33

Laat uw hart niet bezwaren door wat voorbij is. THE RAMAYANA

ATLANTA, GEORGIA

Op de ochtend van 24 maart gaf het gerechtshof van Fulton County toestemming voor het vertrek van Sita naar India. Zowel de Amerikaanse als de Indiase regering was van mening dat Sita door agent Dodd van slachtofferhulp naar huis moest worden begeleid en dat Thomas werd aangewezen als hun officiële escorte.

      De zaakwaarnemer bij de Indiase ambassade regelde dat ze op het vliegveld van Mumbai zouden worden opgewacht door iemand van het CBI. Nadat het onderzoek van de Internationale Organisatie van Migratie was afgerond, zou Sita bij haar zusje Ahalya geplaatst worden in het opvangtehuis van de Zusters van Genade. Op Thomas’ aandringen diende agent Pritchett een speciaal verzoek in om alles vóór het Holifeest af te ronden, iets wat geestdriftig door de diplomaat werd toegejuicht.

      Toen alle puzzelstukjes eindelijk op hun plaats lagen, bracht Pritchett hen naar het vliegveld. Agent Dodd, een moederlijke vrouw van ergens in de veertig, zat voorin in de passagiersstoel en Thomas en Sita zaten achterin. Na zestien dagen gevangen te hebben gezeten in een wirwar van bureaucratische regels, liep Sita over van de vragen over haar zusje. Thomas beantwoordde ze stuk voor stuk zo goed hij kon, zonder de dingen mooier te maken dan ze waren. Het enige waar hij niets over zei was Ahalya’s zwangerschap, omdat hij dacht dat Ahalya dat liever zelf aan haar zusje zou willen vertellen.

      Op het vliegveld escorteerde Pritchett hen door de beveiliging en bracht hen naar de gate. Uiteindelijk schudde hij Thomas de hand en herinnerde hij hem er met een verontschuldigend lachje nog eens aan dat hij een geheimhoudingsverklaring had ondertekend. Toen hurkte hij voor Sita neer en gaf haar een speldje van de vlag van Amerika.

      ‘Weet je,’ zei hij, ‘ik heb een dochter van jouw leeftijd. Ze is het licht in mijn leven. Ook af en toe een lastpak, maar dat hoort erbij. Mag ik je uit naam van alle agenten die jou hebben ontmoet zeggen dat het een eer is je te mogen kennen?’

      Sita omhelsde Pritchett verlegen en liep toen achter Thomas en agent Dodd aan naar de rij passagiers die stonden te wachten om aan boord te gaan.

De volgende avond laat vlogen ze boven de uitgestrekte, met lichtjes bestrooide stad Mumbai. Er stonden twee CBI-agenten bij de gate op Thomas en Sita te wachten. Die loodsten hen door de douane en namen hen mee naar een langs de stoeprand geparkeerde landrover. Een van de agenten haalde hun bagage van de band en toen vertrokken ze.

      Sita keek de hele weg ingespannen naar de middernachtelijke stad. Nu ze weer in Moeder India terug was, wekte dat veel tegengestelde emoties in haar op: woede en medelijden over Ahalya’s verkrachting, opnieuw het verdriet om de dood van haar familie, verwarring over de toekomst, en angst omdat ze wist dat Suchir in de buurt was. Maar ondanks alle vrees die haar terugkomst ook met zich meebracht, kon haar overweldigende gevoel van opluchting door niets worden tenietgedaan. Het weer kunnen inademen van de zware, plakkerige lucht van Mumbai was heerlijk: het herinnerde haar aan alles waarom ze zoveel van haar land hield. Dit was haar volk, dit was haar land.

      India had haar verwond, maar ze dankte er haar leven aan.

De CBI-agenten – die zich hadden voorgesteld met hun achternamen: Bhuta en Singh – brachten hen naar het Taj Land’s End hotel, iets ten zuiden van de Bandstand in Bandra. In de lobby stond Dinesh met een bos bloemen in zijn handen op hen te wachten.

