeek haar.
Ze was gekleed in mijn lichtgroene T-shirt, dat een maat te groot was. De korte broek lag als een schaduw om haar benen. Ze had haar smetteloze voet zo gedraaid dat de wreef niet te zien was en de tenen en de hak in hard reliëf zichtbaar werden. Haar haar zat in de war. Ze keek me behoedzaam aan en at. Het moment dat onze ogen elkaar troffen was... ja wat? Als een hevige donderbui op zee, met bliksemflitsen op afstand en een plotseling gesuis in de lucht. Opvrolijkend, magnetisch en nog veel meer. Het was prikkelend en ontroerend. Vol met diepere betekenissen dan ik ooit zou hebben kunnen benoemen. Ik lachte een beetje beverig met trillende lippen, alsof ik bang was dat ze in de nacht zou wegglippen.
Ze lachte niet terug. Ze kauwde alleen en dronk hete thee uit mijn kop. Het touwtje van het Lipton-theezakje hing uit de kop en het labeltje ervan draaide rond in het duister. Het prachtige meisje met de donkere huid ging op mijn dekbed liggen. Het moment duurde nog even voort. Ik dacht aan de vorm, de structuur en de holten van haar gezicht. Het vreemde groen in haar ogen, de streng lichtbruin haar, die goud oplichtte in het kaarslicht. Zonder te spreken begon ik aan het portret dat ik Het Gezicht van mijn Zuster noemde.
Met woeste penseelstreken schetste ik haar op het doek, vulde de oogholten, de wangen en de uitstekende jukbeenderen in, de wenkbrauwen, het voorhoofd en het puntige kinnetje. Een wantrouwende, bange blik in haar ogen, zulke groene ogen. Ze was zo verfijnd.
Ze leek te weten dat ik haar schilderde. Ze wist het en het kon haar niet schelen. Ze bleef zo liggen en draaide haar gezicht wat naar het kaarslicht toe. Ze was jong. Veertien? Vijftien? Of misschien was ze ouder en leek ze net als ik jonger dan ze was. Ze was tenslotte mijn zuster.
Een uur lang schilderde ik in de stilte, slechts eenmaal onderbroken toen ze opstond en haar kop - mijn kop - met kokend heet water en een nieuw theezakje vulde, waarna ze weer ging zitten en toekeek.
Kort na drie uur schoof ze van het bed en rekte ze zich uit. Soepel als een kat liep ze op me af met die typische DeLande-pas. Haar gelaatstrekken werden duidelijk en met een gloeiend gezicht ging ze naast me staan.
Met haar koude vingers streek ze over mijn gezicht, langs de holtes, de dalen, de fijngevoelige huid van lippen en oogleden, en ze streek mijn haar glad. Haar vingers waren ijzig, haar nagels gescheurd. Ze hield verbaasd haar lippen wat van elkaar. 'Weetje zeker datje mijn zus bent?' 'Ik denk het wel.'
'Je bent wel heel erg blank om mijn zus te zijn.'
'Jouw vader was mijn vader, en hij was blank. En mijn moeder
ook.'
'Mijn moeder was half zwart.'
'O.' Ik wist niet wat ik daarop moest zeggen. Mijn zus was voor een kwart zwart. 'Je bent erg mooi.' 'Weet ik.'
Ik grijnsde naar haar. Het was geen antwoord uit ijdelheid, er sprak slechts zekerheid uit.
Ik wil model worden als ik groot ben. Mijn mama zegt dat ik het kan worden.'
'Ik denk datje nu al model kunt zijn.' 'Ja?'
'Ja.' Ik gebaarde met de kwast, die vol verf zat. 'Het Gezicht van mijn Zuster.'
Ze draaide zich om en keek naar het portret. Het was nog lang niet klaar en gaf alleen de belofte van het voltooide werk te zien. Maar het was genoeg voor mijn zuster. Ze kon onder de half gevormde gelaatstrekken het gezicht zien. De schoonheid. Haar gezicht veranderde terwijl ze naar het schilderij staarde. Het kreeg een sombere, gepijnigde uitdrukking, zoals van een kind dat bij een val zijn knieën heeft geschaafd. 'Hij is dood, hè?' 'Ja,' zei ik zacht, terwijl er een schok door me heen ging. 'Het was niet mijn bedoeling hem te vermoorden. Ik wilde hem alleen van de trap duwen om weg te komen.' Ze veegde haar gezicht af met de mouw van het groene T-shirt. Er verschenen donkere plekken op de stof. 'Ik dacht dat als hij van de trap zou vallen, het een tijdje zou duren voor hij weer boven was. Hij kon niet lopen, weetje.'
'Ik weet het.' Er welden tranen in mij op die ik voor haar wilde vergieten, maar ze had geen sympathie nodig, ze had nu iets anders nodig. En ik wist niet wat dat kon zijn.
'Hoe lang duurt het voor je klaar bent?' Ze had het over het portret en ik richtte mijn aandacht weer op het doek. 'Tot tegen de ochtend, als je blijft.'
'Goed.' Ze haalde haar schouders op in een gebaar dat zo op dat van Miles leek, dat mijn hart oversloeg. 'De oude dame gaat niet naar buiten tot het bijna ochtend is.'
'Welke oude dame?' vroeg ik, terwijl ik het doek weer met het penseel beroerde.
