Naakt
Het is een beetje typisch om een telefoongesprek met iemand te voeren van wie je weet dat hij naakt is. Zo af en toe overkomt het me dat ik een vriend opbel die zegt: “Ik was net op weg naar de douche,” maar dat is toch iets anders. De man van het nudistenkamp klonk alsof hij al jaren in zijn blootje rondliep. Zelfs zijn stem klonk gebruind.
“Oké, bent u wel eens eerder bij ons geweest? Nee? Nou, dat wordt dan een verrassing voor u! We hebben een verwarmd zwembad, een sauna, een bubbelbad en een mooie volle visvijver.”
Ik probeerde me voor te stellen hoe je billen eruitzien als je een paar uur op een boomstam hebt gezeten, maar het beeld was te aanstootgevend en ik bande het uit mijn gedachten.
“U kunt bij aankomst een rondleiding krijgen, we zullen u laten zien hoe het er hier uitziet, maar in afwachting daarvan wil ik u met alle plezier een folder toesturen. Wacht, ik zal…even uw…gegevens noteren…”
Waar zou hij zijn pen bewaren, vroeg ik me af. Hij zou natuurlijk niet, zoals ik, meteen naar zijn borstzakje grijpen. Sleutels, aansteker, sigaretten, kleingeld – alles wat een normaal mens bij zich heeft, moest hij ergens anders hebben liggen. Hij had er even voor nodig om iets te vinden om mee te schrijven. Hij noteerde mijn naam en adres en zei: “Oké dan, we zien u graag komen.”
“Ja, ja, dat zal wel.” Mafkees. Ik had hem alleen gebeld voor de folder, omdat ik die voor de grap wilde opsturen naar mijn broer Paul, die vloerenschuurder is en onlangs, nadat hij polyurethaan had gemorst, door de verbaasde bewoners van het appartement waarin hij aan het werk was, naakt was aangetroffen. Sinds hij het me had verteld, belde ik hem regelmatig op om hem te wijzen op andere naaktactiviteiten die hij misschien leuk zou kunnen vinden.
“Ik heb je verdomme al zo vaak gezegd dat het een ongeluk was!” Hij schreeuwt zo hard dat ik de telefoon van mijn oor af moet houden. “Ik had schone kleren in de keuken liggen, klootzak. Ik was net op weg daar naar toe toen ze…”
Zonder acht te slaan op wat hij zegt, ga ik door. “Of in een bootje varen, misschien vind je dat ook wel leuk om naakt te doen. Er zijn zo veel dingen die je kunt doen zonder er kleren bij aan te hoeven hebben. Je hoeft je niet te schamen voor je verlangens. “Als het een goed gevoel geeft, moet je het altijd doen!” Dat zeggen jullie jongelui toch altijd?”
Ik blijf doorgaan totdat hij dreigt vanuit North Carolina helemaal naar me toe te komen om me een schop onder mijn kont te geven en vervolgens de hoorn neersmijt. De folder is precies wat nodig is om hem het laatste zetje te geven. Pas later bedacht ik dat ik hem direct naar zijn huisadres had moeten laten sturen. Dat was veel handiger geweest, maar ik heb geen zin om het nudistenkamp nog een keer te bellen. Dan denken ze misschien dat ik geschift ben.
∗
Met de middagpost van vandaag heb ik de folder ontvangen, waarin te lezen valt: Acceptatie van het lichamelijke is de filosofie. Naaktrecreatie is de methode. Pak uw handdoeken en zonnebrandolie en kom bij ons relaxen. U ondervindt een mate van bewegingsvrijheid die met kleren aan niet te ervaren is: de vrijheid om jezelf te zijn.
In de folder is een zwembad te zien, de mooie volle visvijver, een zonneterras en het onvermijdelijke volleybalveld, waardoor ik me weer eens afvraag wat deze mensen toch met volleybal hebben. Ze horen blijkbaar bij elkaar. Als ik aan nudisme denk, denk ik niet aan penissen – dan denk ik aan een volleybalnet.
Bijgesloten is een evenementenkalender. Eind april is de snackbar, die Onder de blote hemel heet, weer opengegaan. In mei hebben ze een rally met golfwagentjes gehouden, een aantal keren een kampvuur georganiseerd, een gemeenschappelijke chili-maaltijd en iets wat ze ‘Wild West paardrijden’ noemen.
Ze mogen oogschaduw uittesten op zo veel konijntjes als ze willen, elektrodes implanteren in de hersenen van resusaapjes en de beestjes zo veel schokken toedienen dat ze voor pampus liggen – maar pas echt onmenselijk is het om een nudist de dag nadat hij heeft meegedaan aan een gemeenschappelijke chilimaaltijd, op een paard te zetten. (“Het valt me nu pas op dat het paard een vos is.”) De kalender staat vol met geheimzinnig aandoende evenementen als een ‘avondje naakt bowlen’, ‘zwerverspot’ en ‘naaktfeest’. Het restaurant is vanaf de eerste week van juni open. Een naakt-restaurant. Het lijkt wel alsof ze aan alles hebben gedacht. Onder het kopje ‘Meenemen’ staan alleen handdoeken, zonnebrandolie en ‘een glimlach’ vermeld.
∗
Gisteravond had ik een rotbui en heb ik Hugh zo gesard dat we ruzie kregen. Ik heb hem zover weten te krijgen dat hij onder het uitroepen van de zin ‘Je bent een groot, dik, harig varken!’ de slaapkamer verliet.
Groot is iets waar ik mee kan leven. Dik is een kwestie van opvatting, maar samen met het woord harig begint het een beeld op te roepen dat pas zijn volle scherpte krijgt in combinatie met het woord varken. Een groot, dik, harig varken. Och, dacht ik, aan varkens hebben wij spek en horlogebandjes te danken, dus dat zegt toch wel iets. Als ze met hun hoeven knoppen hadden kunnen indrukken en handels overhalen, zouden ze eerder dan apen de ruimte in zijn geschoten. Het is niet zo erg om een varken te zijn. Ik veegde een snottebel van mijn snuit en wentelde me in zelfmedelijden. Als ik nudist was geweest, zouden Hughs woorden me niet zo hebben gekwetst, omdat ik mezelf dan geaccepteerd zou hebben zoals ik ben. Er waren natuurlijk ook andere opties. Ik zou naar het dichtstbijzijnde fitnesscentrum kunnen stappen en aan mijn conditie gaan werken. Het is wel een leuk woord, fitnesscentrum, al doet het erg Amerikaans aan. De touwen en rekstokken uit het gymnastieklokaal van mijn jeugd vind je er niet meer. Het zijn nu gezondheidscentra of kortweg gyms, waar in het zweet badende potige types met behulp van gewichtsapparaten en StairMasters hun spieren nog dikker maken. Ik zie ze wel eens als ik bij één van de vele fitnesscentra in de stad door de ramen naar binnen kijk. Ingepakt als worsten intimideren deze mannen en vrouwen me met hun jeugd en discipline. Zij zijn er verantwoordelijk voor dat tegenwoordig van alles een magerder versie te verkrijgen is. Alles heet tegenwoordig light, van mayonaise tot chips, en als je het woord afgedrukt ziet staan, is dat in heldere kleuren, zodat je ogen zich niet bezorgd hoeven te maken dat ze dik zullen worden van het lezen van de verpakking. Dieet en lichaamscultuur zijn wat mij betreft niet aan de orde. Mijn enige probleem met naaktheid is dat ik thuis niet eens op blote voeten rondloop, laat staan naakt. Het is jaren geleden dat ik voor het laatst op het strand mijn overhemd heb uitgetrokken of in aanwezigheid van onbekenden zelfs maar mijn riem heb afgedaan. Ik vind het wel spannend om naakte mensen te zien, maar ik weet niet zo zeker of ik zelf graag naakt wil zijn. Misschien heeft het feit dat ik me er zo zenuwachtig over maak, wel tot gevolg dat ik een paar pondjes afval, en dan snijdt het mes voor mij aan twee kanten. Hoe minder ik weeg, des te minder zal ik van mezelf hoeven te accepteren en des te makkelijker zal het dus zijn. Ik voel nu al dat ik minder trek begin te krijgen.
∗
Vanmiddag heb ik, na een aantal valse starts, het nudistenkamp aan de lijn gekregen om een reservering te maken. Ik sprak dezelfde vent die me ook de folder had opgestuurd. Deze keer hoorde ik mensen op de achtergrond, die vrolijk aan het spetteren en gillen waren. Ik werd opgewonden van de geluiden die ze maakten en knoopte mijn broek los. In de folder was sprake van huisjes die je kon huren, en ik vroeg wat een verblijf zou kosten.
“Voor hoe lang wilt u een caravan huren?” vroeg hij.
Ik knoopte mijn broek weer dicht. Ik had me in drie tinten geschilderde bungalowtjes in knoestig dennenhout voorgesteld, want dat is voor mij het wezenlijke van een kamp.
Maar dit was een nudistencaravanpark.
“We gebruiken het woord ‘kamp’ niet meer vanwege de ongunstige bijklank. Nee, we hebben caravans staan. De kleinere kosten dertig dollar per nacht, maar als u een eigen keuken en badkamer wilt, bent u aangewezen op de dubbelbrede stacaravans, en die kosten u nog eens zeventig dollar per week extra.”
Ik had al lang afgehaakt. Hoezo had het woord ‘kamp’ wel een ongunstige bijklank, maar ‘stacaravan’ of zelfs ‘nudist’ niet, nu we het er toch over hebben?
“Ik kan u de voorkamer van een dubbelbrede geven die nog vrij is.”
Het begrip ‘voorkamer’ veronderstelde de aanwezigheid van een achterkamer, die naar men mij meedeelde, afzonderlijk zou worden verhuurd. “Misschien moet u de caravan delen met één persoon, of anders misschien met een stel. Het kan zijn dat ze een nacht of twee blijven, of misschien wel de hele week. Maar maakt u zich geen zorgen hoor, eenzaam zult u niet zijn.”
Ik worstelde nog met het begrip ‘stacaravan’, maar toen hij mij attendeerde op de mogelijkheid dat ik die met iemand anders zou delen, kreeg ik een waas voor de ogen. Een voordeurdeler op een nudistencaravanpark. De combinatie van verschillende elementen bood een verbijsterend tableau, wat des te onbegrijpelijker werd toen ik de man hoorde roepen: “Mama, hé, mama, waar ligt de prijslijst voor de stacaravan met twee kamers?”
Deze man, die daar in zijn blootje rondliep, kon het daglicht niet verdragen, hij deed het met zijn moeder. Ik hoorde een hordeur dichtslaan, gevolgd door de argwanende stem van een vrouw, die riep: “Je hoeft niet zo te schreeuwen, jij, met je grote mond! Zoek je de prijslijst? Je zit er waarschijnlijk op, net als de vorige keer. Zie je wel, ik zei het toch! Poeh, je moet nodig eens onder de douche.”
Ik reserveerde een plaats voor over een week.
∗
Ik heb het nudistenkamp vandaag weer gebeld, en nu werd de telefoon aangenomen door een vrouw. Toen ik vroeg of ze lakens en kussens hadden, zei ze: “Ja, maar geen handdoeken. Handdoeken moet u zelf meenemen, want daar kunnen we niet aan beginnen. Beddengoed doen we wel, handdoeken niet.”
Toen ik vroeg of de keukenuitrusting van de caravan volledig was, zei ze: “Min of meer.”
Aangezien ik er een week zou verblijven, had ik op wat meer informatie gehoopt.
“Nou ja, sommige dingen zijn er wel en andere niet.”
“Is er bij voorbeeld, zeg maar, een oven en een koelkast?”
