27
De waarheid is zelden puur en nooit eenvoudig. OSCAR WILDE
PARIJS, FRANKRIJK
Thomas en Julia kochten tickets terug naar Parijs voor de late middagtrein. Thomas vond een internetcafé in Quimper en boekte een vlucht naar Mumbai voor de volgende ochtend. Hij verzond twee e-mails vanaf het station: de eerste naar Andrew Porter, om hem te informeren dat Sita blijkbaar naar de Verenigde Staten was verhandeld, en de tweede naar Jeff Greer bij case, met de belofte dat hij maandag weer terug zou zijn op kantoor. Daarna belde hij Priya om haar de informatie over zijn vlucht van de volgende dag door te geven. Toen hun trein werd omgeroepen deed hij zijn best om het mislukken van hun missie van zich af te zetten en stapte in.
Op Julia’s uitnodiging overnachtte hij in haar kleine flat in het Vijftiende Arrondissement. Ze bood hem de bank aan, maar hij kon niet slapen, gevangen in zijn eigen gepieker. Iedere minuut die verstreek raakte Sita verder van hem vandaan. Hij overwoog even om op een vliegtuig naar Washington te stappen om te overleggen met Porter, maar hij besefte dat dat een belachelijke onderneming was. Hij had nauwelijks een aanwijzing en zijn toegang tot informatie bij Justitie zou uiterst beperkt zijn.
Ergens na middernacht stond hij van de bank op en begon hij door het appartement te ijsberen. Hij voelde zich terneergeslagen en in de ban van een onverklaarbare onrust. In de keuken deed hij de koelkast open, om daarna slechts te beseffen dat hij helemaal geen honger had. Vervolgens wandelde hij weer terug naar de woonkamer en keek uit het raam naar de lichtjes van Parijs. Onder normale omstandigheden zou het uitzicht hem hebben geboeid, maar die nacht werd hij te veel in beslag genomen door andere dingen om het op te merken.
Waar ben je, Sita Ghai? dacht hij. Waar hebben ze je nu weer naartoe gebracht?
Plotseling voelde hij een hand op zijn schouder. Hij draaide zich om en zag Julia voor zich staan, gekleed voor de nacht in een hemdje en slipje. In het schemerduister keek ze hem met haar grote ogen aan en hij zag het medeleven in haar blik. Ze pakte zijn hand en omklemde die stevig. Alles gebeurde zo onverwacht dat Thomas er niet bij nadacht, geen adem haalde, en haar alleen maar kon aankijken.
‘Gaat het wel?’ vroeg ze fluisterend.
Hij overwoog even om te doen alsof, maar kon het niet. ‘Ik heb me wel eens beter gevoeld,’ zei hij.
Julia deed een stap naar hem toe en sloeg haar armen om hem heen. ‘Ik weet hoe je je voelt,’ zei ze, terwijl ze met haar hoofd tegen zijn borstkas leunde. ‘Zo was het ook toen mijn zusje opeens weg was.’
Thomas stond als bevroren, gevangen in twijfel. Hij dacht aan Priya in Mumbai, zesduizend kilometer ver weg. Hij dacht aan Cambridge, Charlottesville en Georgetown, en de jaren die ze samen hadden gedeeld. Maar zijn herinneringen konden niet tegen de kracht van Julia’s warmte op. Zijn afweer verbrokkelde totdat zijn hoofd en lichaam nog maar één ding wilden: haar omhelzen. Zijn armen sloten zich als vanzelf om haar heen en hij begroef zijn gezicht in haar geurende haren.
Zo bleven ze een tijdje in elkaars armen staan, totdat Julia met een vraag in haar ogen naar hem opkeek. Hij besefte dat ze op een moment waren aanbeland waarna er geen weg terug meer was. De alarmbellen rinkelden in zijn hoofd, maar hij maakte zich niet van haar los. Toen ze haar lippen op de zijne drukte, trok hij zijn hoofd niet terug. En toen ze hem door de hal meenam naar haar slaapkamer, protesteerde hij niet. Even flitste het door zijn hoofd dat het zo ook met Tera was gegaan. Maar hij was het punt dat hem dat nog iets kon schelen voorbij. Hij wílde dit. Hij had dit nódig.
Toen ze in haar slaapkamer waren, draaide Julia zich om en pakte allebei zijn handen beet. Ze trok hem naar zich toe en hief haar hoofd op om hem opnieuw te kussen. Op dat moment viel zijn oog op de flakkerende kaars op het kastje en de antieke spiegel erachter. Er schoot een beeld door zijn hoofd. Kaarslicht voor spiegelend glas, de vlam die de duisternis verdreef. Priya op het bed, wachtend tot hij de liefde met haar zou bedrijven. Het opgaan in elkaar, de vreugde van de ontlading. De nacht dat Mohini was gemaakt.
Hij liet Julia’s handen los en raakte het plekje waar zijn trouwring ooit had gezeten even aan. Die had hij afgedaan toen Priya bij hem was weggegaan en in de haast voor zijn vertrek naar Mumbai vergeten mee te nemen. De gedachte aan de ring herinnerde hem aan zijn trouwgelofte. Ik, Thomas, neem jou, Priya... Hij was naïef geweest, maar dat was iedereen die trouwde. Met deze ring trouw ik je. Het drong tot hem door dat naar bed gaan met Julia niet alleen verraad aan zijn huwelijk zou zijn, uitgerekend op het moment dat dat weer een beetje begon op te bloeien, maar ook verraad aan de herinnering aan Mohini en alle goede dingen die hij nog overhad in zijn leven.
