22

Mijn reis is lang en duurt heel lang. RABINDRANATH TAGORE

PARIJS, FRANKRIJK

Een paar minuten eerder had Sita bevend en doodsbang op de binnenplaats naast de zwarte Mercedes gestaan. Ze zag dat Dmitri achter het stuur ging zitten en startte, waardoor de auto zoemend tot leven kwam. Shyam ging in het midden van de achterbank zitten, Uncle-ji zat aan zijn ene kant en Aunti-ji ging voorin naast Dmitri zitten. Sita was de laatste die in de auto stapte. Ze ademde diep in en dacht aan de vliegtickets. Intussen wist ze bijna zeker dat die niet alleen voor Uncle-ji, Aunti-ji en Shyam waren. Een ervan was voor haar.

      Naast Shyam staarde ze uit het raampje en probeerde de brandende pijn van de wond op haar schedel niet te voelen. Ze wist nog exact wat zich de avond daarvoor op de binnenplaats had afgespeeld. Natalia, die met steeds een angstige blik over haar schouder voor hen uit had gelopen. Dmitri die haar aan haar haren meesleurde. Hun binnenkomst in de vestibule van het appartement waar de meisjes woonden. De trap die ze op was gesleept. Natalia’s kamer waar ze tegen de muur was gesmeten. Natalia die Dmitri smeekte genade te hebben. Dmitri’s gezicht, een paar centimeter van het hare, zijn adem heet en zwaar van de stank van alcohol. Wat hij haar toen toefluisterde. Ze zou de woorden nooit vergeten.

      ‘Ik weet dat je de kelder hebt gezien. Als je was gebleven, zou ik je wel een lesje hebben geleerd. Maar mijn vader heeft een deal met Dietrich gesloten die meer oplevert.’

      Natalia, die met Dmitri het kamertje uit was gegaan en even later terugkwam in T-shirt en sportbroekje. Het bloed dat ze van Sita’s schedel depte met een paar tissues uit het doosje op het kastje. Het bed dat ze Sita had aangeboden. Maar Sita had haar hoofd geschud en was opgeschoven zodat er ook plaats was voor het Oekraïense meisje. Natalia die naast haar ging liggen en Sita dicht tegen zich aan hield.

      ‘Sorry,’ had ze gefluisterd. ‘Dmitri slechte man.’

      Die ochtend was Dmitri Sita komen halen en had hij een bruine jas op het bed gegooid.

      ‘Van mijn moeder,’ zei hij vol afkeer. ‘Als het aan mij lag, zou je bevriezen.’ Toen nam hij haar mee naar de auto.

Sita staarde door het getinte glas toen de dubbele deuren van het binnenplein opengingen en Dmitri de Mercedes de straat op draaide. Er stonden een man en een vrouw aan de overkant van de straat die allebei naar de auto tuurden. De man was lang en had donker haar en de vrouw droeg een donkerrode jas. Terwijl de auto het straatje in reed, keek Sita om naar het stel op het trottoir. Iets in de man trok haar aandacht. Ze wist zeker dat hij haar niet kon zien, maar ze had het gevoel dat hij haar recht aankeek.

      Plotseling begon de man te rennen. Sita omklemde verrast de armsteun. Ze voelde de auto hard optrekken en besefte dat Dmitri het ook had gezien. Aan het einde van de straat scheurden ze de hoek om, waardoor ze tegen het portier werd aan gesmeten en ze de man uit het oog verloor.

      Toen ze even later nog een keer omkeek, was hij verdwenen.

      Dmitri hield haar via de achteruitkijkspiegel in het oog, belde iemand met zijn mobiele telefoon en sprak een paar onverstaanbare woorden. Ze moest denken aan Navins laatste bezoek aan het restaurant en plotseling schoot er een hoopvolle gedachte door haar heen: was die man misschien op zoek geweest naar háár? Ze zocht haar geheugen af of ze hem misschien eerder had gezien, maar dat leverde niets op. Hij zag er niet uit als iemand van de politie, dacht ze. Maar als hij niet van de politie was, waarom was hij dan opeens gaan rennen?

      Voorin zat Aunti-ji te kletsen over hoe elegant en werelds Dmitri’s familie wel niet was, terwijl Uncle-ji, die achter haar zat, uit het raampje keek. Ze hadden niets gemerkt van de achtervolging die opeens was ingezet en zo snel weer was geëindigd. Sita wierp een snelle blik op Shyam en zag dat hij naar haar keek. In zijn ogen zag ze dat hij het ook had gezien.

