10
In de donkere nacht leven degenen voor wie de onderwereld de enige werkelijkheid is. ISHA UPANISHAD
MUMBAI, INDIA
Veertig minuten voor de inval had Suchir Sita naar de lobby van het bordeel gebracht en een man begroet die op de bank zat. Toen Sita hem zag, herkende ze hem direct. Het was de man van de avond ervoor. Hij droeg dezelfde dure kleding, had hetzelfde zilveren polshorloge om. Naast hem stond een weekendtas. Met een knikje naar Suchir stond hij op en pakte de tas.
‘Eén lakh nu,’ zei hij, terwijl hij die naar hem uitstak. ‘De rest als het meisje haar werk heeft gedaan, zoals gewoonlijk. Je kunt het natellen als je wilt.’
‘Dat is niet nodig, je hebt mijn vertrouwen verdiend, Navin.’
Navin knikte nog een keer en pakte Sita bij de hand. ‘Tijd om te gaan, Sita.’ Hij sprak haar naam in Hindi uit alsof hij een vertrouwd familielid was.
Sita bleef niet-begrijpend staan en trok haar hand los. ‘Ik kan mijn zusje niet achterlaten,’ zei ze paniekerig. ‘Alstublieft, haal me niet bij haar weg.’
Navin keek naar Suchir en toen weer naar Sita. ‘Misschien neem ik je zusje de volgende keer wel mee. Maar vandaag heb ik jou gekocht. Als je meewerkt, staat je een gemakkelijk leventje te wachten. Zonder pooier, zonder gharwali, zonder seks met vreemde mannen. Maar als je je verzet, zul je er spijt van krijgen.’
De man pakte haar hand opnieuw vast en trok haar met zich mee de trap af naar de stoffige straat, de donkere nacht in. Er stond een zwarte SUV langs de stoeprand. Navin maakte het achterportier open en gebaarde dat Sita moest instappen. Ze schudde haar hoofd, haar ogen flitsten heen en weer van angst. Met een zucht pakte Navin haar schouders beet en duwde haar het voertuig in. Daar bleef ze als versteend zitten en huilde stille tranen.
Op de bestuurdersstoel zat een forse man, maar die schonk geen aandacht aan haar. Navin ging naast hem zitten en zei: ‘New Mumbai. George heeft tien uur gezegd. Zorg dat je niet te laat bent.’
De chauffeur gromde iets en trok op door de smalle straat. Ze reden een hele tijd voordat ze een lange brug over een baai overstaken. Aan het einde ervan waren ze in een ander gedeelte van de uitgestrekte stad. Op een doodgewone, onopvallende straathoek ergens in een wirwar van straatjes zette de chauffeur de auto stil. Navin stapte uit met een rugzak over zijn schouder. Door het raampje zag Sita een magere, zwarte man in het donker staan met in zijn hand een in stof gewikkeld pakje. Navin liep naar de man toe en sprak kort met hem. Hij gaf de rugzak aan de man en pakte het pakje van hem aan. Toen kwam hij weer terug naar de auto.
Hij wierp een korte blik op Sita. ‘Waarom huil je?’ vroeg hij, en hij klonk geërgerd.
Sita deed haar ogen dicht, bang om hem aan te kijken. Ze voelde dat de duisternis haar insloot. Wie was die man? Waarom had hij haar weggehaald bij Ahalya? Zonder dat ze er iets aan kon doen, stamelde ze: ‘Alstublieft, laat me teruggaan naar mijn zusje, alstublieft.’
Navin schudde zijn hoofd en vloekte binnensmonds. ‘Breng me naar huis,’ zei hij tegen de chauffeur. De grote man bromde en voegde de SUV in het verkeer.
Sita kruiste haar armen tegen haar borst om de snikken te onderdrukken die ze bijna niet kon inhouden. Ze staarde naar de lichten van de stad die in een waas van tranen langstrokken, en probeerde het pakje op Navins schoot te negeren. Maar toen hij het begon uit te pakken won haar nieuwsgierigheid het. In de stof zat een plastic zakje met daarin bruingekleurd poeder. Hij maakte het zakje open en snoof eraan.
