37
We haalden onze paarden en reden naar de City. Barak was nog altijd nors en zei weinig. Toen we door de Ludgate reden zag ik dat een deel van de muur lichter was gekleurd op de plaats waar hij was gerepareerd.
‘De stenen van die oude synagoge kwamen daarvandaan,’ zei ik, om het zwijgen te verbreken.
Barak gromde. ‘Ik wed dat de schildwacht wel een paar minachtende dingen zal hebben gezegd over Christus-moordenaars, toen u zei dat ze afkomstig waren van een synagoge.’
‘Dat weet ik niet meer,’ zei ik, hoewel ik het me heel goed herinnerde.
We reden langs St. Paul’s Cathedral, waarvan de enorme massa een welkome schaduw wierp. Toen we weer in de zon kwamen, bracht Barak zijn paard dicht bij het mijne. ‘Kijk langzaam om,’ zei hij, ‘zonder uw paard in te tomen. Daarginds bij die boekenstalletjes, bij St. Paul’s Cross.’
Ik keek onopvallend om en zag Toky, de man met het bleke pokdalige gezicht, tegen de reling staan leunen, zonder zich iets aan te trekken van de mensenmassa; hij stond kennelijk de voorbijgangers te monsteren. ‘Ik dacht dat hij verdwenen was,’ zei ik. ‘Kunnen we niet proberen hem te pakken te nemen? Of er een rakker bij halen?’
‘Als Toky daar is, is Wright in de buurt. Ze zullen bewapend zijn. Ik ben niet tuk op een gevecht met die twee, en de een of andere ouwe rakker zal weinig kans tegen die twee hebben.’
‘Ze weten veel. Als ze gevangenzitten, zou dat een massa problemen voor ons oplossen.’
‘Daarom zijn de mannen van graaf Cromwell overal in de stad naar die twee op zoek. Die plek bij de stalletjes is een goede plaats om te zien wie de stad in en uit gaan. Ik vraag me af wie hij hoopt te zien.’
‘Ons, waarschijnlijk.’
‘Nou, hij heeft ons niet gezien. Ik ken degenen die in opdracht van de graaf naar ze zoeken; ik zal hun bericht sturen.’ Hij schudde zijn hoofd, onwillekeurig met enige bewondering. ‘Dit is het sluwste stel schurken dat ik ooit heb gezien, afgaande op de manier waarop ze overal in de City opduiken.’
‘Ze zwemmen in troebel water, verborgen door de donkerte daarin.’
‘Nou klinkt u net als uw evangelische vriend Godfrey.’ Hij reed verder door de mensenmassa’s in Cheapside en ik volgde hem, maar bleef waakzaam om me heen kijken, ook al bevond Toky zich ver achter ons.
Bij Walbrook scheidden onze wegen. Barak zou Cromwell een bericht sturen en zei tot mijn ergernis dat hij me over ongeveer een uur bij lady Honor Bryanston zou komen afhalen. We moesten bij elkaar blijven, zei hij, nu Toky weer op het oorlogspad was. Ik kon geen bezwaren bedenken, ook al betekende dit dat ik niet naar Guy zou kunnen. Barak reed weg en ik reed naar Bishopsgate Street.
Bij het House of Glass waren dienstmeiden bezig de ramen te lappen met water en azijn. Toen me werd bevestigd dat lady Honor thuis was, vertrouwde ik Genesis toe aan een staljongen en ik werd naar de binnenhof geëscorteerd. Een bediende was bezig de potplanten langs de muren water te geven. Lady Honor zat op een bank toe te kijken. Ze droeg een blauwe japon en had vandaag haar blonde haar niet bedekt, maar bijeengebonden met een zijden lint. Ze glimlachte me verwelkomend toe. ‘Matthew. Een onverwacht genoegen…’
Ik boog. ‘Mijn verontschuldigingen dat ik u overval, milady, maar…’
‘Een officiële kwestie?’
‘Ik vrees van wel.’
Ze haalde diep adem. ‘Goed, kom bij me zitten. Edward, zo is het wel goed, voor dit moment. Doe de rest vanavond maar.’ De man boog en liet ons alleen. Lady Honor keek uit over de binnenhof. ‘Ik vrees dat die taxushaagjes de droogte niet zullen overleven. En kijk daar, ik heb geprobeerd granaatappeltjes te kweken, maar mijn onwetende personeel begrijpt niets van de verzorging van planten. Ze geven ze op de verkeerde manier water en vaak of te veel of te weinig.’
‘Alles sterft in deze hitte. Het is slecht gesteld met de oogsten.’
‘Is dat zo?’ vroeg ze onverschillig. ‘Je bent echter niet gekomen om over de verzorging van planten te praten, nietwaar?’