      Sita leunde naar achteren en deed haar ogen dicht, in een poging de angst die doorlopend aan haar knaagde te negeren. Ze was doodmoe na alle gebeurtenissen en frustraties van die nacht.

      Even later dommelde ze in slaap.

Ze werd wakker van Uncle-ji’s stem en Shyams hand die aan haar arm trok. ‘Sita, wakker worden,’ zei Uncle-ji in het Hindi.

      Toen ze haar ogen opendeed, zag ze dat ze in de buitenwijken van Parijs waren. Even later passeerden ze een bord waarop stond dat het vliegveld twee kilometer verderop lag. Ze richtte haar blik op Uncle-ji.

      ‘We gaan naar New York,’ begon hij zenuwachtig. ‘Tot we in Amerika zijn, doe je net of je een dochter van ons bent. Het is heel belangrijk dat je precies doet wat wij zeggen. Zo niet, dan zul je ervoor boeten.’

      Hij overhandigde haar een paspoort. De foto erin was dezelfde als in het paspoort dat Navin had gekocht, maar ze heette nu Sundari Raman en was een genaturaliseerde Française.

      ‘We zijn op vakantie,’ vervolgde Uncle-ji. ‘Je mag niet met vreemden praten. Alleen met ons en altijd in het Hindi. Als er gepraat moet worden, doen wij dat wel.’

      Sita hoorde alles met een gevoel van wanhoop aan. Ze was uit Azië naar Europa vertrokken in de overtuiging dat ze op een dag een manier zou vinden om terug te gaan naar haar zusje in Mumbai. Het was een droom, ja, maar het leek niet onmogelijk. Maar nu stond ze op het punt uit Europa naar Noord-Amerika te vertrekken. India en de Verenigde Staten lagen ieder aan een andere kant van de wereld. Hoe zou ze ooit haar weg nog terug kunnen vinden over een afstand van zowat vijftienduizend kilometer?

      Er begonnen hete tranen over haar wangen te biggelen, die ze weer wegveegde. Ze probeerde een manier te bedenken om te ontsnappen, maar er kwam niets in haar op. Vasily en Dmitri hadden bewezen dat ze machtig en onbarmhartig waren. Ze hadden het lot van zes jonge meisjes in handen en binnen een paar dagen een stel paspoorten weten te regelen. Als ze hun woede nog een keer over zich afriep, zou haar straf veel erger zijn dan alleen een bloederige schedel.

      Dmitri zette hen af bij terminal 2A op Charles de Gaulle. Nadat hij de koffers had uitgeladen, hurkte hij voor Sita neer.

      ‘Je hebt ons heel wat last bezorgd,’ zei hij gedempt. ‘Vanaf nu doe je alles wat zij zeggen. Luister je niet goed, dan zorgen mijn zakenpartners in New York er wel voor dat je daar spijt van krijgt. Begrepen?’

      Sita knikte.

      ‘Goed,’ zei hij en hij trok even aan haar haren om zijn dreigement kracht bij te zetten. Toen stapte hij weer in de Mercedes en racete weg.

      Uncle-ji liep voorop de terminal binnen. Natuurlijk gaf Aunti-ji Sita opdracht de zwaarste koffer te dragen. Toen ze waren ingecheckt liepen ze naar de beveiligingscontrole. De Franse veiligheidsbeambten bekeken hen aandachtig, maar Sita waagde geen poging iets tegen hen te zeggen.

      Eenmaal door de beveiliging heen, namen ze plaats in de wachtruimte. Om twaalf uur werd er omgeroepen dat ze moesten boarden. Bij de controle gaf Uncle-ji alle vier de paspoorten met de boardingpassen erin aan de stewardess en klopte Aunti-ji Sita een paar keer zogenaamd geruststellend op haar schouder. De stewardess glimlachte naar Shyam en Sita.

      Bon voyage,’ zei ze en ze gaf de afgescheurde boardingpassen terug aan Uncle-ji.

      Hun zitplaatsen waren in het midden van het grote vliegtuig. Aunti-ji zeurde over hun plaats en dat de stoel zo klein was. Uncle-ji rolde met zijn ogen en begon rustig met Shyam te kletsen.

      Sita staarde uit een raampje en negeerde hen. In de verte zag ze een vliegtuig opstijgen. Ze probeerde zich ieder trekje van Ahalya’s gezicht voor de geest te halen. Haar grote ogen, haar dikke wimpers. De kuiltjes in haar wangen en haar volle lippen. Haar amandelkeurige huid en haar glanzende haren. Ze hield ontzettend veel van haar zusje en zou haar altijd blijven missen.

