28
Het was een lange rit naar huis, onder een brandende zon die het laatste beetje energie dat ik nog had uit me leek te persen. Thuis werd ik opgewacht door Barak. Zijn gezicht stond somber.
‘Nog nieuws?’ vroeg ik.
‘Ik ben bij die ouwe heks Neller geweest om haar te herinneren aan het geld dat u haar had beloofd als ze ons waarschuwde als die hoer terug was. En ik heb haar erop gewezen wat ze kon verwachten van graaf Cromwell als ze op komt dagen en zij ons niet waarschuwt. Ze weet echter niets. Niemand weet iets, alleen degenen die dood zijn, en die zwijgen als het graf. Ik heb ook ontdekt waar Toky en Wright verbleven – een goedkoop logement bij de rivier. Alleen zijn ze gisteren met de noorderzon vertrokken.’
‘Misschien waren ze bang voor de verhalen die nu over hen in omloop zijn.’
‘Ze zijn maar drie dagen in dat logement gebleven. Ik vermoed dat ze steeds verkassen om te voorkomen dat wij ze op het spoor komen. Wat had lady Honor te vertellen?’
‘Dat Marchamount naar haar hand dingt, maar dat ze hem heeft afgewezen; dat was waarover ze hadden gepraat toen ik hen zag. En de hertog van Norfolk doet pogingen wat land van haar los te krijgen, in ruil voor de introductie van haar neef aan het hof. Ze zegt ook dat ze niemand heeft verteld dat ze de documenten heeft ingezien.’
‘Gelooft u haar?’
‘Ze zwoer het op de Bijbel,’ verzuchtte ik. ‘Ze heeft me uitgenodigd om naar dat berengevecht van morgen te komen. Het lijkt me verstandig dat te doen. Gabriel Marchamount zal er ook zijn. Het geeft me de kans haar verhaal te controleren.’
‘Zo te zien loopt dat spoor dus dood. Hoewel u allang blij zult zijn als blijkt dat ze onschuldig is, nietwaar?’
‘Ik moet toegeven dat ik haar mag, maar ik zal mijn sympathie voor een vrouw nooit mijn oordeel laten vertroebelen.’
‘Dat zou iets nieuws zijn.’
Ik keek hem aan; hij maakte zich zorgen over het naderende gesprek, dat kon ik zien, zodat hij probeerde zijn geest te verzetten, ten koste van mij. ‘Ik heb nog iets anders ontdekt.’ Ik vertelde hem van mijn ontmoeting met Norfolk en Rich, alsmede de mogelijkheid dat de monniken de oude soldaat Saint John iets hadden meegegeven in zijn graf.
‘Lijkt me vergezocht,’ zei hij.
‘Ik weet het, maar wat kan kenmerkender zijn voor die oude huurling dan het Griekse Vuur? En die oude monniken konden niet weten dat er ooit een dag zou komen dat hun geliefde kloosterkerkhof door vandalen zou worden geruimd. Ik denk dat ik nog maar eens met Kytchyn ga praten. De graaf weet wel waar hij zit.’
‘Goed. Als u maar niks zegt over ontwijding van het kloosterkerkhof, sir.’
‘Ik weet wel beter.’ Ik stond op. ‘Nou, we moesten maar gaan. We nemen de veerboot.’
‘Hoe is uw nieuwe paard?’
‘Wel rustig,’ zei ik, om eraan toe te voegen: ‘Hij heeft geen persoonlijkheid.’
Barak schoot in de lach. ‘Neem me niet kwalijk! Had ik soms bij de koninklijke stallen om een paard moeten vragen dat praten kon?’
‘Als jij niet in je hum bent, word je altijd vrijpostig,’ zei ik streng. ‘Het is echter niet goed elkaar op de hak te nemen, en bovendien ben ik er te moe voor. Kom mee.’