‘George moet in een vorig leven een Brahmin zijn geweest,’ zei hij goedkeurend. ‘Zijn poeder is als het somasap van de goden.’
Drugs, dacht Sita, terwijl haar afgrijzen weer terugkeerde.
Ze reden de lange brug weer over en keerden terug in het centrum van Mumbai. Nadat ze het internationale vliegveld waren gepasseerd reden ze een onverharde weg op die uitkwam bij een aantal flats. De chauffeur parkeerde de SUV en Navin hielp Sita uit de auto. Zonder een woord te zeggen liep ze met hem mee; het beeld van het poeder brandde in haar hoofd.
Binnen namen ze de lift naar de bovenste verdieping van het gebouw, waar de chauffeur de deur van een bescheiden flat opende. Sita liep achter Navin aan naar een kleine slaapkamer waarin alleen een ijzeren bed met een matras stond. Ze ging op het bed zitten en staarde naar de muur. Toen Navin vroeg of ze nog naar de wc moest, reageerde ze niet. Hij schudde opnieuw zijn hoofd, duidelijk geïrriteerd, beende de kamer uit en deed de deur achter zich op slot.
Sita klemde haar armen strak om haar bovenlijf en zette haar tanden op elkaar tegen de angst en het verdriet, maar de druk was te groot. Ze klapte dubbel en barstte in snikken uit. Haar familie was weg. Ahalya was weg. Ze was alleen in een flat in Mumbai met een man die in drugs handelde.
Navin liet Sita dagenlang in het kamertje opgesloten zitten. Hij kwam alleen om haar eten te brengen en haar af en toe naar de wc te laten gaan. Sita zei nooit iets tegen hem wanneer hij verscheen. Ze zat op het bed met haar rug tegen de muur niets ziend door het raam naar buiten te staren. De monotonie was haast niet te verdragen. De enige onderbreking kwam van de vliegtuigen die opstegen of landden op het vliegveld vlakbij. Ze betrapte zichzelf erop dat ze de minuten tussen vertrek en aankomst begon te tellen. Af en toe stelde ze zich de gezichten van de passagiers voor en fantaseerde over waar ze vandaan kwamen of naartoe gingen.
Na drie dagen bracht Navin een stoel mee de kamer in en ging tegenover haar zitten. Hij had een tros grote druiven en een flesje kokosolie bij zich.
‘Morgenavond gaan we op reis,’ begon hij. ‘Als je precies doet wat ik zeg, kom je ergens terecht waar je het beter zult hebben. Maar als je niet gehoorzaamt, kan dat je dood betekenen.’
Zijn woorden drongen niet meteen tot Sita door. Ze had zo lang opgesloten gezeten dat ze amper meer iets voelde. Ze staarde naar de druiven en plotseling drong het tot haar door wat hij had gezegd. Op reis? dacht ze. Wat bedoelt hij dat het mijn dood kan betekenen? Ze keek hem aan en zag dat hij boos was.
‘Je zusje is weg,’ zei hij geërgerd. ‘Zij is een beshya. Maar jij niet meer. Het wordt tijd dat je ophoudt met dat belachelijke gemekker van je.’
Sita keek even naar de druiven. ‘Waar gaan we naartoe?’ fluisterde ze.
Navin vermande zich. ‘Daar kom je gauw genoeg achter.’ Hij zweeg even. ‘Heb je ooit een druif in zijn geheel doorgeslikt?’
Sita zette grote ogen op en schudde haar hoofd.
‘Dan moet je oefenen, want binnen vierentwintig uur moet je het kunnen. Hier is olie om als glijmiddel te gebruiken, dat helpt.’
Ze keek toe terwijl hij een druif van de tros afplukte en die in de kokosnootolie doopte totdat de schil glansde. Toen bood hij die aan haar aan maar ze pakte hem niet.
‘Waarom moet ik dat doen?’ vroeg ze, terwijl ze angstig naar de druif keek.
Zonder haar vraag te beantwoorden, stak hij zijn hand uit, wurmde haar vingers open en legde de druif in haar handpalm. ‘Je zult het gevoel hebben dat je stikt, maar je moet de neiging om te braken overwinnen. Het doorslikken van de druif is een kwestie van wilskracht.’