‘Ik kan dit niet doen,’ fluisterde hij.
Julia deed een stap naar achteren en kruiste haar armen voor haar borst. ‘Waarom niet?’
Hij ademde diep in. ‘Ik ben getrouwd. Mijn vrouw zit in Mumbai.’
Julia ging op bed zitten en sloeg haar armen om haar knieën. Hij bleef naar haar staan kijken. Het drong tot hem door dat hij niet eerlijk tegen haar was geweest. Er was een emotionele band tussen hen ontstaan en hij had dat laten gebeuren. Iedere idioot had kunnen bedenken dat dit de volgende stap zou zijn. En toen zij die volgende stap, afgaand op haar intuïtie en vanuit haar gevoel, had gezet, was hij plotseling afgehaakt en had hij haar afgewezen.
De stilte strekte zich uit totdat Julia weer iets zei. ‘Hoe heet ze?’
‘Priya.’
‘Is ze Indiaas?’
‘Ja. Maar ze heeft het grootste gedeelte van haar leven in het Westen gewoond.’
Julia dacht even na. ‘Hou je van haar?’
In het besef dat hij werkelijk van Priya hield, knikte hij langzaam.
Julia draaide haar gezicht af, haar wangen kleurden licht.
‘Het spijt me,’ zei Thomas, weer in staat iets te zeggen. ‘Ik had het je moeten zeggen.’
Julia stond langzaam van het bed op.
‘Ja,’ zei ze. ‘Je had het me moeten zeggen. Maar ik weet niet zeker of het iets had uitgemaakt.’ Ze gaf hem een kusje op zijn wang. ‘Het zou leuk zijn geweest,’ fluisterde ze.
Thomas deed zijn ogen dicht en moest zich opnieuw schrap zetten om niet toe te geven aan het verlangen alles te vergeten en haar weer in zijn armen te sluiten.
‘Welterusten, Julia,’ zei hij, en hij liep de gang in.
Hij keerde terug naar de bank en legde een kussen over zijn hoofd, om het tikken van de klok niet te horen. Hoewel hij zijn best deed om in slaap te komen, lukte dat niet omdat haar omhelzing door zijn hoofd bleef spoken. De minuten werden uren en de nacht ging over in de ochtend. Toen het licht begon te worden, voelde dat als een bevrijding.
Na een snelle douche pakte Thomas zijn spullen in, terwijl Julia koffie voor hem zette en verse croissants besmeerde met boter. Tijdens het ontbijt praatten ze over koetjes en kalfjes. Toen ze klaar waren, liep Julia drie straten met hem mee naar het station. Ze bleven staan bij de ingang en keken elkaar aan. Even later verbrak Julia de betovering en gaf hem een knuffel.
‘Het spijt me van Sita,’ zei ze.
‘We hebben ons best gedaan. Niemand had het beter kunnen doen.’
Ze keek hem bemoedigend aan. ‘Misschien komt er via Andrew wel iets.’
‘Wie weet.’ Hij zweeg even. ‘Pas goed op jezelf, Julia.’
Ze glimlachte op die goedlachse manier van haar. ‘Ga naar huis, Thomas.’
Hij knikte en liep het metrostation in, getroffen door haar woordkeus.
Thomas nam de trein naar Charles de Gaulle en stapte een tijd later op de late ochtendvlucht van Air France naar Mumbai. Uitgeput door zijn slapeloze nacht trok hij het schermpje voor het raampje omlaag en probeerde in slaap te komen. Het lukte niet.
Toen hij er genoeg van had om met zijn ogen dicht te zitten, haalde hij Ahalya’s foto tevoorschijn. Sita keek hem voor de honderdste keer glimlachend aan, een kind dat op het punt stond te veranderen in een vrouw. Sita was alles wat hij zich had gedroomd voor zijn eigen dochtertje, Mohini. Die gedachte voelde als een openbaring. Was hij daardoor naar Frankrijk gedreven? Was het de schaduw van zijn eigen overleden dochter die het redden van een ander leven zo belangrijk voor hem maakte?
Om halftwaalf ’s avonds landde het vliegtuig in Mumbai. De donkere, vochtige warmte boven de stad was zwaar van de smog. ’s Nachts was het nu maar een paar graden minder heet dat overdag. Hij trof Priya bij de bagageband en ze verraste hem met een omhelzing.
‘Welkom terug,’ zei ze met glinsterende ogen. ‘Ik heb je gemist.’
‘Echt?’ vroeg hij, verrast door de opluchting die hij bij haar voelde.
Ze knikte en pakte zijn hand. ‘Ik heb iets voor je.’ Ze stak haar hand in haar tas en haalde er twee Jet Airways-tickets uit.
‘Goa!’ zei hij, zijn stem opgewekter.
‘Morgen gaan we op vakantie. Ik moet echt weg uit deze stad.’
Ze keek hem zo verwachtingsvol aan dat hij onwillekeurig moest glimlachen.
‘Een heel goed idee.’ Plotseling werd hij overrompeld door een allesomvattend gevoel van liefde voor haar. ‘Je ziet er prachtig uit,’ zei hij.
