53
Er was iets krankzinnigs gebeurd.
‘Schat,’ had Ralph Cazaubon gezegd toen zijn vrouw was binnengekomen, ‘dit is doctor Sam Towne van de universiteit van Manhattan. Hij heeft me een heel vreemd verhaal verteld…’
Hij hield op omdat Sam duidelijk hoorbaar naar adem snakte. Zowel Ralph als de vrouw die zojuist was binnengekomen, richtten hun blik op de man die haar met zijn mond een beetje open en zonder met zijn lichtblauwe ogen te knipperen stond aan te staren. Zijn gezicht was spierwit geworden en hij zag eruit alsof hij flauw zou vallen.
Sam Towne was hier niet op voorbereid geweest. De Joanna Cross die hier voor hem stond, was net zo oud en had precies hetzelfde lichaam als de Joanna die hij had gekend; maar ze was beslist iemand anders. Haar haar was lichter, en het was kortgeknipt. Haar ogen waren ook lichter: blauwe ogen in plaats van de groene waaraan hij was gewend. De vorm van haar gezicht was subtiel veranderd.
Ze hadden zusters kunnen zijn, maar ze verschilden totaal van elkaar.
‘Is er iets mis, doctor Towne?’
Die vraag kwam van Ralph Cazaubon. Sam slikte en deed een poging zijn gedachten weer op een rijtje te krijgen.
‘Om eerlijk te zijn, weet ik dat niet precies. Uw vrouw is niet… is niet de persoon die ik had verwacht te zien.’
Ze keek hem nieuwsgierig aan, met een lachje, en een beleefde, verwachtingsvolle blik op haar gezicht, om te horen wat deze vreemdeling in haar huis had te zoeken, en wat hij tegen haar man had gezegd.
‘Wat voor vreemd verhaal heeft doctor Towne je dan verteld?’ vroeg ze.
‘Misschien kan hij het maar beter zelf vertellen,’ antwoordde Ralph. Ze keken allebei naar Sam en wachtten totdat hij verder zou gaan.
‘Een vrouw die was betrokken bij bepaalde werkzaamheden waarmee ik bezig was,’ ving hij een tikje onzeker aan, ‘heeft uw naam, uw meisjesnaam gebruikt. Joanna Cross.’
Ze fronste het voorhoofd. ‘Mijn naam gebruikt? Of was het toevallig iemand die dezelfde naam had als ik? Ik zou denken dat het niet zo’n ongewone naam is. Er moet toch wel meer dan een Joanna Cross bestaan.’
‘Ja… ja, dat zal wel… misschien is het dat,’ eindigde hij slap, omdat hij niet wist wat hij anders moest zeggen.
‘Was dat alles?’ zei Ralph fronsend. ‘Toen u hier kwam, leek u ervan overtuigd te zijn dat er iets veel akeligers aan de hand was.’
Sam streek met zijn hand over zijn mond. Hij voelde dat zijn lippen droog waren. ‘Het spijt me, ik wilde u niet laten schrikken. Maar van mijn standpunt bezien leek het een nogal merkwaardige toevalligheid.’
‘U zegt dat die vrouw betrokken was bij werkzaamheden waarmee u bezig was? Wat voor soort werk was dat dan, doctor Towne?’ vroeg Joanna.
‘Doctor Towne doet onderzoek naar paranormale verschijnselen,’ zei Ralph met een wat kleinerend lachje. ‘Ik heb het gevoel dat hij vermoedde dat er een soort dubbelganger in het spel was.’
Hij ving de reactie op die in Sams ogen flitste. ‘Goeie god,’ zei hij, ‘ik geloof werkelijk dat u dat echt dacht, niet?’
Voordat Sam een antwoord had weten te bedenken, nam Joanna het woord.
‘Doctor Towne ziet eruit alsof er veel door zijn hoofd spookt. We zouden hem toch ten minste kunnen vragen om te gaan zitten, en hem iets te drinken aanbieden.’
