9
‘Er is brand hierbinnen!’
De dag voordat hij stierf, voerden Gus Grissom en ik nog een lang gesprek.
Als de eerste Amerikaan die twee keer in de ruimte was geweest, werd Gus uitgekozen als bevelvoerder van Apollo-1 en dat betekende dat hij de eerste ruimtereiziger zou zijn geweest die drie keer de ruimte in was gegaan.
We voerden ons laatste gesprek in het Astronautenbureau van NASA’s Centrum voor Bemande Ruimtevluchten in Houston, waar we vier à vijf kilometer van elkaar woonden. Gus en ik waren als broers. We snauwden en gromden tegen elkaar, maar we gaven elkaar ook schouderklopjes als de ander dat nodig had. Samen voerden we raceauto’s op en we hadden altijd een geweldige tijd met elkaar.
Die laatste keer dat ik Gus zag, was hij niet zo opgewekt als gewoonlijk. Hij dacht dat de missie – zijn derde ruimtereis na zijn Mercury- en Gemini-vluchten – een ‘verdomd kleine kans’ had om de geplande veertien dagen vol te maken.
De laatste drie weken voor de lancering van de Apollo-missie maakte Gus zich voortdurend zorgen over de staat waarin zijn ruimtevaartuig verkeerde. Er waren ruim zestig grote discrepanties vastgesteld, maar er was geen tijd om die op te lossen vóór de generale repetitie die de volgende dag op de Cape was gepland. (De Cape was overigens ter ere van Kennedy tot Cape Kennedy omgedoopt.) Deze test was de laatste afteloefening en het enige verschil met de echte lancering was dat deze keer niemand de startschakelaar van de startraket omhaalde. De drie astronauten gaan aan boord, gekleed alsof het echt gaat gebeuren. De cabine wordt onder druk gezet en alle systemen worden geactiveerd om na te gaan of het ruimtevaartuig zichzelf gaande kan houden.
Het was beter – zeker volgens Gus – om deze generale repetitie uit te stellen en de technici de tijd te geven om alle problemen in en rondom het ruimtevaartuig op te lossen. Maar dat zou waarschijnlijk een paar weken kosten. Het was bovendien aannemelijk dat de generale repetitie zelf ook weer nieuwe mankementen zou opleveren en voor die reparaties moest ook weer extra tijd worden vrijgemaakt vóór de lancering. De afteloefening uitstellen kwam erop neer dat Apollo-1 achter zou raken op schema en niemand bij NASA wilde op enigerlei wijze achterop raken. Gus had erop aangedrongen om de reparaties uit te voeren en hem was uiteindelijk verteld dat uitstel van de tests zíjn beslissing was. Hoewel een bevelvoerder een missie altijd kon uitstellen als die naar zijn mening onveilig was, speelden veel hooggeplaatsten binnen de NASA de zwartepiet gewoon door.
De ruimterace met de sovjets was nog steeds uiterst competitief, maar het belangrijkste was de deadline te halen om nog voor het einde van het decennium een man op de maan te krijgen.
President Kennedy’s nationale droom van een maanlanding vóór 1970 was niet samen met hem gestorven. Maar op dit moment konden we ons geen dag uitstel of vertraging veroorloven, laat staan twee weken. Er moesten verschillende Apollo-missies met succes worden afgerond voordat we de vlucht naar de maan konden ondernemen en het was al 1967. Opschorting van de lancering van Apollo-1 zou het toch al krappe schema nog verder in gevaar hebben gebracht.
Het was een vreselijk zware beslissing waar Gus voor stond en hij had het er moeilijk mee. Niettemin vroeg hij mij niet om advies en ik bemoeide mij ook niet met zijn zaken. Het was zijn beslissing.
Gus nam een besluit, hoogstwaarschijnlijk hetzelfde dat ik had genomen als ik in zijn moonboots had gestaan.
Triest genoeg was het de verkeerde beslissing.
Ik was de volgende dag in Washington, waar een nieuw ‘Verdrag voor vrede in de ruimte’ werd ondertekend. Opdat de ruimte in de toekomst geen slagveld werd, was dit verdrag erop gericht territoriale aanspraken of militaire rivaliteit in de ruimte te voorkomen en de plaatsing van nucleaire kernkoppen in een baan rond de aarde te blokkeren. Er waren verschillende astronauten en ook enkele Russische kosmonauten aanwezig; een internationaal gezelschap voor deze historische dag in de geschiedenis van de verkenning van de ruimte.
