27
Hoewel Peggy’s kantoortje nog kleiner was dan dat van Sam, was het er een stuk netter. Ze had alles van haar bureau op de vensterbank gelegd om ruimte te maken voor de stapel naslagwerken die ze de hele morgen had doorgewerkt. Middenin, en overeind gehouden tussen twee presse-papiers, lag de gipsafdruk van de arm zodanig gedraaid dat het ding in de hand naar boven wees. Ze tuurde door een vergrootglas naar de nauwelijks waarneembare inscripties.
Dat wat Ward als vage lijnen had omschreven, vertoonde steeds meer overeenkomst met een doorlopende dubbele spiraal. Ze wist nog niet wat de rechte lijnen betekenden die er dwars doorheen liepen, en of ze al iets betekenden. Dat kwam deels omdat het punt waarop twee van die lijnen zich leken te verenigen, niet te zien was omdat de vingertoppen erover waren gevouwen. Ze sloeg een aantal pagina’s om van het grootste boek dat op haar bureau lag, en moest onwillig toegeven dat ze op een dood punt was aanbeland.
Niets van wat daarin was afgebeeld, leek ook maar in de verte op de figuren op de gipsafdruk.
Ze liep naar het souterrain – naar ‘Adams kamer’ – waar Sam, samen met Pete en Bryan Meade, de technicus, de ravage van de vorige avond doorzocht. Joanna was er ook en maakte in steno aantekeningen als ondersteuning van wat ze op de band zette; ze vertrouwde niet meer zo volledig als vroeger op de technologie, vooral niet hier. Peggy ving Joanna’s blik toen ze binnenkwam. De twee vrouwen mochten elkaar graag, en Peggy hoefde maar heel even met haar hoofd te schudden om Joanna duidelijk te maken dat haar naspeuringen niets hadden opgeleverd. ‘Wat hebben ze hier gevonden?’ vroeg ze.
Joanna vertelde haar dat er volgens Bryan niets ongewoons was aan de schade die aan het meubilair en de elektronica was toegebracht. Ze waren door puur lichamelijke kracht veroorzaakt: maar wel menselijke kracht en geen bovennatuurlijke kracht. Niets was zodanig verbogen of gebroken dat geen man of vrouw dat zou kunnen hebben klaargespeeld. Geen mens die het puin zou onderzoeken, zou reden hebben te vermoeden dat er een paranormale kracht aan het werk was geweest. De enige conclusie waartoe een betrouwbare buitenstaander zou kunnen komen, was dat de groep in een vlaag van woede zelf de schade had toegebracht.
‘Wat exact is gebeurd, althans volgens Sams theorie,’ zei Peggy.
‘Wat maak jij, tussen ons gezegd, uit dit alles op, Peggy?’ vroeg Joanna.
Peggy haalde met de handen voor zich ineengeslagen haar schouders op in een gebaar van onbegrip en onbehagen.
‘Het is het merkwaardigste dat ik ooit van zo nabij heb gezien. Ik heb tegen Sam gezegd dat ik geloof dat het fout zou zijn om door te gaan, in elk geval tot we een paar veiligheidsmaatregelen hebben kunnen bedenken om te voorkomen dat dit nog eens zal gebeuren. Hoe staat het met de anderen?’
Voordat Joanna antwoord kon geven, keek Sam hun kant uit en hij riep: ‘Nog geluk gehad, Peggy?’
Peggy schudde weer het hoofd. Sam kwam fronsend naar hen toe. ‘Er moet toch iets zijn te vinden dat ons kan vertellen wat die figuren betekenen.’
‘Maar waarom moet het per se iets te betekenen hebben?’ vroeg Joanna. ‘Denk je dat het belangrijk is?’
Voor het eerst leek hij echt verbaasd over iets wat zij had gezegd. ‘Natuurlijk is het belangrijk. Niets dat hier gebeurt, gebeurt toevallig. Geloof me maar, het is echt belangrijk.’
Drew en Barry waren van plan om naar de filmvoorstelling van zes
uur te gaan en daarna in hun favoriete Chinese restaurant te gaan
eten. Er was weinig verkeer, waardoor ze vroeg waren, en nadat ze
de kaartjes hadden gekocht, bleken ze nog twintig minuten over te
hebben. Naast de bioscoop was een bar, maar ze hadden geen van
beiden zin om iets te gaan drinken, dus wandelden ze een blokje
rond en bekeken de etalages van de winkels.
Barry liep regelrecht naar een tweedehands boekwinkel die hij goed kende. Drew was al helemaal verdiept in de uitstalling van een stoffenzaak een paar deuren verder, maar ze zag dat Barry haar met gebaren duidelijk maakte dat hij naar binnen zou gaan, en ze knikte dat ze het had begrepen.
Binnen bleek de donkere zaak een heel eind naar achteren door te lopen, en overal lagen boeken tot aan het plafond opgestapeld, waardoor er ternauwernood ruimte was om elkaar te passeren. Barry dwaalde wat rond om te kijken of er iets van zijn gading was. Alles was in onderwerpen onderverdeeld, en overal hingen verbleekte en met de hand geschreven kaartjes. Hij liep een paar minuten lang de planken met ‘Militaire geschiedenis’ door, maar vond niets dat hem interesseerde. Hij sloeg ‘New age’ over zonder er zelfs maar een blik aan te wagen, en nam niet de moeite om stil te blijven staan bij ‘Occult’; daar had hij voorlopig zijn buik van vol. Filosofie leek wat veelbelovender. De complete autobiografie van Bertrand Russell stond uitgestald, en die zag er als nieuw uit. Hij keek naar de titelpagina: het was een eerste uitgave. Hij begon te lezen en raakte er helemaal in verdiept. Een paar keer moest hij een stap achteruit zetten of zich tegen de stapel boeken drukken om iemand voorbij te laten, maar dat deed hij automatisch en het verbrak zijn concentratie niet. Daarvoor zorgde wel het lawaai van een stapel boeken die op de grond viel toen hij weer eens achteruit stapte. Hij keek omlaag en zag een bediende op zijn hurken zitten, omdat hij bezig was een van de onderste planken op te vullen. Barry putte zich uit in verontschuldigingen, bukte zich en hielp hem de troep opruimen.
De bediende was een jongeman met een pluizig baardje en een vriendelijke uitstraling, en hij zei dat Barry zich niet druk moest maken, dat het voortdurend gebeurde. Maar Barry luisterde nog maar met een half oor. Hij kwam langzaam overeind en staarde naar de pagina die was opengevallen toen hij een boek had opgepakt.
Hij herkende het patroon onmiddellijk.
Toen hij de bijbehorende tekst las, voelde hij het bloed uit zijn gezicht wegtrekken.