41

‘Gaat dit lang duren?’ vroeg Roger. Hij gedroeg zich ingetogener dan Joanna van hem gewend was.

‘Niet veel meer dan een uur, denk ik,’ zei Ward.

Ze zaten allemaal in Adams kamer in het souterrain van het laboratorium, behalve Pete, die nog niet terug was van zijn jacht op woonruimte. Hij had beloofd er tegen zessen te zijn, maar het was nu al tien over.

Roger had, op de bank gezeten en met zijn armen over de rugleuning gestrekt, naar het verhaal over het graf geluisterd. Hij had geen commentaar gegeven, alleen geknikt.

Ook het relaas over het huis had geen reactie bij hem losgemaakt. Hij leek onverschillig te blijven voor elke nieuwe ongerijmdheid die werd opgeworpen door de situatie waarin ze zich bevonden.

‘Dus nu gaan we proberen of exorcisme werkt,’ zei hij en hij snoof luidruchtig. Of dat afkeuring betekende of het begin van een verkoudheid was moeilijk te zeggen, maar hij haalde een witte zakdoek met groene stippen uit zijn zak en snoot luidruchtig zijn neus.

‘Herinner jij je nog wat je hebt gezegd toen Drew het over exorcisme had?’ vroeg Joanna hem. ‘Je zei iets over aanvullend, iets wat hetzelfde was maar op twee manieren werd omschreven.’

‘Ja, dat herinner ik me,’ zei Roger kalm, terwijl hij de zakdoek weer in het borstzakje van zijn oude maar smetteloze tweedpak terugstopte. ‘Ik herinner me dat heel goed, hoewel ik me zo langzamerhand ga afvragen of we ons niet overdreven bescheiden opstellen door ons te beperken tot twee verschillende omschrijvingen van wat hier gebeurt.’

Sam keek op zijn horloge. ‘Het wordt tijd dat Pete komt. Hij heeft gezworen dat hij niet te laat zou zijn.’ Hij liep naar de plek waar de nieuwe video- en geluidsapparatuur was neergezet – betaald door het blad Around Town, bedacht Joanna – en liep het allemaal na.

‘Tussen twee haakjes,’ zei hij alsof het net in zijn hoofd was opgekomen, ‘ik wilde voorstellen om dit op te nemen: het maakt nog steeds deel uit van het experiment. Ward heeft er geen bezwaar tegen. Ik neem aan jullie ook niet.’

Roger wuifde even onverschillig, en Joanna zei dat ze natuurlijk ook geen bezwaar had. Ze sloeg Sam gade, die over pluggen en schakelaars en knipperende lichtjes stond gebogen. Er was iets in die gebogen schouders, in de geconcentreerde, beperkte bewegingen, waardoor ze het gevoel kreeg dat hij, tegen beter weten in, toch vastbesloten was het experiment niet op te geven. Ze voelde ineens tederheid voor hem opkomen, de neiging om haar armen om hem heen te slaan, om hem te vertellen dat ze in hem geloofde, dat ze van hem hield. Maar ze deed het niet. Het was er niet het geschikte moment voor.

Sam keek weer op zijn horloge. ‘Het is al bijna twintig over zes. Waar blijft Pete, verdomme?’

De telefoon ging schel over, zo dicht bij Joanna dat ze ervan schrok. Het was een ouderwets wandapparaat dat er altijd al had gehangen, maar dat ze nooit had zien gebruiken.

Omdat zij het dichtst in de buurt was, stak ze instinctief haar hand uit. Maar net zo instinctief hield ze zich in en ze keek Sam aan of hij misschien liever zelf wilde opnemen.

Toen hij geen aanstalten maakte, pakte ze de hoorn van de haak en meldde zich.

Er was veel geruis op de lijn, en ze kon niet onderscheiden welke stem er aan de andere kant sprak.

‘Het spijt me,’ zei ze, ‘maar ik kan u niet verstaan. Misschien kunt u beter terugbellen.’

Het geruis nam iets af. Ze meende Pete’s stem te herkennen maar kon niet horen wat hij zei.

‘Ben jij dat, Pete? Waar ben je?’

Ze wierp een blik op de anderen in de kamer, die allemaal naar haar stonden te kijken, en gebaarde dat ze nog steeds niets kon verstaan.

‘Wat?’ zei ze in het mondstuk. ‘Zeg dat nog eens.’

Zijn woorden kwamen nu wat langzamer door, zorgvuldig en nadrukkelijk uitgesproken. Toch kon ze ze nog steeds niet begrijpen.

‘Mijn wat…?’ zei ze terwijl ze herhaalde wat ze hoorde.

‘Mijn… a… tam… kan. Het spijt me, Pete, ik begrijp echt niet…’

Ineens stond Sam naast haar en nam de hoorn van haar af.