Tijdens de reis naar Whitehall zeiden we niet veel. Ik merkte dat ik nerveuzer werd toen Whitehall in zicht kwam. De veerboot legde aan bij Westminster Stairs. We stapten uit en passeerden Westminster Hall, op weg naar Whitehall Palace, er vlak achter. Toen we de hoge Holbein Gate naderden, rijkversierd met wapenschilden en van terracotta vervaardigde medaillons van Romeinse keizers, sprak Barak me aan. ‘Misschien hadden we vanmorgen naar Bealknap moeten gaan, om hem te confronteren met Leman.’
‘Het gesprek met lady Honor was even belangrijk.’
Hij keek me onderzoekend aan. ‘U zult toch tegenover Bealknap dreigen dat u hem aan de kaak zult stellen, is het niet, tenzij hij volledig open kaart speelt? Geen advocaten die elkaar dekken?’
‘Reken maar. Ook al zal mijn naam in Lincoln’s Inn voorgoed verpest zijn als Bealknap voor de secretaris moet verschijnen. Advocaten worden niet geacht over elkaar een boekje open te doen. Hoe dan ook, ik zal het doen.’ Ik keek hem strak aan. ‘Wat heb je over mij gezegd, overigens, toen je rapport uitbracht bij de graaf? Kom, je moet toch iets hebben gezegd?’
‘Dat is vertrouwelijk,’ zei hij onbehaaglijk.
‘Ik wil weten wat ik kan verwachten.’
‘Ik heb niets gedaan dan rapporteren wat we hebben gedaan,’ antwoordde Barak nuchter. ‘Ik heb in geen geval een ongunstige mening over u geuit, als u het dan per se weten wilt. Helaas zet dat allemaal geen zoden aan de dijk. Wat hij wil, is vorderingen zien.’
Hij liep verder, de machtige poort door, die ons een paar ogenblikken van meer dan welkome schaduw gunde. Overal werd er gebouwd; half gereedgekomen tennisbanen en gebouwen met gastenverblijven die uit de grond werden gestampt. Overal om ons heen steigers; overal zweefde stof. De koning had verklaard dat hij van plan was Whitehall Palace tot het mooiste paleis in heel Europa te maken. We liepen het bordes op van het gebouw dat bekend was als de Privy Gallery, waar Cromwells kanselarij was gevestigd. Barak wisselde een woord met de schildwacht en we werden doorgelaten.
Voor ons strekte zich een lange gang uit, rijkelijk verfraaid met tapisserieën. Grote vensters boden uitzicht op een immense tuin. Ik wist dat de koning hier vaak bezoekers ontving. Ik hield mijn adem in toen ik Holbeins enorme fresco van de Tudor-dynastie passeerde, streng bewaakt door een hellebaardier. Deze gigantische muurschildering was in alle opzichten even imposant als ik erover had gehoord. Wijlen de ouders van de koning, Hendrik VII – tegen wie de familie van lady Honor bij Bosworth had gestreden – en diens gemalin, Elizabeth van York, stonden aan weerszijden van een stenen lijkbaar. Beneden hen stond Jane Seymour – de enige gemalin van Hendrik VIII wier herinnering hij leek te willen bewaren – en tegenover haar stond de koning zelf, de handen op de heupen. De schilder had hem uitgebeeld met een rijkversierde mantel om de brede schouders, een met juwelen bestikt hemd en een vooruitspringende kruisbeschermer die zijn viriliteit moest accentueren. Hij leek me recht aan te staren. De gelaatsuitdrukking getuigde van kil gezag, vermengd met iets anders. Lusteloosheid? Woede? Ik huiverde bij de gedachte dat achter Cromwell de woede van de koning zelf schuilging, als het Griekse Vuur niet werd gevonden.
‘Maak voort,’ fluisterde Barak me toe. ‘De graaf wacht op ons.’
‘Natuurlijk, neem me niet kwalijk.’