Priya knipperde even met haar ogen bij zijn opmerking, die zomaar uit de lucht leek te komen vallen. Toen begon ze stralend te grijnzen. ‘Kom, laten we maken dat we hier wegkomen,’ zei ze, en ze trok hem met zich mee naar de uitgang.
De nacht brachten ze door in Dinesh’ appartement in Bandra. De jonge bankier was op zakenreis en Thomas had de slaapkamer van zijn vriend tot zijn beschikking. Na haar liefdevolle begroeting op het vliegveld, hoopte hij dat Priya bij hem zou komen liggen. Maar zoveel geluk had hij niet. Priya gaf hem een knuffel en met een ondeugend lachje verdween ze naar de logeerkamer.
Voor de tweede nacht op rij sliep hij slecht. Om een uur of drie in de ochtend schrok hij wakker in de overtuiging dat Mohini lag te stikken in de kamer ernaast. Hij schoot paniekerig overeind en keek verward rond, totdat hij besefte waar hij was. Daarna luisterde hij naar de geluiden van de stad, peinzend over de paradoxen in zijn leven. Hoe kon het dat hij, iemand die eerbaarheid hoog in het vaandel had staan, zich oneerbaar had gedragen? Hoe kon het dat hij ervan overtuigd was geweest dat de liefde weg was, maar dat die nu weer opbloeide? Hoe kon het dat dezelfde pijn die eerst zoveel verwoest had, nu positieve dingen voortbracht? De Jogeshwarizaak. De redding van Ahalya. De zoektocht naar Sita. Priya vredig slapend in de kamer naast die van hem. Het vooruitzicht op een vakantie in Goa. Hoe kon het zijn dat hij nu al dertig jaar op deze planeet rondliep, twee universitaire studies achter de rug had en tegenwoordig meer vragen dan antwoorden had?
’s ochtends trof hij Priya in T-shirt op het terras aan; ze nam kleine teugjes van een kop dampende chai. Ondanks het vroege uur brandde de zon al, maar gelukkig bracht een briesje vanaf zee enige verkoeling.
‘Je ziet er moe uit,’ zei Priya, toen hij op een terrasstoel ging zitten.
‘Ik heb weinig geslapen,’ bekende hij, in zijn ogen wrijvend.
‘Vanwege Sita?’
Hij koos voor de eenvoudigste verklaring en knikte.
‘Dinesh heeft een mooi appartement,’ merkte ze op.
‘Hij heeft goed geboerd.’
‘Hij lijkt zich in Mumbai wel thuis te voelen.’ Er sprak melancholie uit haar toon.
‘Jij niet dan?’
‘Dat wisselt met de dag en de stemming.’
‘Zou je hier voorgoed willen wonen?’ vroeg hij, op zoek naar de richting waarin haar toekomstplannen gingen.
‘Dat weet ik niet echt. En jij?’
Hij haalde zijn schouders op, wilde niet liegen. ‘Ik weet het ook niet.’
Priya stond geeuwend op en streek even met haar vingertoppen over zijn hand. ‘Kom mee. We moeten ons klaarmaken.’
‘Ik moet nog één ding doen voordat we vertrekken,’ zei hij.
Ze keek hem nieuwsgierig aan. ‘Het vliegtuig vertrekt om twaalf uur.’
‘Geen probleem. Ik moet alleen iemand bellen.’
In het schoolgebouw op de ashram zat Ahalya achter haar tafeltje in het niets te staren. Het was halfnegen in de ochtend en haar lerares – zuster Elizabeth – was bezig de sinus en cosinus uit te leggen. Dat wekte nogal wat verwarring bij de andere meisjes, maar Ahalya kende de stof. Die was een jaar geleden tijdens de wiskundeles op St. Mary’s al aan haar uitgelegd. De begeleider die CASE voor haar had geregeld daagde haar uit met werk voor gevorderden, maar kwam alleen op maandag en woensdag. De andere dagen eisten de zusters van Ahalya dat ze, samen met de andere meisjes, gewoon de lessen in de hoogste klas van de middelbare school bijwoonde.
Zoals haar gewoonte was geworden, trok Ahalya zich terug in het verleden. Ze kon zich de dingen tot in de kleinste details herinneren en focuste zich tegenwoordig op de gezichten en de manier van doen van de inwoners van haar geheugen, totdat ze ze bijna levensecht voor zich zag. Ze projecteerde haar geliefden in een toekomst die er voor hen had moeten zijn, stelde zich de rimpels in het gezicht van haar moeder op hoge leeftijd voor, beeldde zich haar vader in op de dag van haar bruiloft, zag Sita voor zich als een volwassen vrouw. Haar verbeelding ging met haar op de loop en ze verloor alle besef van tijd. Tegenwoordig gebeurde het zelfs zo vaak dat Ahalya volkomen afhaakte, dat ze er standjes voor kreeg van de zusters van de ashram.
‘Ahalya,’ zei zuster Elizabeth nu, terwijl ze haar ogen tot spleetjes kneep. ‘Wat is de sinus van negentig graden?’
‘Een,’ antwoordde ze.
‘En de cosinus van honderdtachtig graden?’
‘Min een,’ zei ze. Ze zag de golffuncties voor zich in haar hoofd.
Zuster Elizabeth zuchtte diep en keerde zich weer om naar het bord.
