8
Tijdens mijn terugrit uit de City, na mijn verblijf in dat stille dodenhuis, voelde ik me op onverklaarbare manier vervreemd van de woelige, luidruchtige menigten. We moesten een heel eind rijden, want het huis van lord Cromwell in Stepney lag ver buiten de muren rond de City. We hielden alleen stil om een processie te laten passeren – een priester in wit gewaad ging een man voor die slechts gekleed was in een soort juten zak; hij had zijn hoofd bestrooid met as en droeg een takkenbos. De kerkelijke gemeente volgde hen. Weer iemand wiens extremistische overtuiging tot ketterij was verklaard, maar die intussen berouw had getoond; de as en takken moesten hem helpen herinneren dat hem de brandstapel wachtte als hij opnieuw ketterse ideeën verkondigde. De man huilde – het berouw was misschien niet erg spontaan gekomen – maar als hij opnieuw zondigde, zou zijn lichaam bloed zweten als het door het vuur werd verschrompeld.
Ik wierp een blik op Barak, die met zichtbare afkeer naar het spektakel keek. Ik vroeg me af wat voor religieuze overtuiging hij zou hebben. Het was geen geringe prestatie van hem om zo snel Cromwell te bereiken, deze mannen om zich heen te verzamelen en terug te gaan naar Queenhithe. Toch zag hij er niet moe uit, hoewel ik me uitgeput voelde. De processie schuifelde langs ons heen en we reden verder. Gelukkig begonnen de namiddagschaduwen al te lengen en zorgden de overhangende huizen voor welkome schaduw in de straten.
‘Wat heb je daar in die zak?’ vroeg Barak, toen we door Bishopsgate omhoogreden. Ik legde mijn hand tegen mijn mantel en besefte opeens dat ik Sepultus’ boek onnadenkend in mijn zak had laten glijden.
‘Een boek over alchemie.’ Ik keek hem strak aan. ‘Je houdt me goed in de gaten, nietwaar? Dacht je soms dat de formule tussen die paperassen zat die ik aan vrouw Gristwood gaf?’
Schouderophalend zei hij: ‘Tegenwoordig is geen mens meer te vertrouwen – niet als je in dienst bent van de graaf. Trouwens,’ liet hij er met een brutaal lachje op volgen, ‘je bent advocaat, en iedereen weet dat je advocaten in het snotje moet houden. Wie dat niet doet, maakt zich schuldig aan crassa neglectia, zoals jouw soort dat pleegt te zeggen.’
‘Grove nalatigheid, ja. Je kent dus Latijn?’
‘Reken maar. Ik ken Latijn en ik ken juristen. Veel advocaten zijn hervormers van formaat, is het niet?’
‘Ay,’ antwoordde ik voorzichtig.
‘Is het dan niet amusant dat de advocaten, nu de monniken en broeders zijn verdwenen, nog de enigen zijn die in een zwart gewaad rondlopen, elkaar broeder noemen en proberen de mensen van hun geld af te helpen?’
‘Al sinds er advocaten bestaan worden er grappen over hen gemaakt,’ zei ik kortaf. ‘Het wordt vermoeiend.’
‘Ja, en ze leggen een eed van gehoorzaamheid af, maar niet van armoede of kuisheid,’ zei Barak, weer met dat spotlachje van hem. Zijn merrie kwam goed vooruit door de mensenmassa, zodat ik Chancery de sporen moest geven om hem bij te houden. We reden door Bishopsgate en weldra waren de schoorstenen van Cromwells indrukwekkende, drie verdiepingen tellende huis in zicht.
De laatste keer dat ik er was geweest, een bitterkoude winterdag drie jaar terug, had er voor het zijhek een menigte gestaan. Nu was het een hete zomerdag en had er zich opnieuw een menigte verzameld. De verworpelingen van Londen, gehuld in lompen en zonder schoenen. Sommigen leunden op zelfgemaakte krukken, anderen hadden het pokdalige gezicht vol littekens van een doorgemaakte ziekte. Het aantal werkloze armen in Londen groeide onstuitbaar aan; de ontbinding van de kloosters had honderden bedienden uit die kloosters en kerken op straat gezet, met inbegrip van de ongelukkige zieken uit hun hospitiums en de oude mannen en vrouwen uit hun zorghuizen. De bedeling van de Kerk mocht dan schraal zijn geweest, nu hadden ze helemaal niets meer. Er werd veel gepraat over scholen en ziekenhuizen van liefdadigheid en plannen voor staatsprojecten, maar er was nog niets gedaan. Inmiddels had Cromwell zich de gewoonte van rijke grondbezitters eigen gemaakt om zelf aalmoezen uit te delen – het versterkte zijn aanzien in Londen.