‘Nee, bedankt, uw man had het me al aangeboden. Maar als u het niet erg vindt, wil ik wel even graag gaan zitten. En met uw toestemming een paar vragen stellen. Het zal niet veel tijd vergen.’
‘Ga uw gang.’
Sam ging weer op de bank zitten waar hij ook had gezeten toen ze binnenkwam. ‘Mag ik dan als eerste vragen of de naam Adam Wyatt u een van beiden iets zegt?’
‘Nou, natuurlijk zegt die ons iets,’ zei ze op een toon alsof ze een beetje verbaasd was dat hij dat nog moest vragen, maar tegelijkertijd ook aangenaam getroffen. Ze liep naar een boekenplank en pakte er een stel eendere pocketboeken in een wit kaft uit. ‘Hier is een proefdruk van mijn boek. Dat zal het volgend voorjaar verschijnen.’
Sam nam het boek aan dat ze hem voorhield. Op
de omslag las hij de simpele tekst:
ADAM WYATT
Een Amerikaanse rebel in het revolutionaire
Parijs
door
Joanna Cross
In de hoop dat hij zijn verbazing wist te verbergen, bladerde hij door de driehonderd pagina’s. De gedrukte tekst werd hier en daar onderbroken door illustraties en ingekleurde portretten.
‘Hoe komt het dat u iets van Adam Wyatt weet,’ vroeg ze opgewekt, maar nu toch geïntrigeerd door de wending die het gesprek had genomen. ‘Ik dacht dat hij mijn eigen geheim was, in elk geval totdat het boek uitkomt, want dan hoop ik dat iedereen hem zal kennen.’
‘O, ik… eh… ik weet niet zoveel van hem,’ loog Sam onhandig. ‘Ik ben zijn naam onlangs toevallig een paar keer tegengekomen…’
‘Zie je nou, dat is precies wat ik altijd beweer,’ zei ze met een triomfantelijke blik tegen haar man. ‘Wanneer de tijd rijp is, komt een bepaald onderwerp gewoon bovendrijven, klaar om te worden opgepakt. Het is gewoon een kwestie van wie er het eerst op komt.’
‘Om eerlijk te zijn,’ zei Sam, ‘wist ik niet zeker of Adam Wyatt een verzonnen figuur was of dat hij echt heeft bestaan.’
‘O, maar hij bestond echt,’ zei ze met het lachje van iemand die absoluut zeker is van zijn zaak. ‘Toen ik onderzoek naar hem ging doen, kwam er een verrassende hoeveelheid documentatie boven water. Hij was een heel apart figuur. Toen hij nog nauwelijks de kinderschoenen was ontgroeid, wist hij het tijdens de Onafhankelijkheidsoorlog klaar te spelen om bevriend te raken met Lafayette. Hij zette de hele Slag van Yorktown op het spel door iets met een op hol geslagen paard in scène te zetten, waardoor hij zich als een held kon voordoen. Jaren later heeft hij vrijwel zeker de enige overlevende vermoord die wist wat hij had gedaan. Ondertussen wist hij Lafayette over te halen hem mee naar Frankrijk te nemen, waar hij met een vrouw uit een adellijk geslacht trouwde die nauw bevriend was met Marie-Antoinette, en hij raakte betrokken bij alle mogelijke verdorvenheid die u zich maar kunt voorstellen. Ondanks alles stierf hij, rijk en kennelijk gelukkig, pas op hoge leeftijd, waarmee hij bewees dat er, zoals we allemaal weten, in deze wereld geen gerechtigheid is,’ besloot ze met weer een lachje.
Sam had haar zitten aankijken terwijl ze aan het woord was geweest. Ze had iets onschuldigs over zich, bruisend van het leven, duidelijk een verwende en bevoorrechte jonge vrouw, waartegen zelfs het meest versteende hart zich niet zou kunnen verzetten. Er was iets aan haar wat hem deed denken dat het hier om een gezegend leven ging, dat ze nooit door pijn, ellende en hebzucht zou worden geraakt. Ze zou ze allemaal weten te overkomen. Ze was voor het geluk geboren, dat gevoel had hij, net zo zeker als sommige anderen dat geluk nooit zouden kennen.