'De mooie dame, de Grande Dame. Als het volle maan is, gaat ze rond middernacht naar buiten. En als er geen maan is, ongeveer twee uur voor het dag wordt. Nieuwe maan noemde mijn mama het. We gingen dan altijd kruiden plukken, tijdens nieuwe maan.' Haar jukbeenderen kregen vorm onder mijn penseel. Haar driehoekige kin, puntig en jeugdig.
'Hoe weet je dat? Nee! Niet bewegen. Houd je hoofd een beetje schuin naar links. Meer. Stop! Niet bewegen. Hoe weet je dat de Grande Dame 's nachts naar buiten gaat?'
'Mijn kamer zag uit op het kerkhof. Ik heb tot ongeveer vijf uur. Dan moet ik weg.'
'Ze zit onder de medicijnen. Ze gaat vannacht niet naar buiten.' 'Hoe weet je dat?' Er lag een nieuwsgierige blik op het jonge gezicht.
'Miles heeft het me verteld. En ik heb haar gezien.'
'Miles. Ze haat Miles. Ze kan hem niet voelen.'
'Wat bedoel je met "hem voelen"?' Ik kon wel een hele serie van
dit meisje schilderen. Meer dan een serie. Tientallen. Haar gezicht
was eleganter en fijngevoeliger dan ik ooit had gezien.
'Ze kan de meeste mensen voelen, of ze weggaan of komen. Ze
kan voelen wat ze doen. Maar niet bij Miles. Was dat de man die
vanavond bij je was?'
Een onderzoekende blik. Ondeugend plezier, van pijn doortrokken. Tweeslachtige emoties die haar jonge geest verscheurden. Ze dronk nog meer thee en goot wat heet water in de kop. 'Ja.' Ik bracht de oogkassen aan. Haar ogen lagen zo diep, dat ze op waterpoelen op de bodem van een put leken. 'Dat was hem. Hij is mijn oom. En ook de jouwe.'
'Was Richard ook jouw vader?' Ze sprak Richard op zijn Frans uit, zoals de Grande Dame had gedaan. Beschaafde lettergrepen die van haar tong afgleden.
'Ja, tenminste: dat zeggen ze. Ik heb hem nooit ontmoet.' Met een dun penseel tekende ik de lippen, volmaakte lippen met gelijkmatige randen, die iets opgetrokken waren zodat het gezicht voortdurend leek te glimlachen. Gekwetste lippen, een vage paarse plek alsof ze er pas op gebeten had. Ik huiverde. De deur ging langzaam open. Er was een donker gat te zien in de zo donkere kamer. Mijn mond viel open, mijn penseel viel stil. Er bewoog een gedaante het licht in. Miles' bleke gezicht was als glanzend porselein in het midden van het donkere gat. Hij bewoog zo langzaam, dat zelfs de kaarsen niet flakkerden in het donker. Mijn zuster, die haar gezicht naar mij gericht had, was zich van niets bewust.
Ze haalde haar schouders op. 'Hij stelde niet veel voor. Mijn moeder mocht hem niet. Maar hij was rijk, en daarom liet ze hem het met haar doen.' De wrede woorden gleden van haar lippen als mest van kostbaar aardewerk.
Dit was voor mij de kans over Marcus te praten en wat hij met haar gedaan had. De gelegenheid om het over een dokter te hebben die... die wat kon doen? De verkrachting wegnemen? Alles laten verdwijnen? Ze moest naar een dokter, maar ik kreeg een droge mond als ik aan de woorden dacht, en ik kon niet nadenken. Ik slikte, terwijl mijn keel schor was van de nervositeit. 'O ja?' Miles bleef met zijn hoofd schuin in de deuropening staan luisteren. 'Ja, maar hij is dit voorjaar gestorven en ze heeft een hele hoop geld van de verzekering gekregen, dus het was goed.' Het meisje sprak op een nonchalante manier, schijnbaar op haar gemak. En toch schoten haar ogen heen en weer bij de flakkerende schaduwen en keek ze ongemakkelijk de kamer rond. Als ze sprak, kneep ze haar handen samen, waarna ze ze weer ontspande, telkens weer. Alsof ze zich haar hele leven aan iets had vastgehouden en zojuist haar greep had verloren. 'Aha.'
'Hoe heet je?'
'Ik heb twee namen, Bonnibelle Sarvaunt en Carin Colleen DeVil- lier. En hoe heet jij?'
'Dat is raar. Ik heb nog nooit gehoord dat iemand twee namen had.' Haar ogen fonkelden, ontmoetten voor het eerst de mijne en dansten weer weg. Ik stopte terwijl ik het penseel op een paar centimeter van het doek hield. Ik probeerde wanhopig niet geraakt te worden door wat ik in haar ogen had gezien. In haar was een grote leegte. Leeg, hol en duister, precies zoals de bodem van een diepe droge put.
Ik haalde diep adem en zette het penseel op het doek, waarbij ik de ene hand met de andere ondersteunde om het penseel stil te houden. 'Ik weet het, maar het was niet mijn idee. Het kwam van mijn moeder af. Hoe heet jij?' 'Azalea Demarch.' Mooie naam.'
Ze sprong op. 'Ik moet nu weg.'
'Waarom?'
'Miles.'
'O...' Ik keek op en zag dat de deur dicht was en dat Miles niet langer daar stond. 'Wat is er met hem?'