‘Nee. Lady Honor, ik moet u iets opbiechten.’ Ik vervloekte mijn onbeholpen aanpak – het was niet nodig me tegenover haar te verontschuldigingen, ik deed eenvoudigweg mijn plicht. ‘Het is me bekend dat de hertog van Norfolk u het hof maakt,’ zei ik onomwonden. ‘Ik moest antwoord hebben op de vraag die u tijdens onze wandeling langs de rivier hebt opengelaten. Ik heb er met Marchamount over gesproken.’ Ik verwachtte woede, maar ze wendde alleen haar gezicht af en staarde een ogenblik voor zich uit, haar gezicht uitdrukkingsloos. Toen ze mij weer aankeek, lag er een vermoeide glimlach op haar gezicht.
‘Na ons gesprek bij de rivier vreesde ik dat je mij bij Cromwell zou aanbrengen en dat ik dan moeilijkheden zou krijgen. Ben je eerst bij Marchamount geweest om mij de ruwe aanpak van de graaf te besparen?’
‘Misschien.’
‘Je springt zachtzinnig met me om, misschien meer dan ik verdien. Ik meende dat mijn eer minder bezoedeld zou zijn als Cromwell mij dwong om de krenkende eisen van de graaf op te biechten. Een dwaze gedachte, misschien.’
‘Het spijt me dat ik u niet kon sparen en dat ik het aan de weet moest komen.’
‘Ach, jij zult tenminste niet over me roddelen, zoals de meesten zouden doen.’ Ze keek me ernstig aan. ‘Of wel? Het ís een sappig verhaal, dat besef ik wel.’
‘U weet dat ik u daarvoor te veel hoogacht, lady Honor.’
Ze legde een ogenblik haar hand op de mijne, maar trok hem toen weer terug, hoewel ik de vreemde gewaarwording had dat de aanraking bleef. ‘Jij bent een gentleman van nature.’ Ze zuchtte. ‘Ik heb Henry teruggestuurd naar het platteland. Hij zou het aan het hof nooit tot iets hebben gebracht. Daardoor was ik in staat de opdringerige avances van die oude botterik met een schoon geweten af te wijzen.’
‘Ik had me niet gerealiseerd dat u zo’n hekel aan hem had?’
‘De man is ongeschikt voor de positie die hij inneemt. Hij mag dan de hoogste edelman van het koninkrijk zijn, maar zijn stamboom is niet oud, wist je dat? Anders dan die van de Vaughans.’
Ik schepte adem. ‘Lady Honor, ik móét u dit vragen en het is de laatste keer, dat beloof ik. Is er ook maar íéts dat u mij nog niet hebt verteld en mogelijk van belang zou kunnen zijn, hoe onwaarschijnlijk ook, voor mijn onderzoek naar de moordenaars van de gebroeders Gristwood?’
Ze keek me ongeduldig aan. ‘Matthew, daar heb ik al op gezworen, nota bene op de Bijbel. Je zult je wel herinneren dat ik zwoer dat de hertog geen druk op mij had uitgeoefend vanwege dat Griekse Vuur. En ik sprak de waarheid. Hij heeft het er met mij nóóit over gehad, en Marchamount sprak er alleen met mij over om me voor jou te waarschuwen. Zoals ik zei, ik wou dat mijn dwaze nieuwsgierigheid me er nooit toe had verleid die documenten in te zien.’
Ik keek haar in de ogen. ‘Ik had vanmorgen, toen Marchamount over u en de hertog sprak, sterk het gevoel dat hij nog steeds iets achterhoudt.’
Ze glimlachte opnieuw. ‘Als hij dat doet, sta ik daar volledig buiten, ik zweer het. Zal ik de Bijbel nog eens halen?’
Ik schudde het hoofd. ‘Nee, dat is niet nodig. Vergeeft u mij.’
‘Al gebeurd.’ Ze keek me toegeeflijk aan. ‘Bij Onze Lieve Vrouw, je bent een hoffelijke inquisiteur.’
‘Daar denkt Marchamount heel anders over.’
‘De blaaskaak.’ Ze keek weer naar haar verwelkende planten. ‘De man is een gladjanus die tot alles bereid is om zichzelf op te werken.’ Ze huiverde zichtbaar. ‘Ik heb je verteld dat ik overweeg uit te wijken naar Lincolnshire. Ik heb mijn bekomst van de City, van Marchamount, de hertog en noem maar op.’ Met een vlugge glimlach liet ze erop volgen: ‘Bijna iedereen.’
‘Ik zal u missen. Hoewel ik zelf ook met de gedachte speel een huisje in een rustig oord in de provincie te kopen.’
