17

Hoop kan vervagen, maar sterft nooit. PERCY BYSSHE SHELLEY

MUMBAI, INDIA

De weken verstreken en de politie vond geen enkel spoor van Sita of Navin. Porter reageerde op Thomas’ e-mail en beloofde Sita’s foto aan Interpol door te sturen. Hij vertelde er echter bij dat het icaid alleen werkte als een vermist meisje op internet opdook of toevallig in hechtenis werd genomen in een of ander land dat lid was van Interpol. Maar als ze onder de radar bleef, was het onwaarschijnlijk dat ze haar zouden vinden.

      Aan het eind van zijn bericht kwam Porter met goed nieuws.

Tussen twee haakjes, de politie van Fayetteville heeft vorderingen gemaakt in de zaak Abby Davis. We weten dat ze nog in de stad is en we doen ons best haar te lokaliseren. Helaas lijkt het erop dat je vader gelijk had; het heeft waarschijnlijk met mensenhandel te maken. Ik hou je op de hoogte.

Thomas zat op het balkon van Dinesh met een biertje in zijn hand en dacht aan de moeder van Abby. Hij vroeg zich af hoe zij het afgrijselijke wachten zou ondergaan. Haar lijden raakte hem nog altijd. Achteraf bezien vroeg hij zich af hoeveel van zijn huidige situatie was veroorzaakt door hun toevallige ontmoeting. Als Abby er niet was geweest, zou hij dan geïnteresseerd zijn geweest in het werk van CASE? Zou hij dan met Porter hebben gepraat en hebben gehoord dat er een plek open was in Mumbai? Zou hij dan naar India zijn gegaan en zijn best hebben gedaan om het weer goed te maken met Priya?

Op het werk waren het spannende weken. CASE organiseerde nog twee invallen en redde in totaal veertien minderjarige meisjes. De tweede inval, die bij een biercafé in een voorstad in het noordoosten van Mumbai was gepland, viel haast in duigen vanwege een seintje dat bijna zeker afkomstig was van de politie. Een van de opsporingsmedewerkers van CASE zag ongeveer een uur voor de operatie dat de meisjes uit het pand werden gehaald, maar Greer wist op het laatste moment het adres op het huiszoekingsbevel te veranderen in dat van de nieuwe locatie.

      Thomas was onder de indruk van al het leed dat hij tegenkwam. De opsporingsmedewerkers van CASE hadden contact gelegd met de pooiers en gevraagd een seksfeestje voor drie man te organiseren. Verleid door het vooruitzicht van een extra bedrag als de meisjes minderjarig waren, haalden de pooiers hen van stal. De politie arresteerde de daders in een chawl naast de bar en plaatste tien minderjarige meisjes ter bescherming in een huis van bewaring. Die redding was de meest dramatische in de geschiedenis van het CASE-kantoor in Mumbai en maakte flink wat indruk op het hoofdkantoor in Washington.

      Thomas besteedde zijn dagen aan het schrijven van pleidooien voor zaken die in de lente zouden voorkomen. Daarnaast bleef hij schaven aan de aanklacht in de Jogeshwarizaak. De rechter had de zaak op verzoek van de verdediging verdaagd, wat hem woedend maakte, maar tegelijkertijd goed uitkwam. Het was duidelijk dat de sympathie van de rechter bij de pooier lag, maar op deze manier had hij meer tijd om de strop om de nek van de daders steviger aan te trekken. Toen hij uiteindelijk zijn verhaal inleverde, was Samantha een en al lof.

      ‘Het beste wat ik in de afgelopen vijf jaar heb gezien,’ zei ze. ‘De aanklacht klinkt als een klok.’

      ‘Ik weet dat het niet hoort om betrokken te raken bij een zaak,’ zei hij. ‘Maar ik zou het liefst de vloer willen aanvegen met die klootzak.’

      Samantha’s ogen sprankelden. ‘Je weet het maar nooit. Misschien komt die wens van je wel uit.’