Om kwart voor negen stond zuster Ruth opeens in de deuropening. De leerlingen keken haar bezorgd aan en vroegen zich af waarom het hoofd van de school een onverwacht bezoek bracht.
‘Ahalya,’ zei zuster Ruth, ‘loop je even met me mee?’
Ahalya keek verbaasd op over de ernstige toon waarop ze het vroeg. Ze stond op en liep achter zuster Ruth aan het schoolgebouw uit. De non liep zwijgend het pad af in de richting van de ingang van de ashram. Ahalya begon zich met iedere stap meer af te vragen wat er aan de hand zou zijn. Het was niets voor zuster Ruth om zo onmededeelzaam te zijn. Ze had immers altijd wel iets te vertellen.
Toen ze bij de vijver kwamen waar Ahalya haar lotus had geplant, bleef zuster Ruth staan en wees ze naar een bankje.
‘Ga daar maar zitten,’ zei ze. ‘Er komt bezoek.’
‘Wie dan?’ vroeg Ahalya, tegelijkertijd opgewonden en doodsbang. Anita van CASE kwam altijd op dinsdag. En nu was het donderdag. Dit moest een bijzondere bezoeker zijn.
Zuster Ruth antwoordde niet. In plaats daarvan draaide ze zich om en liep ze naar de toegangspoort. Ahalya ging op het bankje zitten en probeerde de misselijkheid die haar nu al wekenlang plaagde te negeren. Ze bekeek haar lotusplant, de bloempot was goed te zien onder de waterspiegel. Er hadden zich twee leliebladeren gevormd, maar voor een bloem was het nog veel te vroeg in het jaar. Ahalya stak haar hand uit en raakte het water even aan. Er zat in ieder geval leven in de plant, hij groeide. De lotus zou gaan bloeien. Dat moest wel, want de plant droeg Sita’s geest in zich.
Groei! beval ze de plant. Jij bent de reden dat ik ’s morgens opsta!
Zuster Ruth ontmoette Thomas bij de ingang van de ashram. Thomas vond haar ongewoon serieus. ‘Mr. Jeff belde dat u onderweg was,’ zei ze, met een korte blik op Priya die in de taxi zat. ‘Hebt u nieuws voor Ahalya?’
Thomas knikte.
‘Over Sita?’ vroeg zuster Ruth.
‘Ja,’ bekende hij.
‘Als het slecht nieuws is, kan ze het beter niet horen. Ze is heel kwetsbaar op het moment.’
‘Ik heb goed nieuws, maar ook slecht.’ Thomas voelde even aan de rakhi-armband om zijn pols. ‘Ik ben haar de waarheid schuldig. Ik denk dat ze wil dat ik niets achterhoud.’
De non dacht er even over na en knikte. ‘Het is een meisje met een sterk karakter. Ze praat over niets anders dan haar zusje. Als ze al praat, tenminste.’
‘Ik heb maar vijf minuten nodig,’ zei hij.
De non maakte de poort open en gaf Thomas toegang tot het terrein. ‘Ze zit bij de vijver.’
Ahalya zat op het bankje naar het water te staren. Toen ze dichterbij kwamen, keek ze op: haar ogen werden groot. Ze kwam overeind en liep naar hem toe.
‘U bent terug,’ zei ze. ‘Er is vast nieuws over Sita.’
Toen hij in haar ogen keek, voelde Thomas haar triestheid zwaar op zich drukken. ‘Misschien moeten we even gaan zitten,’ zei hij, met een gebaar naar een van de bankjes.
Ahalya sloeg haar armen over elkaar. ‘Ze is niet meegekomen.’
‘Nee,’ antwoordde hij.
Hij ging op een bankje zitten en tuurde naar het bos, ergens in de takken boven hem zongen de vogels.
‘De man die haar van Suchir heeft gekocht, heeft haar meegenomen naar Frankrijk. De afgelopen twee maanden heeft ze daar in een restaurant gewerkt. De politie van Mumbai heeft die man uiteindelijk kunnen oppakken, maar was niet snel genoeg. Sita is een paar dagen geleden meegenomen naar de Verenigde Staten. Niemand weet waarheen of waarom.’
Ahalya barstte in snikken uit, haar lichaam schokte als een zaailing in een stevige bries. Thomas moest diep inademen en vroeg zich af of zuster Ruth misschien gelijk had gehad toen ze zich afvroeg of het wel goed was dat hij dit allemaal aan Ahalya vertelde. Misschien had hij beter niet kunnen komen.
Thomas tuurde naar de lotusplant, op zoek naar een manier om haar een beetje op te vrolijken.
‘Ik heb de foto die ik van je heb gekregen doorgestuurd naar een vriend op het Amerikaanse ministerie van Justitie,’ zei hij uiteindelijk. ‘En ik heb erbij gezegd dat Sita nu in de Verenigde Staten is. Ik weet zeker dat hij de FBI zal inlichten. Er zal naar haar worden uitgekeken.’
Ahalya bleef een tijdlang strak naar de waterspiegel staren en kreeg haar emoties langzaam weer onder controle. Ze keerde zich naar hem toe, haar ogen roodomrand en haar wangen nat van de tranen.
‘Ik heb een boodschap voor uw vriend,’ fluisterde ze, terwijl ze voor hem neerknielde.
Hij knikte. ‘Die zal ik hem overbrengen.’