'Ik moet hem zien.' Ze vouwde haar handen weer en hield ze ditmaal zo. 'Hij moet het weten van het feest.' 'Welk feest?' Ik schilderde furieus en vergat zelfs te ademen. Ik probeerde haar gezicht af te maken, haar prachtige verleidelijke gezicht.
'Dat feest voor jou, morgenavond.' Azalea vertrok haar gezicht, waardoor de innerlijke pijn op haar mooie gezicht werd weerspiegeld. Ze beet op haar lip en haalde diep adem, terwijl ze hevig met haar ogen knipperde. Voor ik kon reageren ging ze verder: 'Ze gaat het eten vergiftigen.' Ik stopte met schilderen. 'Echt waar?'
'Ja. Ze wil van de Oudste afkomen en het kan haar niet schelen wie er verder nog pijn door lijden. Ze is gek,' voegde Azalea eraan toe, me niets vertellend wat ik voor mezelf al niet had vastgesteld. 'Ik moet het aan Miles vertellen.' 'Miles!' riep ik. 'Miles, kom eens binnen.'
De deur ging weer open; Miles verscheen in de opening, met een bedaarde blik in zijn ogen, die op zwarte gaten in de nachtlucht leken. Zwart op zwart. Ik wilde ook hem meteen schilderen. Zou hij poseren? Zou hij zich door mij laten schilderen? 'Je hoeft niet te schreeuwen, nichtje.'
Ik slikte en zette het penseel in een pot met verfverdunner. Er steeg een lichtbruine wolk op in de heldere vloeistof. 'Miles, dit is Azalea, je nicht. Ze moet snel naar een dokter, maar ze wil je eerst iets vertellen.'
Miles maakte een soepele beweging vanuit zijn middel, een hoffelijk gebaar dat beter in de vorige eeuw paste, of in de eeuwen daarvoor. En toch paste het ook volstrekt bij Miles DeLande en het moment. 'Tot uw dienst, juffrouw Azalea.'
Azalea keek van mij naar Miles die daar in de deuropening stond en weer terug.
'Hij is betrouwbaar. En trouwens, als je niet terugkomt, dan schiet ik hem dood.'
Azalea lachte ondeugend en charmant. Zo heerlijk typisch DeLande.
'Ik kom terug voor je expositie. Ik heb je schilderijen gezien. Je bent zo veel beter dan die Rhame.' Ik trok mijn wenkbrauwen op. 'Heb je iets wat ik aan kan.'
'Ik vind wel iets voor je,' zei ik ietwat naar adem happend.
'Ik moet er net zo mooi uitzien als jij.'
'Goed.'
En met die opmerking verliet Azalea me, mijn voor een kwart zwarte, half volgroeide halfzuster, met haar hand stevig in die van Miles. Ze liepen weg met een harmonieuze pas zoals alleen DeLandes dat kunnen, met gemakkelijke, fluwelen passen, op de manier waarop ik ook liep.
Ilc vroeg me even af hoe ik Miles had kunnen zien lopen zonder het te weten, hoe ik ooit een DeLande had kunnen zien lopen zonder te weten dat ik een van hen was.
Pas toen de deur dicht was en de kaarsen niet meer flikkerden, realiseerde ik me dat ik niets bezat wat Azalea kon aantrekken. Ik zou moeten gaan winkelen met mijn zuster. Ik zou de gelegenheid hebben haar te verwennen en voor haar te zorgen. Ik zou haar misschien op haar gemak kunnen stellen. Deze gedachte maakte me wat weker van binnen, en versoepelde de harde gevoelens wat die ik in me had meegedragen sinds Marcus en het onderbroken diner.
Ilc glimlachte bij de gedachte. Onderbroken diner. Zo zou madame Willoby het verwoord kunnen hebben. Ze was te netjes om het ooit over een dode te hebben die tijdens een officieel diner van de trap donderde.Ilc schilderde tot het ochtendgloren en stopte alleen omdat ik kramp kreeg in de hand waarmee ik het penseel vasthield, net zoals ik kramp had gekregen van de loop van de .38. Met mijn linkerhand etend nuttigde ik de restjes van mijn maaltijd, tussen de uitgedroogde stukjes zoekend naar iets waarop geen afdrukken van de tanden van Azalea stonden. Tegen zessen viel ik met al mijn kleren aan in een diepe slaap op het dekbed, omhuld door de scherpe en toch kalmerende geuren van verfverdunner. Een normaal mens zou nu aan slaapgebrek hebben geleden, maar een dutje van twee uur was meer dan genoeg voor mij. Om negen uur had ik gedoucht en me aangekleed en zat ik in de eetkamer van een volgestapeld bord te eten, met mijn rug naar de deur waarachter Marcus was gestorven. Terwijl ik eigengemaakte perzikenjam op een beboterd broodje smeerde, kwam het in me op dat ik niet zo blij moest zijn over zijn dood. Maar dat was ik wel. En gezien de eetlust van de rest van de familie werd Marcus niet erg beweend.