“Jazeker, hoor,” zei de vrouw. Ze sprak traag, alsof ze met iets anders bezig was, alsof ze geen zin had om te praten, maar het telefoongesprek toch ook niet wilde afbreken. “Er zit een aanrecht in en er zijn waarschijnlijk wel wat pannen en zo, maar zeker geen handdoeken, die zult u zelf mee moeten nemen, want we kunnen niet steeds heen en weer blijven rennen. Voor dat soort dingen hebben we gewoon geen tijd.”
Ik zei haar dat ik het volkomen begreep.
“Een hoop mensen denken dat we speciaal voor hen bij het zwembad een mooie stapel donzige handdoeken hebben liggen, maar dat is niet het geval. Hier bij ons niet. Niet meer. Handdoeken zijn privé, dus die zult u zelf mee moeten nemen.”
De boodschap was inmiddels echt wel overgekomen.
“Natuurlijk kan het wel eens voorkomen dat iemand één dag hier is en zijn handdoek per ongeluk vergeet mee te nemen, maar die komt dan bij de gevonden voorwerpen te liggen, voor het geval ze er naderhand nog naar komen vragen. Die handdoeken zijn niet te gebruiken, want die zijn niet schoon en niet van u. Die persoon kan op een dag terugkomen en om zijn handdoek vragen, en dan mag het niet gebeuren dat hij hier binnen komt lopen en dan merkt dat u er zonder zijn toestemming gebruik van maakt. Dat zou niet goed zijn. Als het nou om zonnebrandolie ging, zou ik zeggen: “gaat uw gang, gebruik het maar, zal ik uw rug even insmeren?”, maar met handdoeken: geen sprake van. Die zult u zelf mee moeten nemen.”
Ik onderstreepte het woordje ‘handdoeken’ op mijn lijstje van in te pakken dingen en zette bij alle andere items een vraagteken.
∗
Ik ben vandaag vroeg in de middag in het nudistenkamp aangekomen. Het regende zachtjes toen de taxichauffeur bij het clubhuis stopte. Tijdens de rit was hij heel zenuwachtig geweest. “Het is niet aan mij om te oordelen,” had hij gezegd. “Tenslotte vervoer ik allerlei soorten mensen, zelfs dronkenlappen. Elk vrachtje dat je in je wagen krijgt, maat.” Kennelijk was er iets aan mij wat hem een ongemakkelijk gevoel gaf, en ik betrapte hem er regelmatig op dat hij in zijn achteruitkijkspiegeltje naar me keek, alsof hij zeggen wilde: “Hou je handen op een piekwaar ik ze in de gaten kan houden.”
Ik pakte mijn bagage en betrad een laag, uit spaanplaat opgetrokken gebouwtje, waar vijf volledig geklede bejaarden klappertandend van de kou zaten te kijken naar een hoog boven hen gemonteerd televisietoestel, waarop een uitzending van de lokale nieuwszender te zien was. Op het scherm stond een weerman te wijzen naar een met fronsende zonnetjes bezaaide weerkaart, waarbij hij zijn arm in een positie hield alsof hij een zwaar gordijn wilde dichttrekken. De aanwezigen zaten voorovergebogen op hun stoelen aan hun gebalde vuisten te knagen en kreunden toen ze geconfronteerd werden met het woord ‘koufront’. De weerman werd uitgejouwd. Ze scholden hem uit en sloegen met de vuist op tafel, als gevangenen die ontevreden zijn over hun eten. De ruimte vulde zich met een ritmisch bonzen van protest terwijl ik mijn koffer neerzette en op de balie afliep.
“Het is zijn schuld!” Een oude man wees met een kromme vinger in mijn richting. “Hij heeft het slechte weer meegebracht uit het merengebied!”
“Komt u van het merengebied?” vroeg de vrouw achter de balie. Haar mondhoeken hingen zo ver naar beneden dat ze de onderkant van haar kaaklijn raakten. Met toegeknepen ogen bestudeerde ze mijn koffer, alsof ze bang was dat de daarin mogelijk verpakte onweerswolken en gure windvlagen ineens zouden kunnen losbarsten.
“Het merengebied? Nee, zegt me niks.” Er was een lichte paniek in mijn stem te horen. “Het was warm en zonnig toen ik vanmorgen uit New York vertrok, echt waar. In de buurt van Scranton werd het ineens koud, maar ik ben niet eens uitgestapt. Het is waar, hoor, u mag het aan de chauffeur vragen.” Het was belachelijk om tegenover een stel onbekenden mijn verantwoordelijkheid voor het weer te ontkennen, maar met al die strenge, beschuldigende gezichten om me heen, leken de aanklachten me angstwekkend gerechtvaardigd.
“Nou, het zou morgen tegen de middag opklaren, maar als dat niet gebeurt, weet ik u te vinden.” De vrouw wees door het raam naar buiten. “Het is die caravan met die oranje sierstrip. Ik heb u voor de voorkamer genoteerd staan.”
“Bedoelt u die met die roeststreep erop?”
“U noemt het roest, ik zeg dat het oranje is, maar ja, die is het. Die met de picknicktafel ervoor. Kunnen we het daar tenminste over eens zijn, dat dat een picknicktafel is?”
Het was niet mijn bedoeling geweest, maar ik scheen haar beledigd te hebben.
“Ik heb die sierstrip er zelf op geschilderd en ik kan u met zekerheid zeggen dat hij ‘donkeroranje’ is. Als er ‘roest’ op het blik had gestaan, zou ik het nooit hebben gekocht. Het ziet er alleen maar roestkleurig uit onder die wolken die u hebt meegebracht. Op een mooie dag zult u zien wat voor kleur het echt is. Het spijt me dat ik op het ogenblik niet in staat ben om meteen de kwast te pakken en er een kleurtje op te smeren dat u beter bevalt, maar ik heb andere dingen te doen, andere verplichtingen.”
Ik vroeg waar ik een sleutel van mijn caravan kon bekomen en hoorde toen een gelach opklinken dat zich tot in de verste hoeken van de ruimte verspreidde.
“Sleutel!” Ze deed alsof ik om een gebedskleedje of een levensgrote Boeddha had gevraagd. “Wij doen hier niet aan het afsluiten van deuren, hoor. Dat doen de mensen misschien waar u vandaan komt, barricades opwerpen en zich opsluiten, maar hier hebben we daar geen reden voor.” Ze zette haar ellebogen op de balie en legde haar handen aan weerszijden van haar hoofd. “Wij sluiten onze deuren hier niet af omdat wij niets te verbergen hebben, en dat kan van sommige andere mensen niet gezegd worden.”
De gemeenschappelijke ruimte was gemeubileerd met tafeltjes en stoeltjes. Achter de balie bevond zich een keukentje met een balie die omgeven was door pakjes gevriesdroogd rundvlees en zakjes chips. Er was een grill, een frituurpan en een menubord met daarop vermeld de keuzemogelijkheden voor ontbijt en lunch. Dit was blijkbaar de snackbar, maar waar was het echte restaurant?
“Overdag is het snackbar, ‘s-avonds restaurant,” zei de vrouw. “Maar alleen op zaterdagen, tenzij er iets anders op het programma staat.”
Waarom hadden ze me dit niet eerder verteld? Ik had van hen begrepen dat het restaurant iedere avond open zou zijn. Het enige wat ik bij me had, was een worst en een pak crackers. Wat moest ik zonder auto?
“Ik kan wel een hamburger voor u bakken, maar dan moet u nu beslissen. De snackbar gaat doordeweeks om één uur ‘s-middags dicht, tenzij het mooi weer of een feestdag is – dan zijn we open tot half vier. Op de weg naar het dorp is wel een restaurantje, maar dat gaat om drie uur dicht.” Ze keek even op haar horloge. “Als u nu op weg gaat, bent u er waarschijnlijk net voordat ze dichtgaan, maar u had natuurlijk eigenlijk een auto bij u moeten hebben. Als je een leven als dit wilt leiden, moet je een auto hebben. Een auto en een lading handdoeken.”
Het enige wat erop zat was om een taxi naar het dorp te nemen en voor een week boodschappen in te slaan. Waar kon ik een telefooncel vinden?
“Buiten op het terras.” De vrouw wachtte tot ik bij de deur was, voordat ze eraan toevoegde: “Maar hij doet het niet. Bij het onweer van afgelopen donderdag is hij defect geraakt en er is nog niemand geweest om hem te repareren. Het is een verschrikking om hier buiten dingen gerepareerd te krijgen. Ze vinden ons geld zeker niet goed genoeg. De meeste dingen lappen we zelf op, maar zo’n telefoon niet. Dat zijn rare dingen, die openbare telefoons. U mag mijn telefoon wel gebruiken, maar dan moet u het kort maken, want ik verwacht zelf een telefoontje.”
De taxichauffeur had gezegd dat hij me binnen het uur kon komen afhalen, maar ik begon me af te vragen wat hij me in rekening zou brengen als ik me helemaal naar huis zou laten rijden. Dit alles strookte totaal niet met wat ik me ervan had voorgesteld. Geen sleutel, geen restaurant, en een stel idioten die zeurden over het weer.
Ik liep het grindpad op naar mijn caravan, die zo volgespoten was met insecticide dat mijn neushaartjes ervan begonnen te krullen. Op het aanrecht lagen vliegen zo groot als rozijnen, die met hun in de lucht maaiende pootjes leken te willen zeggen: “Maak dat je hier wegkomt, nu het nog kan.” Ik zette mijn koffer neer en vluchtte langs het clubhuis in de richting van het zompige volleybalveld. Het zwembad dat ik in de folder had gezien was nu afgedekt met canvas, evenals het warmwaterbad. Zelfs de vlag hing halfstok.
∗
De woonkamer van mijn stacaravan is afgezet met imitatiewalnoten planken, en het lage, met plastic tegels bedekte plafond vertoont vochtplekken. In het keukengedeelte ligt een linoleum vloer, de huiskamer is bedekt met kamerbreed tapijt en gemeubileerd met een versleten goudkleurige bank en twee bijpassende fauteuils, uitkijkend op een laag glazen tafeltje dat nog moeten vertoont op de plek waar ooit een televisietoestel heeft gestaan. In twee wanden zitten een paar ramen naast elkaar, de andere wand is bedekt met een groot kleed met daarop een afbeelding van een ijsberengezin op een ijsschots. Mijn slaapkamer – waarin slechts een bed en een ladekastje dat makkelijk plaats biedt aan het weinige dat ik heb meegebracht – doet, net als die van mijn potentiële buur, in afmetingen en eenvoud denken aan een cel.
