36

De zondagochtend was net zo fris en helder als de dag ervoor, maar er dreven wel een paar witte wolkjes hoog in de lucht.

Joanna belde haar oude vrienden Annie en Bruce Murdock op, die een manege hadden, om te kijken of ze haar voor een paar uur aan een paard konden helpen. Dat bleek geen probleem. Ze trok een spijkerbroek aan en twee truien en reed er in de auto van haar moeder naartoe. Twintig minuten later, nadat ze in een lichte galop door het bos waren getrokken, galoppeerde ze op volle snelheid over de lange, met gras begroeide heuvelkam die naar een opzienbarende rotsformatie leidde die boven de vallei leek te hangen, en die de toepasselijke naam Arendsrots had gekregen.

Ze was nog steeds aan het galopperen, toen het geleidelijk aan tot haar doordrong dat er nog een andere ruiter naderde. Het was duidelijk dat ze naar dezelfde plek op weg waren. Toen ze dichterbij kwam, zwaaide hij. Ze herkende Ralph Cazaubon. Ze gingen in draf over en reden zij aan zij verder.

‘Mooi paard,’ zei ze met een knikje naar de indrukwekkende hengst waarop hij zat. ‘Is die van jou?’

‘Jawel!’ Hij gaf een klopje op de glanzende nek van het paard. ‘Dit is Duke.’

‘Waar heb je hem gestald?’

‘O, ze zorgen voor hem op een boerderij bij mij in de buurt. Hij heeft een lekker gemakkelijk leventje, hè Duke, ouwe knul?’

Het paard wierp zijn hoofd op alsof hij het beaamde.

‘Welke boerderij?’ vroeg ze. ‘Misschien ken ik ze wel.’

‘Dat betwijfel ik. Ze heten Waterford.’

Ze schudde het hoofd. ‘Weet je, je bent een beetje een mysterieus figuur,’ zei ze. ‘Ten eerste was je gisterochtend ineens verdwenen toen ik je aan mijn vriendin Clare Sexton wilde voorstellen, die je alle kleuren geel oker kan bezorgen, zoveel als je maar wilt. En gisteravond vroeg ik Isabel Carlisle of ze je kende, maar dat was niet het geval, terwijl Isabel iedereen binnen een straal van vijfentwintig kilometer om dit stadje kent, met naam en toenaam.’

Hij moest lachen. ‘Ik heb je al verteld dat ik hier iets heb gehuurd. En wanneer ik hier ben, begeef ik me niet zoveel onder de mensen.’

‘Wat doe je dan? Sluit je jezelf op om gedichten te schrijven?’

‘Bijna goed. In feite schrijf ik muziek.’

‘Ben je componist? Wat interessant. Wat voor soort muziek schrijf je dan?’

‘Voornamelijk niet-uitgevoerde opera’s.’ Hij grinnikte even wrang en keek haar aan. ‘Wil je een kop koffie?’

Die vraag overviel haar, maar hij haalde met de behendigheid van een goochelaar die een wit konijn uit de hoge hoed tevoorschijn tovert, een thermosfles uit zijn jasje. In de luwte van de Arendsrots, beschermd tegen de wind, stegen ze af. De thermosfles had een dubbele schroefdop en hij schonk ze allebei vol. De koffie smaakte goed en ze dronken met kleine slokjes terwijl ze van de zuivere lucht genoten en van de stilte die alleen werd verstoord door de wind en het geluid van de paarden die op het korte, vezelige gras graasden.

‘Die opera’s,’ zei ze, ‘worden dus, neem ik aan, door tv-jingles en filmmuziek en zo gesubsidieerd.’

Hij lachte verontschuldigend. ‘Dat niet precies. Om eerlijk te zijn, ben ik mezelf aan het verwennen. Ik heb een erfenisje gehad, had wat geluk op de effectenmarkt, en nu doe ik waar ik echt plezier in heb. Maar ik hoop wel dat het op een goeie dag wat zal opleveren. En wat doe jij?’

Ze vertelde hem in het kort van haar baan bij het blad, en het soort dingen waarover ze schreef, hoewel ze niets zei over het Sterrenkamp of over het verhaal over Adam. Hij kende Around Town, hoewel hij het niet las, maar hij zei dat hij ervoor zou zorgen snel een exemplaar te bemachtigen en uit te kijken naar artikelen van haar hand.

Daarna zwegen ze een tijdje en ze keken naar de vallei terwijl ze hun koffie opdronken. Het was een afgelegen, indrukwekkend landschap, met weinig tekenen van civilisatie. Alleen hier en daar wat boerderijen, een paar eenzame huizen, en een stenen kerkje van een kleine gemeente tegen de heuvel aan de overkant.

Terwijl ze stonden te kijken, ging de kerk uit. Een groepje van ongeveer vijftien mensen stapte in de voertuigen die bij de hekken rondom het kerkhof stonden geparkeerd. De priester, een lange, magere man in een zwarte soutane, kwam als laatste naar buiten en klom op een stokoude motor. Hij reed met veel gesputter het pad af en verdween uit het zicht.