Het keukenpersoneel had gezorgd voor pannekoeken, pecanwafels, bosbessentaartjes, bramentaartjes, een vruchtenmengsel dat van de honing glinsterde, eieren, grutten, toost, broodjes, bacon, hash browns, worst, gekruide ham, smeerkaas met uiensmaak, brie met kruiden, vier soorten vruchtesap, een uitgebreide keuze aan thee, kaneelkoffie, cafeïnevrije koffie, vers geroosterde donker gebrande koffie met cichorei, echte room, drie soorten suiker en tal van soorten jam. Ik werd bijna misselijk, omdat ik alles wilde proberen. Tijdens de maaltijd volgde McCallum me behoedzaam met zijn ogen. Het leek een beetje op de blikken die de jongens Boudreaux me toewierpen in de zomer dat ik rond begon te worden en niet alleen maar lang. Juist door die blikken had Tee Dom me verboden nog langer met hen in de bayou te spelen, waardoor ik weer geen vrienden had.
Maar in de blik van McCallum lag nog iets meer, iets doordringends en bezitterigs. Iets dat bijna gevaarlijk was. Ik merkte dat ik zijn blik geheel meed, en ik voelde me erg opgelucht toen ik van tafel ging.
Toen ik weer in mijn kamer kwam, zat de riem om mijn jurk heel wat strakker dan voor het ontbijt. Ik wilde me uitkleden en de resten van McCallums blikken van me af douchen, me uitstrekken op de lakens en kreunen van genoegen. In plaats daarvan was mijn bed opgemaakt, was de kamer aan kant en lag er een stapel nieuwe handdoeken bij de deur. En Azalea lag met opgetrokken knieën op het dekbed.
Ze had het portret, Het Gezicht van mijn Zuster, in een hoek naar het bed gedraaid zodat het licht er recht op viel. Ze keek bedachtzaam, maar haar blik was minder leeg dan de avond te voren. Zonder haar te begroeten liep ik direct naar de ramen, trok de zware gordijnen dicht en stak een kaars aan. Slechts weinige van mijn schilderijen konden het daglicht velen, en het gezicht van Azalea vormde geen uitzondering.'Beter,' zei ze, haar hoofd schuin houdend. 'Ik vroeg me af waarom het niet zo goed was als de schilderijen in de gang beneden.'
'Een schilderij gaat er net als een foetus zelden op vooruit als je het te vroeg tentoonstelt,' zei ik, een beroemd citaat van iemand verkrachtend, een citaat dat toegeschreven werd aan het beroemde personage dat als Anoniem bekendstaat. Het oorspronkelijke citaat sloeg natuurlijk op een manuscript, en niet op een schilderij, maar ik dacht niet dat dat Anoniem wat kon schelen. 'Ik ben nog niet klaar.'
'Wanneer ben je klaar?'
'Dat hangt ervan af hoe snel je voor me kunt poseren.'
'Wat dacht je van nu?' Haar blik trof de mijne één, twee keer, en
richtte zich daarna weer op het schilderij.
'Goed,' zei ik, terwijl er een lachje om mijn mond speelde. 'Maar we kunnen ook gaan winkelen en naar de schoonheidssalon gaan voor je society-debuut vanavond. Jij mag kiezen.' Azalea keek met haar donkergroene ogen van het doek naar mij en bleef naar mij kijken. Hoewel ze stil bleef zitten, was er een plotselinge onderhuidse energie merkbaar, als een zachte glinstering van smaragdkleurig water. Ze vestigde haar blik weer op het portret. Ze beet op haar bovenlip. 'Ik wil een Assepoesterjurk.' 'Als we die kunnen vinden.'
'Iets van zijde dat wijd uitstaat,' zei ze, met haar armen de breedte aangevend.
Er werd op de open deur geklopt en we draaiden ons allebei om. Miles kwam binnen met een dienstmeisje achter zich. 'De dichtstbijzijnde stad is Vacherie. Ik weet niet of je zoiets in jouw maat kunt vinden buiten New Orleans. Maar misschien is een van deze ook goed.'
Bij deze woorden kwam het dienstmeisje binnen, opende de gordijnen en begon jurken uit te leggen in kleine maten. Ze hing ze aan de klerenkast, legde ze op bed en op de rugleuningen van stoelen. Prachtige kleine creaties. Ik herkende een Versace, een Yves St. Laurent en twee Givenchy's uit de Elle die ik jarenlange bestudeerd had. Ze waren allemaal prachtig. Misschien waren ze gebruikt, maar dat zou niemand ooit hoeven te weten. Het waren prachtige, glanzende jurken.
Azalea keek me aan met een strak mondje. 'Hij is helderziend, weet je. Daarom weet hij dat hij de jurken moet brengen. Maar hij wil er niet over praten.'
Miles hield een vuurrode jurk omhoog, een nauwsluitende latexcreatie met een lang rokgedeelte. 'Persoonlijk heb ik altijd wat met rood gehad.'
Ik realiseerde me plotseling dat Azalea en Miles met elkaar gesproken hadden in de uren dat we niet bij elkaar geweest waren. Ze hadden gepraat en geheimen en confidenties gedeeld, privé-za- ken die Azalea wilde openbaren en die Miles geheim wilde houden. Had hij het kind verhaaltjes verteld? Had hij geprobeerd iets van haar af te nemen, zoals haar oom Marcus had gedaan? Wie kon ik in deze familie werkelijk vertrouwen? 'Helderziend?' zei ik, terwijl ik ervoor zorgde dat mijn stem neutraal klonk. 'Zoals telepathie?'