President Lyndon Johnson omschreef het verdrag als ‘een inspirerend moment in de geschiedenis van de mensheid’. Sovjetambassadeur Anatoly Dobrynin vertelde het gezelschap in de East Room: ‘Laten wij hopen dat wij niet te lang wachten voor de oplossing van problemen op aarde.’
Na afloop was ik uitgeput. Ik ging direct na de plechtigheid terug naar de Georgetown Inn om vroeg de koffer in te duiken. Ik was slechts een paar minuten in mijn kamer toen de telefoon rinkelde. Het was congreslid Jerry Ford, een vriend van me, en lid van het Ruimtecomité van het Huis van Afgevaardigden. Ik had nog maar net afscheid van hem genomen op de Hill, dus hij wist dat ik in mijn hotelkamer was.
‘Gordo, ik heb net gehoord dat er een ongeluk is gebeurd op de Cape. De bemanning is omgekomen.’
Ik voelde mijn mond droog worden.
De afteloefening... Zestig grote discrepanties...
Gus was dood, net als Ed White en Roger Chaffee. Ed had meegedaan aan Gemini en was de eerste Amerikaan die een ruimtewandeling had gemaakt. Roger heeft de ruimte nooit gehaald.
‘Zijn er details bekend?’ wist ik uit te brengen.
Piloten willen altijd de details van een ongeluk weten. Een gewoonte waar je moeilijk van afkomt, zelfs nu ik emotioneel diep geraakt was door het besef dat ik mijn beste vriend had verloren.
‘Er was brand uitgebroken,’ zei Ford zacht.
Wat er ook was misgegaan, de capsule bood met al die zuurstof aan boord meer dan voldoende gelegenheid voor een felle brand. Gevoelsmatig besefte ik dat het snel voorbij moest zijn geweest voor de jongens. Misschien net genoeg tijd om een gebed te beginnen.
De Apollo-inspectiecommissie leverde haar rapport drie maanden later in. Zij concludeerde dat de atmosfeer in Apollo-1 24 seconden na het begin van de brand dodelijk was geweest en dat de bemanning tussen vijftien tot dertig seconden na beschadiging van de buitenlaag van hun ruimtepakken het bewustzijn had verloren. ‘De kans op reanimatie nam vervolgens snel af,’ stelde het rapport, ‘en was na vier minuten onherroepelijk voorbij.’
Gus, Ed en Roger waren rond het middaguur in de capsule geklommen, die daarna hermetisch was afgesloten. Toen zij in de capsule kwamen, merkte Gus op dat het er vreemd rook, naar zure melk of iets dergelijks, maar niemand heeft ooit kunnen achterhalen waar die geur vandaan kwam. Zuivere zuurstof werd onder een druk van 1,172 kilo per vierkante centimeter in de cabine gepompt. De tests werden routineus afgewerkt, met alle bijbehorende kleine problemen. Op een gegeven moment, toen zich een communicatieprobleem voordeed met de testleiding, snauwde Gus: ‘Als ik nu al niet met jullie kan praten terwijl jullie acht kilometer verderop zitten, hoe gaat dat dan als wij op de maan zijn?’
Kort voor zonsondergang, om 18.31 uur, riep een van de astronauten over de radio: ‘Er is brand hierbinnen!’ Daarop volgden nog meer kreten, geschreeuw en gevloek.
De geluidsband met de radiocommunicatie tussen het ruimtevaartuig en het lanceercontrolecentrum is nooit vrijgegeven. Ik heb hem een keer afgeluisterd en dat was vreselijk.
De technici hadden vijf minuten nodig om het luik te openen en tegen die tijd was het vuur al door gebrek aan zuurstof vanzelf gedoofd. De bemanning was overleden, niet verkoold zoals je verwachten zou, maar gestikt door inademing van giftige gassen.
Er werd vastgesteld dat de brand was ontstaan door een versleten elektriciteitskabel bij Gus’ pilotenstoel.
Er was geen brandblusser in de Apollo, een tragische vergissing. Een topbestuurder van de NASA had zich gekant tegen de plaatsing van brandblussers aan boord van de ruimtevaartuigen; hij achtte de kans op een uitslaande brand in de ruimte miniem en niet het extra gewicht van een paar poederblussers waard. Het is altijd gemakkelijk om achteraf te zeggen wat nodig was. Wij dragen allen de verantwoordelijkheid voor het niet hard genoeg aandringen op de installatie van brandblussers.