‘Herinnert u zich nog waar u Adam Wyatt voor het eerst bent tegengekomen?’ vroeg hij haar.
Er verscheen een lichte rimpel op haar voorhoofd toen ze antwoord gaf. ‘Dat weet ik eigenlijk niet precies. Ik geloof dat het een terloopse vermelding was in de geschiedenis van de plaats waar ik ben geboren, in de Hudsonvallei.’ Ze liet ineens weer een stralende, opgewonden lach zien. ‘Het verbazingwekkende is dat hij een voorvader van Ralph bleek te zijn, van zijn moeders kant. In feite heeft Adam ons samengebracht… letterlijk.’
Onder het praten had ze Ralphs hand gepakt. Sam zag dat ze elkaar heel spontaan aanraakten, zonder ook maar een zweem van verlegenheid. Ze zagen eruit alsof ze heel verliefd op elkaar waren, dacht hij.
‘Mijn ouders wonen daar nog steeds en ik ging heel vaak naar ze toe. Ralph had een huis in de buurt gehuurd, maar we hebben elkaar pas leren kennen toen we op een ochtend allebei gingen paardrijden, en we elkaar letterlijk boven Adams graf op dat kerkhofje tegenkwamen. Ik was er om onderzoek te doen, en Ralph wilde graag weten waar zijn beruchte voorvader was begraven…’
‘Neem me niet kwalijk,’ viel Sam haar in de rede. ‘Was dat de eerste keer dat u elkaar hebt ontmoet? Zou u me willen vertellen hoe lang dat is geleden?’
Ralph lachte even en keek zijn vrouw met onverbloemde aanbidding aan. ‘Precies twaalf maanden en drie dagen geleden,’ zei hij. ‘Maar zou ik mogen weten waarom u dat vraagt?’
Hij was nu heel ontspannen en kennelijk was zijn aanvankelijke wantrouwen ten aanzien van Sam verdwenen, en stoorden zijn vragen hem niet langer, hoewel hij nog wel nieuwsgierig was naar de reden.
‘Ik… ik vroeg het me gewoon af,’ zei Sam slap. ‘Dat zou dan op…’ Hij rekende even snel en noemde toen een datum, voornamelijk om zich ervan te overtuigen dat hij en zij nog steeds in hetzelfde tijdperk zaten. Dat was dus zo.
De datum van vandaag was voor hen precies dezelfde als voor hem. Ergens had de ontmoeting tussen deze Joanna Cross en Ralph Cazaubon precies een jaar eerder plaatsgevonden dan de ontmoeting van zijn Joanna Cross en Ralph Cazaubon.
‘Hoe dan ook,’ zei ze, ‘het was zo’n opvallend toeval dat we allebei op hetzelfde moment op dat kerkhofje waren, en allebei naar hetzelfde graf op zoek…’ Ze maakte een gebaar dat aangaf dat ze er niet verder over hoefde uit te weiden.
‘Het leek gewoon een beetje onvermijdelijk.’
‘Dus toen hebt u een boek geschreven,’ drong Sam voorzichtig aan.
‘Ik heb mijn boek geschreven, terwijl de achterkleinzoon in de zoveelste graad het heeft gecorrigeerd en ervoor heeft gezorgd dat ik zijn familielid niet nog afschuwelijker maakte dan hij al was.’ Ze kneep Ralph even in de hand.
‘Had u al eerder iets gepubliceerd?’ vroeg Sam.
‘Goeie hemel, nee. Ik heb bij een effectenfirma gewerkt, dodelijk vervelend, het was niet meer dan een baantje. Ik heb er altijd van gedroomd om schrijfster te worden, maar ik had nooit voldoende zelfvertrouwen om ermee te beginnen. Nu hoop ik dat ik er een carrière van kan maken. Ik heb nog wel wat ideeën voor biografieën, en daarna misschien een roman.’