'Of deze misschien, daarmee komt de smaragdkleur in haar ogen goed uit.' Miles liet de rode jurk vallen en hield een talingkleurige jurk op voor Azalea.
'Ja, soms weet hij dingen. Dat is een familietrekje,' zei Azalea, terwijl ze haar groene ogen samenkneep. De boosheid straalde van haar af. Ik kon die op mijn eigen huid voelen gloeien. 'Er waren geen psychische krachten voor nodig om te weten wat voor soort jurk jij wilde, jongedame. Je hebt me gisteravond bijna omgekocht met die jurk.' Hij keek even naar mij. 'Het was de enige manier waarop ik haar ervan kon overtuigen dat een dokter naar haar moest kijken.'
'Ik vind de rode niet mooi,' zei Azalea met haar handen op haar heupen en haar gezicht een beetje schuin. Ze had haar doordringende blik strak op Miles gericht. Ik had haar nog niet zo lang ergens naar zien kijken en ik zou niet graag zo door haar aangestaard worden, maar Miles leek het niet te merken. 'Helderziend?' Ik zei het deze keer wat krachtiger. 'Ik vind die talingkleurige wel mooi. En dan die zwarte, nee, die is te donker.' Miles' woorden gingen gepaard met geruis van zijde en satijn. 'En die zilverkleurige... nee, beslist niet. Dat ziet er niet uit bij jouw huidskleur.' 'Helderziend?' Ik schreeuwde nu bijna.
Miles keek niet eens naar me. 'Nu de roze, nee, deze niet. Deze, met die kralen. Daarmee komen alle warme tinten in je gezicht goed uit. En de goudkleurige... o, hemels.' Ik richtte mijn blik omhoog. Miles zou me geen antwoord geven, althans nu niet. 'De talingkleurige, de zilveren of de roze met de kralen. Gooi de andere maar uit het raam,' zei ik. Het dienstmeisje opende haar mond en zette grote ogen op. 'Maar...'
'Breng de andere weg, Anna,' zei hij tegen het dienstmeisje. 'Leg ze maar weer in de bergruimte. Kom, Azalea, je kunt geen prachti-ge jurken over een vuil lichaam aantrekken. Ga douchen, was je haren, scheer je benen, alles wat meisjes zoal doen. Hier is een tas met toiletspullen en ondergoed. Anna heeft ze voor je uitgezocht; ze heeft een uitstekende smaak.'
Daarop bleef er een drukkende stilte in de kamer hangen. De stilte van twee mensen met een sterke wil die een woordeloze strijd uitvochten. Het was een stilte waarmee ik vertrouwd was. De stilte van tante Ilene en Tee Dom, tijdens de weinige keren dat ze het oneens met elkaar geweest waren. Azalea keek omlaag en gaf als eerste toe. Ze liet een pruilmondje zien alsof ze wist dat ze een belangrijke strijd verloren had, maar niet precies begreep waarom. 'Ik heb mijn benen nog nooit geschoren. Mama zei dat ik te jong was.'
Plotseling veranderde de gezichtsuitdrukking van Miles. Er flakkerde een vreselijke uitdrukking op, half woede en half haat, die zo snel weer verdween, dat ik niet zeker wist of ik die gezien had. De vrolijkheid die hij eerder had getoond was terug, en de diepere, duisterder geheime emoties bleven weer verborgen. 'Ga je bad klaarmaken, met veel schuim.'
Azalea haalde in een typisch DeLande-gebaar haar schouders op, pakte de tas en ging de kamer uit. Bij de deur keek ze achterom terwijl ze met een treurige blik op haar gezicht naar de prachtige jurken keek die aan de klerenkast hingen. Daarop verstrakte haar gezicht weer en vertrok ze haar mondhoeken. Ze keek Miles zo lang onverzoenlijk aan, dat ze zeker wist dat hij de bedoeling begreep. De blik zei dat de jurken mooi waren, maar dat ze geen compensatie vormden voor Marcus. Niets zou dat trouwens kunnen zijn. En er was nog iets anders. Iets dat ze deelde met Miles, iets waarvan ik uitgesloten bleef. Miles hield zijn hoofd opzij, daarmee het geheim dat ze deelden erkennend. De deur naar de badkamer ging langzaam dicht.
Er ontsnapte een hees geluid, een soort halve vloek uit zijn keel. 'Ja. Ze was te jong om haar benen te scheren, maar niet te jong om door haar moeder voor een flink bedrag aan dat wijf, die Grande Dame, overgeleverd te worden.' 'Is dat wat er gebeurd is?'
Miles wreef met zijn handen in zijn donkere haar en krabde op zijn schedel, waardoor zich lichte en donkere stofjes in de kamer verspreidden. 'Mijn... moeder...' - Het woord was zo beladen met sarcasme en haat dat het als een vreselijk smerige vloek klonk - '... kon alles en iedereen verleiden. Ze kon de schurk van het kruis halen. Ze kon de paus uitdagen tot een wilde stoeipartij in haar boudoir onder de ogen van een cameraploeg.
Ze overtuigde Azalea's moeder ervan dat haar dochter het best op het landgoed grootgebracht kon worden en onderwijs kon krijgen, in plaats van op de openbare school. Ze duidde erop dat Azalea met cultuur, wijsheid en kennis zou worden doordrenkt. Ik denk niet dat de maïtresse van Richard aan Marcus dacht toen ze ermee akkoord ging de Grande Dame DeLande voor haar te laten zorgen.'