Thomas ging niet meer terug naar het opvangtehuis van de Zusters van Genade. Als excuus voerde hij aan dat hij het te druk had, maar in werkelijkheid was het omdat hij niet wist wat hij tegen Ahalya moest zeggen. Anita vertelde hem dat het meisje altijd naar hem vroeg als ze op bezoek kwam.

      ‘Ze mag je,’ zei Anita op een middag.

      ‘Ze kent me helemaal niet,’ antwoordde hij.

      ‘Ze kent je goed genoeg. En bovendien zijn er maar weinig mensen in de buurt die vrienden hebben bij het Amerikaanse ministerie van Justitie.’

      Hij slaakte een zucht. ‘Ik neem aan dat je haar hebt verteld dat ik Sita’s foto heb doorgestuurd?’

      Anita knikte. ‘Inderdaad.’

      ‘Wat verwacht ze dan nog meer?’

      ‘Geen idee. Jíj was degene die haar heeft beloofd het te proberen.’

Priya en hij zagen elkaar twee avonden in de week. Vaak spraken ze af bij Sheesa, een Iraans dakrestaurant op Linking Road, waar ze vaak met personeel van CASE aten, of bij Out of the Blue, een chic restaurant in Pali Hill. Het verbaasde Thomas niet dat ze de medewerkers van CASE graag mocht. Hun positieve vasthoudendheid en belangstelling voor de wereld vormde een verfrissend contrast met het cynisme en de desinteresse waardoor veel van zijn vrienden in Amerika geplaagd werden.

      Met het verstrijken van de maand februari werd het weer warmer. Ondanks zichzelf dacht Thomas vaak aan Ahalya en de rakhi-armband. Hij kreeg toestemming van Greer om contact op te nemen met het CBI-kantoor, maar het nieuws dat hij kreeg was altijd ontmoedigend. Op een dag verbond de agent die op de zaak zat hem door met zijn meerdere, van wie hij hoorde dat er niets meer was wat ze konden doen.

      Thomas hing op en staarde naar de armband om zijn pols. Het kwam vaak voor dat hij wenste dat hij het ding kon teruggeven. Het was een last voor hem opgezadeld te zijn met een probleem waarvoor hij de middelen niet had het op te lossen. Maar hij had wél een belofte aan Ahalya gedaan. En Priya en hij hadden een deal gesloten.

      Hij moest zijn uiterste best doen.

De doorbraak kwam toen niemand het verwachtte. In de derde week van januari zat Thomas in het kantoor van CASE te lunchen met Nigel McPhee en nog een aantal medewerkers van CASE, toen Nigels mobiele telefoon ging. Hij viste het toestel uit zijn zak en wierp een blik op het schermpje.

      ‘Zeg het maar,’ zei hij, terwijl hij het toestel tegen zijn oor hield. Hij luisterde een paar seconden en zijn ogen werden groot. ‘Vanavond? Ik zal het Greer zeggen.’

      ‘Wat is er aan de hand?’ vroeg Thomas, toen Nigel had opgehangen. Maar de directeur van de afdeling veldoperaties negeerde hem en beende rechtstreeks naar het kantoor van Greer. Thomas liet zijn lunch voor wat die was en liep hem achterna, zich afvragend of dit iets met Sita te maken had.

      Greer keek op van een rapport dat hij zat te lezen.

      ‘Navin is terug in Mumbai,’ zei Nigel. ‘Rohit belde met de tip.’

      ‘Heeft hij het bevestigd gekregen?’ informeerde Greer met een ernstig gezicht.

      Nigel schudde zijn hoofd. ‘Maar de pooier is een betrouwbare tipgever. Hij had de informatie rechtstreeks van Sumeera.’

      ‘Navin is een veelvoorkomende naam. Hoe weten we dat hij onze man is?’

      ‘Deze Navin heeft iets met minderjarige meisjes.’