Toen ik had uitgepakt en mijn boodschappen had opgeborgen, was het al laat in de middag. Het was opgehouden met regenen. Nadat ik een tijdje had zitten kijken naar de plek waar het televisietoestel had gestaan, maakte ik een wandelingetje langs het clubhuis naar het gedeelte van het terrein waar de bewoners wat meer gesetteld waren. Daar stonden grote caravans stevig in de grond verankerd te midden van met zorg onderhouden tuintjes, veelal met aangebouwde grenen of hardhouten terrassen. Sommige caravans waren betimmerd, zodat ze op houten hutten leken, andere waren voorzien van A-vormige entrees van spaanplaat. De namen van de bezitters stonden vermeld op houten borden, voorafgegaan door zinsneden als ‘Bloot: eigendom van de familie…’ of gevolgd door slagzinnen als ‘Bij bloot hoort een glimlach.’ In bloembedden stonden gefiguurzaagde kindfiguurtjes met blote billen, en op de deuren van schuurtjes, of als TE KOOP-bordje aan bomen gespijkerd, zag je silhouetten van welgevormde blote vrouwen. Bijna iedereen leek een golfwagentje op zijn oprit te hebben staan, en ook deze hadden allemaal iets persoonlijks in de vorm van bumperstickers of met de hand geschilderde slogans. Ik passeerde een bord met de tekst ‘OVERSTEKENDE SCHAPEN NA 10 M.’ en zag toen een caravan met in de tuin een kudde namaakschapen met als herderin een levensgrote pop met een muts en een kromstaf. De tijd was de herderin niet goed gezind geweest, net zo min als de aan haar toevertrouwde dieren trouwens, wier doorweekte wol de sporen droeg van een harde, meedogenloze winter. Verderop maakten deze stacaravans plaats voor tenten en kampeerwagens met opklapbare daken en geïmproviseerde luifels van plastic en muskietengaas. Door plaatsgebrek gedwongen vonden activiteiten als koken en wassen veelal buiten plaats, zodat de tuinen vol stonden met toilethokjes, picknicktafels, koelboxen en grills, met daarboven feestelijke lampions. Er werd een caravandeur geopend en een jonge vrouw stapte naar buiten, gevolgd door een klein kind dat haar met een pollepel tegen de benen sloeg. De vrouw had onverzorgde haren en was topless. Haar borsten hingen naar beneden als twee afgezakte kniekousen, elk met een sinaasappel erin. Toen ik mijn reservering maakte, had ik bedacht dat ik met blote borsten zou worden geconfronteerd, maar nu ik ze voor het eerst zag, reageerde ik met schrik. Ze gaf het kind een standje, pakte het toen op en duwde haar scherp gesneden gezicht in zijn buik. Topless. Topless liep ze door de lanen van wat je haar wijk zou kunnen noemen. Het jongetje kraaide van plezier en begon haar met de pollepel op het hoofd te slaan.
“Hij is in een moeilijke leeftijd,” zei de vrouw, en ik knikte, terwijl ik me probeerde te herinneren wanneer ik in de voortuin van onze caravan voor het eerst in de tepel van mijn moeder had geknepen. Ik keek haar aan en deed mijn uiterste best niet naar haar borsten te kijken. “Ja, ja,” zei ik. “Nou, oké dan.”
Teruglopend naar mijn caravan zag ik achter verlichte ramen nudisten aan de afwas, genietend van een rustig avondje thuis. Alle gordijnen waren open, geen enkele deur was afgesloten en overal zag je mensen met gespreide benen zitten grinniken om televisieseries. Over het pad kwam een auto op me af, bestuurd door een man zonder overhemd die een pijp rookte. Toen hij me passeerde, keek ik in de auto en zag ik dat hij helemaal naakt was. Hij hief zijn pijp op bij wijze van groet en reed door. Waar zou hij heen gaan, vroeg ik me af. Reed hij maar wat rondjes voor de lol, of was hij van plan het terrein te verlaten en de openbare weg op te gaan?
∗
Ik nam een paar biertjes, waarna ik de gordijnen van mijn dubbel-brede caravan dichtdeed, en pas toen was ik in staat mijn overhemd en mijn schoenen uit te trekken. Tegen de tijd dat ik mijn onderbroek uittrok, lag de tafel bezaaid met lege bierblikjes, en toen ik mijn avondeten ging klaarmaken, moest ik mijn best doen mezelf ervan te overtuigen dat het heel natuurlijk is om in je blootje karbonaadjes te staan braden. Terwijl ze in de pan lagen te pruttelen, stelde ik me voor dat mijn buurman nu zou arriveren. “Je bent net op tijd,” zou ik zeggen, terwijl ik uit het kastje boven mijn hoofd twee borden pakte. “Ga zitten, het eten is met een paar minuten klaar. En let alsjeblieft niet op die bierblikjes. Die heb ik uit de vuilnisbak van de buren gehaald met de bedoeling ze de volgende keer als ik naar het dorp ga in de speciaal daarvoor bestemde bak te gooien. Ik drink zelf nooit alcohol. Zo ben ik nou eenmaal, een gezondheidsmaniak. Zal ik je even snel rondleiden?” Ik was bezig mijn onzichtbare gast de achterslaapkamer te tonen, toen het rookalarm afging. Het hoge, snerpende geluid bracht me in paniek, en voordat ik er goed en wel over had kunnen nadenken, stond ik in een poging om de lucht te zuiveren met de deur open met een theedoek te zwaaien. Naakt. Ik was dronken en naakt en iedereen kon me zien. Het was een ontnuchterende gedachte, die me bleef bezighouden toen ik aan mijn aangebrande maaltijd begon.
Het is gaan onweren en de regen klettert neer op het metalen dak van mijn caravan. Het is tien uur en voorzover ik kan zien, heeft iedereen zijn lichten al uitgedaan. Ik heb de reglementen doorgelezen die me vanmiddag door de directrice achter de balie zijn overhandigd.
Gedrag – We zijn een camping voor gezinnen en verwachten dat uw gedrag in overeenstemming is met wat gebruikelijk is op familiecampings.
Handdoeken – Zorg dat u altijd een handdoek bij u hebt en GA OM HYGIËNISCHE REDENEN ALTIJD OP UW HANDDOEK ZITTEN.
Handdoeken. Ineens begon me iets te dagen. Plotseling zag ik een grote variatie aan korte, krullerige haartjes naast me op de bank liggen. Ik sprong op en pakte de handdoek, die ik vanaf dit moment steeds onder mijn achterste zou houden.
Fotografie – Camera’s en videorecorders mogen slechts met speciale toestemming van de directie worden gebruikt. Fotoapparatuur die door de directie niet is toegestaan, zal worden ingenomen. Van iedereen die wordt gefotografeerd, dient vooraf schriftelijke toestemming te zijn verkregen.
Huisdieren – Op de zonneweiden mogen geen huisdieren komen. Ze dienen te allen tijde aangelijnd te zijn. U bent verplicht alle uitwerpselen van uw huisdier op te ruimen en weg te gooien.
Alcohol – Alcoholhoudende dranken mogen slechts met mate worden genuttigd. Op het terrein is dronkenschap niet toegestaan.
Etiquette in het zwembad – Neem een DOUCHE en was uzelf MET ZEEP voordat u zwembad of bubbelbad ingaat. KINDEREN DIE NOG NIET ZINDELIJK ZIJN HEBBEN GEEN TOEGANG TOT ZWEMBAD OF BUBBELBAD.
Kleding – We kleden of ontkleden ons om ons op ons gemak te voelen. BIJ GEBRUIK VAN DE RECREATIEFACILITEITEN DIENT U NAAKT TE ZIJN. LIJFGOED, ZWEMKLEDING EN OP HET LICHAAM GEDRAGEN SIERADEN ZIJN OP ONS TERREIN ONGEPAST.
IN ZWEMBAD EN BUBBELBAD EN ONDER DE DOUCHE DIENT U NAAKT TE ZIJN.
Wat is ‘lijfgoed’ en wat zijn ‘op het lichaam gedragen sieraden’, vroeg ik me af. Is dat geen overbodige aanduiding als iedereen naakt is?
Het zal wel tegen de regels zijn, maar een zekere sexuele opwinding kan ik niet onderdrukken. Het is geen erectie, slechts een tintelend gevoel in het puntje van mijn lid. Afgezien van in bad en een enkele keer bij een bezoek aan de dokter, ben ik alleen naakt als ik iemand heb weten over te halen om met me naar bed te gaan. Nu ik hier in mijn blootje zit, verwacht ik steeds een vent uit de badkamer te zien komen die vraagt: “En wat ga je doen nu je de eerste prijs hebt gewonnen?” Het geeft een raar gevoel om zo door mijn caravan te lopen, en ik besef dat ik al heel lang de gewoonte heb om, als ik alleen aan tafel zit, mijn T-shirt over mijn knieën te trekken. Ik ben ook gewend mijn broek tot boven mijn navel op te trekken en mijn riem strak aan te trekken om mijn buik zo klein mogelijk te maken. Rammelen met mijn sleutels, gedachteloos sabbelen aan de kraag van mijn overhemd, al dat soort dingen kan ik nu niet. Een beker hete koffie drinken is een angstige bezigheid, en in het afgelopen uur ben ik al twee keer opgesprongen om gloeiende sigarettenas van wat ik ooit als mijn geheime delen beschouwde af te slaan.
∗
Toen ik vanmorgen wakker werd, was de mist zo dik dat ik de picknicktafel in mijn voortuin niet kon zien. Of je nu naar boven keek of naar beneden, alles had dezelfde kleur grijs. Pas aan het eind van de middag klaarde het eindelijk op, en toen ik om zes uur uit mijn raam keek, zag ik een naakt stel met tennisrackets in de hand over het terrein struinen. De man had van achteren lang haar. Hij bewoog zich voort alsof hij een mooi pak aanhad en straalde zelfvertrouwen en doelgerichtheid uit. De vrouw droeg een zonneklep, kniekousen en sportschoenen en sjokte achter hem aan. Dit waren de eerste actieve nudisten die ik buiten aan de gang zag. Snel trok ik mijn kleren aan en liep achter hen aan naar het paviljoen, waar ik een boek uit mijn zak haalde en deed alsof ik las. De man had een dikke buik en een forse, gerimpelde kont, die heen en weer zwiepte terwijl hij over de tennisbaan rende en de service van zijn partner trachtte te retourneren. Ze hadden niet meer dan vijf minuten gespeeld toen hij zijn handen op zijn knieën legde, een mondvol gal op het gras spoog en zei dat hij ermee ophield. Ze verlieten de tennisbaan, en ik liep achter hen aan naar het clubhuis, waar de man de wc inging om daar tien minuten later weer uit te voorschijn te komen met een vuurrode cirkel om zijn kont. Dit is nou een echte nudist, dacht ik bij mezelf. Aan zijn achterwerk kleefde een klein toefje wc-papier, en toen de vrouw hem hierop wees, liet hij zijn hand langs zijn reet gaan en haalde onverschillig zijn schouders op, alsof het iets onbenulligs was als een veegje mayonaise op zijn kin.
∗
Ik wilde de volgende dag naakt beginnen, maar ik kwam niet verder dan mijn picknicktafel en liep toen terug naar mijn caravan en trok een T-shirt aan dat me tot halverwege mijn dijen bedekte. Toen ik langs het paviljoen kwam, stuitte ik op een groepje oudere mannen en vrouwen die zich rond een gravelbaan hadden opgesteld. Het was midden op de ochtend en ik kreeg het idee dat er iets belangrijks stond te gebeuren. Een vrouw bukte zich om het gravel aan te harken. Ze droeg een hemd met korte mouwen, maar geen rok of broek, en haar kont was een geaccidenteerd landschap van pukkels en rimpels, terwijl haar dijen door zo veel blauwe aderen doorsneden werden dat ze leken op landkaarten met tal van rivieren en beken. Op een bankje vlakbij zaten twee andere vrouwen, allebei gekleed in T-shirts. Eén van hen had een zonneklep op, terwijl de andere een muts droeg die ik associeerde met melkmeisjes van lang geleden. Het was een breedgerand, plissé geval, dat met een strikje onder de laagste van haar verscheidene kinnen was dichtgebonden. “Hoi,” zei ze. “Hé, kijk eens, mensen, we hebben een nieuwe.”
“Aha, een nieuw gezicht, precies wat we nodig hebben om het spel spannend te houden.” De spreker was een zeer gebruinde heer, naakt op een golfpetje na, waarop hij de sleutel van zijn kluisje had vastgeprikt. “Heb je wel eens pétanque gespeeld?” Hij legde zijn hand op mijn schouder en leidde me naar de baan. “Het is het Franse neefje van het Italiaanse spel bocci. Stan Friendly en zijn vrouw speelden het vroeger in Florida, en toen ze er hier in het noorden mee begonnen, vroegen wij ons allemaal af wat dat in godsnaam voor een spel was. Wij volleybalden altijd en vonden die pétanquespelers maar rare vogels, weet je nog, Frank?”