Sita voelde de druif in haar handpalm. Hij was glibberig en voelde raar zwaar aan. Ze dacht aan Ahalya en vroeg zich af hoe haar zusje dit zou doen. Ahalya zou sterk zijn, besloot ze. Ze zou doen wat ze moest doen. En ze zou overleven. Sita stopte de druif in haar mond, proefde de olie op haar tong.
‘Nee, nee,’ kwam Navin tussenbeide. ‘Je moet je hoofd achteroverbuigen en naar het plafond kijken. Daardoor gaat je keel verder open.’
Sita deed wat hij zei en liet de druif langzaam in haar keel glijden. Ze kokhalsde hevig en haar keel brandde. De druif kwam terug. Navin wachtte tot ze weer op adem was en doopte een andere druif in de olie.
‘Je leert het wel,’ moedigde hij haar aan. ‘Dat was bij de anderen ook zo.’
Met trillende handen probeerde Sita het opnieuw en het lukte haar bijna, totdat ze weer moest kokhalzen omdat ze het gevoel had dat ze stikte. Ze gleed van het bed af en viel kotsend op handen en knieën.
‘Ik kan het niet,’ jammerde ze.
‘Je kunt het wél.’
Ze probeerde het opnieuw en deze keer gleed de druif langzaam haar keel door en lukte het haar niet te kokhalzen. Ze ademde een paar keer zwaar in en uit en deed haar ogen dicht, opgelucht maar ook vol afkeer.
‘Goed zo,’ prees Navin haar. ‘Je leert snel. Ik kom iedere drie uur terug en dan slik je nog een druif door, net zo lang tot het je tweede natuur is geworden.’
Sita’s maag draaide zich om en haar keel deed pijn, maar uiteindelijk kreeg ze onder de knie wat Navin van haar eiste. Ze vroeg niet nog een keer waarom ze het moest leren. Ze begreep dat ze zijn eigendom was en dat hij alles met haar kon doen wat hij wilde.
Toen Navin donderdag de lunch naar Sita kwam brengen, vertelde hij haar dat ze daarna ruim een dag niets meer te eten zou krijgen. ‘Maar maak je geen zorgen,’ zei hij. ‘Ik zal erop toezien dat je goed te eten krijgt als we eenmaal in het restaurant van mijn oom zijn.’
Die avond, een uur of twee nadat de zon was ondergegaan, mocht ze een douche nemen en daarna gaf hij haar een modieuze, blauwe churidaar plus een paar sandalen om aan te trekken. Toen ze schoon en aangekleed was, zette hij haar voor een spiegel en gaf haar een make-up tasje.
‘Je moet je opmaken alsof je een filmactrice bent,’ zei hij. ‘Zodat je eruitziet als achttien. Kun je dat?’
Sita dacht even na en knikte. Ze bracht foundation, rouge, eyeliner en mascara aan, totdat ze eruitzag als een jonge vrouw.
Toen ze daarmee klaar was, bestudeerde Navin haar in de spiegel.
‘Prima gedaan,’ zei hij. ‘Kom mee.’
Sita liep achter Navin aan de zitkamer binnen. Op de televisie werd een cricketwedstrijd tussen India en Engeland uitgezonden. Gehoorzaam ging ze op de bank zitten toen hij haar dat opdroeg. Navin ging naast haar zitten. Op de salontafel vóór hen lagen allerlei spullen – drie pakjes condooms, de zak met het bruine poeder die hij op straat had gekocht, een schaar, een heel klein lepeltje, een bolletje dun touw, een flesje kokosolie en een rubber tangetje.