      ‘Dat is niet voldoende,’ bracht Greer ertegen in. ‘Als we hier iets mee doen, moeten we er absoluut zeker van zijn.’

      Nigel glimlachte. ‘Navin komt niet voor seks. Hij neemt de meisjes mee.’

      Greers scepticisme leek wat af te nemen. ‘Weet je ook waarheen?’

      ‘De tipgever noemde Europa.’

      Greer pakte zijn telefoon. ‘Stuur de rest hierheen. Ik bel het CBI.’

      Nigel knikte en liep het kantoor uit, maar Thomas bleef staan waar hij stond. ‘Ik wil mee,’ zei hij.

      Greer leek van zijn stuk gebracht. ‘We weten niet wat voor soort persoon Navin is. Ik kan niet instaan voor je veiligheid.’

      Thomas voelde even aan zijn rakhi-armband. Het ding was in de warmte gaan jeuken en daardoor een doorlopende herinnering aan zijn belofte.

      ‘Dat maakt niet uit,’ zei hij. ‘Ik wil erbij zijn als je hem oppakt.’

      Greer dacht er een tijdje over na. ‘Oké, je kunt mee. Maar doe me een plezier en loop verdomme niemand in de weg.’

Thomas bleef dicht in de buurt van Greer terwijl CASE zich op de inval voorbereidde. Op Greers bevel stuurde Nigel de hele divisie opsporingsmedewerkers naar Kamathipura om zo veel mogelijk informatie uit de bewoners daar te krijgen. Intussen contacteerde hij het CBI met het verzoek de operatie te leiden. De CBI-chef ging akkoord op voorwaarde dat de tip door Nigels team zou worden geverifieerd.

      Maar twee uur later had nog geen van de opsporingsmedewerkers meer informatie kunnen loskrijgen. Ze hadden alle normale informatiebronnen benaderd – de beshya’s, de gharwali, de pooiers die als tipgever voor hen werkten – maar niemand had van Navin gehoord. Nigel ijsbeerde nerveus heen en weer en zijn telefoongesprekken werden steeds korzeliger. Greer keek op de klok en balde zijn vuisten terwijl de minuten wegtikten. Thomas had hem nooit zo nerveus gezien.

      Laat in de middag belde Greer naar het hoofd van het CBI met het nieuws dat de tip nog steeds niet was bevestigd. Het gesprek verliep stroef en Thomas kon de spanning van Greers gezicht af lezen. Hij kalmeerde, suste, vleide, manipuleerde en smeekte uiteindelijk dat het CBI de operatie niet zou afblazen. Uiteindelijk gaf de man toe maar hij bracht zijn team tot een derde terug en zwoer dat de hele operatie tijdsverspilling was.

De opsporingsmedewerkers van CASE stonden om zes uur op hun posities. Thomas reed met Greer mee naar het politiebureau van Nagpada waar ze het CBI-team en hoofdinspecteur Khan zouden treffen. Greer legde Thomas uit dat het CBI wel nationale rechtsbevoegdheden had, maar dat Kamithipura het werkterrein was van de inspecteur. Het CBI had Kahn erbij betrokken om later gekibbel tussen twee departementen te voorkomen.

      Toen het donker begon te worden reden de agenten van het CBI in drie onopvallende busjes naar M.R. Road. Kahn volgde in een aparte auto, samen met Greer en Thomas. Om te voorkomen dat hij zou worden opgemerkt door de pooiers die op straat werkten, was Kahn in burgerkleding. Green en Thomas hadden baseballpetjes op en de stoppels op hun gezicht donker gemaakt.

      ‘Stel dat het allemaal lukt,’ vroeg Thomas in de halfduistere auto. ‘Wie krijgt Navin dan in handen?’

      ‘Wij,’ antwoordde de inspecteur.

      ‘Niet het CBI?’

      Khan schudde zijn hoofd. ‘Het CBI heeft het lef niet om het vuile werk op te knappen. Wij krijgen er wel uit wat hij met dat meisje heeft gedaan.’