“We dachten dat het een stel gekken waren,” zei Frank. Terwijl hij aan zijn door muggen geteisterde billen krabde, kwam hij bij ons staan. “Maar nu kunnen ze wat ons betreft opsodemieteren met hun volleybal en spelen we drie keer per dag pétanque. Het is een fantastisch spel, dat zul je zien. Hé!” riep hij. “Laat iemand onze vriend hier eens een paar ballen geven. We hebben er een nieuwe speler bij.”
Het viel me op dat de deelnemers in verschillende mate ongekleed waren en tijdens het spel nog kledingstukken uittrokken. Net als ik hadden Jacki en Carol een T-shirt aan, terwijl Bill, Frank en Celeste alleen hoeden droegen. Phil en Millie kwamen in badpakken aangereden, die ze onmiddellijk uittrokken en op een stapel op de picknicktafel legden. Iemand die Carl heette droeg een overhemd en een vest, zodat hij, te meer daar hij ook zwarte sokken en degelijke gewone schoenen aanhad, de indruk wekte dat hij even wat tijd door te brengen had terwijl zijn broek en onderbroek in de droogmachine zaten.
Bill, de man met de golfhoed, had een lang litteken van het midden van zijn rug naar zijn rechteronderarm. Het litteken had ooit vlak op de huid gelegen, maar nu had het strakke, gladde weefsel iets weg van een smalle weg met aan weerszijden kale, amberkleurige heuvels. Franks lichaam daarentegen leek sprekend op een geldautomaat, want kennelijk pleegden chirurgen regelmatig opnamen uit zijn rug, borst en buik. Hij gooide een houten balletje op de baan en verklaarde dat dit ons doel was, waarna hij me een bal aanreikte die enigszins leek op een bal zoals die gebruikt wordt bij het croquetspel, maar dan van metaal, meer een soort kanonskogel. Hij pakte zelf ook een bal en ging op een betonnen plateautje aan de rand van de baan staan, deed één oog dicht en bekeek het ding, ongeveer zoals Hamlet de schedel van zijn overleden nar. Omdat hij naakt was, had zijn houding iets merkwaardig heroïsch, alsof hij een standbeeld was dat de geriatrische vleugel van een in sportgeneeskunde gespecialiseerd ziekenhuis opluisterde. Toen, zonder enige aankondiging, week hij achteruit, zwaaide bij wijze van oefening een paar keer met zijn armen, en liet de bal los, die door de lucht vloog en met een doffe bons op vijf centimeter van het doel neerkwam.
“Probeer jij het nou ook eens, Dave.” Mijn bal kwam minstens twee meter van het doel neer.
“Goede worp!” zei Frank. “Zeg Bill, zag je dat? Volgens mij hebben we hier te maken met een natuurtalent. Probeer het nog eens, jongen.”
Mijn tweede bal kwam buiten de baan terecht en belandde in het natte gras. Dat was duidelijk geen goede worp, evenmin als mijn volgende en die daarna. Toch leverde iedere poging hetzelfde commentaar op: “Goede worp!” Ofwel ze konden niet goed zien vanwege de staar, ofwel het waren de sportiefste mensen die ik ooit had ontmoet.
Er leek geen einde aan het spel te komen en er werd met passie over gesproken. Vaak spande het erom welke bal het dichtst bij het doel lag. “Volgens mij die van Carl, maar laten we het even controleren. Phils bal ligt ongeveer net zo dichtbij.” Dan werd er een meetlint te voorschijn gehaald, dat met grote omzichtigheid gehanteerd werd, alsof voor eens en altijd het bestaan van God moest worden aangetoond. De teamcaptains hurkten neer, hun testikels raakten bijna het gravel. “Carls bal ligt op tweeëntwintigen-een-halve centimeter, en die van Phil op…dat is toch niet te geloven, op tweeëntwintig-vier-tiende centimeter! Het punt gaat dus naar het team van Phil!”
Het spel was zo oervervelend dat ik er niet meer aan hoefde te denken dat ik alleen een T-shirt en sportschoenen aanhad. Aanvankelijk was ik aan de rand van de baan blijven staan en had ik mijn ballen opgehaald als een gravin met een bepoederde pruik die de koningin moest begroeten. Maar na enige tijd dacht ik er nauwelijks meer over na. Het kon niemand iets schelen hoe mijn kont eruitzag. Ze dachten alleen aan het spel, en aan niets anders. Totdat ik een sigaret opstak en mijn teamgenoten me vroegen om hem uit te maken. Je mocht buiten blijkbaar wel naakt rondlopen, maar buiten roken was er niet bij. Wat is dat voor een logica?
∗
Als ik uit het raam van mijn slaapkamer kijk, kan ik het clubhuis en het parkeerterrein zien liggen. Vanmiddag heb ik zitten kijken hoe daar een grote caravan stopte met ervoor een nieuw model auto met vier deuren en nummerborden van een andere staat. Dit waren mensen die hier kwamen staan en een tijdje zouden blijven. Het portier van de auto ging open en er stapte een spiernaakte man uit. Hij had zo op de openbare weg gereden. Kennelijk had hij niet kunnen wachten.
∗
Ik ben vanavond naar het clubhuis gegaan om televisie te kijken en had daar een minuut of twintig in mijn eentje gezeten toen Jacki naakt de wc uitkwam en vroeg of ik zin had met haar de sauna in te gaan. Ik had nooit eerder een sauna bezocht en wist niet precies wat die behelsde. Moest ik zeep meenemen?
“Nee, een handdoek, gekkie. Alleen een handdoek. En nou uit de kleren en naar binnen. Ik wacht daar op je.”
Omdat het klonk als een bevel, leek het me zinloos om te protesteren. Vroeg of laat zou ik me toch naakt moeten vertonen, en dit moment leek me niet minder geschikt dan een ander. Ik rende terug naar mijn caravan, pakte een handdoek en deed mijn broek omlaag met de bedoeling even in de spiegel naar mijn kont te kijken, maar ik realiseerde me dat ik, als ik dat deed, het niet meer op zou kunnen brengen me buiten te vertonen. Niet aan denken, niet aan denken, niet aan denken. Voor de zekerheid haalde ik er even een washandje overheen en liep toen terug naar het clubhuis, waar ik me op de wc uitkleedde, mijn kleren netjes opvouwde en op een stapeltje legde. Niks aan de hand, dacht ik bij mezelf, dit is een wc. Het is heel gewoon om op de wc in je blote kont te staan. Maar het was niet zo gewoon om de wc uit te gaan en langs de tafels en stoelen in een clubhuis te lopen. Andere mensen hadden er in het geheel geen problemen mee, en moest je hen zien! Jacki was op haar gemak de ruimte door gelopen, en ik had haar aangekeken alsof ik een geit de lobby van een hotel binnen zag komen. De tennissers hadden het vanmiddag gedaan. Duizenden mensen hadden naakt door deze ruimte gelopen, ze hadden er zitten eten en kaart zitten spelen. Nu was het mijn beurt! Ik probeerde het te zien als een voorrecht, en toen dat niet werkte, gooide ik een handdoek over mijn schouder, deed mijn ogen dicht en rende recht op de boekenkast af.
De sauna was een vierkant hok naast het zwembad. Via een bedompt halletje kwam je in een gloeiendhete hel terecht, die verwarmd werd door een rookvrije ketel gevuld met withete stenen. Jacki zat op een houten verhoging het zweet af te vegen dat langs haar borsten en via haar forse buik naar beneden rolde en zich verzamelde in een poeltje onder haar kinderlijk uitziende, kaalgeschoren vagina. Ze was een dikke vrouw, compact van bouw en met een hoofd dat zonder een noemenswaardige hals rechtstreeks op haar schouders geplaatst leek.
“Nare buil heb je op je voorhoofd, Dave. Daar moet je wat ijs op leggen voor je naar bed gaat, vanavond.” Ze richtte een spuitflesje op de kachel en spoot een straal geurig water op de stenen, waardoor het nog heter werd in de ruimte. “Vind je dat lekker?” vroeg ze. “Het is eucalyptus. Ik kan het niet gebruiken als Barb er is, want zij is er allergisch voor, haar gezicht zwelt er helemaal van op, alsof het volgepropt is met katoen. Jij bent er niet allergisch voor, hè? Als je het wel bent, kun je maar beter maken dat je wegkomt nu het nog kan, want ik ben een paar jaar geleden door mijn rug gegaan en ik kan nog geen kat optillen, dus laat staan een volwassen man. Het enige wat ik zou kunnen doen is naar het clubhuis rennen en om hulp roepen, maar zelfs daar heb ik een tijdje voor nodig. Je zou wel dood kunnen zijn voordat ik terug ben – dus zeg het nou maar, ben je er allergisch voor of niet?”
Ik was het niet.
“Mooi.” Weer richtte ze het flesje op de kachel. “Voel je het? Eucalyptus is een geneeskrachtige zalf, die veel gebruikt werd in het oude Griekenland en Egypte. Socrates en farao Ramses de Tweede gebruikten het om hun voorhoofdsholten te openen, zodat ze zich konden concentreren op de belangrijker dingen als…democratie en slangen. Het bevrijdt de geest, eucalyptus. Ik wil best aan je kwijt dat ik hier in de sauna soms de gekste dingen denk. Zoals bij voorbeeld, stel dat alle mensen één wens mogen doen, maar dat ze, om te krijgen wat ze hebben willen, de rest van hun leven op handen en knieën moeten rondlopen. Dat is echt een breinbreker, hè? Als je rijk wilt zijn, moet je als een baby door je paleis kruipen, zodat je bontjas over de vloer sleept. Vrede op aarde, een geneesmiddel tegen kanker, een einde aan alle honger en ellende, wat zal het zijn? Wat zou jij wensen?”
De eucalyptus had mijn geest blijkbaar nog niet in dezelfde mate bevrijd als de hare. Toch vond ik het, nu de vraag gesteld was, onmogelijk om er niet aan te denken. Wat had ik aan het gezicht en het lichaam van mijn dromen als ik moest rondkruipen als een dier? Als ik zou wensen altijd gelukkig te zijn, zou ik het niet erg vinden om te kruipen – maar wat voor een mens zou ik zijn als ik altijd gelukkig was? Dat soort types zie ik wel eens in godsdienstige televisieprogramma’s, ze maken me bang. Maar goed, waarom moet ik hier eigenlijk over nadenken? Ik keek naar Jacki’s ronde, glimmende gezicht, naar de handen die ze als een wijs en geduldig genie voor haar buik had gevouwen. “Als ik één wens mocht doen, zou ik wensen dat ik een oneindig aantal wensen mocht doen,” zei ik.
Ze schudde haar hoofd alsof ze wilde aangeven dat ze dit antwoord al talloze keren had gehoord. “Nou niet hebberig worden, Dave. Je mag maar één wens doen.”
De ruimte vulde zich met stoom, en in de duizelige toestand waarin ik me bevond, bedacht ik ineens dat deze vrouw misschien inderdaad beschikte over één of andere ouderwetse bovennatuurlijke kracht. De omstandigheden waren zo bizar dat ze misschien echt gezonden was om mijn enige echt diepgaande verlangen bewaarheid te laten worden. Ik overwoog even om te vragen of ik mijn moeder weer terug mocht, maar bedacht dat dit soort wensen vaak verkeerd uitpakt en ik misschien opgezadeld zou worden met een urn vol pratende as, die zich bitter zou beklagen om haar als een jachthond door de kamer heen en weer rennende zoon. Dat alle ziekten genezen zouden worden lijkt een leuke wens, maar als we allemaal een wens mogen doen, zal er toch wel een brave veertienjarige zijn die daarvoor zorgt. “Ik zou wensen,” zei ik, “dat ik kon vliegen.”