‘Is dat niet wat ongewoon?’ vroeg Ralph bedachtzaam.

‘Een priester op een motor? Niet bepaald, nee.’

‘Nee, ik bedoel een stenen kerkje in dit deel van de wereld.’

‘Ze zijn er wel, maar niet zoveel.’

‘Ken je die kerk?’ vroeg hij.

Ze schudde het hoofd. ‘Ik ben er wel langsgereden, maar ik heb er nooit echt op gelet.’

‘Ik ook niet. Ik zou het best eens nader willen bekijken. Goed?’

‘Best.’

Ze stegen weer op en nadat ze eerst steil waren afgedaald naar een riviertje en aan de andere kant naar boven waren geklommen, reden ze twintig minuten later in lichte galop naar het nu lege voorplein van de kerk. Ze lieten hun paarden achter en wandelden door de houten deuren van het gebouwtje naar binnen. Het was nog kleiner dan het van de overkant had geleken. Het was nauwelijks groter dan een kapel.

‘Zo te zien midden achttiende-eeuws,’ zei Ralph toen ze binnenkwamen. ‘Jawel, daar staat het: 1770.’ Hij wees op het houtsnijwerk aan de binnenkant van de steunbalk boven de deur.

Even later liep Joanna weer naar buiten, terwijl Ralph een paar dingen binnen nader bestudeerde. Ze bekeek de graven, die over het algemeen opvallend goed waren onderhouden, hoewel de zerken scheef waren weggezakt in de aarde waarop ze jaren geleden waren neergezet. De inscripties waren allemaal weggesleten en sommige waren niet eens meer te ontcijferen. Ze vond het raar dat hier de laatste jaren maar zo weinig mensen waren begraven. Toen zag ze dat er nog een ander stuk begraafplaats was, aan de andere kant van een muur, en op een handjevol graven na nog helemaal leeg. Het gedeelte waar zij zich bevond, was het oudste, en helemaal vol.

Ze vroeg zich nieuwsgierig af hoever het eerste graf terugging. De inscriptie in de kerk vermeldde 1770, maar ze had al een zerk gezien waarop het overlijdensjaar 1753 of 1758 was, het getal was wat onduidelijk geworden, maar het deed wel vermoeden dat er misschien op de plek van de huidige kerk vroeger een nog kleiner kerkje had gestaan.

De oudste graven lagen allemaal aan één kant van het kerkhof bij elkaar. Minstens tien zerken waren totaal onleesbaar, maar toen ze verder kwam, merkte ze dat er uit de nevelen van de tijd namen en data opdoken. De zerken waren allemaal uit hetzelfde gesteente gehouwen, en er was van voor 1760 maar weinig dat twee eeuwen wind en regen had weten te overleven.

Op dat moment zag ze een naam die haar stokstijf deed staan en haar de adem benam. Er was geen vergissing mogelijk. Onder de grijsgroene mosaanslag waren vaag vijf letters te lezen die samen de naam ‘Wyatt’ vormden.

Met haar blik strak op de inscriptie gericht, liep ze er behoedzaam naartoe, alsof het een soort val kon zijn. Net zo behoedzaam stak ze haar hand uit en veegde een beetje van het aangekoekte vuil van de steen weg.



JOSEPH WYATT

1729 – 1794

GELIEFDE ECHTGENOOT VAN CLARISSA



Daaronder, kennelijk later toegevoegd, las ze:



CLARISSA WYATT

1733 – 1797

ECHTGENOTE VAN JOSEPH WYATT



Er stond nog iets, wat schuilging onder het vuil en het hoge gras dat nodig moest worden geknipt. Het hart schoot haar in de keel toen ze het wegveegde en de woorden tevoorschijn kwamen:



MOEDER VAN ADAM



Het paard dat een paar meter van haar af hinnikte, maakte dat ze zich met een ruk omdraaide. Beide dieren waren ineens rusteloos en stonden te stampen alsof ze ergens door van streek waren: een op de vlucht geslagen konijn of een haas misschien. Zelf zag ze niets bijzonders.

Ze draaide zich weer om naar het graf maar toen viel haar blik op een andere zerk, schijnbaar bij toeval, maar zo trefzeker dat ze het gevoel had dat ze ernaartoe was geleid. Het was onbegrijpelijk dat ze die over het hoofd had kunnen zien! Nu leek het alsof haar hele blikveld ermee werd gevuld.

Op het hele graf lag een uitgehouwen en aflopende steen. Het gesteente was donkerder dan dat van de andere zerken, een soort leigrijs, met een fijnere korrel en beter bestand tegen de weersinvloeden. Het was niet zomaar een graf, het was een monument voor de persoon in kwestie.

De eenvoudige inscriptie aan de zijkant was goed te lezen.



ADAM WYATT

1761 – 1840

JOIE DE VIVRE



Ze voelde haar benen slap worden en het was alsof er lood in haar knieën zat. Ze stak haar hand uit alsof ze haar ogen pas durfde te vertrouwen als haar vingers de letters in het gesteente hadden gevoeld.