      ‘Leuk optrekje,’ zei hij, terwijl hij Thomas een hand gaf. ‘Jouw idee zeker?’

      Thomas knikte, geroerd dat Dinesh er was.

      ‘De regering wilde haar in een of ander derdeklas hotel aan de rand van het vliegveld stoppen,’ antwoordde hij. ‘Maar ik vond niet dat dat kon. Niet de eerste nacht dat ze weer terug in India is.’ Hij zweeg even. ‘Wat doe je hier eigenlijk? We hadden toch afgesproken dat ik naar jouw appartement toe zou komen?’

      ‘Ik ben hier helemaal niet voor jou,’ zei zijn vriend met een brede grijns. ‘Ik ben hier om Sita te ontmoeten.’

      ‘Sita,’ zei Thomas, terwijl hij zich naar haar toe keerde, ‘dit is Dinesh. Dinesh, Sita.’

      Gara mem svagata hai, chotti bahana,’ zei Dinesh. Hij wenste haar welkom thuis en gebruikte daarbij het familiaire koosnaampje ‘zusje’. ‘Je zult het hier heerlijk vinden.’ Hij gaf de bloemen aan Sita. ‘Deze zijn voor op je kamer.’

      Sita bloosde en was meteen gecharmeerd van hem. Dinesh en zij begonnen in hun eigen taal met elkaar te kletsen, terwijl Bhuta ze incheckte.

      Na een paar minuten verscheen de manager van het hotel die hen naar een suite op de bovenste etage bracht. Na een beetje heen en weer gepraat met de twee CBI-agenten mocht Dinesh met hen mee de kamer in. De manager liet hun een ruime suite zien en overhandigde de sleutels aan de twee agenten. Agent Dodd, die tijdens de vlucht maar heel weinig had geslapen, vond een bank in de slaapkamer en hield de avond voor gezien. Intussen liep Sita naar een van de ramen die uitkeken op de Arabische Zee. Ze bleef daar stilletjes staan en genoot van de aanblik van de sluimerende stad.

      ‘Waar is Ahalya?’ vroeg ze aan Thomas. ‘Wanneer kan ik haar zien?’

      ‘Ze is in de ashram in Andheri,’ zei hij. ‘Morgen zul je haar zien.’

      Sita knikte. ‘Het is prachtig hier.’

      Na een tijdje begon ze te geeuwen.

      ‘De grote slaapkamer is voor jou,’ zei Thomas. ‘Onze vrienden van de regering vinden wel een ander plekje.’

      ‘En jij dan?’ vroeg ze.

      ‘Ik logeer bij Dinesh. Zijn appartement is hier vlakbij. Morgenochtend ben ik er weer.’

      ‘Welterusten dan,’ zei ze en ze zwaaide even terwijl ze de kamer uitging.

De volgende ochtend maakte Dinesh een verrukkelijk ontbijt met gefrituurd Indiaas brood, kikkererwten en Mahim halwa – een stevige boterkoek – dat hij en Thomas meenamen naar het hotel om samen met Sita te gaan ontbijten. Agent Dodd, die er verfrist en tevreden uitzag na een goede nachtrust, koesterde haar halwa en nipte van haar glas chai. Toen ze zag dat Sita naar haar keek, probeerde ze het uit te leggen.

      ‘In Amerika leef ik op Chinese afhaalmaaltijden,’ zei ze. ‘Dit is heel wat lekkerder.’

      Dinesh schoot in de lach. ‘Dan moet je nog maar eens terugkomen naar India.’

      ‘Misschien doe ik dat wel,’ antwoordde de FBI-agente.