We passeerden de bedelaars en reden door het grote hek voor het huis. Bij de voordeur werden we opgewacht door een bediende. Hij verzocht ons in de hal te wachten, en een paar minuten later verscheen John Blitheman, het hoofd van Cromwells huishouding.
‘Meester Shardlake,’ zei hij, ‘welkom. Dat is lang geleden. Hebt u het zo druk met de wet?’
‘De handen vol.’
Barak, die intussen zijn zwaard had losgegespt, gaf het samen met zijn hoed aan een jonge huisknecht die toe kwam snellen.
‘Hij wacht op ons, Blitheman.’ De steward glimlachte verontschuldigend en ging ons voor door het huis. Een minuut later stonden we voor Cromwells werkkamer. Blitheman klopte zacht aan en direct snauwde zijn meester: ‘Binnen!’
De werkkamer van de eerste minister was nog exact zoals ik me die herinnerde – diverse tafels, overdekt met rapporten en wetsontwerpen: een afschrikwekkend oord, ondanks het binnenstromende zonlicht. Cromwell zat achter zijn bureau. Hij zag er heel anders uit dan wat ik die ochtend van hem had gezien: nu zat hij voorovergebogen in zijn stoel, het hoofd tussen de schouders. En hij keek zo onheilspellend naar ons dat ik huiverde.
‘Wel,’ zei hij zonder plichtplegingen, ‘je trof hen dus vermoord aan.’ Zijn stem klonk strak en kil.
Ik haalde diep adem. ‘Ja, milord. Uiterst wreed.’
‘Mijn mannen zoeken naar de formule,’ zei Barak. ‘Ze breken het huis steen voor steen af, als dat nodig mocht zijn.’
‘En die vrouwen?’
‘Die houden we daar vast. Ze zijn allebei uitzinnig van angst. Ze weten niets. Ik heb mijn mannen gezegd rondvraag te doen bij de naburige huizen of iemand wellicht iets van die aanslag heeft gezien, maar Wolf’s Lane is het soort straat waar bewoners zich alleen met hun eigen zaken bemoeien.’
‘Wie heeft mij verraden?’ fluisterde Cromwell dreigend. ‘Wie van hen?’ Hij fixeerde me met zijn blik. ‘Matthew, wat dacht je ervan toen je het zag?’
‘Ik denk dat het twee kerels zijn geweest die met een bijl de deur openbraken. Ze moeten de gebroeders direct bij hun binnenkomst in de alchemistenwerkplaats hebben vermoord, waar ze aan het werk waren. Daarna stortten ze zich op een hutkoffer die daar stond en sloegen hem aan duigen. Er lag een zak met gouden munten in, maar die lieten ze onaangeroerd liggen. Ik vermoed dat de formule in die hutkoffer lag en dat zij het wisten.’
Cromwells gezicht leek steeds grauwer te worden. Hij perste zijn dunne lippen op elkaar.
‘Dat weet je niet met zekerheid,’ kwam Barak tussenbeide.
‘Ik ben van niets zeker,’ kaatste ik terug, plotseling nijdig. Ik liet mijn stem kalm klinken. ‘Die kerels hebben de rest van de werkplaats niet doorzocht. De boeken stonden op de planken, maar zouden die niet de voor de hand liggende plaats zijn om naar een verborgen papier te zoeken? Bovendien geloof ik dat er een paar flacons van de planken zijn genomen. Me dunkt dat de schoften die deze arme mannen hebben vermoord precies wisten wat ze zochten.’
‘Zodat er geen concrete sporen van hun experimenten zijn achtergebleven,’ zei Cromwell.
‘Zo zie ik het ook, milord.’ Ik keek angstvallig naar hem, maar hij knikte alleen peinzend.
‘Zo zie je maar weer, Jack,’ zei hij plotseling, maar met een hoofdknik naar mij. ‘Leer iets van deze meester in de kunst van het waarnemen.’ Hij richtte zijn donkere blik weer op mij. ‘Matthew, je moet me helpen deze zaak op te lossen.’
‘Milord…’
‘Ik kan het niemand anders bekendmaken,’ zei hij met plotselinge hartstocht. ‘Dat kan ik niet riskeren. Als het de koning ter ore komt…’ Hij slaakte een zucht, een bevend geluid. Dit was voor het eerst dat ik een bange Thomas Cromwell zag.