Terwijl ze dat deed, gebeurde er vanbinnen iets. Het was alsof er in haar diepste innerlijk een zwart gat was ontstaan waarin ze werd weggezogen. Ze verloor alle bewustzijn van wie ze was en waar ze was, zelfs van wat er zojuist was gebeurd. Het was als een heftige, kortdurende maar totale en doodenge aanval van geheugenverlies.

Het was natuurlijk gewoon de schok. Gewoon de schok. De woorden bleven in haar hoofd denderen totdat ze zich eraan vastgreep en ze als een reddingsboei gebruikte om zich op te hijsen uit de afgrond waarin ze was gestort.

Pas toen merkte ze dat Ralph op zijn knieën naast haar lag, haar scherp aankeek en bezorgd was om wat hij te zien kreeg. Ze had hem niet horen aankomen, en eerst nu drong het tot haar door dat hij probeerde haar iets te vragen, maar zijn woorden leken zonder enige betekenis. Langzaam vestigde ze haar blik op hem en met pure wilskracht wist ze iets uit te brengen.

‘Het spijt me…’

De woorden barstten uit haar los, alsof ze zich verontschuldigde voor iets wat ze had gedaan, hoewel ze geen idee had wat dan wel. Ze worstelde zich omhoog, met hulp van hem.

Ze veegde automatisch haar kleren af en duwde het haar uit haar gezicht.

‘Er is iets mis,’ zei hij. ‘Zeg het dan.’

Ze schudde het hoofd. Het was niet zozeer een weigering om te antwoorden, maar meer een smeekbede om niet verder aan te dringen. Ze was te veel in de war, ze kon niet meer denken.

‘Het spijt me,’ zei ze, ‘maar ik moet weg. Ik moet nu weg. Het spijt me.’

‘Hoor eens, als ik iets voor je kan doen…’

Maar ze liep al van het kerkhof af. Hij sloeg haar gade toen ze opsteeg, het paard omdraaide en weggaloppeerde. Ze keek niet één keer achterom.

Het was net, dacht hij, alsof ze dat niet durfde.

Geestkracht
i_ed994164011062c6_split_000.html
Section0001.xhtml
Section0002.xhtml
i_ed994164011062c6_split_001.html
i_ed994164011062c6_split_002.html
i_ed994164011062c6_split_003.html
i_ed994164011062c6_split_004.html
i_ed994164011062c6_split_005.html
i_ed994164011062c6_split_006.html
i_ed994164011062c6_split_007.html
i_ed994164011062c6_split_008.html
i_ed994164011062c6_split_009.html
i_ed994164011062c6_split_010.html
i_ed994164011062c6_split_011.html
i_ed994164011062c6_split_012.html
i_ed994164011062c6_split_013.html
i_ed994164011062c6_split_014.html
i_ed994164011062c6_split_015.html
i_ed994164011062c6_split_016.html
i_ed994164011062c6_split_017.html
i_ed994164011062c6_split_018.html
i_ed994164011062c6_split_019.html
i_ed994164011062c6_split_020.html
i_ed994164011062c6_split_021.html
i_ed994164011062c6_split_022.html
i_ed994164011062c6_split_023.html
i_ed994164011062c6_split_024.html
i_ed994164011062c6_split_025.html
i_ed994164011062c6_split_026.html
i_ed994164011062c6_split_027.html
i_ed994164011062c6_split_028.html
i_ed994164011062c6_split_029.html
i_ed994164011062c6_split_030.html
i_ed994164011062c6_split_031.html
i_ed994164011062c6_split_032.html
i_ed994164011062c6_split_033.html
i_ed994164011062c6_split_034.html
i_ed994164011062c6_split_035.html
i_ed994164011062c6_split_036.html
i_ed994164011062c6_split_037.html
i_ed994164011062c6_split_038.html
i_ed994164011062c6_split_039.html
i_ed994164011062c6_split_040.html
i_ed994164011062c6_split_041.html
i_ed994164011062c6_split_042.html
i_ed994164011062c6_split_043.html
i_ed994164011062c6_split_044.html
i_ed994164011062c6_split_045.html
i_ed994164011062c6_split_046.html
i_ed994164011062c6_split_047.html
i_ed994164011062c6_split_048.html
i_ed994164011062c6_split_049.html
i_ed994164011062c6_split_050.html
i_ed994164011062c6_split_051.html
i_ed994164011062c6_split_052.html
i_ed994164011062c6_split_053.html
i_ed994164011062c6_split_054.html
i_ed994164011062c6_split_055.html
i_ed994164011062c6_split_056.html
i_ed994164011062c6_split_057.html
i_ed994164011062c6_split_058.html
i_ed994164011062c6_split_059.html
i_ed994164011062c6_split_060.html
i_ed994164011062c6_split_061.html
i_ed994164011062c6_split_062.html
i_ed994164011062c6_split_063.html
i_ed994164011062c6_split_064.html
i_ed994164011062c6_split_065.html