25

 

 

 

Herinneringen als spijkers die zijn schedel raakten. Pang , pang , pang , rechtstreeks naar binnen en deed dat geen pijn? Deed dat geen pijn?!

Op de vlakte had je geen dromen. Alleen leegte en wind. Hij wilde niet naar de lucht turen, maar waar moest hij anders naar kijken, de vieze koepel bedekte alles wat daarboven en aan de zijkanten was.

Hier is het anders. Ik kan zien zonder dat er dingen in mijn hoofd exploderen.

Hij lag in zijn bed. Hij keek naar het plafond waarop hij twee afbeeldingen had geschilderd, die elk een helft bedekten. Keek hij naar links, dan was daar een sterrenhemel, stralend. Keek hij naar rechts, dan scheen de zon aan een strakblauwe lucht – de mooiste die hij ooit had gezien. Hij had hem zelf gemaakt, nietwaar?

Soms trok hij er een gordijn voor dat in het midden aan het plafond was bevestigd. Hij kon van de nacht naar de dag gaan, heen en weer.

Hij voelde een stoot in zijn hoofd, nog een. Weer de herinneringen. “Dat deed toch zeker geen pijn?!” De schaduw die zich over hem heen boog, een lach. Diverse schaduwen, een cirkel om hem heen. Hij zag alleen aarde. Het regende. Laarzen in zijn blikveld. “Wil je eruit?” Een laars. “Hij wil eruit.”

Was er verder nog iets? Hij kon het zich niet herinneren.

Nu stond hij op en liep naar de andere kamer. Hij zocht de nieuwe herinneringen, die geen pijn deden als hij ze aanraakte: de auto, de bal, het bedeltje en het horloge. Hij hield het horloge in het licht van de straatlantaarns omhoog omdat het donker was in de kamer. Het horloge stond nu ook stil en hij probeerde het op te winden, maar op de wijzerplaat bewoog niets. Het had toen al stilgestaan. Het was van de arm van de jongen afgerukt en tegen iets hards aan gekomen.

Hoe was het eraf gerukt?

Nee, nee, dat waren geen goede herinneringen en hij wilde niet van dat soort beelden in zijn hoofd hebben, daar zaten al wonden van al het andere.

De jongen was niet geweest zoals hij had moeten zijn. Zo was het: hij was niet geweest als de anderen die hij dingen had laten zien en die het snapten en lief waren en wilden dat hij lief tegen hen was. De jongen was niet een van hen. Hij voelde zich teleurgesteld toen hij dat inzag. Daar kon hij aan denken, dat kon hij zich herinneren. De teleurstelling.

Hij liet het sieraad in zijn hand ronddraaien. Rolde met de bal over de grond. Liet de auto van de fauteuil naar de salontafel rijden. Liet hem een rondje om de tafelpoot maken.

Het was niet genoeg. Hij liet de auto los en stond op.

Het was niet genoeg.

 

Voor het beeldscherm voelde hij de opluchting, hij droeg het gevoel in zijn hand, raakte het aan en even waren er geen herinneringen. Hij sloot zijn ogen of had zijn ogen al gesloten.

Nu zag hij ze. De kinderen bewogen zonder te weten dat ze werden gefilmd. Wat als ze het hadden geweten! Dan was alles anders geweest. Niet goed.

Hij zag het gezicht van het meisje, de zoomfunctie van de camera werkte goed. Ze leek recht in de camera te kijken, maar kon dat niet weten.

Hij wist waar ze woonde. Hij was blijven wachten en had gezien dat ze haar ophaalden. Hij mocht hen niet. Wie waren dat? Hoorde het meisje bij hen? Hij dacht van niet. Hij zou het haar vragen. Hij zou … Zijn greep om de afstandsbediening werd vaster. Hij zou … en hij begon een liedje te zingen om de gedachte aan wat hij de volgende keer wilde doen, te verdrijven. Er was eens een klein meisje, tra la la, een kleine jongen, da da da da.

Er zou een volgende keer komen en die zou … groter worden.

Dan zou hij doen wat hij van meet af aan had willen doen, maar waarvoor hij niet … moedig genoeg was. Lafaard. Lafaard!

Maar je kon een hand vasthouden. Dat kon genoeg zijn.

Hij sloot zijn ogen, keek, sloot zijn ogen. Nu waren alle kinderen er, als op bevel van de twee juffen die als militairen aan weerszijden van hen stonden. Hij glimlachte. Als militairen!

Ze keken zijn kant op, recht in de camera die ze niet konden zien. Niemand kon de camera of hem zien. Hij was uit de auto gestapt en stond verborgen tussen de struiken en bomen, net zo verborgen als al het andere dat in zichzelf was verdwenen. Gras. Stenen, klippen, alles wat daar was. Aarde.

De kinderen liepen. Een lange sliert. Hij ging erachteraan. Hier op de bank kon hij zien hoe zijn hand beefde toen hij uit de struiken stapte, daar zwiepte een tak tegen de lens.

Ze waren op straat. Hij was op straat. Hij was ver bij hen vandaan, maar het was een goede camera. Een van de juffen draaide zich om en keek er recht in.