      Terwijl het vliegtuig van de gate wegtaxiede om naar de startbaan te gaan, zwoer Sita zichzelf en God een plechtige eed. Ze zou Ahalya nooit vergeten. Ze zou zich haar herinneren zoals ze was en ook het India dat ze had gekend voor de waanzin toesloeg onthouden. De wereld kon hun de vrijheid ontnemen, hun onschuld van hen stelen, hun familie vernietigen en hen wegvoeren naar plekken die ze niet kenden, maar hij kon hun herinneringen nooit afpakken. Dat kon alleen de tijd, maar daar zou Sita zich uit alle macht tegen verzetten.

      Het verleden was het enige wat ze had.

Het vliegtuig uit Parijs landde laat in de middag op Newark Liberty International Airport. Buiten een barmhartige drie uur slaap had Aunti-ji de hele reis door aan één stuk door zitten klagen. Ze zat geen moment stil, schoof heen en weer op haar stoel en stootte dan met haar ellebogen tegen Sita en Uncle-ji aan. De passagiers in de buurt keken geïrriteerd naar haar, maar niemand had het lef om te zeggen dat ze haar mond moest houden. Behalve Uncle-ji, maar zelfs voor zijn smeekbeden was ze doof. Aunti-ji kon het niet laten haar ongenoegen aan iedereen binnen gehoorsafstand te laten blijken. Toen het vliegtuig eindelijk landde, slaakten tien rijen passagiers een zucht van verlichting.

      Maar haar klaaglitanie ging gewoon door terwijl ze met tweehonderd medepassagiers naar de douane liepen. Sita wierp een blik op de Amerikaanse douanebeambten en dacht terug aan Dmitri’s woorden. Hij zat nu wel aan de andere kant van de Atlantische Oceaan, maar had partners in New York. Ze durfde het risico niet te nemen haar verhaal aan de politie te vertellen.

      Na bijna twintig minuten wachten, werden ze naar een hokje gedirigeerd waarin een hispanic immigratieambtenaar zat. De man bekeek hun paspoorten en verzamelde hun vingerafdrukken en foto’s voor het US-VISITsysteem. Vervolgens ondervroeg hij Uncle-ji uitgebreid over het doel van hun bezoek. Het verhaal dat Uncle-ji opdiste was bijna helemaal waar en hij vertelde het, hoewel in gebroken Engels, vol overtuiging.

      De ambtenaar richtte vervolgens het woord tot Aunti-ji en stelde haar vragen over hun verblijfplaats in Frankrijk, waar ze was geboren, en over Shyam en Sita, die hij ‘Sundari’ noemde. Aunti-ji antwoordde met zoveel onechte onderdanigheid, dat de immigratiebeambte haar wantrouwend bekeek. Toen duwde ze Sita naar voren en zei: ‘Vertel eens hoe graag je New York wilt zien.’

      Sita verstijfde, haar hersens zochten paniekerig naar het juiste antwoord. Ze zei de eerste leugen die in haar opkwam: ‘Iedereen in Frankrijk heeft het over New York. Ik heb hier altijd al naartoe gewild.’

      ‘Waarom spreek je zo goed Engels?’ vroeg de beambte met toegeknepen ogen.

      Het antwoord kwam zonder moeite: ‘Dat leren we op school.’

      Haar uitleg leek de beambte tevreden te stellen en hij bekeek hun documenten nog eens. Uncle-ji stond stijfjes toe te kijken met Shyam naast zich en Aunti-ji was deze keer zo wijs om haar mond dicht te houden. Eindelijk zette de beambte een stempel in hun paspoorten en gebaarde hij dat ze door konden lopen.

      ‘Welkom in Amerika,’ zei hij en hij richtte zijn blik alweer op de volgende persoon in de rij die voor hem stond.

      Nadat ze hun koffers hadden opgehaald, namen ze plaats op een bankje naast de rij hoteltelefoons. Zowel Uncle-ji als Aunti-ji legde niet uit waarop ze wachtten. Alleen Shyam leek de spanning van dat moment niet te voelen. Hij stond op en danste een paar passen uit een Bollywoodfilm, duidelijk om indruk op Sita te maken.

      ‘Heb je Khahi Kushi Khahi Gham gezien?’ vroeg hij. ‘Amitabh Bachchan en Shahrukh Khan spelen erin.’

