Niet u, Christus, niet u haat ik of wil ik niet

Niet u, Christus, niet u haat ik of wil ik niet.
In u als in de andere geloof ik oudere goden. 
       Ik houd u slechts voor meer noch minder
       Dan zij zijn, maar jonger dan zij zijn.


Hen haat ik en, voorwaar, verafschuw ik in kalmte, 
Die u boven de andere goden willen uw gelijken. 
       Ik wil u waar gij staat, niet hoger
       Dan zij staan noch lager, slechts uzelf.

Trieste god, nodig wellicht omdat geen enkele was 
Als gij-een god erbij in Pantheon en cultus, 
       Meer niet, niet hoger noch ook puurder 
       Want voor alles waren goden, slechts gij niet.

Bedenk, gij die Christus alleen verafgoodt, dat het leven 
Meervoudig is en alle dagen van elkaar verschillend, 
       En slechts meervoudig zijnd als zij 
       Zullen wij met de waarheid zijn en eenzaam.

(9.10.1916)