'Je haat haar, hè?'
'Haat is een veel te klinische term, lieve nicht.'
Als Miles over de Grande Dame sprak, veranderde zijn stem. Die
werd scherp en hard, met een metalen, koortsachtige klank.
'We zijn op een andere manier verwant, weetje.' Ik weet nietwaar
de vreemde wisselingen van onderwerp steeds vandaan kwamen,
maar ze vormden tenminste een afleiding voor Miles. Hij trok zijn
wenkbrauwen op.
'Ken je de naam Elizabeth Diane Sarvaunt?' Hij trok zijn wenkbrauwen nog verder op. 'De vriendin van je echte moeder, mijn zuster,' zei hij.
'Ze was zowel de nicht van mijn moeder als haar vriendin. Ze was een nicht in de zoveelste graad. En zei je niet dat de moeder van je moeder een Sarvaunt was?'
Miles blik werd weer gesloten en nam het levenloze karakter van ongepolijst onyx aan. Zijn blik stond weer op oneindig. 'Ilene. Ile- ne Sarvaunt,' zei hij, zich ons gesprek in het Café du Monde herinnerend. 'Ze is met haar achterneef getrouwd, Robert Sarvaunt.' Hij keek me aan. Hij keek echt naar me, met die doordringende blik van hem. Ik vergat adem te halen, vergat met mijn ogen te knipperen. En ik wist dat hij meer in mijn ogen las dan ik werkelijk wilde toegeven. En opeens was die blik weg, die doordringende blik alsof je door een ijspegel doorboord werd, en was het weer gewoon Miles. Mijn hart begon weer te kloppen en ik wist weer hoe ik moest ademhalen.
'De Grande Dame had broers en zussen. Ik geloof dat haar zus Ilene heette,' zei hij.
Ik knikte onzeker en vroeg me af wat er net met me gebeurd was, wat hij net had gedaan. En opeens was het gevoel verdwenen en kon ik me niet goed meer herinneren waardoor ik zo perplex had gestaan.
'En zij worden vermist.' 'Ja,' zei ik alleen.
Miles lachte en streelde zacht mijn gezicht. Ik wist op dat moment dat de Grande Dame alle magie die ze in haar glimlach had aan haar zoon en kleinzoon Miles Justin DeLande had overgeleverd.
Hij had een dubbele dosis van haar genen, en ook nog alle macht die ze bezat. Hij was adembenemend als hij lachte en zette je in vuur en vlam. Hij was een zeer machtig man. Het type man voor wie andere mannen willen sterven en vrouwen hun ziel vóórwillen verkopen. 'Carin,' fluisterde hij, terwijl ik zijn naar koffie geurende warme adem tegen mijn gezicht voelde, 'hoe wist je dat Beth Sarvaunt en Marie nichten waren?' Een zachte stem, met vochtige ogen en een sensuele mond. Hypnotiserend. 'Haar dagboek. Ik ben pas op de helft.'
Zijn bevel klonk vriendelijk. 'Lees het vanavond uit. Laat het door
Azalea voorlezen terwijl je haar schildert. Na het feest.'
Het leek een vreemd verzoek, maar alles wat er met me gebeurd
was was vreemd geweest sinds ik de cheque van vijftigduizend
dollar van mijn moeder had ontvangen. En hij was tenslotte de
Oudste.
'Zeker,' zei ik ietwat onduidelijk. 'Vanavond, na het feest.' Miles draaide zich om met poëtische bewegingen, zo vloeiend en glad als het water van de bayou. Toen ik hem zag weglopen, leek ik te ontwaken, alsof ik een tijd in een droomwereld of een trance had verkeerd. Of was het de betovering van de DeLandes? 'Miles?'
Hij draaide zich om en keek me met een gefronst voorhoofd aan.
'Ben je helderziend? Kun je in de toekomst kijken?'
Hij haalde zijn schouders op met een eerlijke blik in zijn ogen.
Slechts een heel lichte aarzeling verried hem.
'Nee, natuurlijk niet. Ik maak alleen grapjes met Azalea.'
De deur ging zachtjes achter hem dicht.
'Leugenaar,' zei ik in het niets. En ik zou hebben gezworen dat ik hem zacht en hees hoorde lachen op de gang, net als de Grande Dame.
Die ochtend leerde ik mijn zuster hoe ze haar benen moest scheren en haar nagels moest verzorgen, hoewel ik het zelf zelden deed. Lali, een zwart dienstmeisje, bood aan om Azalea's fijne, krullende haar te verzorgen en Anna kwam met verschillende soorten panty's en drie paar schoenen, die elk bij een jurk pasten die Azalea had uitgekozen. De schoenen pasten niet helemaal, maar met inlegzooltjes kon Azalea ze wel aan. De jurken moesten vermaakt worden en Anna was daarbij van onschatbare waarde, omdat ze een draagbare Singer naaimachine had met naalden, spelden en garen. Ze wist in een paar uur tijd de jurken zo te vermaken dat ze pasten. Azalea kon niet voor een bepaalde jurk kiezen, en daarom paste het bereidwillige personeel gewoon alle drie de jurken aan voor mijn twijfelende zuster.Zuster. Ik had een zuster.