      Cupa rahō!’ zei Uncle-ji streng, waarmee hij de jongen tot stilte maande. ‘We zijn hier niet in India. Dit is Amerika. Doe normaal en hou je rustig.’

      ‘Sorry, papa,’ zei Shyam. Hij zag er gekwetst uit. ‘Ik probeerde Sita gewoon wat op te vrolijken.’

      ‘Sita hoeft helemaal niet opgevrolijkt te worden. En wij hoeven je niet te zien dansen. Ga zitten.’

      Shyam ging naast Sita zitten en liet zijn hoofd omlaag hangen. Toen Uncle-ji de andere kant op keek, streek Sita even over Shyams hand.

      ‘Het is oké!’ mimede ze. ‘Ik vond het leuk.’

      Shyams triestheid leek te verdwijnen door haar aardige gebaar. Na een tijdje vatte hij moed en raakte haar hand op zijn beurt ook even aan.

Tien minuten later kwam er een Slavische man van middelbare leeftijd door de glazen deuren van de terminal binnen, die schokkend veel op Vasily leek. Hij keek zoekend om zich heen totdat hij hen in het oog kreeg. Hij kwam hun kant uit lopen en staarde, eenmaal voor hen, lange tijd naar Sita.

      ‘Meekomen,’ zei hij bruusk en hij keerde zich weer om naar de deur, zonder aanstalten te maken hen te helpen met hun bagage.

      Ze liepen achter Vasily’s evenbeeld aan de terminal uit en een verkeersweg over naar een witte bestelwagen. Ze klommen erin en Vasily’s evenbeeld ging voorin op de passagiersstoel zitten. De chauffeur was een grote man met harde ogen en baardstoppels van een dag op zijn kin. Zodra alle deuren dicht waren, gaf hij gas en reed de oprit van een tolweg op.

      Het busje reed door een lange tunnel en toen ze eruit kwamen, bevonden ze zich in de schaduwen van enorme wolkenkrabbers. Sita was verbijsterd door het betonnen oerwoud dat de metropool New York bleek te zijn. In Mumbai was het drukker, maar New York was een stad die in de lucht was gebouwd. De chauffeur manoeuvreerde door een verkeersopstopping heen en parkeerde uiteindelijk voor een armzalig ogend hotel dat ‘The Taj’ heette. Vasily’s evenbeeld liet de schuifdeur van het busje open glijden en Uncle-ji en Aunti-ji stapten uit en begonnen hun koffers te verzamelen. Sita wilde, na Shyam, ook uitstappen, maar de Slavische man versperde haar de weg.

      ‘Jij gaat met ons mee,’ zei hij.

      Sita versteende en keek naar Uncle-ji. De angst vlamde in haar op. Uncle-ji staarde strak naar een vlek op het trottoir. Toen wist ze het: ze was wéér verkocht. Chennai, Mumbai, Parijs, New York. Wanneer kwam er een eind aan?

      Vasily’s evenbeeld greep haar arm beet en dwong haar weer het busje in.

      ‘Waar brengt u me naartoe?’ vroeg ze.

      ‘Geen vragen,’ beval hij, ‘anders krijg je met Igor te maken.’

      De chauffeur – Igor – grijnsde wreed naar haar. ‘Alexi zegt altijd waarheid,’ zei hij, zijn schorre stem klonk haast als gegrom.

      Vasily’s evenbeeld – Alexi – zei nog kort iets tegen Uncle-ji en de restauranthouder overhandigde hem een paspoort. Shyam begon te protesteren, hij keek Sita met opengesperde ogen aan.

      ‘Waarom komt ze niet met ons mee?’ vroeg hij. De woorden waren tot in het busje te horen. Hij omklemde de hand van zijn vader. ‘Papa, alstublieft, laat haar niet in de steek.’

      Uncle-ji zag er beschaamd uit, maar antwoordde niet.

      Alexi liep terug naar het busje en ging op de passagiersstoel zitten. Igor trapte het gaspedaal in en reed van de stoeprand weg. Sita keek door het achterraam en ving Shyams blik. De jongen zwaaide naar haar en zijn lippen bewogen, maar ze kon zijn woorden niet horen. Terwijl ze verder reden zag ze hem steeds kleiner worden, een dwerg tussen de hoge torens van de stad.