Na het ongeluk werden waterblussers aan boord van de Apollo geplaatst, ook al hadden wij tests gedaan waaruit bleek dat halogeen-gasblussers direct iedere vorm van verbranding chemisch onmogelijk maakten. (Tot op heden gebruikt de NASA water in plaats van halogeengas, een volstrekt onzinnig beleid. Ik hoop dat dit onverstandige beleid wordt herzien voordat er zich nieuwe ongelukken voordoen.)
Bijna was er op de dag van de afteloefening een vierde persoon aan boord van Apollo-1 geweest. Vluchtleider Gene Kranz had overwogen in de capsule plaats te nemen om een regelmatig terugkerend systeemprobleem te onderzoeken. Hij zou plaats hebben genomen onder een van de drie rustbedden in het slaapgedeelte. Daar was de brand begonnen en als Kranz aanwezig was geweest, had hij dat misschien op tijd ontdekt.
Maar Gene had besloten in het lanceercontrolecentrum te blijven.
Ik weet niet of hij zichzelf ooit heeft vergeven dat hij toen niet aan boord van Apollo-1 was.
Nog een tegenvaller voor Apollo-1: om het luik te openen moesten veertien verschillende sloten worden geopend en procedures worden afgewerkt. Dat was uiterst onpraktisch, zeker in een noodsituatie. Er was al een nieuw luik ontworpen dat meer veiligheid bood en dit zou de laatste keer zijn geweest dat het oude type luik werd gebruikt. Als de laatste verbeteringen voor de komende missie van Apollo-1 werden doorgevoerd, zou het oude luik zijn vervangen door het nieuwe type dat binnen twintig seconden kon worden geopend. Het nieuwe luik, waarmee Apollo-1 de ruimte zou zijn in gevlogen, had Gus, Ed en Roger waarschijnlijk het leven gered.
Op een koude, winterse dag liep ik naast de met de vlag bedekte kist van mijn boezemvriend Gus over de nationale begraafplaats Arlington te Washington. Roger werd daar later diezelfde dag ook begraven. Ed vond zijn rustplaats bij zijn alma mater, de Amerikaanse militaire academie West Point.
Gus liet zijn vrouw Betty achter met twee tieners, Scott en Mark. (Beide jongens groeiden op met Gus’ liefde voor het vliegen en zijn tegenwoordig piloot bij een burgerluchtvaartmaatschappij.) Het gezin stond vooraan; Betty in het zwart en de twee jongens starend naar de gewijde grond aan hun voeten. Bij hen stonden de president van de Verenigde Staten en andere hooggeplaatste mannen en vrouwen uit het landsbestuur en het ruimtevaartprogramma.
Geweerschoten doorkliefden de lucht en een solitaire hoornblazer liet zijn treurig eerbewijs horen.
Met ons zessen stonden wij in uniform strak in de houding. We waren de trotse zeven geweest, die bijna een decennium lang gezamenlijk iedere uitdaging waren aangegaan.
Ik keek op naar de vier jachtvliegtuigen van de luchtmacht, die in gesloten formatie laag kwamen aangevlogen. Net voordat zij ons bereikten, trok het tweede toestel plotseling op en vloog weg, een groot gat achterlatend: de formatie van de vermiste strijder.
De symboliek was zo oud als ik mij kon herinneren, maar ik had nog nooit zo’n brok in mijn keel gevoeld als toen. Ik had mijn trouwste vleugelman verloren en het gat in die formatie vertegenwoordigde de leegte die ik nu in mijzelf voelde.
Goeie ouwe Gus was niet meer. Hij was te rusten gelegd op een koude heuvel, niet ver van de eeuwige vlam die het graf aangaf van die ene man die het meest had gewild dat wij de maan zouden bereiken.
Niemand wenste een langdurig uitstel in ons ruimtevaartprogramma.
Toch werden we geconfronteerd met de reële mogelijkheid dat het Apollo-programma kon worden opgeschort. Het leek erop alsof een eerdere uitspraak van iemand in de NASA tijdens een discussie over de veiligheid van ruimtevluchten – ‘We kunnen het ons niet veroorloven astronauten te verliezen; als we astronauten verliezen, verliezen we onze subsidies’ – bewaarheid werd. Er brak nationaal een discussie los of het land wel twintig miljard dollar moest uitgeven om mannen naar de maan te sturen, terwijl zoveel andere problemen om een oplossing vroegen, bijvoorbeeld de oorlog in Vietnam. Het ruimtevaartprogramma had altijd kritiek ondervonden en het aantal critici nam nu drastisch toe. Zelfs enkele vooraanstaande Amerikaanse wetenschappers beweerden dat minder kostbare en veel minder riskante onbemande ruimtevaartuigen ons even veel over de maan konden leren als vluchten met astronauten.