      ‘En als hij niet praat?’

      Khan glimlachte zuinigjes. ‘Wij hebben zo onze methodes, Mr. Clarke.’

      De inspecteur reed M.R. Road in en parkeerde de auto langs de stoeprand, zodat ze goed zicht hadden op Suchirs bordeel. Het was dinsdag en op de straten krioelde het van de mannen die op zoek waren naar een ‘vluggertje’ voordat ze na hun werk naar huis gingen. Thomas keek de straat door en ontdekte Rohit plus nog twee CASE-medewerkers; ze hielden de ingang van Suchirs bordeel in de gaten. Suchir stond buiten en rookte een chillum – een hasjpijp.

      Iets na zevenen slenterde een van de opsporingsmedewerkers naar Suchir toe om hem om een vuurtje te vragen. Ze maakten een kletspraatje en even later wandelde de CASE-medewerker weer weg. Greers mobieltje ging een paar seconden daarna. Hij luisterde even en hing op.

      ‘Suchir schijnt het komende uur een goede klant te verwachten,’ vertelde Greer.

      De hoofdinspecteur pakte zijn radio en gaf die informatie door aan het CBI.

De minuten kropen langzaam voorbij in de benauwde auto. De vochtige lucht die door de halfgeopende raampjes naar binnen drong, was zwaar van de stank van vuilnis en sigarettenrook. Er wandelden groepjes mannen door de straat, de pooiers probeerden hen een bordeel in te lokken. Bordeeleigenaren zoals Suchir hingen er rond en bekeken het handjeklapritueel, maar bemoeiden zich er niet mee. Thomas hield zijn hoofd gebogen, maar zijn blik was alert, hij hield alles in de gaten.

      Om tien over acht stopte er een taxi voor het bordeel en stak Suchir zijn pijp weg.

      Er klonk een stem over de radio. ‘We hebben de verdachte in het oog. Midden dertig, donker haar. Modieus gekleed.’

      Thomas zag een man in een roze overhemd uit de taxi stappen en Suchir op straat begroeten. De man overhandigde Suchir een weekendtas en de malik pakte die aan en maakte hem open. Thomas voelde zijn lichaam verstrakken. Hij wist zeker dat dit Navin was.

      De radio kraakte opnieuw. ‘Alle units: actie!’

      Plotseling renden er van alle kanten agenten op het bordeel af. Suchir klemde de tas gealarmeerd tegen zich aan en vluchtte de trap op. Intussen rende de man in het roze shirt naar een steegje. Rohit stapte uit een portiek en versperde hem de weg, maar de man ramde de CASE-medewerker met zijn schouder en samen vielen ze op de grond. Rohit kwam hard neer en moest het overhemd van de man loslaten. Die krabbelde overeind en spurtte weg door de wirwar van straatjes en steegjes.

      Op dat moment knapte er iets in Thomas. Zonder na te denken over het gevaar dat hij liep of te beseffen dat zijn instinct het overnam, gooide hij het autoportier open en vloog de straat op. Hij negeerde het geschreeuw van Greer en Khan en rende naar de plek waar de man was verdwenen. De man lag zo’n tien seconden op hem voor, maar Thomas was snel. Hij wist zeker dat hij hem kon inhalen.

      Thomas racete het straatje door, ontweek Rohit, die wat verdwaasd weer op zijn benen stond, zigzagde tussen ossenkarren, pooiers en hoerenlopers door en ontdook de waslijnen die zo dicht op elkaar hingen dat de lucht erboven niet te zien was. Overal om hem heen staarden de mensen naar hem, maar Thomas lette er niet op. Zolang hij de rennende voetenstappen van de man nog kon horen, had hij maar één doel: hem inhalen.