Barak leek de weg te kennen door de gangen, waarin onze voetstappen luide echo’s veroorzaakten. We passeerden hovelingen en dignitarissen in zwarte toog, stil en bedaard, voor het geval de koning thuis mocht zijn. Ik keek naar buiten, naar de schitterende siertuin, gedomineerd door een fontein die nog steeds een forse waterstraal uitstootte, in weerwil van de droogte. Barak hield stil voor een deur die door een andere hellebaardier werd bewaakt. We werden toegelaten in een secretariaat, waar Grey, alomtegenwoordig als altijd, achter een bureau was gezeten. Hij stond op om ons te verwelkomen. Net als de vorige keer lag er een nerveuze trek op zijn geleerde vollemaansgezicht.
‘Meester Shardlake. Is er al wat meer nieuws? Ik heb de berichten van Barak ingezien. Er is nog maar zo weinig tijd…’
‘Ons nieuws is bestemd voor de graaf,’ zei Barak scherp.
Grey keek hem aan en knikte toen. ‘Goed dan. Barak… Ik wilde jullie alleen even waarschuwen – hij is niet in een goed humeur. En hij heeft de hertog van Norfolk binnen; die is al twee uur hier.’
‘Is het werkelijk?’ zei ik. ‘Ik heb de hertog vanmorgen al gezien, in Smithfield. Was hij samen met Richard Rich?’
Grey schudde spijtig het hoofd. ‘Alle oude vrienden van de graaf zweren tegen hem samen. Is het niet wreed?’ Hij staarde nerveus naar een deur en boog zich naar me toe. ‘Zo-even hoorde ik ze tegen elkaar schreeuwen.’ Hij beet angstig op zijn lip, wat me een ogenblik aan Joseph deed denken.
‘Zullen we wachten?’ vroeg Barak.
‘Ja, ja. Hij wíl u spreken.’
Grey zweeg geschrokken, toen de binnendeur werd opengegooid. De hertog beende naar buiten. Hij smeet de deur achteloos achter zich dicht, een vergrijp tegen de welgemanierdheid dat ik nauwelijks kon geloven, voordat hij zich tot ons wendde, met een wolfachtige grijns op zijn lange gezicht. Ik maakte een diepe buiging.
Norfolk lachte ruw. ‘Jij weer! Je schijnt vastbesloten te zijn te zorgen dat ik je niet vergeet!’ Zijn borende blik was een en al boosaardigheid, nu de beleefdheid die hij had voorgewend toen ik hem en Rich tegen het lijf liep was verdwenen. Hij knikte. ‘De vriend van een ketter. Geen zorg, meester Shardlake, ik heb je in mijn vizier.’ Nu wendde hij zich tot Barak. ‘En dat geldt ook voor jou, jonge vriend met de joodse naam. Wist je dat een paar Spaanse kooplieden hier in de stad zijn ontmaskerd als joden? De Spaanse ambassadeur eist hun uitlevering – om hen te verbranden, misschien? Gods dood, overal ketters!’ Nu richtte hij zich tot Grey. ‘En jij ook, vrind, jullie staan in mijn geheugen gegrift.’ Hij knikte triomfantelijk naar ons, beende weg en smeet ook de deur van de kanselarij achter zich dicht.
Barak brieste van woede. ‘De klootzak.’
Grey slikte moeizaam. ‘Hij kraait victorie, alsof hij nu al de lakens uitdeelt.’ Hij staarde een ogenblik naar de binnendeur, stond toen op, klopte zenuwachtig aan en liep naar binnen. Enkele ogenblikken later kwam hij terug. ‘Graaf Cromwell kan u ontvangen.’ Nu we naar de deur liepen, zonk het hart me in de schoenen bij de gedachte aan de stemming waarin hij nu moest verkeren. Cromwell zat achter een met stapels paperassen overdekt bureau, in een groot kantoor waarvan de muren volledig achter boekenplanken en gordijnen schuilgingen. Ik zag dat hij een schitterende globe van de wereld had, mét de Nieuwe Wereld met zijn gekartelde kustlijnen en nog door niemand verkende binnenlanden waarin grote monsters rondzwierven. Hij zat roerloos, zonder enige uitdrukking op zijn vierkante, zware gezicht. Zijn ogen waren peinzend op ons gericht toen we diep voor hem bogen.