Miles stak zijn hoofd die dag verscheidene keren om de hoek. Ik wist zeker dat het hem veel geld zou gaan kosten om Azalea te behagen. Ik had het gevoel dat de ontwikkeling van een dure smaak een deel zou gaan vormen van de wraak van Azalea op de DeLan- des.
In mijn hele leven was ik nog nooit verwend, tot ik met Taber Rha- me ging winkelen. Ik kende het pure genot dat door een dergelijke aandacht kon ontstaan en ik genoot ervan om te zien hoe mijn zus dat genot proefde en voelde. Het genot om het middelpunt van iemands aandacht te zijn.
Tenslotte waren de DeLandes haar alles schuldig wat ze wilde hebben.
En Azalea bloeide op door die volstrekte verwennerij, al die luxe. Bij mij had een dergelijk uitbundig genot de behoefte om te schilderen opgewekt en op mijn zus had het een soortgelijk effect. Haar aangeboren talenten werden erdoor gestimuleerd. En ik zag met ontzag hoe ze haar gaven gebruikte.
Azalea was werkelijk een begaafd en briljant meisje. Een genie met een voorkeur voor mensen.
Ze kon naar volstrekte vreemden kijken en hen toch direct begrijpen. Ze kon hen doorzien, hen kennen; hun sterke en zwakke punten, hun talenten en gebreken. En ze wist die kennis zo handig en zo subtiel te gebruiken, dat ze geen moment merkten dat ze gemanipuleerd werden. Ze was een tovenares, nu al een toverkol. En ze was pas zestien.
Anna liet de lunch met haar wachtende familie schieten en bleef tot na twee uur om alleen voor het plezier van Azalea jurken te vermaken. Lali, die voor de expositie van 's avonds nog andere dingen moest doen, schikte Azalea's haar tweemaal omdat er iets niet helemaal goed zat. En Miles betaalde graag voor alles, alleen om het genoegen en de vervoering op het gezicht van het kind te zien.
Mijn slaapkamer op het landgoed DeLande werd een paradijs voor Azalea. Een plek waar al haar dromen uitkwamen. En waar hopelijk ook haar nachtmerries zouden beginnen te vervagen. Voor mij werd de enige smet op de dag gevormd door de momenten waarop ik haar stem weer op de donkere trap hoorde. 'Dit is mijn wraak, zegt God.' Een kinderstem die door een moord verwrongen was. Op die momenten raakte ik bevangen door een hol voorgevoel en begon ik te beven. Door met mijn ogen te knipperen verdreef ik de duisternis die me bedreigde, en ik keek dan aandachtig hoeveel plezier Azalea had, terwijl ik hoopte dat haar genot de woede van de woorden in mijn herinnering zou doen verstommen.
Laat in de middag, toen we de jurk hadden gekozen die het best bij de exotische kleuren van Azalea paste, de jurk die het sterkst contrasteerde met mijn eigen Versace, verscheen Rhame. Nadat hij geklopt had, stapte hij naar binnen voordat een van ons had kunnen reageren, en hij nam het tafereel in zich op. Hij had holle ogen met donkere kringen eronder en zijn zware oogleden waren paars van uitputting. Hij was de belichaming van sterfelijkheid en verval. Angelique liet haar kin op zijn linkerschouder rusten en zag er geheel bevredigd uit. Ze staarde de kamer in als een lui, katachtig roofdier. Ik verwachtte dat ze elk moment snorrend haar lippen kon gaan aflikken. Zonder toestemming te vragen liep Rhame de kamer door en sloot hij met een zwaai de gordijnen, waardoor het plotseling donker en stil werd in de kamer. Hij stak een kaars aan en zette de drie onvoltooide doeken, mijn werk van die nacht, in de juiste hoek met het zwakke licht. Hij tuurde enige tijd met toegeknepen ogen naar de doeken en tuurde door de duistere kamer van mij naar de doeken en weer terug.
En daarop vertrok hij zonder iets te zeggen. Angelique volgde hem zacht lachend op de voet, terwijl haar vuurrode haar een rode gloed in de kamer achterliet.
'Hij is jaloers,' zei Azalea. 'Jij kunt dingen doen met licht en schaduw die hij niet kan, maar hij wist dat nog niet tot zij het hem vertelde.' Dat was het commentaar dat een volwassene zou kunnen geven. Het was een wijsheid die toch geheel uit haarzelf voortkwam. 'Nonsens,' zei ik, de nutteloze kaars uitblazend. 'Hij is Taber Rhame. Hij staat zo ver boven me, dat hij mijn carrière met één enkele sarcastische opmerking kan verwoesten.'
'Niet meer,' zei een zachte mannenstem vanuit de deuropening. 'Ben je er nog niet achter? Jij bent een DeLande. Je hoeft niet volgens dezelfde regels als de rest van de maatschappij te leven.' Miles stond achteloos met zijn gelaarsde benen over elkaar geslagen tegen de spijl in de deuropening geleund. Zijn spijkerbroek zat zo strak, dat hij wel opgeschilderd leek. Ik liep langzaam van het verduisterde raam naar de deur, waarbij mijn blote voeten in het tapijt wegzonken. Terwijl ik liep, trok hij zijn wenkbrauwen op. Plotseling kon ik mezelf zien zoals hij mij zag, als een geelogige leeuwin die langzaam naar voren liep en haar domein verdedigde.