      De diepte van het verdriet dat haar overspoelde toen ze Shyam zag verdwijnen, verbaasde haar. Sita voelde in haar sari en wreef met haar duim over Hanoeman. Ze probeerde te bidden, probeerde te geloven dat het aapje niet gewoon een aardewerken beeldje in haar hand was, maar dat de echte Hanoeman ergens op zoek naar haar was. Maar het geloof bleek niet in staat de enorme angst die haar in zijn greep had te overwinnen.

      Ze draaide zich om en probeerde rustiger adem te halen. Ze keek toe terwijl Igor het busje weer door het drukke verkeer manoeuvreerde dat naar de tunnel onderweg was. De late winterzon was aan het ondergaan achter een deken van laaghangende wolken en het afnemende licht wierp een bleek schijnsel over het stadslandschap.

      Ze volgden de tolweg naar Newark en sloegen vlak na het vliegveld af. Na nog een paar afslagen reed Igor het busje de parkeerplaats van een winkelcentrum op. Het enige wat daar opviel was een neonverlicht gebouw dat op de hoek naast een motel stond. De ingang ervan was flamingoroze en op het verlichte uithangbord boven de entree stond PLATINUM VIP te lezen.

      Igor parkeerde het busje naast een zijdeur en Alexi gebaarde dat Sita moest uitstappen. Met Tatiana’s jas strak om zich heen geslagen liep ze achter hem aan de deur door en volgde hem door een slecht verlichte gang. De muren waren verveloos en behangen met foto’s uit pornobladen.

      Alexi maakte de deur van een klein kamertje open. Er stonden een bed en een televisie en verder waren er een wastafel en toilet. Er waren geen ramen en alles zag er verwaarloosd uit. Aan het plafond hing een bestofte ventilator, die niet aanstond.

      ‘Jij blijft hier,’ snauwde Alexi haar toe en hij liet haar alleen achter. De deur ging achter hem op slot.

Sita zat urenlang op het bed. Ze keek de kamer rond en verzon allerlei ontsnappingsplannen. Maar daar had zij veel geluk voor nodig en haar cipiers moesten daarbij ook nog ongelooflijk stom zijn. Toen ze er geen gat meer in zag, probeerde ze haar gedachten af te leiden met hersenspelletjes. Af en toe hoorde ze voetstappen op de gang of gedempt praten.

      Na een tijdje klonken er steeds vaker voetstappen. Ze hoorde vrouwenstemmen praten in een vreemde taal. Het klonk zo’n beetje als de taal van Dmitri, maar ze wist niet zeker of het Russisch was. Een mannenstem begroette de meisjes en blafte daarna een bevel. Een van de meisjes begon hem om iets te smeken. Sita hoorde de geluiden van een worsteling en er bonkte iets tegen de deur. Het meisje krijste. De man schreeuwde. Opnieuw bonkte er iets tegen de deur. Toen hoorde Sita iets wat leek op nagels die over hout klauwden. Ze trok haar knieën op en haar hart begon te bonzen.

      De deur ging open en er kwam een jonge vrouw binnen. Ze had blond haar en was gekleed in een diep uitgesneden topje en een minirok. Achter haar aan kwam Igor de kamer binnen struinen en keek Sita boos aan. Ze sprong van het bed en maakte zich zo klein mogelijk achter de televisie in een hoekje van de kamer. Het blonde meisje keek heel even Sita’s kant op en draaide zich toen met grote ogen van angst om naar Igor.

      Igor blafte weer een bevel. Het meisje schudde haar hoofd. Igor werd ongeduldig en gooide haar op het bed. Toen hij zijn riem losmaakte, begon het meisje te huilen. Sita wendde haar gezicht af en sloot haar ogen, terwijl ze een mantra fluisterde die ze als kind had geleerd. Ze kon niet aanzien wat het meisje moest ondergaan.

      Een paar minuten later kwam Igor weer overeind. Hij ademde zwaar. Zonder een woord trok hij zijn broek aan en verliet het kamertje. Het meisje bleef achter op de dunne matras. Sita opende haar ogen en keek naar haar bewegingloze lichaam. Even was ze bang dat Igor het meisje bewusteloos had geslagen, maar toen bewoog ze. Ze ging overeind zitten en maakte haar kleding in orde. Haar gezicht had geen enkele uitdrukking. Igor kwam haar halen en het meisje liep achter hem aan het kamertje uit, zonder een blik in Sita’s richting.