‘Wel, Matthew,’ zei hij zacht. ‘Jack…’
‘Uwe Genade.’
Hij droeg vandaag een eenvoudige bruine mantel, waarop alleen zijn gouden ambtsketen voor enige kleur zorgde. Hij frunnikte even aan de keten, voordat hij zijn hand uitstak naar een pen, een fraaie pauwenveer met iriserende kleuren in de vorm van een groot oog. Hij speelde er wat mee, keek naar het oog, leek diep in gedachten verzonken. Toen glimlachte hij flauwtjes en knikte naar de deur.
‘Volgens Grey heeft de hertog zich in het secretariaat schandelijk gedragen.’
Ik kon geen antwoord bedenken. Cromwell sprak verder, op dezelfde zachte, redelijke toon. ‘Hij kwam eisen dat ik bisschop Sampson vrijlaat uit de Tower. Ik zal trouwens wel moeten; we hebben hem er niet toe gekregen het een of andere complot te onthullen, zelfs niet toen ze hem de pijnbank toonden.’ Hij keek weer naar het oog in de pauwenveer en begon hem te plukken. ‘De papen zijn sluwer dan de sluwste vos; ze houden hun complotten zo geheim dat ik niets heb kunnen ontdekken dat de koning aanleiding zou geven zich tegen Norfolks factie te keren. Zelfs geen gerucht.’ Hij schudde het hoofd en zei toen toegeeflijk: ‘Jack hier heeft me verteld dat jij druk bezig bent geweest met een zaak tegen die Bealknap; je bekeek een van zijn bezittingen toen je werd aangevallen?’
‘Inderdaad, Uwe Genade.’
Zijn stem bleef zacht, maar toen hij weer sprak vonkten zijn ogen van woede. ‘Dus jij verdoet je tijd met trivialiteiten terwijl het enige wat mij in staat kan stellen de gunst van de koning te behouden, dat Griekse Vuur, verdwenen blijft en de dieven iedereen die er iets van weet onder jouw neus afslachten?’
‘We zijn erin geslaagd vrouw Gristwood en haar zoon aan het praten te brengen, en ook die voormalige monnik…’
‘En ze hadden geen van allen veel te vertellen.’
‘We hebben er hard aan gewerkt, Uwe Genade,’ waagde Barak.
Cromwell negeerde hem. Hij boog naar voren en richtte de verminkte pen op mij. ‘We hebben nog maar één week – zeven dagen voordat die demonstratie er moet komen. De koning houdt nu vast aan zijn scheiding van koningin Anna, en ik ben degene die er een mogelijkheid toe moet vinden. Daarna trouwt hij met dat hoertje, Catherine Howard, en dan is Norfolk niet meer weg te slaan uit zijn privévertrekken, waar hij hem zal overhalen mij te laten executeren omdat ik hem aan die Duitse trut heb gekoppeld. Het Griekse Vuur is nu mijn enige mogelijkheid om hem aan mijn kant te houden; als ik hem dat kan geven, zal hij mij in dienst houden en dan kan ik misschien het tij doen keren voordat de Howards ons weer onder het juk van Rome brengen.’ Hij legde de resten van de pen neer en leunde achterover. ‘Misschien zal hij me dan toestaan te blijven leven.’ Zijn zware lijf leek licht te huiveren toen hij dat laatste woord uitsprak. ‘De koning kan dankbaarheid tonen,’ mompelde hij zacht, alsof hij in zichzelf praatte. ‘Werkelijk.’ Met de schrik om het hart besefte ik opeens dat hij zich geen raad meer wist. Hij knipperde met zijn ogen en staarde me weer aan.