Ahalya legde haar hand op haar buik. ‘Zeg hem dat er nu twee zijn die op Sita wachten.’
En toen stond ze op en begon over het pad terug te lopen in de richting van het schoolgebouw.
Thomas keek zuster Ruth in verwarring aan.
De non beantwoordde zijn vraag voordat hij die had gesteld. ‘Het is een moedig meisje. De meesten zouden u dat niet hebben verteld.’
‘Wat verteld?’
‘Ze is zwanger.’
Hij ademde scherp in. ‘Van het bordeel?’ vroeg hij.
De non knikte. ‘Dat gebeurt vaak. We hoopten dat het niet zo zou zijn, omdat ze er niet zo lang heeft gezeten.’
Er sloeg een golf van afkeer door hem heen. ‘En ze houdt de baby?’
Zuster Ruth staarde hem doordringend aan. ‘Het is een léven,’ zei ze op onverzettelijke toon. Maar toen verzachtte ze enigszins. ‘Zoals het er nu naar uitziet is het kind nog haar enige familie.’
Thomas keek Ahalya na, terwijl ze tussen de bomen verdween. Ze zag er net zo uit als elke jonge, bijna volwassen vrouw in India met haar lichtgroene churidaar en sandalen. Ze was mooi, slim, goed opgeleid en sprak vlekkeloos Engels. Vóór de tsunami was ze voorbestemd geweest voor een geweldige toekomst; de universiteit, medicijnen of rechten waarschijnlijk, en op zijn minst een gunstig huwelijk. Nu was ze in verwachting van de man die haar haar onschuld had ontstolen. Vóór die zwangerschap was haar toekomst al uiterst onzeker geweest, maar nu was die volkomen geruïneerd.
‘Denkt u dat Sita gevonden zal worden?’ vroeg de non.
‘Het kán,’ antwoordde hij. ‘Maar waarschijnlijk is het niet.’
Zuster Ruth sloeg een kruis. ‘Soms begrijp ik Gods wegen niet.’
‘Dan zijn we met z’n tweeën.’
De vlucht van Jet Airways naar Goa was gelukkig kort. Priya had een kamer gereserveerd op een afgelegen resort, ver in het zuiden en een eind van de toeristische massa in Noord-Goa vandaan. Hij vertelde haar weinig over zijn ontmoeting met Ahalya en voor één keer was ze niet nieuwsgierig. Het was lang geleden dat hij haar zo vrolijk had gezien en hij was niet van plan om de stemming te bederven.
De taxirit naar Agonda Beach nam het grootste gedeelte van de middag in beslag. Thomas draaide het raampje omlaag en liet zich door het landschap afleiden van alle problemen die op zijn schouders drukten. Zijn aandacht voor de voorbijglijdende bungalows en eucalyptusbossen bleek te helpen om niet aan Ahalya’s baby te denken, of aan Sita, of aan de armband om zijn pols. Of aan Tera en Clayton en de leugens die hij zijn vrouw had verteld. Zijn enige troost was het feit dat hij zich in Parijs had weten te beheersen. In de slaapkamer van een prachtige vrouw die hem begeerde, was hij standvastig gebleven.
Even over vieren die middag sloeg de taxi een onverharde weg in die werd geflankeerd door winkeltjes en strandhuisjes. Wat later zette de chauffeur hen aan het eind van het strand af voor de ingang van het Getway Resort en Hotel. De plek was precies zoals die in de advertenties werd beschreven: schoon, zonder pretenties en vlak bij de zee.
De beheerder, een vriendelijke witharige man in een opzichtig hawaïshirt, begroette hen in vloeiend Engels. ‘Huwelijksreis?’ vroeg hij.
‘Ja,’ antwoordde Priya tot Thomas’ verrassing. ‘Onze tweede.’
‘Op een nieuw begin dan,’ zei de man, terwijl hij hun de sleutels overhandigde.
Hand in hand liepen ze naar hun huisje. Nadat ze hun spullen hadden uitgepakt, verdween Priya naar de badkamer om zich te verkleden. Even later kwam ze tevoorschijn in een wit linnen bloesje met een gebloemde sarong eronder. Ze bekeek Thomas van top tot teen: zijn surfshort, Birkenstocks en zijn Russell Athletic T-shirt. Toen deed ze een stap naar hem toe, sloeg haar armen om hem heen en wreef haar gezicht tegen zijn borstkas aan. Hij omhelsde haar met een passie waardoor hij opeens besefte hoe erg hij haar had gemist.
Na een tijdje deed ze een stap naar achteren en zei: ‘Kom, laten we een eind gaan wandelen.’
‘Waar?’
‘Langs het strand.’
Ze namen een hobbelig zandpad dat in de schaduw van een rij palmbomen lag en over een duinenrij naar de zee leidde. Op het strand deden ze hun schoenen uit en blootsvoets liepen ze verder naar de waterlijn. Het zand was dik en voelde lekker onder hun voeten. De tropische zon hing vlak boven de horizon en gaf het water een gouden gloed.
Priya pakte zijn hand en samen slenterden ze naar een groepje rotsblokken even verderop. Daar klom ze naar de top van de grootste. Thomas deed hetzelfde en naast elkaar genoten ze van de ondergaande zon. Thomas sloeg zijn arm om haar heen en Priya leunde tegen hem aan.