“Kan ermee door.” Jacki krabde aan een muggenbeet op haar bovenarm en zuchtte. “Ik moet dit weekend weg, maar daar heb ik helemaal geen zin in. Als het kon, zou ik hier het hele jaar door blijven, maar mijn caravan is niet winterklaar en met die versleten rug zou ik mijn oprit ook niet sneeuwvrij kunnen maken. Zo langzamerhand vind ik het vreselijk om weg te gaan, al is het voor nog zo korte tijd. Komend weekend moet ik thuis zijn voor een inzamelingsactie van de Kerk, en dinsdag aanstaande moet ik naar de verjaardag van mijn kleindochter. Ik kan aan je gezicht zien dat dat je verbaast! Bijna iedereen zegt dat ik er veel te jong uitzie om al grootmoeder te zijn. Toch heb ik drie prachtige kleinkinderen, en o, wat genoten ze er vroeger van om hier te zijn.”
Ja, ja, maar hoe zat het nou met mijn wens? Of was de vraag een truc geweest om te zien wat voor karakter ik had? Waarom begon ze over haar kleinkinderen, en waar waren mijn kleren?
“De eerste keer dat ik ze hier mee naar toe nam, zagen ze Cliff Shirley bij het zwembad staan en toen vroegen ze: ‘Oma,’ vroegen ze, ‘waarom heeft die meneer geen kleren aan?’ En toen heb ik tegen ze gezegd: ‘Die meneer is een heel goede vriend van oma, en hij heeft geen kleren aan omdat God hem zo op de wereld heeft gezet. Hier is het goed om geen kleren aan te hebben, maar dat moet je alleen niet tegen je vriendjes op school zeggen, en helemaal niet tegen je vader en moeder’.” Met gefronste blik keek ze omlaag naar haar borsten. “Ik had kunnen weten dat ze het niet voor zich konden houden. Mijn dochter denkt, net als iedereen, dat we een soort sexmaniakken zijn die orgieën houden op de parkeerplaats. En bij mijn zoon hoef ik er helemaal niet mee aan te komen. Tegen hem zeg ik maar dat ik de hele zomer ga kamperen.”
Ik had het gevoel dat ik iets aardigs moest zeggen, maar wist niet precies hoe of wat, en in plaats daarvan vroeg ik of ze me kon uitleggen hoe het zat met de reglementen aangaande ‘lijfgoed’ en ‘op het lichaam gedragen sieraden’.
“Qua kleding bedoelen ze leer en negligés, alles wat opzichtig en suggestief is. En wat sieraden betreft, je mag best ringen en halskettingen en zo dragen, ze willen alleen geen…hemel, hoe moet ik dat nou zeggen…Als je oorringen hebt, moeten ze in je oren zitten – snap je wat ik bedoel? Het is tegen de regels om piercings te hebben in een van je…je dinges…je weet wel, hierzo of daar…beneden.”
Ik vond het vreemd dat ze zich zo ongemakkelijk voelde bij het onderwerp. Deze blote grootmoeder met een plasje zweet onder haar geschoren vagina mocht kennelijk wel met een naakte man zitten praten, maar onder geen beding de woorden ‘tepel’ of ‘penis’ in de mond nemen. We hadden allemaal een ‘dinges’, en die van mij sudderde in mijn schoot als een gekookte garnaal. Naakt zijn mocht, maar het was onfatsoenlijk om lichaamsdelen te benoemen, en dit zorgde voor een drastische beperking van het aantal gespreksonderwerpen. Het ontbreken van kledingstukken maakte het heel moeilijk om mensen te beschrijven. Je kon bij voorbeeld niet vragen: “Wie is die onbesneden man met al dat haar op zijn kont?” En wat het nog moeilijker maakte, was dat de meeste mannen kaal waren, wat betekende dat je ze niet eens kon aanduiden naargelang van hun haardracht. Zo informeerde ik bij Jacki over een man die ik bij de volle visvijver had gezien. “Hij was nogal lang, en hij had een…vriendelijk gezicht en een blauwe handdoek.”
“Zeg eens wat meer over hem,” zei ze. “Veel mannen hebben blauwe handdoeken.”
“Hij had geen snor en geen hoed op, en ook geen haar. Hij was in de zeventig, denk ik.”
“Met een groot litteken over zijn buik en nog een op zijn been? O, dat is Dan Champion van nummer zestien. Aardige man. Kon vroeger goed dansen.”
Het was een opluchting te merken dat het aanvaardbaar werd geacht mensen te beschrijven aan de hand van hun littekens. Dat was een stuk makkelijker dan te proberen ze aan te duiden door te zeggen wat voor sandalen ze droegen.
Om de paar minuten boog Jacki zich voorover om een straal water met een scheut eucalyptus erin op de kachel te spuiten. Ik voelde me niet sterk genoeg om haar tegen te houden. Door al het zweet dat in mijn ogen drupte, zag ik niets meer, en het was zo ondraaglijk heet geworden dat ik het bloed bijna in mijn aderen kon horen koken. Ik dacht dat ik dood zou gaan, niet op hoge leeftijd of op z’n minst in een gevorderde fase van het leven, maar nu, op dit moment. Mijn hart was kokendheet, en ik was zo veel liters zweet kwijtgeraakt dat mijn handdoek inmiddels meer woog dan ik.
“Je moet eruit,” zei Jacki. “Toe dan, snel. Wegwezen.”
Ik ging de sauna uit, spreidde mijn handdoek uit op het beton naast het zwembad en ging erop liggen. Het was een heldere avond, een beetje aan de koele kant, maar de lucht voelde prettig aan. Ik hoorde een deur dichtslaan en keek hoe Jacki terug waggelde naar het clubhuis. Zij zag mij niet liggen, en het had geen zin om haar te roepen. Ik voelde me prima, zoals ik daar in mijn eentje naakt op de grond de dingen lag te overdenken. Vanuit de verte klonk een klagend, loeiend geluid dat ik niet helemaal kon thuisbrengen. Het was geen natuurlijk geluid en ook niet echt menselijk, een beetje als een kruising tussen het geluid van een zieke koe en een misthoorn. Ik had het de vorige avond omstreeks dezelfde tijd ook gehoord, en nu bedacht ik dat het wellicht een speciale versie was van een hoornsignaal ten teken dat de lichten uit moesten.
∗
Omdat het lekker weer was, hadden ze het canvas van het zwembad gehaald. Om het bad stonden comfortabele ligstoelen, enkele met erboven een bordje met de tekst: RUIMTE VOOR GEHANDICAPTEN. Het reglement zegt dat je niet alleen in het zwembad, maar ook in de onmiddellijke omgeving daarvan ongekleed moet zijn. Ik vond dit te streng. Ik had niet meer aan dan sportschoenen en een T-shirt, maar deze kledingstukken waren voor mij van groot belang, aangezien ik me daarzonder een idioot zou voelen. “De dokter komt zo,” zei ik tegen mezelf. “Leg je handdoek maar op de ligstoel en doe je schoenen en je hemd uit. Als hij klaar is met de andere patiënten komt hij naar je toe met kalmerende pilletjes.”
Ik trok mijn T-shirt uit, en daar lag ik, naakt, een makkelijke prooi voor laagvliegende patrouillevliegtuigen. Naakt op klaarlichte dag, met om mij heen allerlei mensen die ik niet kende en die zich van hun rug op hun buik rolden en in boekjes of tijdschriften bladerden. Het voordeel was dat ik niet naar mezelf hoefde te kijken. Er waren geen spiegels of spiegelende ruiten en zolang ik maar recht voor me uit bleef kijken, had ik het gevoel dat het me wel zou lukken om mijn naaktheid langzaam gewoon te gaan vinden. Ik begon net aan het idee te wennen, toen er een man op mij afkwam die Dusty heette, en die een stuk overhemdenkarton aan zijn zonneklep had gespeld teneinde het schaduwgevende vermogen daarvan te verhogen. De man liep dubbelgevouwen vanwege de botontkalking, zijn rug en schouders waren gelooid als duur Italiaans leer, maar zijn buik was wit door gebrek aan zonlicht. Zijn dikke grijze haar was zeer kortgeknipt en zijn spiegelende zonnebril reflecteerde mijn onrustige bleke naaktheid in alle duidelijkheid. Ik stelde hem een vraag over het bubbelbad, en na twintig minuten stond hij nog hardop te mijmeren over de bestemmingsplannen in zijn woonplaats. “Ik geloof niet dat ze in hun recht staan als ze in de buurt een supermarkt gaan bouwen, want daarvoor is in het bestemmingsplan geen plaats. Ja, vroeger was er zo’n familiezaakje waar je brood en zeep en zo kon kopen, maar dat is opgeheven en toen hebben ze er een kerkje voor slangenbezweerders van gemaakt. Je zou er een appartementencomplex kunnen neerzetten, maar dan moet je eerst bij de gemeente nagaan of er beperkingen zijn wat bewoning betreft. Ik denk dat ze je, als het complex maar groot genoeg is, wel toestemming zullen geven om er een supermarkt te bouwen, maar dat zal dan niet een grote mogen wezen, want dat strookt niet met het bestemmingsplan voor de buurt.”
Had ik mezelf per ongeluk voorgesteld als makelaar in onroerend goed? Waarom wendde hij zijn blik niet af als hij met me praatte?
“In de binnenstad kun je natuurlijk gewoon een bijenkorf van acht verdiepingen neerzetten, als je maar geld genoeg hebt om iedereen om te kopen. Zo gaat het waar jij vandaan komt, met geld krijg je alles voor elkaar. En jij denkt natuurlijk dat wij hier maar een stel achterlijke boerenkinkels zijn!” Hij trok een grimas, waardoor zijn gezicht breder werd, produceerde een spookachtige, overdreven grijns en liet zijn tong langs de omtrek van zijn lippen gaan. “Wij zijn maar een stelletje boeren, hè?”
Och, Dusty, nu je het zelf zegt…
Hij zwaaide met zijn hand alsof hij een vloek over me uitsprak. “Ja, ja, jullie zitten als stadse meneren in je cafétjes naar het Empire State Building te kijken, terwijl wij in de hooiberg liggen en nog een trekje nemen van ons maïspijpje. Dat dacht je, hè?”
Zijn houding was een mengeling van vijandigheid en speelsheid zoals ik die al vaak was tegengekomen. Als ik uit een militant islamitisch land afkomstig was geweest, zou ik geen problemen hebben ondervonden, maar New York had kennelijk iets wat de mensen tegen de haren in streek. Ik zat op een gezinscamping, en New York was voor velen hier een oord waar regelmatig eerbiedwaardige gezinnen voor de lol werden afgeschoten. Ik kon nog zo’n moeite doen iemands caravan de hemel in te prijzen of het landschap te bewonderen, het was nooit genoeg. Dusty’s caravan stond vlakbij, en ik maakte hem een compliment met zijn goed onderhouden tuin. “Ja, mooi hè?” zei hij.
“Heel mooi.”
“Wat vind je van die wc-pot waar ik een plantenbak van gemaakt heb?”
“Leuk idee, Dusty, en die bloemen staan er heel mooi bij.”
“Dat zou ik godverdorie denken, dat ze mooi zijn. Weet je, waar jij vandaan komt, zou je waarschijnlijk geen wc-pot in je voortuin kunnen zetten.”
“Nee, Dusty, dat zou geen goed idee zijn, denk ik.”
“Die zou binnen de kortste keren vol zitten met rotzooi! Je zou waarschijnlijk een hele rij New Yorkers in de straat krijgen die allemaal in je voortuin willen schijten. Maar hier niet, hoor.”