      De tijd leek zich uit te strekken terwijl hij verder rende. Tijdens het lopen zocht hij de straat voor zich af in een poging een glimp van de man op te vangen. Plotseling hoorde hij een klap en even later stuitte hij op de omgegooide handkar van een straatverkoper. Zonder vaart te minderen sprong hij er in één keer overheen, terwijl hij tegelijkertijd onder een waslijn door dook waaraan een hele rits sari’s te drogen hing. Toen hij een bocht om ging kreeg hij de man eindelijk in het oog: hij rende maar een paar meter voor hem uit. De man was snel, maar leek enigszins met zijn been te trekken. Thomas deed er nog een schepje bovenop en negeerde de wantrouwende blikken van de pooiers en bordeeleigenaren die vanuit de schaduwen geërgerd naar hem keken.

      De man veranderde van richting en schoot een bordeel binnen. Thomas aarzelde heel even en racete toen meteen weer achter hem aan. Hij zag de man door een deur aan de andere kant van een gang verdwijnen en Thomas rende erheen, zich niets aantrekkend van de meisjes die er langs de muren stonden. Hij vloog de deur door, spurtte een trap op en kwam in een tweede gang terecht met weer een rij deuren en meisjes ervoor. Ze lachten naar hem en wierpen hem kushandjes toe, maar hij schudde hen van zich af en was alleen gefocust op het inhalen van de man.

      De tweede gang leidde naar een derde en een vierde. Overal waren meisjes en peeskamertjes. De vierde gang kwam uit op een grotere ruimte die vol lag met matrassen die van elkaar werden gescheiden door lakens die vanaf het plafond naar beneden hingen. Een aantal van de bedden was bezet. Thomas hoorde verschrikte gilletjes en een boze schreeuw, en hij zag een meisje en haar klant snel overeind komen en hun lichaam bedekken. De man die Thomas achtervolgde sprong over hun matras heen en rende naar een deur aan de andere kant van de zaal.

      Thomas snelde achter hem aan, opnieuw een doolhof van gangen in. Daarna moest hij een paar trappen af. Hij voelde een koelere luchtstroom. Uiteindelijk belandde hij in een gang met aan het uiteinde ervan weer een deur. Op weg erheen sprong er plotseling een bordeeleigenaar voor hem in een poging hem tegen te houden, maar Thomas duwde hem opzij en een seconde later stond hij weer op straat.

      De man rende nu nog maar een paar passen voor hem uit en liep intussen zichtbaar mank.

      ‘Navin!’ schreeuwde hij. De man keek om.

      Thomas gebruikte alle kracht die hij nog in zich had voor die laatste paar passen. Toen hij vlak bij Navin was, maakte hij een flinke sprong en vloerde hem met een geoefende tackle. Ze tuimelden op de grond en rolden voor de voeten van een groepje pooiers die samen een joint stonden te roken. In de verwarring probeerde Navin uit Thomas’ greep te ontkomen, maar die klemde zijn armen om Navins middenrif en liet niet meer los. Hij voelde een stoot adrenaline door zijn lijf gaan en plotseling werd hij door woede overvallen.

      ‘Wat heb je met haar gedaan, klootzak? Waar heb je haar naartoe gebracht?’

      In plaats van antwoord te geven, stootte Navin met zijn elleboog tegen Thomas’ hoofd. Even dacht Thomas dat hij van zijn stokje zou gaan, maar dat moment ging gelukkig voorbij en hij versterkte zijn greep op Navin. In de verte klonk geschreeuw en even later hoorde hij voetstappen. Rohit was de eerste die bij hen was. Hij rukte Navin overeind en smeet hem tegen een muur. Toen werd hij in de boeien geslagen door een CBI-agent.

      Thomas werd overeind geholpen door een andere agent.

      ‘Alles oké?’ vroeg hij.

      Thomas knikte, buiten adem en met overal pijn. Hij veegde het vuil van zijn gezicht en keek toe terwijl de CBI-agenten Navin met zich mee voerden. Rohit liep naar Thomas toe, met een uitdrukking op zijn gezicht die een mengeling was van bewondering en verlegenheid.

      ‘Goed werk,’ zei hij.