Sita keek met een groeiend gevoel van onbehagen toe, terwijl Navin een condoom pakte en een stuk van de bovenkant knipte. Het afgeknipte gedeelte gooide hij opzij en vervolgens pakte hij het lepeltje van de tafel. Zorgvuldig schepte hij kleine hoeveelheden poeder uit het zakje in het ingekorte condoom. Toen het condoom halfvol was, drukte hij het poeder erin stevig aan met zijn vingers en klemde het vlak boven de inhoud dicht met het tangetje. Vervolgens knipte hij twee stukjes touw af. Met het eerste knoopte hij het condoom tussen het poeder en het tangetje dicht. Daarna trok hij de bovenkant van het condoom nog een keer over het bolletje heen en knoopte dat dicht met het tweede stukje touw. Het losse latex knipte hij af met de schaar en hij legde het gevulde condoom op tafel. Het had de vorm van een bolletje van ongeveer tweeënhalve centimeter lang en een kleine twee centimeter breed. Op deze manier maakte Navin nog een stuk of dertig bolletjes. Toen hij klaar was, zat er nog maar een spoortje poeder in het zakje.
Navin ging de kamer uit en kwam terug met een glas water en een ronde pil. Het medicijn, vertelde hij, was een antilaxeermiddel en zou Sita’s spijsvertering vertragen. Hij droeg haar op de pil in te nemen en het hele glas water leeg te drinken. Toen pakte hij het eerste bolletje en doopte dat in kokosolie.
‘Je moet deze allemaal doorslikken,’ zei hij, met een gebaar naar de bolletjes. ‘Zoveel passen er in je maag.’
Sita huiverde bij de gedachte aan al die drugs in haar lichaam. Ze ademde scherp in. ‘Is het khaskhas?’ vroeg ze, en ze dacht aan de papavervelden in Afghanistan.
‘Geen opium,’ zei hij. ‘Heroïne. De beste in India.’
Sita’s handen begonnen te beven. ‘Wat gebeurt er als ze kapotgaan in mijn maag?’
Navin antwoordde meedogenloos eerlijk. ‘Als een condoom scheurt, raakt je lichaam in shock en kun je doodgaan. Om dat te voorkomen, moet je zo stil mogelijk zitten en niets eten of drinken totdat we onze bestemming hebben bereikt. Maak geen plotselinge bewegingen. Druk niet op je maag. Doe precies wat ik zeg en dan gaat alles goed.’
Sita had de grootst mogelijke moeite te blijven ademen. Ze keek naar de met heroïne volgestopte condooms, die netjes in een rijtje lagen, en dacht aan Ahalya die gevangenzat in Suchirs bordeel, ergens in deze stad. Toen nam ze een besluit: ze zou deze beproeving overleven. Ahalya zou op haar wachten. Het kon misschien jaren duren, maar Sita zou haar terugvinden.
Ze nam het eerste bolletje van Navin aan en slikte dat met moeite door. Het deed pijn in haar keel, maar ze stond zichzelf niet toe om te kokhalzen. Zo slikte ze het ene na het andere condoom door, totdat ze de laatste binnen had. Haar maag voelde loodzwaar, alsof ze een feestmaal had gehad en tegen beter weten in twee of drie keer had opgeschept.
De klok aan de muur gaf elf uur aan. Navin belde kort met zijn mobiel en pakte toen Sita’s hand.
‘Tijd om te gaan,’ zei hij. ‘Onderweg leg ik je de rest wel uit.’
Navins chauffeur wachtte hen op in de garage. Sita liep langzaam; ze voelde de massa in haar maag bij iedere stap wiebelen. Wat er zou gebeuren als een van de condooms knapte, probeerde ze uit haar hoofd te zetten. Ze stapte in de SUV en bad in stilte tot Lakshmi om bescherming te vragen.
Toen ze eenmaal op weg waren naar het vliegveld, draaide Navin zich naar haar om. ‘Tot nu toe heb je het prima gedaan,’ zei hij. ‘Ik ben tevreden. De volgende stap is de moeilijkste. Onze vlucht naar Parijs vertrekt om twee uur vannacht. Er zijn vier hindernissen die we moeten nemen – de ticketcontrole, de beveiliging op het vliegveld, de stewardessen en de Franse douane. De ticketcontrole en de beveiliging op het vliegveld zijn eenvoudig. De röntgenapparaten kunnen niet zien wat er in je maag zit. De stewardessen laten je met rust als je net doet of je slaapt. Maar de Franse douane kan een probleem zijn.’