‘Waarom moet het leven toch zo moeilijk zijn?’ vroeg ze.
‘Zo is het leven nou eenmaal,’ antwoordde hij. ‘Maar wat wij hebben geprobeerd is niet gemakkelijk.’
‘Ik heb van zoveel dingen spijt,’ zei ze zachtjes.
‘Sst,’ zei hij, terwijl hij zijn vinger op haar lippen legde.
‘Nee, ik wil het juist graag zeggen.’ Met verstikte stem vervolgde ze: ‘Ik heb je gekwetst. Ik was vreselijk om mee te leven en had geen idee wat ik met mijn verdriet aan moest. Ik dacht dat het thuis in India beter zou gaan, maar dat was niet zo. Iedere ochtend hoor ik haar stemmetje, zie ik haar kleine gezichtje en voel haar zachte haartjes. En dan herinner ik me weer hoe het was om van haar te bevallen.’
Thomas had het gevoel alsof hij werd verscheurd. Hij hield nog altijd van zijn vrouw, besefte hij. Dat was hij altijd blijven doen. Zelfs toen hun kind was gestorven en ze hem had gehaat en neergesabeld met haar woorden. Hij zou zo weer met haar trouwen. Ze was het allerbeste in zijn leven.
‘Ik denk niet dat dat gevoel ooit over zal gaan,’ zei hij. ‘Ze is een deel van ons en het verdriet om haar hoort bij ons leven.’
Priya dacht erover na. ‘Heb je wel eens nachtmerries?’
Hij knikte. ‘Ik word zwetend wakker en hoor haar huilen. Thuis was het nog erger. Daar had ik het gevoel dat ik samen met geesten woonde.’
Ze staarden naar de zon die in de zee zakte en de lucht een roze blos gaf.
‘Ze zeggen dat het mogelijk is om opnieuw te beginnen,’ zei ze, terwijl ze zijn hand pakte en die streelde met haar vingertoppen. ‘Ik weet niet of ik dat wel geloof.’
‘Dat komen we alleen te weten als we het proberen.’
Samen bleven ze op de rots zitten totdat de zon helemaal verdwenen was en de eerste sterren aan de zwarte hemel pinkten.
‘Heb je honger?’ vroeg ze.
‘Als jij honger hebt,’ fluisterde hij, terwijl hij zich naar haar toekeerde en haar parfum van seringen en jasmijn opsnoof. Die geur bracht herinneringen terug, die stuk voor stuk mooi waren.
Priya keek hem diep in de ogen en haar lippen weken uiteen. Hij kuste haar, eerst nog aarzelend, maar algauw gepassioneerd, en trok haar dicht tegen zich aan.
‘Waarom vergeten we het diner niet gewoon?’ fluisterde ze.
Hij nam haar gezicht in beide handen. ‘Dat is nou precies wat ik wilde horen.’
Goa gaf weer glans aan hun leven. De zee was nooit blauwer geweest, het zand nooit zachter en de zon nooit stralender dan in die drie dagen. Ze brachten net zoveel tijd in het huisje door als erbuiten. Priya leek geen genoeg van zijn liefkozingen te krijgen en Thomas voldeed maar al te graag aan haar wensen. Iedere keer dat hij zijn vrouw tegen zich aan trok, had hij het gevoel dat ze weer een draad ontwarden uit de kluwen van problemen die hen uit elkaar had gedreven.
Op de ochtend van de tweede dag huurden ze een scooter bij een winkel in Agonda. Priya zat achterop met haar armen losjes om zijn middel geslagen. Opgegroeid met een broer die gek was op motoren, voelde ze zich thuis achter op een tweewieler. Ze reden noordwaarts langs de ruige kustweg richting het Coba de Rana Fort. De lucht was vochtig en zout, en de hemel een enorme koepel die de blauwe en de groene horizon met elkaar verbond.
Ze volgden de borden naar Margao en reden over een kronkelweggetje dat hen langs rijstvelden en palmbossen voerde omhoog. Uiteindelijk belandden ze op een dor plateau dat boven de boomgrens lag. In het westen zagen ze het heldere blauw van de zee. Het fort lag veertien kilometer van Agonda vandaan, maar de tweetaktmotor overbrugde die afstand zonder enige moeite. Aan het einde van de weg kwamen ze terecht bij de eeuwenoude ruïnes van een kasteel dat afwisselend in handen was geweest van Hindoe, Mongoolse en Portugese heersers.
Ze parkeerden de scooter en klommen langs de afbrokkelende muren omhoog naar een verlaten geschutsemplacement dat uitkeek over een baai. Het landschap dook steil omlaag naar een kust van zwart basalt. De golven sloegen tegen de rotsen en zorgden voor fonteinen van waterdruppels die hoog in de lucht spatten. Priya en Thomas bleven een hele tijd staan genieten van het uitzicht.
‘Op plekken als deze is het moeilijk voor te stellen dat de wereld zo afgrijselijk kan zijn,’ constateerde Thomas.
‘Dit is hoe de wereld hoort te zijn,’ antwoordde Priya. ‘Het is onze schuld dat hij zo afgrijselijk is.’
Rond vijf uur namen ze de kustweg verder naar het zuiden richting Palolem, een dorpje aan de kust dat vier kilometer verder dan Agonda lag. Daarvandaan namen ze het weggetje naar het strand waaraan allerlei winkeltjes lagen en het druk was met straatverkopers die hun waren aanprezen. Ze parkeerden aan het einde ervan en liepen over het strand naar een rij op het zand liggende vissersbootjes.