‘Kom, doctor Towne,’ zei Ralph. ‘U moet ons nu toch eens vertellen wat hier allemaal achter zit. Bent u zelf bezig met iets wat met Adam te maken heeft? Of is hij bij een van uw paragnostische navorsingen ter sprake gekomen? Dat zou me niets verbazen, hij was een behoorlijk obscuur persoon, en hij heeft zich beslist met zwarte magie beziggehouden.’
‘Nou, toevallig is hij inderdaad bij mijn werkzaamheden komen opduiken, in zekere zin tenminste.’
‘Wat spannend! Vertel eens,’ zei Joanna op de toon van een jong meisje dat dolgraag de laatste roddels van haar vriendinnetje wil horen.
Sam probeerde het zo vriendelijk mogelijk te omzeilen. ‘Ik ben bang dat het op dit moment nogal moeilijk is om in bijzonderheden te treden. Maar ik zal u er graag alles over vertellen, zodra ik daartoe in staat ben.’
Joanna leek een tikje teleurgesteld omdat hij haar vraag ontweek, maar ze zei verder niets.
‘Zou ik misschien een exemplaar van dit boek mogen lenen?’ vroeg Sam behoedzaam. ‘Ik zou het met alle plezier willen kopen, maar als het nog niet is uitgekomen…’
‘Neem er maar eentje, u krijgt hem cadeau,’ zei ze meteen en ze wees naar de plank. ‘Ik heb er genoeg, zoals u ziet.’
‘Dat is heel vriendelijk, dank u wel.’ Sam stond op. ‘Maar nu mag ik u echt niet langer lastigvallen.’
‘Nog één ding,’ zei Ralph Cazaubon fronsend, alsof hem iets merkwaardigs te binnen was geschoten dat hij even was vergeten. ‘Toen u hier kwam, zei u iets over twee mannen die waren doodgegaan. Wat had dat precies te betekenen?’
Hij overviel Sam met die vraag. Ook hij had het uit z’n hoofd gezet.
‘Het spijt me,’ zei hij zo zelfverzekerd mogelijk, ‘dat was een enigszins misleidende opmerking. Aangezien uw vrouw duidelijk niet de Joanna Cross is die ik in gedachten had, is dat niet langer van betekenis. Ik weet dat het nogal onduidelijk klinkt, maar op dit moment kan ik u er niet meer over vertellen. Ik wéét er ook echt niets meer over.’
‘Nou, het is allemaal wel heel geheimzinnig,’ zei Ralph, maar het klonk niet alsof het hem erg dwarszat. ‘Ik begrijp echter dat we u op uw woord moeten vertrouwen dat u, zodra u kunt, alles nader zult uitleggen. Hebt u toevallig een visitekaartje bij u? Zodat we contact met u kunnen opnemen, wanneer dat nodig mocht blijken?’
‘Ja, dat moet ik wel ergens hebben…’
Sam haalde zijn portefeuille tevoorschijn en vond de kaartjes die Peggy een paar jaar geleden voor hem had laten drukken, hoewel hij ze maar zelden nodig had. Op de achterkant schreef hij zijn privételefoonnummer. Ralph pakte het aan, bedankte hem, en legde het op de schoorsteenmantel.
‘U moet me echt laten weten wat u van mijn boek vindt, doctor Towne,’ zei Joanna. ‘Ik zou graag de mening van een wetenschapper horen.’
‘Ik zal u bellen, dat beloof ik.’
‘En vertel me alstublieft of ik naar uw mening bepaalde zaken over Adam niet heb vermeld. Het is nog niet te laat om er een paar voetnoten aan toe te voegen.’
‘Ja, natuurlijk,’ mompelde Sam. Toen liet hij zijn blik van de een naar de ander gaan, en zei: ‘Ik neem aan dat u geen van beiden bijgelovig bent?’
‘Bijgelovig? Hoe bedoelt u dat?’ vroeg ze.