      Thomas grijnsde. ‘Het voelde goed om dat weer eens te doen.’

      Rohit fronste zijn voorhoofd. ‘Weer eens?’

      ‘Op de middelbare school was ik verdediger.’

      Toen Rohit hem niet-begrijpend aankeek, schudde Thomas zijn hoofd. ‘Laat maar.’

Het CBI-team voerde Navin af naar M.R. Road en sloot hem op in een van de politiebusjes. Na een korte discussie over bevoegdheden gaf het hoofd van het CBI orders dat Navin naar het politiebureau van Nagpada moest worden gebracht. Greer berichtte de opsporingsmedewerkers van CASE intussen dat hun taak erop zat. Thomas en hij reden met hoofdinspecteur Khan terug naar het bureau.

      Tijdens de rit trok Greer flink van leer tegen Thomas. ‘Luister, ik begrijp waarom je het deed, maar weet je wel hoe gevaarlijk dat was? In die steegjes is nergens politie.’

      Thomas haalde zijn schouders op. ‘Ik neem aan dat je geen bezwaar hebt tegen het resultaat.’

      ‘Natuurlijk niet,’ antwoordde Greer. ‘Maar als jou iets was overkomen, was het míjn kop geweest die had gerold.’

      Thomas vond het zinloos om daarop te reageren. ‘Wat is er met Suchir gebeurd?’

      ‘Hij is ontkomen,’ zei Greer. ‘Ze zijn allemaal ontkomen. Sumeera, Prasad, de klanten, de meisjes. De zolderkamer bleek een verborgen uitgang naar het dak te hebben. Ze waren al verdwenen toen het CBI die ontdekte.’

      ‘Denk je dat hij deze keer op de vlucht slaat?’

      ‘Dat hangt ervan af hoe bang hij is voor Navin. Hij zal zich waarschijnlijk wel een tijdje gedeisd houden. Maar ik betwijfel of hij er echt mee zal stoppen. Het is te gemakkelijk geld verdienen.’

      ‘Hoe groot is de kans dat hij voor de rechter komt?’ vroeg Thomas. ‘Ik heb zijn advocaat bezig gezien. De rechter at uit zijn hand.’

      Greer ontmoette zijn blik. ‘Ahalya krijgt haar dag in de rechtszaal. Dat beloof ik je.’

Toen iedereen op het bureau was gearriveerd, nam hoofdinspecteur Khan Navin mee naar een kamertje ergens achterin. Greer en Thomas bleven in het kantoor van de hoofdinspecteur zitten wachten. Een halfuur later hoorde Thomas de eerste schreeuw. Hij greep de leuning van zijn stoel vast. De tweede schreeuw klonk een paar seconden later. En daarna kwamen ze met een zekere regelmaat. Thomas kneep zijn lippen op elkaar en worstelde met zichzelf: hij begreep maar al te goed wat die schreeuwen betekenden.

      Hij wierp een blik op Greer. ‘Hoe lang gaat dit duren?’

      Greer wiegde met zijn hoofd. ‘Totdat Khan tevreden is.’

      ‘Wat vind jij hiervan?’

      ‘Dat doet er niet toe. Dit is Mumbai. De politie doet wat ze wil.’

      Thomas dacht even na. ‘Zal Navin praten?’

      Greer knikte. ‘O ja. Maar je kunt beter vragen of Khan hem zover krijgt dat hij de waarheid vertelt.’

In het kamertje stond Khan tegenover Navin op adem te komen. Hij had de verdachte aan een metalen stoel vastgeketend en hem net zo vaak een ram verkocht dat de ribben van de mensenhandelaar zowat braken, terwijl hij tussen de vuistslagen door vragen stelde. Maar Navin was verbazend halsstarrig. Hij vertelde Khan zijn naam en gaf toe dat hij Sita had gekocht. Maar hij beweerde dat hij haar daarna aan een andere pooier had doorverkocht. Khan vroeg hem waar die pooier zat en Navin antwoordde dat het in Kalina was. Khan zei dat hij er niets van geloofde.