Ze keek me verrast aan. ‘Zou je je daar niet gaan vervelen?’
‘Ik kom uit Lichfield, waar mijn vader een boerderij heeft. Hoewel hij nu oud is, en zijn knecht wordt er ook niet jonger op. De boerderij wordt hem te zwaar.’ Ik glimlachte triest. ‘Zelf ben ik echter nooit geschikt geweest voor de boerderij, en dat wilde ik ook niet.’
‘Hij zou graag zijn zoon in de buurt hebben, op zijn oude dag?’
‘Geen idee,’ zei ik schouderophalend. ‘Ik heb altijd het gevoel gehad dat hij zich voor mij schaamde. Hoewel hij blij genoeg lijkt als ik op bezoek kom – wat ik veel te weinig doe,’ voegde ik eraan toe.
‘Dat meisje Wentworth moet deze week weer voor de rechter verschijnen, is het niet?’
‘Donderdag de tiende. Ze is heel erg ziek; ze zal tegen die tijd misschien niet eens meer in leven zijn.’
‘Arme Matthew. Hoe jij het lijden van anderen op je neemt…’ Ze legde haar hand weer op de mijne, maar dit keer trok ze hem niet terug. Ik keek haar aan en ze bracht haar gezicht naar het mijne. Met een ruk ging ze rechtop zitten toen er voetstappen klonken op de binnenhof. Toen ik omkeek, stond Barak daar naast de steward, de baret in de hand. De steward vertrok geen spier, maar Barak stond breed te grijnzen.
‘Zeker het verkeerde moment, niet?’ zei hij.
Lady Honor stond op, haar gezicht donker van woede. ‘Matthew, ken jij deze kinkel?’
Ik stond op. ‘Dit is Barak,’ zei ik haastig. ‘Hij werkt voor Cromwell en moet mij assisteren.’
‘Dan zou de graaf hem eens wat manieren moeten leren.’ Ze keerde zich tegen hem. ‘Hoe waag je het zo binnen te komen vallen? Weet je soms niet hoe je je in het huis van een dame hebt te gedragen?’
Nu kreeg Barak ook een rode kop en zijn ogen spuwden vuur. ‘Ik heb een boodschap van graaf Cromwell voor meester Shardlake.’
‘Hebben ze je nooit geleerd voor een dame te buigen? En wat mankeert er aan je hoofd? Heb je soms luizen? Ik wil dat ongedierte niet in mijn huis.’ Zo scherp had ik haar nog niet horen spreken. Aan de andere kant wás Barak erg onbeschoft geweest.
‘Het spijt me, lady Honor,’ zei ik vlug. ‘Misschien is het beter dat we gaan.’ Ik deed een stap naar voren, maar hijgde toen ik door een duizeling werd overvallen. Plotseling voelden mijn benen loodzwaar aan en zakte ik omlaag naar het randje van de bank. Het gezicht van lady Honor was meteen een en al bezorgdheid.
‘Matthew, wat heb je?’
Ik werkte me overeind, hoewel het me nog steeds duizelde. ‘Neem me niet kwalijk… De warmte…’
‘Kom gauw binnen,’ zei ze. ‘Jij,’ zei ze bits tegen Barak, ‘help je meester. Dit is jouw schuld.’ Barak keek haar venijnig aan, maar hij legde toch een arm om mijn middel en hielp me naar de zitkamer, waar hij me op een paar hoge kussens liet zakken. Lady Honor wuifde hem weg. Hij keek haar opnieuw kwaad aan, maar ging toch weg.
‘Het spijt me.’ Ik probeerde op te staan. ‘Ik had het even te kwaad…’ Ik sla een modderfiguur, dacht ik. Die vervloekte Barak ook, als hij niet was gekomen, dan…
Lady Honor liep naar een kast en ik hoorde haar iets inschenken in een glas. Ze kwam naar me terug en hurkte bij me neer. Met een zachte glimlach zei ze: ‘Ik heb hier wat aqua vita; mijn apotheker schrijft het me voor tegen flauwtes.’
‘Aqua vita?’ lachte ik toen ik het fraaie kleine glas van haar aannam.
‘Had je er al van gehoord?’
‘O, zeker.’ Ik nam voorzichtig een teugje van de kleurloze drank. Ze brandde in mijn keel, maar veel minder dan dat vuurwater uit Polen. Ik had het idee dat ik ervan opknapte. ‘Bedankt,’ zei ik.
Ze keek me peinzend aan. ‘Volgens mij worden de beproevingen je te veel; je hebt bijna geen kracht meer. Wie is die botterik?’