Navin haalde een mapje tevoorschijn met documenten erin. Hij liet Sita een vervalst trouwboekje en paspoorten zien. ‘Je heet Sundari Rai en bent achttien jaar. We zijn hier in Mumbai getrouwd. Ik werk in de verzekeringswereld. We zijn op weg naar Parijs voor onze huwelijksreis. De rest van je leven mag je zelf verzinnen. Als er dingen aan je worden gevraagd over je familie, kun je het beste gewoon de waarheid vertellen. Als iemand iets zegt over hoe langzaam je loopt, zeg je dat je zwanger bent. Maar waar je vooral aan moet denken is dat niemand enige reden heeft om je ergens van te verdenken. De documenten zijn eersteklas. En we zien er niet uit als criminelen. Dus zijn we dat ook niet.’
Sita staarde Navin aan en probeerde alles in zich op te nemen. Parijs. Lichtjaren verwijderd van Mumbai en duizenden kilometers van Ahalya. Haar hart kromp samen van angst. Wat voor leven stond haar te wachten als de drugs weer uit haar lichaam waren? Ze overwoog even of ze op het vliegveld een politieagent moest benaderen, maar verwierp het idee weer. Wie zou haar verhaal geloven dat ze werd gedwongen?
In gedachten ging ze de informatie over haar nieuwe identiteit nog eens na. Ze werd Sundari Rai. Het zou haar lukken iedereen om de tuin te leiden en met minder moeite dan Navin dacht. Haar hele leven had ze al van plaats willen ruilen met Ahalya. Als Sundari zou ze net zo zijn als haar zusje. Moedig, doortastend en sterk. Ze zou het meisje dat ze was achter zich laten en een vrouw worden, een getróúwde vrouw. En voor Ahalya kon ze het zich niet permitteren om te falen.
Toen de chauffeur parkeerde bij de luchthaven, gaf Navin haar zijn laatste instructies.
‘Denk eraan dat je niets mag drinken, totdat ik zeg dat het mag. Als je maagsappen geprikkeld worden, kan een van de condooms scheuren. En haal het niet in je hoofd de politie te waarschuwen. Ik zal altijd volhouden dat je mij vrijwillig helpt. En geloof me, je wilt echt niet in de gevangenis in Mumbai terechtkomen.’
‘Ik begrijp het,’ zei ze, met iets meer zelfvertrouwen.
‘Goed. Tijd om te gaan.’
Hoewel het al na middernacht was, was het een drukte van belang op het vliegveld. Navin gaf Sita een zwartleren handtas en pakte zelf het handvat van een rolkoffer beet. Hij ging haar voor naar de incheckbalie van Air France. Er waren nog een stuk of vijftien mensen voor hen, maar de rij nam snel af. Achter de incheckbalie zat een knap Indiaas meisje van hoogstens vijfentwintig. Ze glimlachte naar Sita en checkte hen zonder achterdocht in.
Daarna passeerden ze zonder problemen de luchthavenbeveiliging en leidde Navin hen naar de gate. Door het raam zag Sita een groot vliegtuig in de kleuren blauw, wit en rood van Air France. Navin ging zitten en begroef zichzelf in een tijdschrift. Sita had moeite een comfortabele houding te vinden en wisselde af tussen zitten en staan.
Toen er werd omgeroepen dat ze aan boord konden, liep Sita achter Navin aan door de slurf het vliegtuig in. Hun plaatsen waren op de laatste rij, vlak bij de toiletten. Navin gaf Sita de plaats bij het raampje en vroeg de stewardess om een kussen en een deken. Zijn vrouw was zwanger, legde hij uit, en doodmoe.
Sita nam het kussen en de deken dankbaar aan. Navin had gedeeltelijk de waarheid gesproken: ze wás doodmoe. Het was halftwee in de ochtend. Ze legde het kussen tegen de hoofdsteun, liet haar hoofd ertegen rusten en sloot haar ogen.
Die deed ze nog even open toen het vliegtuig boven Juhu Beach en de zwarte Arabische Zee opsteeg. Navin had gezegd dat het ruim negen uur vliegen was naar Parijs. Ze hoopte al die tijd te slapen.