      Na het ontbijt haalden de CBI-agenten de landrover en pikten ze iedereen voor het hotel op. Thomas herinnerde agent Singh eraan dat ze om negen uur in de ashram werden verwacht. De CBI-agent keek hem enigszins bevreemd aan en wisselde een blik met Dinesh. Thomas had niet in de gaten dat Singh zijn aanwijzingen niet opvolgde totdat ze de oprit naar de Western Express Highway voorbijreden en de weg langs Mahim Bay bleven volgen.

      ‘De ashram is de andere kant op, hoor!’ riep Thomas uit, terwijl hij Singh op zijn schouder tikte.

      De agent reageerde niet.

      Thomas wierp een blik op Dinesh, die nogal slinks voor zich uit keek. ‘Er is iets aan de hand,’ zei Thomas. ‘Wat ben je van plan?’

      Ik was het niet,’ antwoordde Dinesh. ‘Je zult het wel zien.’

      Op zaterdag was het verkeer in de stad een reusachtige chaos. Ondanks Singhs roekeloze manoeuvres kostte de rit naar Malabar Hill hun bijna anderhalf uur. Toen ze bij Breach Candy op Warden Road waren, vroeg Thomas aan Dinesh: ‘We gaan naar Vrindavan, is het niet?’

      ‘Vrindavan?’ vroeg Sita. ‘De bossen waar Krishna speelde?’

      Dinesh haalde zijn schouders op en Thomas ging achterover in zijn stoel zitten, terwijl er duizend gedachten door zijn hoofd raasden.

      ‘Het is een beetje anders,’ zei hij tegen haar. ‘Maar er zijn overeenkomsten.’

      Toen de landrover het terrein van het huis van Priya’s grootvader opreed, wist Thomas niet wat hij zag. Langs de oprijlaan stond het vol mensen die hen verwelkomden. Hij herkende veel gezichten uit Priya’s omvangrijke familie en in de schaduw van een baniaanboom zag hij Jeff Greer, Nigel, Samantha en de hele staf van CASE staan. Naast Anita stond zuster Ruth, haar bruine habijt wapperde in de wind.

      Surya en Surekha Patel wachtten hen op aan het einde van de oprijlaan. Priya’s vader zag er prachtig uit in een wit linnen pak, en haar moeder was gekleed in een jadegroene sari en straalde iets koninklijks uit. Agent Singh liet de landrover tot stilstand komen en Bhuta opende de achterportieren. Dinesh stapte uit en Thomas wendde zich tot Sita.

      Haar ogen waren groot van verbazing. ‘Wie zijn al deze mensen?’ vroeg ze.

      ‘Sommigen zijn familie van mijn vrouw,’ antwoordde hij. ‘En anderen zijn de mensen die je zusje hebben gered.’

      ‘Waarom zijn ze hier?’

      Thomas schudde zijn hoofd en probeerde te snappen hoe zijn plannen om Holi in de ashram te vieren waren gekaapt en waarom Vrindavan als de nieuwe locatie was gekozen.

      ‘Ze zijn hier allemaal voor jou,’ zei hij, dat wist hij tenminste zeker.

      Thomas stak zijn hand naar Sita uit, maar het meisje leek diep na te denken.

      ‘Je hoeft dit niet te doen, hoor,’ zei Thomas, terwijl hij haar onderzoekend aankeek. ‘We kunnen de auto keren en ergens heen rijden waar je Ahalya helemaal alleen kunt ontmoeten.’

      Sita keek uit het raampje naar alle mensen die zich hadden verzameld. ‘Nee,’ zei ze. ‘Het is Holi. Het is goed om het zo te doen.’ Ze legde haar hand in die van Thomas.

      ‘Welkom thuis,’ zei hij met een glimlach, en hij trok haar het zonlicht in.

      Toen Sita tevoorschijn kwam, barstte de menigte in applaus uit. Ze omklemde Thomas’ hand en hij gaf haar een geruststellend kneepje, terwijl hij de gezichten afzocht op zoek naar Priya. Ze moet hier zijn, dacht hij. Het is niets voor haar om Holi te missen.