      ‘Waar heb je haar naartoe gebracht?’ schreeuwde hij, krakend met zijn knokkels.

      Navin staarde hem opstandig aan.

      ‘Je kunt dit zo lang laten duren als je maar wilt,’ zei Khan, terwijl hij zijn vingers vastmaakte aan een handgestuurde dynamo. ‘Of je kunt me de waarheid vertellen. Wat gaat het worden?’

      Navin gilde het uit terwijl de stroomstoot door zijn lijf ging, maar veranderde zijn verhaal niet.

      Khan begon over Europa. ‘Hou je van sambhoga met Europese vrouwen?’

      Navin knikte en zei haperend: ‘Waarom niet? Hou jij van sambogha met je vrouw?’

      Zijn brutaliteit maakte de hoofdinspecteur furieus. Hij maakte de stroomdraden vast aan Navins genitaliën en gaf hem opnieuw een elektrische schok. Navin krijste het uit van de pijn en begon te kwijlen. Hij begon barstjes te vertonen.

      ‘Waar heb je het meisje naartoe gebracht?’ brulde de hoofdinspecteur opnieuw. ‘Ze is niet in Mumbai. Dat weet ik zeker.’

      Navins hoofd tolde op zijn schouders en hij schudde het haast onzichtbaar.

      ‘Goed,’ zei Khan. ‘Is ze nog in India?’

      Navin keek Khan aan en spuwde een fluim op de grond. Khan diende hem opnieuw een schok toe en weer krijste Navin het uit. ‘Nee, nee,’ kreunde hij wanhopig. ‘Niet in India.’

      ‘Waar heb je haar dan heen gebracht? Engeland? Duitsland? Waar?’

      ‘Frankrijk,’ fluisterde Navin uiteindelijk.

      Khan ademde diep in. ‘Waarom Frankrijk?’

      Navin bleef zwijgen en Khan wachtte. Na een minuut werd de hoofdinspecteur ongeduldig en pakte hij de dynamo weer op. Het vooruitzicht van nog een pijnlijke schok zorgde ervoor dat Navin antwoord gaf.

      ‘Ik heb... een oom... in Parijs.’

      Khan legde de dynamo terug op de vloer. ‘Is je oom een malik, net als Suchir?’

      Navin schudde langzaam zijn hoofd. ‘Niet... voor seks... ze werkt... in zijn... restaurant.’

      Er werd op de deur geklopt. Kahn draaide zich geïrriteerd om; hij had strikte orders gegeven dat hij niet gestoord mocht worden.

      ‘Wat?’ riep hij woedend.

      De deur ging open en zijn meerdere, de commissaris, kwam het kamertje in. Hij wierp een korte blik op Navin en richtte zich toen tot Khan.

      ‘Inspecteur Khan,’ zei hij. ‘De arrestatie van deze man blijkt een vergissing.’

      Khan kon zijn oren niet geloven en protesteerde: ‘De verdachte heeft al bekend dat hij een minderjarig meisje uit een bordeel heeft gekocht en haar naar Frankrijk heeft overgebracht. Daarmee heeft hij zowel de Indiase als de internationale wet overtreden. Wat voor vergissing bedoelt u?’

      ‘Ik beveel u hem op vrije voeten te stellen,’ antwoordde de commissaris.

      Khan staarde zijn meerdere aan, zijn nek tintelde van woede en schaamte. Hij voelde in zijn zak naar de sleutel van Navins handboeien. Hij had geen keus. Als hij niet gehoorzaamde, zou hij zijn baan verliezen en zouden zijn gezin en hij op straat moeten leven.

      Zodra zijn handboeien los waren, kwam Navin overeind en spuugde de hoofdinspecteur in zijn gezicht.

      Muth mar, bhenchod,’ lispelde hij binnensmonds. ‘Dat meisje vind je nooit...’