‘Lord Cromwell heeft hem opgedragen mij terzijde te staan bij mijn onderzoek naar dat Griekse Vuur. Het ontbreekt hem aan manieren, vrees ik.’ Ik stond op, nog beschaamd over mijn zwakte. ‘Lady Honor, ik moet weg. Als Barak bericht heeft van de graaf, moet ik daar kennis van nemen.’
‘Kom gauw terug,’ zei ze. ‘Een etentje, alleen voor jou en mij. Geen hertog, geen Marchamount en vooral geen Barak.’ Ze glimlachte.
‘Ik voel me vereerd, lady Honor.’
We stonden een ogenblik tegenover elkaar. Ik kwam in de verleiding me naar voren te buigen om haar te kussen, maar ik liet het bij een buiging en verliet de kamer. Buiten verwenste ik mezelf vanwege mijn gebrek aan lef. Barak stond in de hal, kokend van woede. Ik ging hem voor naar buiten en we wachtten totdat onze paarden werden voorgeleid. ‘Wat voor bericht heb je?’ vroeg ik kortaf.
‘Hij wil ons eerder spreken, vandaag. Om elf uur.’
‘Dat was alles? Daar had je wel even mee kunnen wachten.’
‘Wat had lady Honor te vertellen?’
‘Ze bevestigde dat de hertog van Norfolk haar tot zijn maîtresse wilde maken, maar ze wilde er eerst niet over praten; ze vond dat haar eer minder bezoedeld zou worden als Cromwell zelf haar dwong het op te biechten.’
Hij zei grommend: ‘Ze heeft onze tijd verspild.’
‘Ze is loyaal aan haar familie.’
‘U weet heel zeker dat ze niet meer weet?’
‘Ze weet niets meer dan wat ze mij al heeft verteld. Daar ben ik nu volledig van overtuigd.’
‘Een echte feeks,’ zei hij.
‘Gods dood!’ snauwde ik. ‘Je bent werkelijk een botterik. Je vindt het leuk om de spot te drijven met hogergeplaatsten, is het niet? Hoffelijkheid schijnt in jouw ogen een misdrijf te zijn.’
‘Ze is hooghartig en heeft een vlijmscherpe tong,’ zei Barak. ‘Zoals geldt voor haar hele stand. Mensen als zij worden rijk dankzij het zweet van degenen die hun landerijen bewerken. Als zij zichzelf moest redden, zou ze het nog geen week volhouden. Ze hanteren de stroopkwast als het hun uitkomt, maar je hoeft alleen maar te zien hoe ze hun minderen behandelen om te ontdekken hoe ze in werkelijkheid zijn.’
‘O, wat ben je toch een verbitterde kerel, Jack Barak,’ zei ik. ‘De tijd dat je van de wind moest leven heeft je verzuurd, als een oude appel. Ze is bezorgder voor de mensen om haar heen dan jijzelf.’
‘En u?’ vroeg hij onverwachts. ‘Bent u bezorgd voor uw bedienden?’
Ik lachte. ‘Ik zou jou moeilijk een bediende kunnen noemen. Als je dat was, had ik je allang op de keien gezet.’
‘Ik had het niet over mij. Ik bedoel die klerk van u, John Skelly. Hebt u zich nooit afgevraagd waarom zijn kopieerwerk zo armzalig is en waarom hij een kaars nodig heeft?’
‘Wat bedoel je in hemelsnaam?’
‘De brave borst is half blind!’
‘Wát?’
‘Hij kan nauwelijks iets zien. Het viel me meteen op toen ik hem voor het eerst zag. Hij durft er niets over te zeggen, omdat hij bang is dat u hem de laan uitstuurt. Het is u echter nooit opgevallen, wel? En uw vrome vriend, broeder Wheelwright, evenmin!’
Ik staarde hem aan, in het besef dat, als Skelly niet behoorlijk kon zien, dit al zijn tekortkomingen verklaarde. ‘Ik… Ik heb er nooit bij stilgestaan dat…’
‘Nee. Hij was uw aandacht niet waard,’ repliceerde Barak verbitterd. Hij zette zijn baret kwaad op toen de staljongen met de paarden verscheen. ‘Zo, waar nu heen?’ vroeg hij. ‘Heeft die chique dame u nog wat nieuws verteld?’
‘Nee. Het lijkt me misschien tijd worden dat de graaf zelf Marchamount aan de tand gaat voelen, wat hij ook moge verbergen.’
Barak knorde. ‘Eindelijk wordt u verstandig.’
‘Ik moet eerst iets eten,’ zei ik, want mijn maag voelde vreemd hol aan. ‘Laten we terugrijden naar Chancery Lane.’ Barak knikte en reed voor me uit, naar links en rechts kijkend, op zoek naar tekenen van gevaar.