“Nee, hier niet.”
“Het is hier lekker rustig, hè? Hier kun je jezelf nog horen denken.”
Ik knikte en zei: “Ja, het is hier heerlijk. Geen autoalarms en sirenes. Het enige wat ik niet thuis kan brengen is dat harde, een beetje scheetachtige geluid, dat ik iedere avond bij zonsondergang hoor.”
“Vind je dat leuk?” vroeg hij. “Dat doe ik! Ik heb een lang stuk pijp waar je op kunt blazen, en daar oefen ik elke avond op. Het is niks bijzonders hoor, geen trompet of zo, gewoon een stuk plastic. Ouwe Pete Manchester van nummer zevenendertig heeft een trompetschelp, zoals dat heet, en hij blaast daar dan op, zodat we een soort vraag- en antwoordspel opvoeren. Het is gewoon om de tijd stuk te slaan, hoor. De meeste mensen hier zijn bij het vallen van de avond bezig met de afwas, maar ik niet. Ik heb geen afwas, want het enige wat ik eet is rauwe groente. Jazeker. Ik probeer verstandig te eten en ik zwem een kilometer per dag. Als het bewolkt is en het zwembad is dicht, kruip ik gewoon onder het canvas als er niemand oplet! Maar vandaag zal dat geen probleem zijn, wel?”
Dusty tilde zijn been op en zette zijn voet op de rand van mijn ligstoel. “Want wat hebben we een mooi weertje vanmiddag, hè? Dit mooie weer heb je waarschijnlijk niet veel waar jij vandaan komt.”
Ik was het met hem eens.
“Stralende zon, blauwe lucht, en een heel zacht briesje, beter kun je het niet wensen.” Hij zette zijn zonnebril recht en wreef over een eeltknobbel op één van zijn tenen. Er waren een stuk of tien nudisten aan het zonnebaden. Ze liepen af en aan, maar maakten steeds een omweg om het zwembad heen om niet in de buurt van Dusty te hoeven komen, die zich steeds omdraaide als hij het geluid van het hek hoorde. “Phyllis!” riep hij dan bij voorbeeld. “Wanneer kom je eens langs om naar mijn schildpadden te kijken?”
“Cody en ik zijn dat al een tijdje van plan, Dusty, maar we hebben het druk gehad met de aanleg van ons nieuwe terras.”
“O, ik snap het al. Nu jullie dat gloednieuwe zonneterras hebben, willen jullie zeker niet meer met mij gezien worden, hè?”
Aan de andere kant van het zwembad liep een potige, knappe jongeman van zijn ligstoel naar de sauna, vandaar naar het bubbelbad, vervolgens het zwembad in en toen weer terug naar zijn stoel. Hij was één van de dagjesmensen en leek eropuit de twintig dollar die hij had betaald ten volle te willen benutten. Naast hem zat het stel dat ik op de tennisbaan had gezien, en naast hen bladerde een magere, grijsharige vrouw in een exemplaar van Sports Illustrated. Het pétanquespel van twee uur was van start gegaan, en ik hoorde het zachte tikken van de metalen ballen, begeleid door de vertrouwde uitroepen: “Mooi schot. Goed gedaan, jongen!” De jongeman was bezig aan zijn vijfde ronde, en ik keek met bewondering naar zijn kont, die vol en zonder onvolkomenheden was – hoog en stevig genoeg om de bij de eerste prijs voor Buitengewone Fysieke Prestatie die ik hem had toegedacht, behorende trofee op te kunnen zetten.
“Heb je wel eens een composthoop gezien?” vroeg Dusty. “Ik heb er een in mijn achtertuin, en je staat ervan te kijken wat een activiteit daar plaatsvindt. Er komen voortdurend allerlei beestjes langs die er iets uit pakken om op te knabbelen: stinkdieren, vogels, van die petieterige eekhoorntjes. En dan heb je natuurlijk ook nog de vliegen en de maden die je ziet verschijnen als het lekker begint te rotten.”
Ik voelde ineens hoe ik gloeide en hoe mijn vel uitgedroogd en gespannen stond. Aan mijn spiegelbeeld in Dusty’s zonnebril zag ik dat mijn gezicht inmiddels al niet roze meer was, maar felrood verbrand.
“Het spijt me, Dusty, maar ik geloof dat ik even naar mijn caravan moet om wat zonnebrandolie op te doen.”
“O,” zei hij, “is dat jouw manier om mij duidelijk te maken dat ik je verveel? Ik ben zeker niet onderhoudend genoeg in vergelijking met al je vrienden in de stad, hè?”
Terwijl ik mijn T-shirt aantrok en mijn handdoek opvouwde, bleef hij me bestoken met zijn opmerkingen. “Is dat waar jij vandaan komt de normale manier van doen, weglopen als mensen tegen je praten?”
“Ja, Dusty, zo is het.”
∗
De opwinding die ik aanvankelijk had gevoeld, was weg. Ik vond het niet bijzonder meer om naakt in mijn caravan rond te lopen. Daar naakt zijn was gewoon geworden en dat beangstigde me enigszins. Nadat ik de deur had gebarricadeerd, ging ik op mijn bed liggen en probeerde te masturberen, al was het maar om mijn geslachtsorgaan ervan te doordringen dat het niet zo vrij was als het dacht. Doorgaans heb ik er geen problemen mee deze oefening tot een goed einde te brengen, maar plotseling viel het me moeilijk om me te concentreren. Ik probeerde aan de jongeman bij het zwembad te denken, maar zijn lichaam werd steeds van het toneel gedrongen en vervangen door levensechte voorstellingen van Dusty, wiens enorme testikels als wespennesten tussen zijn gerimpelde benen hingen. Ik had nooit eerder een door de zon verbrand lid gehad en was bang dat te veel eraan rukken hetzelfde effect zou hebben als het tegen elkaar wrijven van twee droge stokjes, die na het afgeven van een rookpluimpje ineens met felheid tot ontbranding konden komen. Het was me inmiddels duidelijk dat mijn geslachtsorgaan niet mee wilde werken. Ik overwoog even om het te dwingen, maar was bang dat de strijd dan een blaar zou opleveren die me gedurende de rest van mijn verblijf zou dwingen me schuil te houden. Voorlopig had mijn geslachtsorgaan de overhand. Het bleef in zijn nest van zijn triomf liggen genieten. “Oké,” fluisterde ik. “Deze ronde is voor jou. Geniet er maar van zolang je kunt, want als we thuis zijn, krijg je er ongenadig van langs.”
∗
Toen ik vanavond naakt van de sauna terugliep, kwam ik langs een stel bejaarden dat in het clubhuis van een spelletjesprogramma op de televisie zat te genieten.
“Je moet de letter E vragen!” riep iemand naar het scherm. “Ik bedoel een C, vraag een C!” Aan het woord was een onverzorgd uitziende, witharige vrouw met een gerimpelde, door de zon verbrande kin met de vorm en structuur van een witte rozijn. Ze had niets aan, behalve slaapkamerpantoffels en een vest dat ze over haar schouders gedrapeerd droeg. “Ik bedoel een B, een B is het!”
Het is een vreemde gewaarwording om mensen in deze omstandigheden televisie te zien kijken. De mensen op televisie zien er, omdat ze gekleed zijn, nog ongewoner uit dan normaal. Het is alsof het bewoners zijn van een totaal ander land, dat wel iets vertrouwds heeft, maar dat door hoge hekken en een agressieve grensbewaking wordt afgeschermd.
“Ik wou dat ze dit programma met naakte mensen deden.” Verstrooid liet de vrouw haar vinger over het tafelblad gaan. “Dat zou toch veel leuker zijn, vinden jullie niet? Dan zouden ze al het geld dat de presentatoren aan kleren uitgeven in de pot kunnen stoppen, zodat de prijzen die je kunt winnen nog hoger zijn. Als ik in de naakte versie mee zou kunnen doen, zou ik misschien geld genoeg winnen om…ik weet niet…misschien zou ik een meer laten graven en er bootjes in laten leggen. Ik hou van bootjes, altijd al van gehouden. Er is niks zo leuk als een bootje.” Ze krabde aan haar arm, waar witte strepen op achterbleven, die echter al gauw wegtrokken, waarna de huid de gewone kleur terugkreeg.
Mij lijkt het best een leuk idee om van ieder programma twee versies op te nemen, een geklede en eentje bedoeld om een volgens het omroepbedrijf gigantische markt van nudisten te bedienen.
“Moet dat nou echt?” zal menige presentator vragen.
∗
Het is nu vrijdag. Ik ben wakker geworden van een hard bromgeluid, dat veroorzaakt bleek te worden door de kleinzoon van de campingbaas, die op een gemotoriseerde grasmaaimachine mijn caravan omcirkelde. Hij had er al ettelijke rondjes op zitten toen zijn moeder aan kwam rennen en schreeuwde: “Wat doe je nou, idioot? Ben je zó het gras aan het maaien? Jongen, leg toch in godsnaam een handdoek op de zitting!”
∗
Ik ben vanmorgen naar het zwembad geweest en zag daar hoe een man zijn stomazakje verwijderde en met een stuk plastic het gat afdichtte voordat hij zich te water begaf. Ik bedacht hoe ongemakkelijk hij zich moest voelen, wendde me af en zag toen een heel oude man die met krukken liep en geen lid had. Het lid was niet verschrompeld door het koude water, het ontbrak gewoon. Hij had wel grote, onbehaarde testikels, maar waar de penis had moeten zitten, bevond zich alleen een kleine holte. Hij zag me kijken, maar zei alleen: “Vind je het warm genoeg?”
∗
Ik probeer mijn verbrande huid te ontzien, dus het begin van de middag bracht ik gekleed in een T-shirt door met over het terrein te lopen, waarbij het me opviel hoeveel mensen maar zelden het clubhuis of de recreatiemogelijkheden benutten. Mannen en vrouwen waren bezig hun tuintjes te behandelen met onkruidverdelger en deden in het algemeen precies die dingen die iedereen doet, alleen dan zonder kleren. Op een gazon naast een betonnen zeemeermin zaten een vader en zijn dochter op gitaren ‘Muskrat Love’ te tokkelen, terwijl een vrouw van middelbare leeftijd al neuriënd bezig was haar haren te wassen en vervolgens met een tuinslang het sop af te spoelen. In de speeltuin stond een meisje in haar eentje in de toren van triplex een plastic emmertje met stenen op te tillen. Een man maakte in zijn achtertuin een vuurtje aan in een gril. Hij had zijn bovenlijf afgeschermd met een schort met de tekst ‘De beste kok ter wereld’, en gebruikte de vleestang om een vlieg van zijn kont te verjagen. Het nudisten-leven was net zo banaal als elk ander leven, en misschien wel banaler, aangezien de praktijk eiste dat je het terrein niet verliet. De geklede wereld was de buitenwereld, en die begon meteen voorbij het toegangshek. Daar had je restaurants en bioscopen, kortom een grote variatie aan afleidingen, die mijn buren hadden opgegeven in ruil voor de mogelijkheid in je blootje kip te kunnen roosteren. Het was duidelijk dat me iets moest ontgaan. Ik had naakt de afwas gedaan en in het clubhuis gegeten, ik had kruimels van chips uit mijn schaamhaar verwijderd en me afgevraagd waar men zo veel drukte om maakte. Ik heb naakt spelletjes gedaan en televisie gekeken, en daarna heb ik naakt gegeeuwd en geconstateerd dat mijn verzuchting niet anders was dan al mijn vorige uitingen van verveling. Ik heb een keer iemand horen zeggen: “Waarom zouden we in het dorp gaan eten als we hier lekker naakt kunnen rondlopen?” Als je van golf of van vissen houdt, kun je best een warenhuis of een Chinees restaurant binnengaan, maar een doorgewinterde nudist kan eigenlijk nergens heen, behalve naar die paar kampen en stranden waar hij welkom is.