‘O, u weet wel, dat de geschiedenis zich herhaalt. Ik bedoel, omdat Adam de voorvader van uw man is…’
‘O…’ Ze moest lachen alsof hij een grapje had gemaakt, en stak haar hand uit om Ralphs haar met een speels gebaar door de war te maken. ‘Nee, in dat opzicht ben ik niet bijgelovig. Dat zijn we geen van beiden.’
Ze brachten Sam naar de deur en sloegen hem gade toen hij in het donker wegliep.
‘Vreemde man,’ zei Ralph toen ze weer binnen waren.
‘Ik vond hem wel aardig.’
‘Jij je zin: aardig, maar wel vreemd. Ik zou mettertijd wel graag willen weten wat dit alles te betekenen had.’
‘Misschien is Adam bij iemand gaan spoken door met kettingen te rammelen en diep gekreun te laten horen. Ik acht hem er best toe in staat. Hij heeft verder meer dan genoeg gedaan.’
De telefoon ging. Ralph liep terug naar de kamer waar ze hadden gezeten, om de telefoon op te nemen.
‘Hallo? O, Bob…’ Hij gebaarde naar Joanna dat het haar vader was. ‘Hoe gaat het? Wil je Joanna spreken, ze staat hier vlak naast…’
Hij brak af en zijn gezicht betrok. Joanna, die besefte dat er iets mis was, liep snel naar hem toe.
‘Wat is er?’
Hij gebaarde dat ze geduld moest hebben, en bleef luisteren.
‘Je meent het niet. Wanneer gebeurde dat?’
Hij luisterde nog even en zei toen: ‘Wat krankzinnig. We hadden hier zojuist iemand die naar haar op zoek was. Het moet om dezelfde vrouw gaan.’
Joanna, toch al nooit zo geduldig, had er genoeg van. Ze stak haar hand uit en verwachtte dat hij haar de hoorn zou overhandigen, maar Ralph zei: ‘Nee, natuurlijk, dat begrijp ik. Ik zal het haar vertellen. Oké. Dag Bob.’
Hij hing op en draaide zich naar haar om. ‘Dit is echt uitzonderlijk.’
‘Wat dan? Wat dan?’
‘Bij je ouders thuis kwam een vreemde vrouw op de deur bonzen en ze beweerde dat ze jou was. Het moet dezelfde vrouw zijn geweest naar wie Sam Towne op zoek was.’
‘Is ze er nog?’
‘Nee, ze wist te ontsnappen. Kennelijk was je moeder alleen thuis en ze raakte volslagen van streek en belde de politie. Wie kan haar dat kwalijk nemen? Je vader kwam net op tijd terug om de vrouw nog te zien, maar toen wist ze te ontsnappen.’
‘Hoe zag ze eruit? Zei hij er iets over?’
‘Niet veel, alleen dat ze van jouw leeftijd leek te zijn, en dat ze donker haar had. Hij zei dat Elizabeth nog steeds behoorlijk van slag is, maar dat ze je morgen zal bellen. Hij wilde ons alleen waarschuwen voor het geval de vrouw hier komt opdagen. Ze zal wel de een of andere maniak zijn, misschien wel een stalker.’
‘Jeetje!’ Joanna moest even rillen. ‘Dat vind ik best een beetje eng.’
Ralph stak zijn hand uit en veegde een lok haar weg die over haar voorhoofd was gevallen. ‘Maak je geen zorgen, de politie lijkt te denken dat ze ongevaarlijk is. Ze zeiden dat er een naam voor bestond, een of ander syndroom: mensen die de obsessieve gedachte krijgen dat ze iemand anders zijn. Misschien blijkt het wel iemand te zijn met wie je vroeger op school hebt gezeten, of op de universiteit. Ik heb wel eens gehoord dat zoiets kan gebeuren.’
‘Hoe dan ook, het staat me niet aan.’
Hij sloeg zijn armen om haar heen en drukte haar gezicht tegen zich aan. ‘Maak je geen zorgen, er gebeurt jou niets, daar zal ik wel voor zorgen.’