‘Nou? Is er verder nog nieuws? Heb je ook maar iets bereikt, behalve mij die kleine menagerie van doodsbange idioten op mijn dak sturen?’
‘Ik moest ontdekken wat zij wisten, Uwe Genade.’
‘Jij geloofde niet in de authenticiteit van dat Griekse Vuur, is het wel?’ vroeg hij bot.
Nerveus verplaatste ik mijn gewicht. ‘Ik moest tot de kern van dit raadsel…’
‘Nu geloof je er wel in?’
Ik aarzelde. ‘Ja.’
‘Nou, hoe staat het dan met de verdachten, degenen die ertoe doen?’
‘Ze zeggen allemaal van niets te weten. Ik heb lady Honor scherp verhoord.’ Ik herhaalde alles wat ze mij had verteld.
Hij knorde. ‘Een voortreffelijke vrouw. Mooi.’ Zijn ogen boorden zich weer in de mijne. Ik vroeg me af of Barak hem had verteld dat ik een zwak voor haar had. Ik herinnerde me nu dat Cromwell weduwnaar was; van zijn enige zoon, Gregory, werd verteld dat hij niet veel voorstelde, net als de jonge Henry Vaughan.
‘Ik ben voornemens haar verhaal te verifiëren bij Marchamount.’
‘Alweer zo een die volhoudt niets te weten. En die Bealknap is nummer drie.’
‘Bealknap zal toch bepaalde vragen moeten beantwoorden. Ik heb een manier ontdekt om hem onder druk te zetten; ik kan dreigen om een paar van zijn louche zaken aan de kaak te stellen. Vanmiddag nog ga ik naar hem toe.’
‘Aan de kaak stellen? Tegenover het bestuur van Lincoln’s Inn?’
‘Ja.’
Hij knikte goedkeurend. ‘Het is je dus ernst.’
‘Ik zal hem ondervragen over zijn relatie met Richard Rich.’
Cromwells gezicht versomberde bij die naam. ‘Ja, da’s waar ook, je hebt hem toegevoegd aan je lijst van mogelijke verdachten, zei Barak. Zowel hij als Norfolk.’ Met plotseling opvlammende woede keek hij even opzij naar de gesloten deur. Ik huiverde bij de gedachte aan wat hij de hertog zou aandoen als hij hem in zijn macht had.
‘Ze zijn cliënten van respectievelijk Bealknap en Marchamount.’ Ik aarzelde. ‘Ik heb die twee vanmorgen samen gezien, bij Barty’s. Ik vroeg me af…’
‘Wel?’
‘Ik vroeg me af of ze misschien samenspannen over het een of ander.’
‘Iedereen spant samen met iederéén! Al mijn protegés hebben me laten vallen of zijn spionnen en vijanden geworden, alleen maar bedacht op het behoud van hun zetel in de raad des konings als het tij zich tegen mij keert.’ Hij keek me weer aan. ‘Als Bealknap Rich op de hoogte heeft gebracht van het Griekse Vuur, kan Rich het aan Norfolk hebben overgebriefd.’
‘We kunnen er alleen naar gissen, Uwe Genade.’
‘Zeg dat wel,’ knikte hij grimmig.
‘Ik ben aan de weet gekomen dat ze bezig zijn de monniken van Barty’s op te graven, en dat ze van plan zijn ook het kerkhof van het hospitium te ruimen. Ik ben op de gedachte gekomen dat die oude soldaat, Saint John, wellicht iets over het Griekse Vuur heeft meegekregen in zijn graf. Het zou voor ons een manier kunnen zijn om aan wat van dat spul te komen. Ik was van plan er met Kytchyn over te praten.’