Het strand bij Palolem was breder dan dat bij Agonda en ook drukker. Inwoners van Goa, gekleed in sari’s met lange mouwen, wandelden met hun kinderen over het strand, terwijl er net zo goed vakantiegangers uit Europa, Australië en Amerika in zwemkleding rondliepen en op luide muziek dansten in de strandtentjes. Het contrast had niet groter kunnen zijn, maar het leek niemand te bevreemden of te storen.
Op het terras van een cocktailbar bestelden ze pina colada’s. De zon zonk langzaam naar het schiereiland dat de baai omarmde. Op het strand stond een Indische jongen naast een geïmproviseerde wicket met een houten bat te zwaaien. Hij draaide zich om en gebaarde heftig naar de kustlijn, terwijl hij iets schreeuwde wat werd overstemd door de wind. Algauw verzamelde zich een bont groepje jongens rondom de wicket. Ze praatten even en verspreidden zich om een spelletje cricket te beginnen.
Het geïmproviseerde cricketspel fascineerde Thomas. Na een tijdje haalde hij een notitieblokje uit zijn rugzak en schreef een klein verhaaltje over wat hij voor zich zag.
Toen hij dat aan Priya voorlas, merkte ze op: ‘Je moet gaan schrijven. Vergeet dat hele juridische gedoe gewoon. Er zijn al genoeg juristen op de wereld.’
Hij pakte haar hand vast en keek haar lachend aan. ‘Daar hou ik je misschien wel aan.’
Ze staarden naar de lichtjes op het strand die her en der begonnen op te gloeien.
‘Het is goed om hier met je te zijn, Thomas,’ zei ze eenvoudig.
Hij keek haar aan en zei: ‘Betekent dat dat ik vooruitgang boek?’
Met twinkelende ogen zei ze: ‘Wat denk je?’
Zondagmorgen werd Thomas wakker met het geluid van zingende vogels en ritselende palmbladeren in zijn oren. Hij draaide zich om in bed en merkte dat Priya weg was. Dat baarde hem geen zorgen. Thuis was ze vaak vroeg opgestaan om de dag te begroeten. Hij wreef over zijn slapen. Ze waren de avond daarvoor tot laat uit geweest op Palolem Beach en hij had een drankje te veel genomen – wat hem nu een barstende hoofdpijn opleverde.
Hij luisterde of hij de douche hoorde, maar nee, niets. Ze was vast een ommetje gaan maken. Hij ging naar de badkamer en bekeek zichzelf in de spiegel. Hij had zich in vier dagen niet geschoren en zijn stoppels begonnen een baard te worden. Dus zocht hij zijn scheerapparaat op en begon zichzelf weer toonbaar te maken. Vanmiddag zouden ze weer naar Mumbai vliegen. Hij zag er niet naar uit om terug te gaan, maar een vakantie kon natuurlijk niet eindeloos duren. Er moest nou eenmaal gewerkt worden.
Hij liep naar zijn weekendtas en trok een zwembroek en T-shirt aan. Ze hadden de ochtend nog. Het had geen zin om nu al naar het vliegveld te gaan. Hij keerde zich om en liep naar de deur in de verwachting dat hij Priya wel op het strand zou aantreffen. Toen viel zijn oog op zijn BlackBerry. Er lag een vel papier onder. Hij staarde naar het papier en zijn ogen schoten wijd open van schrik.
In haastige hanenpoten had Priya geschreven: ‘Hoe kón je?’
Hij pakte de telefoon op. Die stond in stand-bymodus. Hij drukte op een knop en het schermpje kwam tot leven. Zodra hij de e-mail zag, snapte hij wat er fout was gegaan. Tera had geschreven:
Thomas, ik weet nu waarom je bent vertrokken. Ik had wel een vermoeden, maar tot nu toe geen bewijs. Ze hebben je een ultimatum gesteld, is het niet? Ze hadden een zondebok nodig. Mijn god, ik vind het ongelooflijk dat ze zoiets hebben gedaan. Maar daardoor valt alles op zijn plaats. Als je je afvraagt hoe ik het weet: een paar dagen geleden heeft een schoonmaakploeg Mark Blake met een juridisch medewerkster betrapt op zijn kantoor. De firma heeft geëist dat hij ontslag neemt. Ik heb rondgevraagd en stuitte op iemand die me wel wilde vertellen wat er was gebeurd. Je hoeft je niet meer gedeisd te houden, Thomas. De lucht zal opgehelderd worden en de zaak zal worden vergeten. Sinds je weg bent, ben ik steeds meer gaan beseffen hoe graag ik met jou wil zijn. Alsjeblieft, hul je niet weer in stilte. We zijn een goede combinatie met elkaar.
Hij smeet de telefoon op het bed. Hoe dúrfde Priya zijn e-mails te lezen? Hoe dúrfde Tera rond te snuffelen in zijn privézaken? Hoe dúrfde het lot hem zo slecht te behandelen? Zijn liefde voor Priya was echt. Hij was met gemengde gevoelens en motieven naar India gekomen, ja, maar zijn hoop op een hereniging was oprecht. De afgelopen dagen waren niet zomaar een illusie. Ze hadden zelfs over de toekomst gepraat, verdomme. Tera was een ernstige beoordelingsfout van hem geweest, maar onder de omstandigheden een begrijpelijke, en hij had geprobeerd de banden met haar te verbreken.