In zijn andere hand had hij een kleine cassetterecorder, zoals ze die zelf bij interviews gebruikte.

‘Pete, je spreekt met Sam. Zeg het maar, Pete. Zeg nog eens wat je probeert te zeggen.’

Hij zette de recorder aan en hield hem bij het luidsprekertje terwijl hij bleef meeluisteren. De anderen keken vreemd gespannen toe, ze voelden dat er iets raars aan de hand was, hoewel ze niet wisten wat. Zelfs Joanna kon niets anders horen dan een onsamenhangend gemurmel, gestoord door het geruis op de lijn, ook al stond ze bijna net zo dicht bij de telefoon als Sam.

Sam hield de telefoon en de recorder net zolang dicht bij zijn oor totdat er kennelijk een eind aan was gekomen.

‘Pete…?’ zei hij. ‘Pete, ben je er nog…?’

Hij wachtte even, zette toen de recorder uit en legde de hoorn op de haak.

‘Wat zei hij?’ wilde Roger weten toen Sam stokstijf en zwijgend bleef staan. ‘Waar is-ie?’

Sam spoelde het bandje terug. Ze hoorden allemaal het hoge gekwetter van een stem die versneld werd teruggespoeld.

Daarna drukte Sam op play en zette hij het geluid harder.

Het geruis verdrong de stem vrijwel helemaal. Maar het was ontegenzeggelijk Pete’s stem, of een stem die er heel veel op leek. En de woorden waren toch duidelijk te verstaan, hoewel het allemaal ogenschijnlijk onzinnig gebrabbel leek.

‘Maya… tan… kee… noh… maya… tan… kee… noh… maya… tan…’

Joanna zag dat Wards gezicht onder het luisteren een gespannen trek vertoonde en spierwit werd. Het leek alsof langzaam tot hem doordrong wat dit betekende… dat hij het dan wel niet helemaal zeker wist, maar dat hij enorm achterdochtig werd. Zijn hand ging naar zijn jaszak en trilde duidelijk waarneembaar toen hij er de envelop uit haalde die hij hun tijdens de lunch had laten zien.

Terwijl de recorder Pete’s ijle, metalige stem weergaf die de vreemde woorden bleef opdreunen, scheurde Ward de envelop open en hij vouwde het stuk papier uit.

Zijn ogen vlogen een paar keer over de regels die erop waren geschreven. Toen wankelde hij even. Joanna dacht dat hij flauw zou vallen, maar hij kreeg zich weer in de hand, haalde diep en schokkend adem, verfrommelde het stuk papier in zijn hand en liet het op de grond vallen.

Zonder een woord te zeggen, liep hij naar de trap, en het enige waarmee Joanna op dat moment zijn manier van voortbewegen kon vergelijken, was met die van een man over wie zojuist het doodvonnis is uitgesproken.

‘Ward…?’

Hij schonk geen enkele aandacht aan Sam.

‘Ward, wat is er…’

Dit keer bleef hij staan, en hij draaide zich om om de drie overigen aan te kijken. Hij hief even zijn armen en liet ze weer langs zijn zij vallen. Het was een wanhoopsgebaar.

‘Het heeft geen zin,’ zei hij, ‘nu niet meer. Het is gedaan. Het spijt me.’

Hij draaide zich om en liep verder de trap op. Niemand riep hem terug of probeerde hem tegen te houden. Er lag iets afgrijselijk definitiefs in die seconden.

Sam pakte het verfrommelde stuk papier op. Roger kwam naar hem toe en gluurde over zijn schouder mee.

‘Wat staat er?’ vroeg Joanna.

Sam las de woorden houterig en zonder uitdrukking voor.

Ze leken nergens op te slaan en ze wist niet eens hoe ze werden gespeld. Het enige dat ze wist, was dat het dezelfde woorden waren die Pete door de telefoon had uitgesproken.

‘Zelfs Ward wist niet wat er op dat papier stond,’ mompelde ze. ‘Hoe wist Pete dat dan?’

In antwoord op die vraag pakte Sam de hoorn van het wandapparaat en gaf hem aan Joanna. ‘Luister maar,’ zei hij.

Verward hield ze hem tegen haar oor. Er was geen kiestoon.

De lijn was dood.

‘Bij mijn weten is die telefoon al twee jaar afgesneden,’ zei Sam. ‘Hij bleef er gewoon hangen omdat… nou ja, omdat niemand de moeite nam hem van de muur te halen.’

Het duurde maar een paar tellen voordat het ijselijk logische en vreselijke vermoeden dat Sam al in zijn greep had, tot Roger en Joanna doordrong.

Pete was dood.