‘Je moet dit oplossen,’ herhaalde hij. ‘Je krijgt alle bevoegdheden en middelen die je nodig hebt.’
Met bonzend hart stond ik op het fraaie tapijt. Hij had me al eens eerder het onderzoek naar een moord opgedragen, waardoor ik in ellendige omstandigheden was beland, te gruwelijk om ze je voor te stellen. Niet nog eens, dacht ik. Niet nog eens.
Hij scheen mijn gedachten te lezen en plotseling vlamde er woede in zijn ogen op. ‘Christus’ wonden!’ snauwde hij. ‘Ik heb voor jou dat meisje het leven gered. Althans, ik zal haar redden, als jij me helpt; als het nodig is, kan ik Forbizer ertoe dwingen van gedachten te veranderen. Mijn eigen leven zou hier op het spel kunnen staan, net als alles waarin jij ooit hebt geloofd.’ Heel even had ik een visioen van Elizabeth, die met een wezenloze blik in haar ogen in haar cachot lag. Ook besefte ik dat één woord van Cromwell voldoende was om ook mij in de gevangenis te doen gooien, omdat ik al te veel wist.
‘Ik zal mijn best doen, milord,’ zei ik.
Hij staarde me langdurig aan, voordat hij een gebaar maakte naar Barak. ‘Jack, de bijbel. Voordat ik jou meer vertel, Matthew, moet ik je vragen te zweren dat je deze zaak geheimhoudt.’
Barak legde een kostbare uitvoering van de nieuwe Great Bible – die op last van de koning in iedere kerk moest liggen – op het bureau. Ik bekeek het titelblad, geïllustreerd met prachtige kleuren: koning Hendrik op de troon, die exemplaren van Gods Woord uitreikte, via Cromwell aan zijn rechterzijde en aartsbisschop Cranmer aan zijn linkerzijde, die de boeken doorgaven aan de mensen. Ik slikte en legde mijn hand op het boek.
‘Ik zweer dat ik de aangelegenheid van het Griekse Vuur geheim zal houden,’ zei Cromwell me voor. Terwijl ik de woorden nazei, had ik het gevoel alsof ik de sleutel van een stel handboeien omdraaide die me opnieuw aan hem ketenden.
‘En zal u helpen zo goed als in mijn vermogen ligt.’
‘Zo goed als in mijn vermogen ligt.’
Cromwell knikte tevreden, hoewel hij nog altijd over zijn bureau gebogen zat, als een kolossaal beest dat op afstand moest worden gehouden. Hij pakte iets van zijn bureau en draaide het met zijn grote handen om: het was het miniatuurportret dat hij me ook al in het Domus Conversorum had laten zien.
‘De zaak van de Reformatie wankelt, Matthew,’ zei hij zacht. ‘Het is zelfs erger dan de geruchten willen. De koning is bang en wordt iedere dag banger doordat Norfolk en bisschop Gardiner hun gif in zijn oren gieten. Zijn angst is dat gewone mensen die de bijbel hebben gelezen de maatschappelijke orde omver zullen stoten, zodat er een bloedige chaos ontstaat, zoals het geval is geweest met die wederdopers in Münster. Radicale hervormers lopen het gevaar op de brandstapel te belanden. Is het je bekend dat Robert Barnes is gearresteerd?’
‘Dat had ik nog niet gehoord.’ Ik haalde diep adem, wilde dit niet horen.
‘De Act of Six Articles die de koning er vorig jaar door heeft gedrukt, brengt ons al halverwege terug bij Rome, en nu wenst hij dat het de lagere klassen verboden wordt de bijbel te lezen. Bovendien vreest hij een invasie.’
‘Onze verdedigingswerken…’
‘Zullen niet bestand zijn tegen een gezamenlijke aanval van Frankrijk en Spanje. Koning Frans en keizer Karel hebben het met elkaar aan de stok gehad, zodat het gevaar voorlopig is geweken, maar daar kan weer verandering in komen. Schilder je nog voor je genoegen, Matthew?’
Ik staarde hem aan, verbaasd over deze plotselinge koersverandering. ‘Al een tijdje niet gedaan, milord.’
‘Vertel me wat je van dit portret vindt.’
Ik bestudeerde het. De vrouw was jong en mooi, maar met een wat dommige uitdrukking op het gezicht. Het beeld was zo helder dat je je kon voorstellen dat je door een ruit naar haar keek. Aan haar met juwelen en parels bezette hoed en hooggesloten kraag te oordelen moest ze welgesteld zijn.