Hij boog zich naar voren. Ze bleef in de camera kijken. Hij had iets meer ingezoomd. Ze draaide zich om. Ze draaide zich weer terug.

Huizen in beeld nu. Saaie huizen die alleen maar hoger en breder werden. Auto’s voor in beeld, waardoor het wazig werd.

Hij had de camera afgewend omdat hij geen gestaar in beeld wilde hebben. Niet háár gestaar. Waarom was zij daar?

Weg met de huizen nu. Hij was ergens anders. Hij wist waar. Achter het huis waren klippen. Het meisje schommelde. Er stond iemand achter haar. Het meisje schommelde hoger, hoger. Hij volgde de beweging, omhoog en omlaag, omhoog en omlaag.

Hij volgde de beweging met zijn hoofd. De schommel, het meisje, de handen die het meisje duwden. Het zag er zo leuk uit.

Ergens anders. Een gezin, en hij was hen gevolgd tot ze kleiner en kleiner werden en geen enkele zoomlens in de wereld hem nog kon helpen.

 

Uren later, Joost mocht weten hoeveel. Hij reed langs alle bekende plekken. Alles was hetzelfde, maar met een scherper licht dat in zijn ogen prikte, hij kon niet de enige zijn die daar last van had. Sparren, alsof het bos dichterbij was gekomen en een verlaten vlakte had achtergelaten. Daarna, als alles voorbij is, is er nergens meer bos. Alleen vlakten, waar je niet kunt ontkomen. Je nergens kunt verstoppen.

Daar hebben we dit park en daar is dat park. Hij kende ze zo goed. Alles werd heel vertrouwd.

“Mag ik een maandkaart?”

Een vrouw, die haar gezicht naar voren stak alsof ze haar dikke lichaam door het glas wilde duwen en hem door het raam aan de andere kant naar buiten wilde drukken. Het zou hem niet verbazen. Ze zijn allemaal hetzelfde. Drukken, duwen hun grote, dikke lichamen tegen mij aan, dúwen zich tegen mij aan, met hun grote licha…

“Hebt u geen maandkaarten?” vroeg ze.

“Eh … jawel. Honderdtwintig kronen, graag.”

“Honderdtwintig? Bij de kiosk kosten ze honderd.”

Koop er daar dan een, sodemieter op en ga daarheen. De kiosk. Hij wilde haar hier niet hebben, in zijn tram. Ze drukte. Een man achter haar drukte. Ze wilden hier naar binnen. Ze wil…

“Waarom zou ik honderdtwintig kronen betalen?” vroeg ze.

“Omdat ze honderdtwintig kronen kosten.”

“Maar waa…”

“Ik moet nu vertrekken. Wil je een kaart? Ik moet nu gaan, kutwijf.”

“W… w… wat zei je?”

“Dat ik nu moet vertrekken.”

“H… hoe noemde je mij?”

“Ik heb je niets genoemd. Ik zei dat ik nu moet gaan en dat dit een kutbedrijf is.”

“Geef me die maandkaart nu maar. Ik kan hier niet langer zo blijven staan.”

“Honderdtwintig kronen.”

“Alsjeblieft.”

Hij kon eindelijk verder. Het kutwijf was achterin gaan zitten. Hij kon haar geur nog steeds ruiken. Om van te kotsen. Zou ze kinderen hebben? Nee, nee, nee.

 

Hij zou net in zijn auto stappen.

“Heb je een momentje, Jerner?”

Dat is al voorbij, dacht hij. Ik had een momentje, maar nu is dat voorbij.

Hij ging zonder te antwoorden in de auto zitten.

“Jerner?”

Wat wilde hij – nog een momentje? Nu was ook dat weer voorbij, verstreken, het raam uit.

“Doe de motor even uit, Jerner. Wat is er verdomme met je aan de hand? Hoorde je niet dat ik even wat tegen je wilde zeggen?”

Mij wat zeggen? Wat wil jij dan zeggen, hè? Zal ik jou eens wat zeggen, jij stomme …

“Je kunt in de problemen komen als je nu niet luistert”, zei de man die bij het raampje was blijven staan. Hij had de motor uitgezet. Maar de man die zich zijn chef noemde, stond er nog steeds. Wat moest hij, hij sprak. “… de vrouw heeft met haar mobieltje meteen de centrale meldkamer gebeld en zij hebben het hier gemeld, ze zei dat je haar had uitgescholden en dat je je raar had gedragen.”

Raar. Wie was er raar geweest?

Hij reed weg, nam niet de moeite om in de achteruitkijkspiegel te kijken.

 

De Hemel Is Een Plek Op Aarde
titlepage.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_0.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_1.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_2.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_3.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_4.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_5.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_6.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_7.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_8.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_9.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_10.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_11.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_12.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_13.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_14.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_15.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_16.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_17.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_18.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_19.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_20.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_21.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_22.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_23.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_24.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_25.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_26.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_27.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_28.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_29.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_30.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_31.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_32.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_33.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_34.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_35.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_36.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_37.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_38.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_39.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_40.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_41.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_42.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_43.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_44.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_45.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_46.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_47.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_48.xhtml