Rozen verkies ik, lief, boven mijn
land
Rozen verkies ik, lief, boven mijn land,
En dierbaarder zijn mij
Magnolia's dan roem en deugd.
Zolang het leven mij niet moe maakt, laat ik
Het leven langs mij gaan
Zolang ik slechts dezelfde blijf.
Wat kommert hij die zich om niets meer kommert
Om winst van deez', verlies van geen',
Als d'ochtendstond niet minder straalt,
Als ieder jaar met elke nieuwe lente
De bladeren verschijnen
En in de herfst verwelken?
Al het overige, dingen door de mensen
Aan het leven toegevoegd,
Waarin vermeren zij mijn ziel?
In niets, buiten 't verlangen naar ataraxie
En het lome vertrouwen
In het vluchtige uur.
(1.6.1916)