‘Dit is schitterend,’ zei ik. ‘Het zou bijna van Holbein kunnen zijn.’
‘Het ís van Holbein. De dame is Anna van Kleef, nu onze koningin. Ik heb dit gehouden toen de koning het me voor de voeten smeet.’ Hij schudde het hoofd. ‘Ik had gedacht dat ik onze verdediging en ons gereformeerde geloof tegelijkertijd zou kunnen versterken door de koning de dochter van een Duitse hertog te laten huwen.’ Met een kort, verbitterd lachje liet hij erop volgen: ‘Na de dood van onze koningin Jane heb ik twee jaar gezocht naar een buitenlandse prinses voor hem. Dat was niet eenvoudig. Hij heeft een zekere reputatie.’
Hij werd onderbroken door een zacht kuchje. Barak stond bezorgd naar zijn meester te kijken.
‘Jack wil me waarschuwen dat ik te veel zeg. Echter, jij hebt me gezworen, nietwaar, Matthew, dat je je mond stijf dichthoudt?’ Zijn harde bruine ogen leken zich in de mijne te boren toen hij die woorden benadrukte.
‘Jawel, milord.’ Ik voelde hoe mijn voorhoofd begon te zweten.
‘Uiteindelijk stemde de hertog van Kleef ermee in dat we een van zijn dochters zouden nemen. De koning wenste Anna te zien voordat hij toestemde in een huwelijk, maar de Duitsers vatten dat op als een belediging. Dus heb ik meester Holbein naar Kleef gestuurd om haar portret te schilderen. Per slot van rekening is hij geniaal in het maken van exact gelijkende portretten, is het niet?’
‘Niemand in Europa kan hem dat verbeteren.’ Ik aarzelde. ‘En toch…’
‘Wat is precies een exacte gelijkenis, eh, Matthew? We zien er in ander licht allemaal anders uit en een gezicht valt niet in één oogopslag te vangen. Ik heb Holbein verzocht haar in het gunstigste licht te schilderen. Dat heeft hij gedaan – en dat was mijn volgende fout. Begrijp je?’
Ik dacht even na. ‘Het gezicht is recht van voren genomen…’
‘Pas als je haar en profil ziet, begin je te beseffen hoe lang die neus van haar is. Ook verraadt dit portret niets van haar sterke lichaamsgeur, of dat ze geen woord Engels spreekt.’ Zijn schouders hingen af. ‘Toen ze in januari in Rochester landde, had de koning op het eerste gezicht een hekel aan haar. En nu heeft de hertog van Norfolk de koning zijn nicht voorgehouden en haar bijgebracht hoe ze zijn hoofd op hol kan brengen. Catherine Howard is mooi en nog geen zeventien, en ze heeft hem aan de haak. Als hij haar ziet, begint hij bijna te kwijlen als een hond voor een lap rauw vlees. Mij verwijt hij dat ik hem met die merrie uit Kleef heb opgezadeld. Als hij echter met de nicht van Norfolk trouwt, zijn de Howards uit op mijn dood en komt Engeland weer onder het gezag van Rome.’
‘En dan is alles wat er de afgelopen tien jaar is gebeurd,’ zei ik langzaam, ‘al dat leed en al die doden, voor niets geweest.’
‘Erger dan voor niets. Dan ontstaat er een kliek van hervormers in vergelijking waarmee de inquisitie van Thomas More zachtzinnig zal lijken.’ Hij balde zijn grote vuisten, stond op en liep naar het raam om uit te kijken over het gazon. ‘Ik doe wat ik kan om ze in diskrediet te brengen en probeer paapse samenzweringen aan het licht te brengen. Ik heb lord Lisle laten oppakken, en bisschop Sampson; die zitten nu in de Tower, ik heb ze de pijnbank laten zien. Ik heb echter niets gevonden – helemaal niets.’ Hij draaide zich om naar mij. ‘Toen vertelde ik de koning van dat Griekse Vuur. Hij kan bijna niet wachten op de demonstratie; hij is verzot op oorlogswapens en vooral ook oorlogsschepen. Volgens hem zal de Engelse marine de grootste ter wereld worden en de Fransen wegvagen van de zuidkust. Hij en ik zijn weer vrienden.’ Weer balde hij zijn vuisten. ‘Een vreemde mogendheid zou een vermogen over hebben voor die formule. Ik plaats extra spionnen in de huizen van de ambassadeurs en laat alle havens bewaken. Matthew, ik moet die formule veilig en wel in handen hebben, vóór de demonstratie. Het is vandaag de negenentwintigste mei. We hebben nog maar twaalf dagen.’