∗
Iedereen kijkt met spanning uit naar het komende weekend, want dan verwacht men een groot aantal, naar verluid, jongere dagjesmensen en caravanbezitters die nog niet gepensioneerd zijn. Ik ben vandaag laat in de middag naar het zonneterras met uitzicht op het zwembad gegaan, waar ik een grappig stel van achter in de dertig heb ontmoet, Duke en Roberta. Ze hebben een hoveniers-bedrijf en zijn net gearriveerd om hier hun vakantie van een week door te brengen. Roberta is zesendertig en al grootmoeder van drie kleinkinderen. Duke, haar derde man, heeft tatoeages van sportauto’s, hoge hoeden en mooie vrouwen. Alles wat in het echte leven onbereikbaar voor hem is, staat afgebeeld op zijn armen, rug en borst. De directie van het nudistenkamp keurt alcoholgebruik af, maar dit stel was vol goede moed bezig aan hun derde six-pack bier. De lege blikjes kwamen in een door bijen omzoemde piramide op één van de belendende tafeltjes te liggen.
“Duke hier is de grootste nudist,” zei ze. “Hij heeft er twee jaar over gedaan om mij zover te krijgen dat ik hier mee naar toe ging, en vorige zomer hebben we ten slotte zelf een caravan gekocht. Het is hier al die tijd geweldig geweest, afgezien van al die stomme snobs. Er zijn er bij die hun neus zo ophalen dat ze stikken in hun eigen snot. Dat zijn die lui die daar op Snob Hill in caravans van tachtigduizend dollar zitten. Ze rijden in opgevoerde golf-wagentjes en denken dat hun stront lekkerder ruikt dan de onze. Een paar van die teven…”
Duke pakte haar arm en knikte in de richting van de witharige vrouw die naar ons keek.
“Wat nou?” zei ze. “Mag ik het woord ‘teef’ niet meer gebruiken? Het is een vrouwtjeshond, zoek maar op in het woordenboek, stomme kut.” Ze wenkte me naderbij. “Ze vinden het hier niet goed als je vloekt, dus je moet echt op je woorden letten. Die ouwe lullen hier geven je soms gewoon aan, zomaar.” Ze probeerde met haar vingers te knippen, maar ze zaten vol zonnebrandolie, zodat slechts een zwak wrijfgeluid weerklonk. Roberta had over iedereen wat te vertellen en haar stemming zwalkte heen en weer tussen woede en een dronken, lallend soort sentimentaliteit. Ik zou haar afstotend hebben gevonden als ik haar niet zo graag had gemogen. “Kijk nou eens naar me,” zei ze, terwijl ze een traan wegpinkte. “Mijn tieten hangen godverdomme halverwege mijn knieën, de vetrollen hangen langs de stoel naar beneden, maar wat kan het schelen? Fuck op, ik ben gelukkig, oké?” Zonder dat ik het aan zag komen, pakte ze mijn verbrande hoofd en trok me tegen haar borst. Een tepel zo groot als een vingerhoedje stak in mijn oog, maar ze hield me stevig vast en wiegde mijn hoofd alsof het een baby was.
∗
Het is me opgevallen dat nudisten die kleren hebben aangetrokken omdat ze het dorp in moeten, er ongemakkelijk en chagrijnig uitzien, als katten die pakjes aan hebben ter wille van een maffe foto. Ze lopen te prutsen aan hun knopen en ritsen en hebben een woeste en wanhopige blik in hun ogen. Omdat kleding deze mensen niet interesseert, trekken ze vaak maar wat aan: een streepje in combinatie met iets geblokts, broeken die drie maten te klein of te groot zijn – het kan ze gewoon niks schelen. Vanmorgen zag ik een vrouw die haar trui als een Romeinse toga droeg, met één arm door de halsopening, zodat één borst zichtbaar was. Ik heb veel joggingpakken gezien, die de meeste stellen als een combinatie van twee afzonderlijke kledingstukken beschouwen. Als het ‘s-ochtends fris is, draagt de vrouw bij voorbeeld de broek en de man het bovenstuk. Ik vraag me wel eens af of dit volstrekte onvermogen om kledingstukken zo uit te zoeken dat ze een beetje bij elkaar passen niet de werkelijke reden is dat deze mensen nudist zijn geworden. Als je uit New York komt, is het prettig om te ervaren dat je, als je je hier ergens vertoont, niet beoordeeld wordt op je kleding. Maar ja, ik mag dan wat kleding betreft misschien niet veel smaak hebben, ik vind niets zo erg als beoordeeld te worden op mijn karakter.
∗
Vanavond staat zwerverspot op het programma. Er is aangekondigd dat we geacht worden vóór het middaguur zo veel mogelijk blikgroenten bij het paviljoen in te leveren. Ik heb de enige blikken die ik bij de supermarkt heb gekocht gepakt en ben de heuvel afgelopen. Ik trof twee naakte vrouwen met koksmutsen op, die stonden te roeren in een pot met in blokjes gesneden rundvlees en water.
“Laten we maar hopen dat er niet nog meer mensen met maïs aan komen zetten,” zei de zwaarste van de twee vrouwen. “Anders is het evenwicht tussen yin en yang zoek.”
Ik zette mijn blik maïs neer en vroeg wat ze bedoelden met ‘zwerverspot’.
“Het is een eenpansgerecht. Dit hier is de basis, en we gooien erbij wat de mensen inleveren, in jouw geval dus maïs. Als het vijf uur is, komt iedereen als zwerver verkleed hier naar toe en eten we uit de blikjes. Er is een prijs voor het mooiste kostuum. Het is dolle pret, dat zul je zien.”
Toen ik die avond terugkwam voor de zwerverspot, zaten er wel bijna honderd mensen uit blikjes te eten. Een man had wat houtskool op zijn wangen gesmeerd. Hij droeg een das en een versleten colbertje en had een stok bij zich, waaraan hij een plastic boodschappentas had gebonden. Verder was iedereen naakt, dus won hij de prijs voor het beste kostuum.
∗
Tijdens het eten praatte ik met een moeder van vier kinderen, een klein, topless vrouwtje, die zei: “O, je had dat puddinggooien van verleden jaar moeten zien.”
“Pardon?” Puddinggooien. Ik dacht dat het een nudistenterm was voor een bepaald nagerecht. Gooien met pudding is toch niet bevorderlijk voor de kwaliteit ervan?
“O jawel hoor, gooien gaat best, vangen gaat alleen niet!” Ze grinnikte en veegde de binnenkant van haar blikje schoon met een stuk brood. “Wat we doen is pudding maken in vaten van twintig liter, en daarmee gaan we dan naar een veldje, waar de strijd gaat tussen het chocoladeteam en het vanilleteam. Als het begint, gaan we elkaar met de pudding bekogelen. O, wat een pret hebben we gehad! Dolle pret. Wekenlang is het veld daarna nog bezet gehouden door bijen en vliegen. Er zijn toen een hoop mensen gestoken, en dat is de reden dat we het dit jaar niet doen.” Ze keek even naar het stuk brood in haar hand. “Ik denk nog steeds dat dat niet gebeurd zou zijn als we dieetpudding hadden gebruikt. Maar nee, nee, nee, ik moet het gewoon uit mijn hoofd zetten en het laten rusten. Laten gaan, ik moet het laten gaan.”
Haar man streek zachtjes over haar hand. Haar verdriet was zo echt, dat je zou denken dat ze een kind was kwijtgeraakt, in plaats van de kans om een beetje met pudding te gaan smijten.
∗
Nu is het zondag. Ik kijk uit het raam van mijn slaapkamer en het valt me op dat veel mensen vanochtend naar de kerk zijn geweest. Mannen, vrouwen en kinderen zijn naast hun caravans bezig zich te ontdoen van hun nette kleren. De colbertjes en jurken worden zorgvuldig opgevouwen en op de achterbank gelegd. Jezelf op zo’n moment buitensluiten uit je auto lijkt me geen pretje, want de dichtstbijzijnde kleerhanger is pas vijfentwintig kilometer hiervandaan te vinden. Een strijkijzer zul je hier trouwens waarschijnlijk ook niet makkelijk vinden, maar als je op zoek bent naar een bijbel, is dat geen probleem. In het clubhuis staan de planken vol met godsdienstige boeken en pamfletten, en een aantal gasten hier is onlangs nog naar een samenkomst van de Christian Nudist Conference geweest, ergens in North Carolina. Eén van de gasten vandaag was een presbyteriaanse dominee, een dikke man met een gezicht vol sproeten en een tatoeage van Daffy Duck op zijn kont. Hij droeg hem met zwier, daarmee de aandacht vestigend op het lichaamsdeel, dat door de Heer niet gezegend was met veel spiermassa of een smetteloze huid. De eend had zijn bek naar voren gestoken, en het leek net alsof hij aan een framboos likte.
Er waren heel wat nieuwe gezichten vandaag. Er is een zwarte man aangekomen in het gezelschap van twee reusachtige blanke vrouwen, wier lichamen eruitzagen als massa’s vetrollen met kuiltjes erin. Het vet stulpte uit over hun knieën, en hun buiken waren zo ver over hun vagina’s en dijen uitgezakt dat ze iets weg hadden van zware zakken vogelvoer. Benen als boomstammen gingen van kuiten direct over in de sandalen die ze aan hadden. Op de vrouwen werd niet gelet, maar op de man wel degelijk. “Wie is die zwarte?” vroeg iedereen. Het was alsof hij een speer droeg en een halsketting van verschrompelde hoofdjes omhad. Er werd geopperd dat hij wellicht een uit de stad afkomstige souteneur of een handelaar in blanke slavinnen was, op zoek naar naïeve nudistenmeisjes. Ik stond bij het zwembad toen ik de zwarte man, die in gesprek was met Dusty, hoorde zeggen dat twee zoons van hem naar Penn State gingen.
“Wat erg voor je,” zei Dusty. “Ik heb zelf ook een neef die in de gevangenis zit, dus ik weet precies hoe je je voelt. Wanneer mogen jouw jongens eruit?”
∗
Dit was de eerste dag dat ik helemaal naakt naar buiten was gegaan, zonder er zelfs maar aan gedacht te hebben een T-shirt aan te trekken. Ineens kwam het me volkomen normaal voor om mijn sigaretten tussen mijn sokken te steken en met alleen een handdoek bij me de deur uit te gaan. Het was een bewolkte dag, met een vlakke, mosterdkleurige hemel. Net toen ik de hoop nog wat kleur te kunnen opdoen had opgegeven, verscheen de zon en verzamelden honderden mensen zich bij het zwembad. De lucht geurde zwaar naar zonnebrandolie, en van de speeltuin tot aan het pétanqueveld heerste een sfeer van oprecht goede wil. Het zonneterras en de zonneweide waren vol, dus ik moest zoeken naar een plek om mijn handdoek neer te leggen. Duke en Roberta hadden een tafeltje in de buurt van het bubbelbad, waar ze zaten te luisteren naar een magere vrouw van begin vijftig. Ik ging bij hen zitten. De vrouw had het over een nudistenoord in Arizona, waar je voor maar vijf dollar per nacht gebruik kon maken van de kampeerfaciliteiten. “En moet je luisteren,” zei ze. “Ze halen je zelfs op van de luchthaven en brengen je gratis naar het kamp! Ik bedoel, wat ze er ook van zeggen, je kunt in Arizona fantastische nudisten tegen het lijf lopen.”