      Plotseling ontdekte hij een ander gezicht in de menigte. Het gezicht van Ahalya die uit het groepje CASE-vrijwilligers opdook. Ze rende op Sita af terwijl de tranen over haar wangen stroomden. Ahalya droeg een zonnebloemgele churidaar en op haar voorhoofd een bindi in de vorm van een roos.

      Sita liet Thomas’ hand los en rende haar oudere zusje halverwege tegemoet. Hun omhelzing was bijna te intiem om naar te kijken, maar Thomas kon zijn ogen er ook niet van afhouden.

      De zusjes hielden elkaar eindeloos lang vast, zich onbewust van hun omgeving. Toen ging het moment voorbij en Ahalya liep naar Thomas toe. Ze knielde voor hem neer en raakte zijn voet aan, als teken van diep respect. Daarna stond ze op en keek hem stralend van dankbaarheid aan.

      ‘Dank u,’ fluisterde ze. ‘U hebt mijn leven gered.’

      ‘Heel veel mensen hebben eraan meegeholpen,’ zei hij, terwijl hij zijn ogen vochtig voelde worden.

      ‘Misschien. Maar u had mijn armband om. Ik zal het nooit vergeten.’

      Op het terras begon een muziekgroep traditionele Hindoestaanse muziek te spelen en Surya Patel kwam naar hen toe, hij hield een gouden schaal in zijn handen. Thomas keek de professor in de ogen, op zoek naar een teken van een oordeel of afkeuring, maar zag niets van dat alles. In plaats daarvan stak Surya zijn hand op en vroeg om de aandacht van de babbelende aanwezigen. Familie en vrienden zwegen onmiddellijk.

      Surya sprak hen met luide stem in het Engels toe. ‘Zoals jullie allen weten, heeft het Holifeest vele betekenissen. Het is een dag waarop plezier vooropstaat, we gedenken Krishna en de goedmoedige pret die hij had toen hij met de maagden van het woud speelde. Het is ook de dag waarop we de wisseling van de seizoenen vieren: het einde van de winter en het begin van de lente.’

      Hij hief de glanzende schaal omhoog. In onze familie is het traditie om ieder jaar een kind te kiezen dat de tilak op het voorhoofd van een volwassene mag plaatsen. Daarna kan het feest van de kleuren beginnen en iedereen – zelfs degenen die liever schoon blijven – doet mee. Dat kind is dit jaar natuurlijk Sita Ghai.’

      Hij keerde zich naar Sita toe en hield de kom lager, zodat Sita het helderrode poeder erin kon zien.

      ‘Gelukkige Holi,’ zei Surya. ‘Je zusje en jij zijn altijd welkom in ons huis.’

      Breed glimlachend stak Sita haar duim in het poeder en ging op haar tenen staan om een tilak op Thomas’ voorhoofd te tekenen.

      ‘Voor mij zul je altijd Dada zijn, mijn oudere broer,’ zei ze. ‘Gelukkige Holi.’

      Het publiek begon te juichen. En toen waren er opeens overal zakjes met poeder en glinsterde de lucht van de kleuren. Rode, gele, paarse, blauwe, groene en gouden tinten. Het palet van Holi was het palet van India: koninklijk, zonder schaamte, luisterrijk en waarachtig.

      Surya was echter nog niet helemaal klaar: hij stak zijn hand in het poeder en smeerde Thomas’ gezicht helemaal onder. Thomas moest lachen en hoesten tegelijk en deed zijn best om de korreltjes uit zijn ogen te vegen.

      ‘Gelukkige Holi,’ zei Surya. ‘Ik geloof dat er iemand op je wacht.’

      Toen draaide hij zich om en begon het rode poeder naar zijn familie te gooien. Surekha had een grote mand die gevuld was met zakjes poeder in allerlei kleuren, waarmee Ahalya en Sita zich bewapenden. Ahalya giechelde toen Sita lavendelblauw poeder in haar haren strooide. Ahalya nam op haar beurt Sita’s gezicht in haar handen, en er bleven twee oranje handafdrukken op achter.