Op dat moment, onverhoeds, voelde ik een merkwaardige emotie tegenover Thomas Cromwell: ik had met hem te doen. Ik hielp mezelf echter herinneren dat een verscheurend, in een hoek gedreven dier het gevaarlijkst is.
Hij ging weer zitten en liet het miniatuur in zijn mantelzak glijden. ‘Michael Gristwood was genoodzaakt drie tussenpersonen in te schakelen voordat hij mij bereikte. Zij zijn de enige anderen die van het bestaan van het Griekse Vuur weten. Twee ervan zijn advocaat – mannen van Lincoln’s Inn die jij kent. De eerste is Stephen Bealknap…’
‘O god, nee, niet Bealknap. Grote god, hij is wel de laatste man op aarde die te vertrouwen is. En ze kregen ruzie?’
‘Ik heb zoiets gehoord. Ze moeten het hebben bijgelegd.’
‘Ik heb een zaak waarin ik Bealknap tegenover me heb.’
Cromwell knikte. ‘Ga je die winnen?’
‘Ay, als er enige gerechtigheid is.’
Hij gromde. ‘Praat met hem, zoek uit of hij er met iemand anders over heeft gesproken. Ik betwijfel dat, want ik heb Gristwood opgedragen hem namens mij te zeggen dat hij zijn mond moest dichtnaaien.’
‘Bealknap is altijd bedacht op zijn veiligheid. Hij is echter een hebzuchtige schurk.’
‘Zoek het uit.’ Hij wachtte even. ‘Toen Gristwood Bealknap vertelde van het Griekse Vuur, heeft hij goed nagedacht voordat hij een geschikt iemand vond die toegang bij mij heeft. Hij ging naar Gabriel Marchamount.’
‘O? Ze hebben in het verleden wel meer samen iets gedaan, dat weet ik, maar Bealknap was te louche naar Marchamounts smaak.’
‘Marchamount verkeert in semipaapse kringen. Daar maak ik me zorgen over. Ondervraag hem óók. Bedreig hem desnoods, of kom bij hem in het gevlij of bied hem goud aan – het kan me niet schelen hoe, zolang je zijn tong losmaakt.’
‘Ik zal het proberen, milord. En de derde tussen…?’
‘Marchamount ging met het verhaal naar een gemeenschappelijke kennis van ons. Lady Honor Bryanston.’
Mijn ogen werden groot van verbazing. ‘Ik liep haar nog maar enkele dagen geleden tegen het lijf. Ze heeft me uitgenodigd voor een van haar diners.’
‘Ja, ik heb je naam aan haar tafel laten vallen, vorige week, toen ik overwoog of ik jou in de arm moest nemen om de formule van de Gristwoods los te krijgen. Dat is prima, ga er gerust heen. Praat ook met haar.’
Ik dacht even na. ‘Zal ik doen, milord. Maar als ik tot de kern van deze zaak moet doordringen…’
‘Ja?’
‘Zal ik meer moeten weten over dat Griekse Vuur. Ik zal de stappen die naar uw demonstratie hebben geleid, terug moeten volgen.’
‘Als je dat nodig acht… Maar bedenk goed, de tijd dringt. Barak hier kan je alles over de demonstraties vertellen, en hij kan je ook naar Deptford brengen, zodat je met eigen ogen kunt zien waar ze zijn gegeven.’
‘En ik zou met de bibliothecaris van dat klooster kunnen gaan praten. Wellicht zal ik St. Bartholomew’s moeten bezoeken om te zien waar dat document precies gevonden is.’
Zijn glimlach was ijskoud. ‘Jij gelooft nog niet zo erg in dat Griekse Vuur, eh? Doe dat. Vraag naar Bernard Kytchyn, broeder Bernard de bibliothecaris, zoals hij werd genoemd. Ik heb geprobeerd hem op het spoor te komen sinds lady Honor met het verhaal bij mij kwam. Om te zorgen dat ook hij zijn mond zou houden. Hij is echter spoorloos verdwenen, net als de helft van al die monniken.’
‘Misschien kom ik iets te weten bij het Hof van Augmentatie; hij moet een regeling hebben getroffen om zijn pensioen te ontvangen.’