Wij astronauten werden door journalisten en politici ondervraagd over de noodzaak van ‘riskante’ bemande ruimtevluchten. Het publiek werd door voorstanders van onbemande vluchten met informatie overladen; zij zagen dit als dé kans om hun projecten van de grond te krijgen. Ik maakte bij iedere gelegenheid de pers, het publiek en iedereen die maar wilde luisteren duidelijk dat er in de geschiedenis van de luchtvaart altijd fatale ongevallen waren geweest en dat die er ook altijd zouden zijn. ‘We moeten het programma niet afblazen vanwege ongevallen met een fatale afloop,’ betoogde ik. ‘We moeten zien uit te vinden wat de oorzaak was, de zaak repareren en dan doorgaan.’ De informatie die wij aan bemande vluchten ontleenden, zo stelde ik, was exponentieel veel groter dan die van on bemande vluchten.
Wernher von Braun, de grote promotor van de NASA, mengde zich ook in de discussie. Welbespraakt vertelde hij het Congres en iedereen die wilde luisteren, dat het zenden van mannen naar de maan een nieuwe stap was in de verkenning van de ruimte. ‘Toen Charles Lindbergh zijn eerste beroemde vlucht naar Parijs maakte, geloof ik niet dat men ervan uitging dat zijn doel slechts was naar Parijs te vliegen. Zijn doel was aan te tonen dat transcontinentale vluchten haalbaar waren. Hij besefte met een verziende blik dat de beste manier om dit tegenover de wereld te bewijzen was een algemeen bekend doel te kiezen: Parijs. In het Apollo-programma is de maan ons Parijs.’
Apollo was gered, grotendeels dankzij de steun en het politieke inzicht van president Lyndon Johnson. Hoewel hij onophoudelijk op het budget van de NASA had gesnoeid om geld vrij te maken voor nieuwe binnenlandse programma’s, weigerde hij de Apollo-tragedie als excuus te gebruiken om onze subsidies stop te zetten. Net als wij geloofde president Johnson in ons doel om voor het einde van het decennium een man naar de maan te brengen. Er werden maar liefst 1341 wijzigingen doorgevoerd in het Apollo-ruimtevaartuig voordat het definitief werd goedgekeurd voor een vlucht in de ruimte. Deze inspanning kostte 150.000 mannen en vrouwen anderhalf jaar werk.
In de nasleep van de fatale brand liet de NASA alle materialen aan boord van het ruimtevaartuig checken. Wij hadden bijvoorbeeld nooit beseft dat aluminium in een hogedrukomgeving van zuivere zuurstof brandt als hout. Het klittenband dat wij in gewichtloze toestand gebruikten om spullen in de cabine vast te klitten, bleek eveneens uiterst brandbaar. Waarschijnlijk hadden we alleen al voor het vluchtplan genoeg documenten bij ons voor een halve meter hoge stapel en al dat papier was uiterst brandbaar.
Naar aanleiding van het veiligheidsonderzoek ontwikkelden we brandvrij papier en klittenband en andere vuurvaste materialen. Het is een schande dat de FAA geen gebruik heeft willen maken van dit miljarden dollars kostende onderzoek naar brandveiligheid aan boord van luchtvaartuigen; zij heeft daarmee een kans laten voorbijgaan om commerciële luchtvaartmaatschappijen te verplichten vuurvaste materialen te gebruiken, die zelfs niet branden wanneer je er een soldeerbout op los laat. Tot op heden worden in Amerikaanse vliegtuigen voor stoelbekleding, vloerbedekking en voeringen materialen en stoffen gebruikt die gemakkelijk ontbranden en binnen enkele seconden uiterst giftige rookgassen produceren.
Pas nadat al dit werk was gedaan, kon Apollo eindelijk het luchtruim kiezen.
Op de Cape werd een bronzen plaquette geplaatst: ‘Ter herinnering aan hen die het grootste offer hebben gebracht, zodat anderen naar de sterren konden reiken. Een goede reis en Gods zegen voor de bemanning van Apollo-1.’
Ik vond het vreselijk dat Gus er niet meer was, maar de lessen die we hadden geleerd van deze ramp die drie levens had gekost, droegen bij aan de verbetering van het Apollo-programma en zorgden ervoor dat we president Kennedy’s belofte konden nakomen.
En dat had Gus vast gewild.