Miles en Azalea lachten met een grommend, vraatzuchtig geluid, dat triomfantelijk en bijna dierlijk klonk.'Misschien ben ik erachter gekomen dat alleen de regels ons van de barbaarsheid scheiden.' Toen ik bij Miles gekomen was, bleef ik stilstaan, met pupillen die zich in het duister verwijd hadden. Ik haalde mijn lippen van elkaar.
Ik legde mijn handen aan beide zijden van zijn gezicht op de deurstijl en boog me naar voren, steeds dichterbij. 'En die keuze is het enige wat de lijn tussen goed en kwaad aangeeft.' Ik begon zachter te spreken en liet de stilte in de kamer het werk voor me doen. 'Keuzen en regels zijn de enige dingen waar mensen ooit controle over hebben. Zelfs de machtigen, zelfs de DeLandes hebben de plicht de regels te volgen.'
Plotseling zag ik Marcus weer onder aan de trap, zwaar toegetakeld en bloederig. Boven hem stond een engel der wrake, een schaamteloze moordenaar met een halo om zich heen. Mijn hart begon sneller te kloppen in een onregelmatig ritme. Hier bleek de tegenstrijdigheid in mijn eigen redenering. De regels zeiden dat ik Azalea aan de politie moest overdragen wegens moord of ten minste doodslag. En ik wist dat ik dat nooit zou doen.
Miles had zijn blik op mij gericht en leek de tegenstrijdigheid, de hypocrisie in mijn woorden, in te zien. En op die paradox reageerde hij.
'Bravo, nichtje. Bravo. Misschien ben je toch een echte DeLande. Maar je moet uitkijken voor Angelique. Ze houdt bijna net zoveel van tweedracht als van macht. Ze zal een wig tussen jou en Rhame drijven, alleen om te bewijzen dat ze daartoe in staat is,' zei Miles, nog steeds op geamuseerde toon.
'Waarom zou ze,' vroeg ik fluisterend, met mijn gezicht vlak bij het zijne. 'Waarom zou hij zich zoveel gedoe op de hals halen door mij te ontslaan. Wat zou dat bewijzen?'
'Het zou bewijzen dat zij meer een DeLande is dan jij, machtiger. En trouwens, nichtje, je bent meer dan een werknemer voor Taber Rhame,' zei hij spottend. 'Vergeet de handen in Mijn Haar niet. Het waren zijn handen die je begeerde, zijn handen op het vrouwenlichaam op het schilderij.' Miles draaide zich om en toonde zijn witte tanden in zijn meedogenloze, wrede gezicht. 'En Angelique heeft hem al van de Grande Dame afgenomen. Het zou een bewijs zijn van haar overwinning als ze hem ook nog van jou wegvoerde.'Ik hief mijn hoofd op en ging een stukje van Miles DeLande, de Oudste, af staan. Ik was me direct bewust van de structuur van het tapijt onder me, van de te hoge temperatuur van mijn lichaam en de kamer, van het geluid van mijn hartslag in mijn oren, van de begeleidende stilte in mijn slaapkamer, van de druk van ogen op mijn rug en de opgetogenheid die van mijn zuster Azalea afstraalde.
Ze genoot van de confrontatie zoals haviken van de jacht genieten, van de smaak van de prooi. Maakte het deel uit van haar wraak om een DeLande tegen een DeLande te zien strijden? Ik vroeg me af of ze zich realiseerde dat wanneer Miles ermee akkoord ging te blijven zwijgen over haar aandeel in de dood van Marcus, hij een bepaalde macht over haar zou krijgen, misschien wel voor haar gehele leven. Realiseerde Azalea zich dat Miles zijn eigen plan trok? Ik haalde diep adem en hield die een tijd in. Ik strekte mijn armen naar haar uit zonder me van Miles af te draaien. Ik strekte mijn armen uit naar de bedienden, die voor iets ineenkrompen dat ze wel konden voelen maar nooit konden begrijpen. Ik strekte mijn armen uit naar de kamer, de lucht, de boom achter me. Ik rechtte mijn schouders, liet mijn handen zakken en blies mijn adem uit. Miles draaide zijn hoofd opzij.
Ik keek hem aan, terwijl zijn gezicht in de schaduwen van mijn verduisterde kamer oplichtte. 'Taber Rhame is mijn werkgever, niet mijn minnaar. Nu niet en in de toekomst niet. Nooit.' Miles' blik werd zachter. De grimas verdween van zijn gezicht, alsof die geen houvast meer kon vinden. Zijn mond sloot zich en de gevaarlijke gelaatsuitdrukking was verdwenen. 'Maar een persoon met macht,' zei ik, het laatste woord benadrukkend, 'gebruikt alles in het leven om te leren, te groeien en zijn horizon te verbreden, om zichzelf en zijn geest te verrijken, om de deugd te koesteren en de liefdadigheid en het altruïsme in zichzelf en de wereld om hem heen te verbreiden. En dat wordt bereikt door de regels te volgen. Zelfs als dat niet hoeft.' Miles stak zijn rechterhand uit en streelde mijn gezicht. 'Mooi gezegd, nichtje, mooi gezegd. Zorg ervoor datje je die woorden herinnert. En welkom op het landgoed DeLande en bij je... zo lang verloren gewaande familie.' De Oudste DeLande draaide zich om en liep de gang uit met passen die zo soepel en gracieus waren als die van een danser... of van een panter.