Hij knikte. ‘Het is het proberen waard, neem ik aan. Als ik er een beetje van had, zou ik de koning tenminste kunnen zeggen dat we er misschien meer van kunnen maken. Doe het, maar zorg dat Rich niet ontdekt waar je mee bezig bent. Vraag Grey naar het adres van het huis waarin ik Kytchyn en vrouw Gristwood heb laten onderbrengen. Hij is de enige die iets kan weten. Bijna de enige die nu veilig is. En spreek die Bealknap zo gauw mogelijk aan. Los dit op, Matthew,’ zei hij met plotselinge hartstocht. ‘Los dit op!’
‘Dat zullen we, Uwe Genade,’ zei Barak.
Cromwell verzonk in gepeins. Toen vroeg hij: ‘Heb je dat fresco van Holbein gezien, toen je hierheen wandelde?’
‘Inderdaad, Uwe Genade.’
‘Ik dacht wel dat het je zou aanspreken. Realistisch, nietwaar? Zien de figuren er niet uit alsof ze zo de gang in kunnen stappen?’ Hij nam de pen weer op en rukte aan de resterende vaantjes. ‘De koning in al zijn luister, met gespierde dijen en zo sterk als een trekpaard. Je zou hem nu eens moeten zien; dat zwerende been van hem bezorgt hem zoveel ellende dat ze hem in een wagentje rond moeten rijden.’
‘Uwe Genade,’ zei Barak vlug, ‘het is gevaarlijk om op deze manier over de…’
Cromwell wuifde het weg. ‘Het lucht me op om te praten, dus luister maar. Ik ben ervan overtuigd dat er geen prinsjes meer zullen komen; de man is te ziek om er nog toe in staat te zijn. Ik denk dat dát de reden was dat hij zo schrok toen hij Anna van Kleef te zien kreeg; hij zal zich hebben gerealiseerd dat hij zijn lid voor haar niet omhoog zou krijgen. Ik vermoed dat hij hoopt dat wel te kunnen bij de mooie kleine Catherine, maar ik betwijfel het.’ Hij trok de laatste vaantjes uit de pen en smeet de kale pen neer. ‘En als hij het niet kan, zal Catherine over een jaar of zelfs minder de gebeten hond zijn, net als koningin Anna nu. Dan zal Norfolk ontdekken dat hij weer uit de gratie is. Ik wil overleven tot het zover is.’
Ik had het opeens koud, nu ik hoorde hoe berekenend hij over de koning sprak. Zeggen dat de koning niet in staat zou zijn meer kinderen te verwekken, grensde aan hoogverraad. Cromwell keek op en zijn gezicht stond grimmig.
‘Daar schrikken jullie even van, is het niet?’ Hij keek van Barak naar mij. ‘Als jullie falen en die demonstratie er niet komt, zullen de gevolgen ernstig zijn. Jullie hebben Norfolk gehoord. Zorg dus dat je slaagt.’ Hij slaakte een diepe zucht. ‘Zo, laat me nu alleen.’
Ik deed mijn mond open, maar Barak raakte mijn arm aan en schudde vlug nee. We bogen opnieuw en vertrokken. Barak sloot de deur achter ons, heel zacht. Grey keek zorgelijk naar ons op. ‘Zijn er nog instructies?’ vroeg hij.
‘Nee.’ Ik wachtte. ‘Alleen dat u mij het adres moet geven waar heer Kytchyn verborgen wordt gehouden.’
‘Wacht, ik heb het hier.’ Hij zocht in een lade, schreef het op en reikte het me aan. ‘Hij en de Gristwoods zijn merkwaardige huisgenoten,’ zei hij, proberend te glimlachen.
‘Dank u. Houd u taai, heer Grey,’ liet ik er zacht op volgen. We verlieten het secretariaat en wandelden zwijgend door de galmende gangen tot we weer in het zonlicht stonden. Toen bleven we staan en we keken elkaar aan. Barak haalde diep adem.
‘Ik ben toe aan een bier,’ zei hij.
‘Nee.’ Ik keek op naar de torenklok. ‘Het is al over tweeën; Leman zal nu wel bij mij thuis zijn. We moeten Bealknap de oren wassen.’