Khan liep terug naar zijn kantoor. ‘We hebben een probleem,’ zei hij, terwijl hij Greer en Thomas aankeek. ‘De commissaris heeft Navin vrijgelaten.’

      ‘Hoe bedoel je, de commissaris hem heeft vrijgelaten?’ vroeg Greer.

      ‘Precies wat ik zei. Navin is weg.’

      Thomas was verbijsterd. ‘Hoe kunt u zoiets laten gebeuren?’

      Khan fronste zijn wenkbrauwen. ‘U begrijpt het niet. Ik had geen keus.’

      ‘Het is hier verdomme één groot circus,’ zei Thomas woedend. Hij stond op en liep in de richting van de deur. ‘We moeten iets doen.’

      Khan blokkeerde hem de doorgang. ‘Wilt u in de gevangenis belanden?’ vroeg hij. ‘Want de commissaris sluit u op en zal de sleutel in Mahim Bay laten verdwijnen. U wint het nooit van corruptie. Er is maar één manier om het meisje te vinden en dat is via de Franse politie.’

      Thomas haalde diep adem en probeerde kalm te worden. ‘Heeft Navin Sita naar Frankrijk gebracht?’

      ‘Ze werkt in Parijs in het restaurant van zijn oom.’

      Thomas schudde zijn hoofd. ‘Sita is in Parijs, het is niet te geloven.’

      ‘Hoezo, niet te geloven?’ vroeg Greer.

      ‘Omdat ik Parijs ken. Ik heb een semester op de Sorbonne gezeten.’

      ‘En?’ Greer staarde hem aan. ‘Je dacht er toch niet aan om haar achterna te reizen? De Franse politie is veel beter uitgerust om haar op te sporen dan jij.’

      ‘Uiteraard,’ zei Thomas. Het was een absurd idee, maar om de een of andere reden nam het een vlucht in zijn hoofd, als een vlieger in de wind.

      ‘Ik zal morgen contact opnemen met het CBI,’ zei Khan. ‘Die kan helpen met de Fransen.’

Thomas liep met Greer de plakkerige nacht van Mumbai weer in. Greer hield een taxi aan en zei tegen de chauffeur dat hij hen naar het Mumbai-station moest brengen.

      Tijdens de rit zei Thomas niets. De gemakkelijkste optie – het aan de autoriteiten overlaten – was ook de verstandigste. En de persoon die het allerbelangrijkste voor hem was – Priya – zat in Mumbai. Misschien zou ze een reis naar Parijs wel aanmoedigen. Maar haar mening was niet de enige die telde. Hoezeer ze hem ook hadden proberen te negeren, haar vader had nog steeds invloed op Priya. Zonder zijn zegen zou ze niet uit India vertrekken. Als Thomas kans wilde maken op haar terugkeer naar de Verenigde Staten, zou hij eerst de professor voor zich moeten winnen.

      Greer en hij kochten kaartjes naar Bandra en liepen de trap af naar het perron. Tien minuten later boemelde de stoptrein binnen. Ze stapten in een tweedeklaswagon, en Thomas ging bij de deur staan. Hij staarde de nacht in. De trein begon ongehaast zijn rit naar de voorsteden. De lichten van de stad waren als een opgloeiende rivier, eindeloos in beweging. De warme wind streek door zijn haar en rook naar paan en zware eau de cologne.

      Terwijl de kilometers onder hem weggleden, kwam hij tot een besluit. Misschien kwam het door de cadans van de wielen, het gevoel van de zoute lucht op zijn huid, het ritme van de vreemde taal uit de monden van onbekende mensen. Of misschien was het de euforie omdat ze Navin hadden gevonden, nadat hij alle hoop daarop al had opgegeven. En zodra hij zijn besluit had genomen, leek het onomkeerbaar, alsof het pad hém gekozen had. Hij ging naar Parijs.

      Dat was hij Ahalya verschuldigd.

      Dat was hij zichzelf verschuldigd.