Hij griste de telefoon van het bed en liep met grote stappen het huisje uit in de richting van het strand. Dat bleek bijna leeg toen hij er aankwam. Er woei een gestage wind vanaf de zee, de golven hadden een witte kuif. Hij zag haar bij de waterlijn zitten. Hij sjokte naar haar toe en probeerde te bedenken wat hij zou gaan zeggen, maar alles klonk belachelijk of onbeschoft.
Priya zag hem al van verre aankomen en stond op. Ze begon van hem vandaan te hollen. Ze was best snel, maar hij was sneller. Hij haalde haar vlak bij de rotsen in waarop ze een paar dagen geleden de eerste kus van hun hereniging hadden uitgewisseld.
‘Ga weg!’ schreeuwde ze, terwijl ze haar arm wegrukte van zijn hand. ‘Hoe kón je, Thomas? Hoe kón je? Ik vertrouwde je!’
Ze rende weer weg.
‘Stop, verdomme,’ riep hij, terwijl hij haar de weg versperde. ‘We moeten erover praten!’
‘Er valt niks te praten!’ zei ze. ‘Je hebt tegen me gelogen over Tera en je hebt tegen me gelogen over Clayton. Dus zowat over alles.’
‘Dit weekend was geen leugen,’ zei hij smekend.
‘Dit weekend was de grootste leugen van allemaal. Ik ben met je naar bed geweest, ik begon weer in een toekomst voor ons te geloven. En nu?’ Ze schudde haar hoofd. ‘Mijn vader heeft al die jaren gelijk gehad.’
Thomas was verbijsterd. ‘Hoe kun je dat nou zeggen? Hoe kun je dat in vredesnaam zeggen? Fellows Garden was geen leugen. Ons trouwen was geen leugen. Mohini...’
‘Zeg haar naam niet!’ gilde Priya, terwijl de tranen in haar ogen sprongen. ‘Hoe durf je haar naam uit te spreken, klootzak. Ik ben degene die van haar is bevallen, ik ben degene die voor haar heeft gezorgd, terwijl jij zat te zwoegen bij een vijfhonderd dollar per uur circus dat zichzelf een juridische firma noemt. Ik ben degene die haar heeft zien groeien, terwijl jij de tijd van je leven had in Tera’s slaapkamer.’
Thomas balde zijn vuisten. ‘Ik ging niet met haar naar bed, Priya. Ik heb je de waarheid verteld. Ik had niemand om mee te praten. Jij was verlamd van verdriet en Tera had een luisterend oor, iets wat ik op dat moment heel hard nodig had.’
Ze deed een stap in zijn richting en wees beschuldigend met haar vinger. ‘Kijk me recht aan en vertel me dat je nooit naar bed bent geweest met Tera Atwood.’
Zijn schuldbewuste blik verraadde hem.
‘Ik wist het!’ raasde ze. ‘Ik wist het de hele tijd al. Daarom heb ik je e-mails gelezen. Ik wist dat je tegen me loog.’
‘Je hebt mijn e-mails gelezen omdat je paranoïde was!’ antwoordde hij, nu zo woedend dat hij zich niet meer kon inhouden. ‘Ik ben pas met haar naar bed geweest toen jij naar je pappie was gevlucht.’
Ze vloog op hem af en bonkte met haar vuisten op zijn borstkas. ‘Rot op!’ riep ze. ‘Laat me met rust!’
Ze deden allebei een stap naar achteren en keken elkaar aan.
‘Weet je,’ zei hij, zichzelf beheersend. ‘Het is jammer, omdat ik echt van je hou, Priya. Ik heb fouten gemaakt, maar ik ben hier met goede bedoelingen. Ik wilde verder met je. Tera heeft me die e-mail gestuurd omdat ze nog niet kan accepteren dat ik er een streep onder heb gezet. Ik kan haar teleurstelling niet oplossen en haar niet laten verdwijnen, maar ze zit aan de andere kant van de wereld. Ik ben hier in Goa, met jou. Ik was dit weekend heel gelukkig, zo gelukkig als ik in jaren niet ben geweest. Ik wíl die toekomst waar we het over hadden. Maar ik neem aan dat dat niet voldoende is.’
Priya staarde naar de oceaan, haar donkere haar bolde op in de wind. Zijn liefdesverklaring had haar geraakt, dat zag hij. Maar ze was niet van plan zich over te geven.
‘Je bent zo’n enorm egocentrische zak, Thomas Clarke,’ zei ze. ‘Voor jou is een excuus niet meer dan het toegeven van een kleine tekortkoming. Ik walg van je.’
‘Dus je wilt dat ik ga?’ vroeg hij, terwijl hij zijn handen naar haar uitstak.
Ze schudde bedroefd haar hoofd. ‘Kan me niet schelen. Ik wil je gewoon niet meer zien.’
Hij bleef staan totdat hij er zeker van was dat ze niet van gedachten zou veranderen.
‘Jij wint,’ zei hij. Hij draaide zich om en begon terug te lopen naar de bungalow, overrompeld door verdriet.
‘Zoals altijd,’ fluisterde hij in zichzelf.