      Thomas was intussen op zoek naar Priya. Uiteindelijk ontdekte hij haar op de veranda. Ze stond naar hem te kijken. Zijn hart kneep samen. Hij zigzagde tussen de gasten door en ging de trap op. Een paar passen van haar vandaan bleef hij staan, niet wetend wat hij moest zeggen.

      Priya brak het ijs: ‘Het ziet ernaar uit dat mijn vader je heeft geaccepteerd,’ zei ze.

      Hij raakte de rode verf op zijn gezicht aan. ‘Ja. Maar waarom?’

      Priya wendde haar ogen af. ‘Je hebt indruk op hem gemaakt. En je deed hem aan Ramayana denken.’ Ze wachtte een seconde en vervolgde toen: ‘Toen ik je mail ontvangen had, heb ik hem het nieuws over Sita verteld. Ik heb hem nog nooit zo emotioneel gezien. Tegen mijn moeder heb ik hem zelfs horen zeggen dat hij je verkeerd had beoordeeld, dat je iets had gepresteerd wat de hoogste eer verdient.’

      Thomas haalde adem en dacht aan het beeldje van Hanoeman dat Sita hem had gegeven. Er kwam een woord in zijn hoofd op, bijna alsof het hardop werd uitgesproken. Een woord dat Priya had gekoesterd. Serendipiteit. De gave om bij toeval waardevolle dingen te ontdekken. Een variant op ‘voorzienigheid’. Ja, dacht hij. Er is licht achter de duisternis.

      ‘Dus dit was allemaal een idee van je vader?’ vroeg hij.

      Priya knikte. ‘Ironisch, hè? Jij hebt Sita uit het gevaar gered en hij bereidt haar een koninklijk welkom.’

      Ze liep naar het andere eind van de veranda en hij liep achter haar aan. Ze gingen de trap af en staken het gras over naar een groepje bloeiende bomen. Priya bleef naast een fontein staan.

      ‘Het was een mooi gedicht,’ zei ze, toen ze alleen waren.

      ‘Niet om over naar huis te schrijven.’

      ‘Het ontroerde me,’ antwoordde ze. ‘Ik besefte dat je al het andere wat je hebt gezegd ook meende.’ Ze draaide zich om en keek naar het stromende water. ‘Je moet begrijpen dat ik nooit meer wegga bij mijn familie.’

      Hij knikte. ‘Ja, dat besef ik nu.’

      ‘En ik sta niet toe dat je mij in de steek laat vanwege je werk. Wat je ook besluit te gaan doen, ik moet weten dat ik altijd op de eerste plaats kom.’

      Er verscheen een glimlach op Thomas’ gezicht. ‘Betekent dit dat je me vergeeft?’

      Priya sloot haar ogen. ‘Ik ben je op het strand al beginnen te vergeven, toen je zei dat je van me hield,’ zei ze. ‘Maar ik moest weten of het ook echt waar was.’

      Thomas stak zijn hand uit en raakte haar gezicht aan. Priya draaide zich naar hem toe en hij zag dat er tranen in haar ogen stonden. Toen deed ze een stap naar hem toe, en nog een, tot ze nog maar een paar centimeter van hem af stond. Thomas trok haar in zijn armen.

      ‘Ik ben zo blij dat je naar Mumbai bent gekomen,’ zei ze. ‘Ik dacht dat ik je kwijt was.’

      Hij keek op haar neer en veegde haar haren uit haar ogen.

      ‘Denk je dat je een man wilt kussen die onder de rode poeder zit?’ vroeg hij.

      Haar glimlach begon bij haar mondhoeken en verspreidde zich over haar gezicht totdat dat helemaal straalde.

      ‘Volgens mij passen onze kleuren prima bij elkaar,’ fluisterde ze en ze bewees hem dat ze gelijk had.