Ik had zeker tien minuten naar haar zitten luisteren toen ik me realiseerde dat ze haar linkertepel miste. Niet de borst, alleen de tepel. De chirurgen hadden vakwerk geleverd, het litteken was nauwelijks te zien en leek op een stukje vislijn. Het was alsof je ontdekte dat iemand zes vingers had in plaats van vijf. Als zij de eerste nudist was geweest die ik ontmoette, zou ik het meteen hebben gezien, maar je op je gemak voelen met je eigen naaktheid brengt met zich mee dat je die bij anderen niet opmerkt.
“Betsy is zo’n mens,” zei Roberta toen de vrouw weg was. “Ik vind het ook leuk wat ze met haar kut heeft gedaan. Echt een leuk gezicht. Voor mij zou het niks zijn, maar ik ben ook zwaarder gebouwd.”
Ik had niets ongewoons opgemerkt en richtte mijn blik naar de plek naast het terras waar de vrouw stond te praten met de bezoekende dominee.
“Er zitten hele lieve nudisten in Arizona, en ze halen je ook nog voor niks van het vliegtuig,” zei ze. Toen zag ik dat ze al haar schaamhaar had weggeschoren op een klein Hitier-snorretje na. De kale, van zonnebrandolie glimmende vagina deed denken aan één van die glanzende plastic portemonneetjes die je cadeau krijgt bij banken en autohandelaren en die alleen gebruikt worden door heel jonge of heel oude mensen. Laat het wisselgeld maar zitten, dacht ik bij mezelf. Ik ben hier nu bijna een week en ik verbaas me nog over het kaalscheren dat ze doen. Het is heel gewoon om mannen met een stoppelbaard te zien die verse, nog bloedende scheerwondjes hebben op hun kale balzak. Doen ze dat om het opsporen en verwijderen van teken te vergemakkelijken of scheren deze mannen en vrouwen zich kaal in de hoop er daardoor jonger uit te zien?
“Het is om geen haren op je meubels te krijgen,” zei Roberta. “Ik zuig ze net zo makkelijk op met m’n kruimeldief, maar wat maakt het uit. Ieder het zijne. Je spaart misschien wat tijd uit met stofzuigen, maar als je al die uren die je aan het scheren besteed in aanmerking neemt, weet ik nog niet of het wel zo efficiënt is. Misschien is het ‘t beste om een bank te kopen in de kleur van je schaamhaar, dan spaar je tijd uit met scheren én met schoonmaken. Dat heb ik gedaan, en ik heb nog geen klachten gehoord, wat jij, Duke?”
∗
Het was mijn laatste ochtend in het nudistenkamp. Toen ik gisteravond terugliep uit de sauna zag ik een naakte vrouw uit mijn caravan rennen en in een wachtende auto springen. Het was Roberta, ze had een briefje achtergelaten waarin ze mij uitnodigde om bij haar en Duke te komen ontbijten. Voordat ik hier aankwam, had ik geprobeerd me voor te stellen hoe het zou zijn om bij iemand thuis een maaltijd te gebruiken. Volgens mijn moeder was er niks mis mee om je bord als asbak te gebruiken, maar moest je onder geen beding blootsvoets bij iemand aankomen. Met dit in mijn achterhoofd had ik sportschoenen aangetrokken en, voor het geval ze zich voor de maaltijd zouden kleden, een tas met een handdoek, een overhemd en een korte broek meegenomen. Bij aankomst trof ik mijn gastheer en gastvrouw echter naakt aan in hun kitchenette, waar ze SuperNintendo aan het spelen waren en luisterden naar een ontbijtprogramma op de radio dat werd gepresenteerd door één of andere gladjanus. Mijn caravan stond verankerd op zijn plaats, maar die van hen kon zo achter een auto gehangen worden en stond geparkeerd op een klein gazonnetje, met bakstenen voor de wielen om te verhinderen dat hij de heuvel af zou rijden.
“Waarom zie je er zo netjes uit?” vroeg Duke. “Doe je schoenen uit, want je gaat toch niet meteen weg.”
We plooiden ons om een ingebouwd tafeltje, en Roberta serveerde een omelet ter grootte van een hoofdkussen, volgens haar zeggen gevuld met allerlei rotzooi. “Weet ik veel, misschien zit er zelfs wat kattenbakvulling in. Die ettertjes hebben we in onze flat in de stad achtergelaten, maar dat spul vindt je op de gekste plaatsen terug. Nou ja, eet ze maar lekker, allemaal.”
Af en toe hoor je dingen waardoor van alles ineens in een ander licht komt te staan. Toen ik vroeg hoeveel katten ze hadden, haalde Roberta potlood en papier te voorschijn. “Eens even kijken, zeventien plus twaalf min twee, plus die ene die we terugkregen van die eikel toen ze op zijn tapijt had gescheten.” Ze staarde naar het papier en had kennelijk moeite met de optelling. “Achtentwintig. De laatste keer dat ik ze geteld heb, hadden we er achtentwintig, maar dat is al een paar dagen geleden. Coppertone heeft vorige maand acht jonkies geworpen, en daar was ik nog mee bezig toen hoe-heet-ze-ook-alweer, die kreupele, vier kleintjes kreeg, godverdomme zomaar op ons bed, terwijl Duke en ik aan het rampetampen waren!”
Ze haalde haar schouders op en keek verward. “Ik weet niet waar we dat aan te danken hebben. We hebben kennelijk een stel geile katten. Duke hier heeft eens één van die moederkatten op het platteland in de buurt van een mooie boerderij uit de auto gezet. Vijftig kilometer ver was het, maar een week later stond ze weer aan het meubilair te krabben, alsof er niks aan de hand was. Wat moet je dan?”
Er viel een zwarte champignon uit de mond van mijn gastvrouw, die op haar borst bleef liggen.
Roberta had, als alle anderen die ik had ontmoet, iets wat groter en belangrijker was dan haar naaktheid. De mensen verzamelen postzegels of tuinieren graag, ze zijn radiozendamateur, verpleegster of houden grote aantallen huisdieren, en in die zin verschillen ze niet van anderen, behalve dan dat ze, wanneer ze over hun hobby’s praten, toevallig geen kleren aan hebben. Ze slapen in caravans in plaats van in woonhuizen en ze prijzen zich gelukkig als ze op een mooie, warme dag de deur uit kunnen en met mensen praten die ten minste één van hun belangstellingen delen. Ik vind dat niet te veel gevraagd, en als ze eens een keer per ongeluk wat kattengrit meebakken in een omelet, dan heb ik daar vrede mee.
Het nudisme heeft me niet van mijn lichaam leren houden, het heeft het me alleen mogelijk gemaakt te accepteren wat mijn plaats is in wat blijkbaar de orde der dingen is. Als je naast een man van tachtig gaat zitten, zie je het uitgezakte lichaam met de ouderdomsvlekken dat jou ook staat te wachten, maar in plaats van paniek te veroorzaken, lijkt deze waarheid een kalmerend effect te hebben. Toen ik te midden van massa’s naakte onbekenden in de richting van het clubhuis liep, kreeg ik het gevoel dat het goed zou zijn als de gang van zaken hier becommentarieerd zou worden door zo’n gedempt klinkende, wetenschappelijk geschoolde stem, zoals je die vaak hoort bij natuurprogramma’s op televisie.
Ik was van plan geweest een taxi te nemen naar het busstation, maar kreeg een lift aangeboden door Jacki en Millie. Het was voor het eerst sinds een week dat ik in de kleren moest. Je aankleden was nu niet meer facultatief. En nu het verplicht was, merkte ik dat ik me ertegen verzette. Als je denkt dat je je broek hebt afgezworen, kun je wel eens in een lastig parket terechtkomen. Terwijl we naar het dorp reden, zaten we allemaal aan onze kleding te plukken. Jacki had een bumpersticker op haar auto met de tekst ‘Nudist aan boord!’ en het viel me op dat andere automobilisten dicht achter ons bleven rijden om ons vervolgens langzaam in te halen, waarbij dan een diepe teleurstelling op hun gezicht viel af te lezen. Als we naakt waren geweest, zouden ze waarschijnlijk bloed hebben gespuugd. Wat een ironie, dat nudisten zo ongeveer de laatsten zijn die je naakt zou willen zien.
Tijdens de rit liet Millie haar gedachten gaan over het aanstaande congres van zonnebaders dat de volgende week in Massachusetts zou plaatsvinden. “Daar ben ik met Phil getrouwd,” zei ze, doelend op haar tweede huwelijk. “Mijn vier zoons hebben me naar het altaar geleid. O, wat waren ze toen mooi als ze naakt waren. Dat was altijd zo leuk, met mijn kinderen. We gingen toen heel veel naar nudistenkampen en naaktstranden. Maar toen ze ouder werden, zijn ze met meisjes getrouwd die liever kleren dragen en die niets te maken wilden hebben met mijn manier van leven.” Ze schudde haar hoofd en keek misprijzend naar het voorbijglijdende landschap. “Waarom moesten ze zo nodig met dat soort meisjes trouwen? Je probeert ze een goede opvoeding te geven, en kijk nou wat ervan terechtkomt.”
De klacht van iedere ouder. Je probeert je kinderen een goede opvoeding te geven, en kijk nou wat ervan terechtkomt. Jacki had hetzelfde probleem. De kinderen die zij had opgevoed in naaktheid, gaven nu al hun geld uit aan kleding. Ze waren nooit komen kijken naar haar nieuwe caravan. Hoe had dit kunnen gebeuren? Wanneer waren ze op het idee gekomen dat het verkeerd was om hun moeder naakt te zien, terwijl ze bij het aanrecht stond of zich vooroverboog om de binnenkant van de afvalbak schoon te maken? Was het een specifieke gebeurtenis geweest die hen dat had doen besluiten?
“Ik zou het niet weten,” zei Millie. “Misschien moet ik ze dat maar eens vragen als ze me weer bellen omdat ze geld van me willen hebben.”
De vrouwen zetten me af bij het busstation. Ik had nog twintig minuten de tijd en besloot wat heen en weer te lopen. Ik passeerde studenten in zakkerige, tot de knieën reikende shorts, bankmensen in marineblauwe pakken, dikke en dunne lichamen in spijkerbroeken en plissérokken. Iedereen droeg kleding die je kon beschouwen als een weerspiegeling van de verlangens van de drager. Die jongen daar zou graag deel willen uitmaken van het eerste olympische skateboardteam. Het meisje met dat plastic rokje zou graag in een wat grotere plaats willen wonen. Terwijl ik naar de mensen stond te kijken, dacht ik: Ik weet van ieder van jullie hoe je er naakt uitziet. Dat kan ik zien aan je enkels en aan de manier waarop je je riem hebt aangetrokken, aan de kleur in je gezicht, aan het haar dat boven je boordje uitgroeit, aan de manier waarop je overhemd over die benige heupen hangt. Dat kunnen jullie voor mij niet verbergen.
Het was alsof ik de definitieve versie had ontvangen van de bril die ik als kind een keer had besteld, waarmee je dank zij x-stralen door kleding heen kon kijken en waarvoor op de achterpagina’s van stripbladen reclame werd gemaakt. Ik had met grote spanning het moment van aflevering afgewacht en raakte in een diepe depressie verzeild toen ik merkte dat ik voor de gek was gehouden. De bril had bestaan uit een montuur van zwart plastic met lenzen van karton, waarop – door middel van uit kleine gaatjes bestaande pupillen met daarachter gewoon rood plastic – bloeddoorlopen ogen waren afgebeeld. Als je de bril opzette, zag je eruit als iemand die zowel enthousiast als doodmoe werd van wat hij zag, waarmee precies het maniakale en het vermoeiende van de impliciete belofte duidelijk werden. Dan viel de schone schijn weg, en bleek de aanwinst waarover je zo opgewonden was, eerder een last te zijn.
EOF