      Op een gegeven moment begon de muziek, die daarna nog uren en uren doorging. Het doffe dreunen van de bassen trilde door in de muren en resoneerde in Sita’s hoofd. Ze ging op bed liggen, doodmoe vanwege de jetlag en alle angst. Maar door de muziek kon ze niet in slaap komen. Ze bedekte haar oren en stopte haar hoofd onder de vuile lakens.

      Even voor zonsopgang hield de muziek eindelijk op. Sita hoorde geschuifel in de gang. De deur van het kamertje ging open en Igor kwam opnieuw binnen, dit keer sleurde hij een ander meisje met zich mee. Het meisje verzette zich niet toen Igor haar tegen de muur aan drukte. Zonder een kik te geven deed ze wat hij van haar eiste. Sita sloot haar oren en ogen af voor het hele afgrijselijke gebeuren. Ze voelde een enorme behoefte aan een bad om de vuiligheid van deze plek van zich af te kunnen wassen. Waarom was ze hier? Wat wilden ze van haar? Probeerde Igor haar een lesje te leren door die meisjes voor haar ogen te verkrachten?

      Na een tijdje verlieten Igor en het meisje het kamertje weer. Sita probeerde opnieuw in slaap te komen en deed haar ogen dicht. Ze schrok wakker toen de deurknop werd omgedraaid. Igor stond in de deuropening, deze keer alleen. Na een snelle blik in beide richtingen de gang door, stapte hij het kamertje binnen en deed de deur achter zich dicht. Hij keek naar Sita en zijn mond plooide zich in een wrede, snerende glimlach. Sita trok zich terug in de hoek en klemde haar knieën tegen haar borst.

      Igor liep langzaam op haar af, zijn vlezige handen hingen langs zijn lichaam. Hij knielde voor haar neer en begon zijn riem los te maken.

      ‘Alexi zegt ik jou niet aanraken. Dietrich komt.’ Igor ritste zijn gulp open en stak zijn hand in zijn broek. ‘Alexi niet weten als jij aanraakt míj.’

      Sita deed haar ogen dicht, niet in staat om te kijken naar wat hij haar wilde laten zien. Haar tanden begonnen te klapperen. Ze voelde dat hij haar hoofd in zijn handen nam en dat naar zich toe trok. Hij rook naar zweet en goedkope drank.

      ‘Mond open,’ beval hij.

      ‘Alstublieft,’ jammerde ze, terwijl ze plotseling moest kokhalzen en bijna moest overgeven. ‘Nee, nee.’

      ‘Mond open,’ eiste hij opnieuw, terwijl hij haar hoofd steviger vastgreep.

      Plotseling vloog de deur open. Sita keek op toen Alexi de kamer binnenstormde, zijn gezicht vertrokken van woede. Igor draaide zich met een ruk om en probeerde zijn gulp gauw dicht te maken, maar voordat hem dat lukte gaf Alexi hem een vuistslag tegen zijn kaak. Sita hoorde een geluid dat leek op dat van een brekende tak en Igor schreeuwde het uit van de pijn. Verbijsterd zag ze dat Alexi Igor bij de schouders pakte en hem tegen de muur aan smeet. Igor zakte volkomen overdonderd in elkaar en sloeg zijn handen voor zijn gezicht.

      Alexi knakte met zijn knokkels en kromp even ineen terwijl hij een blik op zijn hand wierp. Toen keerde hij zich om naar Sita en vroeg hij, op een toon alsof het geweld hem niets uitmaakte: ‘Heeft hij je aangeraakt?’

      Ze schudde haar hoofd. ‘Hij heeft me geen pijn gedaan.’

      ‘Dat vroeg ik niet.’

      ‘Hij heeft alleen mijn hoofd aangeraakt,’ antwoordde ze. ‘Verder niets.’

      Alexi keek naar Igor, die worstelde om overeind te komen. Igor zocht steun bij de deurpost en hinkte toen met openhangende mond en zonder nog een blik naar hen het kamertje uit.

      ‘Die raakt je nooit meer aan,’ zei Alexi.

      Toen Alexi weg was, leunde Sita haar hoofd tegen de muur. Ze probeerde troost te putten uit zijn belofte, maar kon Igors zweetgeur of de angstwekkende dreiging van die onbekende Dietrich niet van zich afzetten. De slaap verleidde haar, speelde met haar, maar kwam uiteindelijk niet. De aanblik en geluiden van al die menselijke verdorvenheid hadden haar te veel geschokt om zomaar van zich af te kunnen zetten.

      Is dit de hel? vroeg ze zich even af.

      En als dat niet zo is, waar is God dan?