Toen ze naderhand probeerde de daaropvolgende minuten op een rijtje te zetten, bleven ze in een waas gehuld. Ze wist niet meer precies in welke volgorde het een en ander had plaatsgevonden. Of ze Peggy had gehoord die naar beneden had geroepen, of dat ze de vage reflectie van blauw licht over de keldermuren had zien zwiepen. Of dat ze gewoon intuïtief zeker was geweest van wat er was gebeurd.

Sam was als eerste boven. Zij volgde. En daarna Roger. Ze hoorden nu de stemmen over een politieradio, die uit een patrouillewagen kwamen die buiten voor het raam stond geparkeerd. Het blauwe zwaailicht bezorgde iedereen in de kamer een ziekelijk grauwe kleur. Ontzet over wat ze zojuist te horen had gekregen, sloeg Peggy haar handen voor haar gezicht. Het gebaar had iets onwerkelijks, alsof het om een stomme film ging. Naast haar stonden Tania Phillips en Brad Bucklehurst dodelijk geschrokken als aan de grond genageld.

Sam stond met twee mannen te praten die het uniform van de New Yorkse politie droegen. Een van hen, merkte Joanna op, droeg een pet, de ander niet. Het was een onbelangrijk detail en ze had er geen idee van waarom ze dat had opgemerkt: tenzij het misschien was om zich van de woorden te distantiëren die ze op vlakke, emotieloze toon hoorde uitspreken door een agent die alles volgens het boekje afhandelde.

‘Het lichaam werd om tien over vijf in een steegje achter Pikestreet, vlak bij Cherrystreet, gevonden. De enige identificatie die hij bij zich had was een identiteitskaart van de campus, en daarom zijn we dus hier. Contant geld en creditcards, als hij die al bij zich had, waren weg. Net als zijn horloge en eventuele andere sieraden. Er waren meervoudige steekwonden, we zullen het rapport van de lijkschouwer moeten afwachten voor de juiste doodsoorzaak. Ondertussen moet ik u vragen met me mee naar het mortuarium te gaan om het lichaam officieel te identificeren.’

Geestkracht
i_ed994164011062c6_split_000.html
Section0001.xhtml
Section0002.xhtml
i_ed994164011062c6_split_001.html
i_ed994164011062c6_split_002.html
i_ed994164011062c6_split_003.html
i_ed994164011062c6_split_004.html
i_ed994164011062c6_split_005.html
i_ed994164011062c6_split_006.html
i_ed994164011062c6_split_007.html
i_ed994164011062c6_split_008.html
i_ed994164011062c6_split_009.html
i_ed994164011062c6_split_010.html
i_ed994164011062c6_split_011.html
i_ed994164011062c6_split_012.html
i_ed994164011062c6_split_013.html
i_ed994164011062c6_split_014.html
i_ed994164011062c6_split_015.html
i_ed994164011062c6_split_016.html
i_ed994164011062c6_split_017.html
i_ed994164011062c6_split_018.html
i_ed994164011062c6_split_019.html
i_ed994164011062c6_split_020.html
i_ed994164011062c6_split_021.html
i_ed994164011062c6_split_022.html
i_ed994164011062c6_split_023.html
i_ed994164011062c6_split_024.html
i_ed994164011062c6_split_025.html
i_ed994164011062c6_split_026.html
i_ed994164011062c6_split_027.html
i_ed994164011062c6_split_028.html
i_ed994164011062c6_split_029.html
i_ed994164011062c6_split_030.html
i_ed994164011062c6_split_031.html
i_ed994164011062c6_split_032.html
i_ed994164011062c6_split_033.html
i_ed994164011062c6_split_034.html
i_ed994164011062c6_split_035.html
i_ed994164011062c6_split_036.html
i_ed994164011062c6_split_037.html
i_ed994164011062c6_split_038.html
i_ed994164011062c6_split_039.html
i_ed994164011062c6_split_040.html
i_ed994164011062c6_split_041.html
i_ed994164011062c6_split_042.html
i_ed994164011062c6_split_043.html
i_ed994164011062c6_split_044.html
i_ed994164011062c6_split_045.html
i_ed994164011062c6_split_046.html
i_ed994164011062c6_split_047.html
i_ed994164011062c6_split_048.html
i_ed994164011062c6_split_049.html
i_ed994164011062c6_split_050.html
i_ed994164011062c6_split_051.html
i_ed994164011062c6_split_052.html
i_ed994164011062c6_split_053.html
i_ed994164011062c6_split_054.html
i_ed994164011062c6_split_055.html
i_ed994164011062c6_split_056.html
i_ed994164011062c6_split_057.html
i_ed994164011062c6_split_058.html
i_ed994164011062c6_split_059.html
i_ed994164011062c6_split_060.html
i_ed994164011062c6_split_061.html
i_ed994164011062c6_split_062.html
i_ed994164011062c6_split_063.html
i_ed994164011062c6_split_064.html
i_ed994164011062c6_split_065.html