Cromwell knikte. ‘Dat is het territorium van Rich. Je zou echter kunnen zeggen dat het verband houdt met een van je rechtszaken.’ Hij keek me scherp aan. ‘Ik wil niet dat sir Richard hier lucht van krijgt. Ik heb hem omhooggebracht, tot in de raad des konings, maar hij weet van de samenzweringen tegen mij en zal dadelijk overlopen naar de tegenpartij zodra hij meent zichzelf in bescherming te moeten nemen. Als hij naar de koning stapt met de mededeling dat ik het Griekse Vuur heb verloren…’ Hij trok zijn wenkbrauwen hoog op.
‘Ook zou ik nog eens met vrouw Gristwood willen praten,’ hernam ik. ‘Ik had het gevoel dat ze iets voor me verzweeg.’
‘Goed. Prima.’
‘Er is een geleerd man die ik zou willen consulteren. Een artsenijmenger.’
Hij fronste zijn voorhoofd. ‘Toch niet die zwarte monnik uit Scarnsea?’
‘Hij is een geleerd man. Ik zou hem alleen, als dat nodig mocht zijn, om raad willen vragen over alchemie. Ik wil hem er niet verder bij betrekken dan nodig is.’
‘Op voorwaarde dat hij niets hoort over het Griekse Vuur. Driehonderd jaar geleden gingen er geruchten dat het zou zijn herontdekt en het Concilie van Lateranen het gebruik ervan heeft verboden. Het was te gevaarlijk, zeiden ze. Een voormalige monnik zou zich daar misschien aan gebonden achten. Of misschien zou hij het Frankrijk of Spanje in handen willen spelen, waar de broeders van deze monnik nog volop floreren.’
‘Dat zal hij niet doen. Ik wil hem echter niet in gevaar brengen.’
Cromwell glimlachte onverwachts. ‘Ik zie dat deze zaak je intrigeert, Matthew.’
‘Ik zal me er grondig mee bezighouden.’
Hij knikte. ‘Kom gerust naar me toe als je iets nodig hebt. Tijd is echter van het grootst mogelijke belang. Je zult snel moeten werken. Je hebt Jack om je te helpen, hij staat tot je beschikking.’
Ik staarde naar Barak. Hij moet aan mijn gezicht hebben gezien wat er in me omging, want hij glimlachte sarcastisch.
‘Ik werk tegenwoordig alleen,’ zei ik.
‘Je hebt hier hulp bij nodig. Jack zal bij je logeren. Je went wel aan zijn ruwe optreden.’
Ik had al ontdekt dat Barak mij niet vertrouwde. De gedachte kwam bij me op dat dit wellicht ook gold voor Cromwell, of voor een deel. Daarom had hij Barak nodig om mij in het oog te houden.
Ik aarzelde. ‘Uwe Genade,’ waagde ik, ‘ik zal ook wat tijd moeten besteden aan de zaak van miss Wentworth.’
Hij haalde zijn schouders op. ‘Mij best. En Jack zal je ook daarbij helpen. Maar deze kwestie komt eerst.’ Hij fixeerde me weer, met die harde bruine ogen. ‘Als jij faalt, loopt iedereen die in connectie met mij staat gevaar. Dat geldt dus ook voor jullie leven.’ Hij rinkelde met een tafelbelletje en Grey kwam binnen, vanuit een belendend vertrek. Zijn gezicht stond zorgelijk. ‘Grey weet ervan. Houd me op de hoogte van je vorderingen – iedere dag. Elk nieuwtje, alles wat je wilt. Stuur het via Grey. Niemand anders.’
Ik knikte.
‘Ik kan nu niemand vertrouwen,’ zei hij grommend. ‘Zelfs niet de mensen die ik aan een zetel in de Raad heb geholpen, en zelfs mijn naaste medewerkers niet, die door Norfolk worden betaald om mij te bespioneren. Maar Grey is al bij me sinds ik nog niemand was, waar of niet, Edwin?’
‘Ay, Uwe Genade.’ Hij aarzelde. ‘Moet meester Barak hier ook bij betrokken zijn?’
Grey tuitte zijn lippen. Cromwell keek hem aan. ‘Matthew hier kan alles doen waarvoor diplomatie is vereist.’
‘Dat… eh… lijkt me het beste.’
‘Jack kan de dingen doen die om een ijzeren vuist vragen, ja?’ Ik keek opzij naar Barak. Hij leek het gezicht van zijn meester te onderzoeken. Opnieuw zag ik die bezorgde blik en ik realiseerde me dat hij vreesde voor diens leven, en wellicht ook voor zijn eigen lot.