Keuzes maken
Donderdag na de training wachtte ik tot iedereen van mijn team het veld had verlaten en verzamelde ik al mijn moed om Bas te zeggen wat ik wilde zeggen. Ik wilde het niet maar het moest.
‘Uhh, Bas.’
Bas draaide zich om. ‘Ben je iets vergeten, Falderie?’
Ik schudde mijn hoofd. ‘Nee, nou ja, ik ben iets vergeten te zeggen.’ Ik had een betere openingszin kunnen bedenken, maar daar was het te laat voor. Bas keek me vragend aan en keek op zijn horloge. ‘Heel even dan, want ik moet zo met de volgende training beginnen.’
‘Ik kan vrijdag niet trainen,’ zei ik zo snel mogelijk. ‘Ik bedoel morgen, dat is vrijdag.’
Bas trok zijn wenkbrauwen omhoog. ‘Want?’
‘Want,’ ik ademde diep in, ‘Lola is jarig, dat is namelijk mijn hartsvriendin, nou één van mijn hartsvriendinnen, en zij geeft een feestje dat ik niet kan afzeggen, want als ik het afzeg ben ik geen hartsvriendin meer dus het is echt heel belangrijk,’ ratelde ik achter elkaar.
Bas knikte en was even stil.
‘Je weet dat we zaterdag een heel belangrijke wedstrijd spelen?’
Ik knikte. Natuurlijk wist ik dat, we moesten tegen de nummer twee en we moesten winnen anders stonden we geen eerste meer.
‘Falderie, ik ben aan het begin van dit seizoen vrij duidelijk geweest over wat ik verwacht van speelsters. Als je niet komt trainen, ken je de consequentie. Die keuze moet jij maken, dat kan ik niet voor je doen.’ Bas draaide zich om en gooide de laatste ballen in de kar.
Consequenties, wat een moeilijk woord, net zoals viaduct, compromis en problematisch, ik vond het al helemaal lastige woorden om te schrijven. Mijn moeder gebruikt dat woord ook vaak als ze boos is, dan zegt ze: ‘Dat is de logische consequentie van je eigen gedrag.’ Maar wat waren de consequenties van één keer niet trainen eigenlijk? Dat ik zaterdag op de bank moest beginnen, net zoals Jip moest toen ze niet was komen opdagen? En als ik niet naar het feestje van Lola zou gaan, wat waren dan de consequenties? Dan zou niet alleen Lola kwaad op me zijn, maar zouden ook Jip en Bo me raar vinden. Zou het dan over zijn met de vriendschap, de groep nog maar uit drie hartsvriendinnen bestaan en zouden Jip, Bo en Lola op zoek gaan naar een nieuwe vierde? Net op het moment dat ik Bas wilde zeggen dat het ook raar zou zijn om Lola te vragen om haar feestje op een andere dag te houden, draaide hij zich om.
‘Falderie, als jij morgen niet komt trainen, kan je zaterdag je hockeyspullen thuislaten en achter het hek kijken hoe jouw team, zonder jou, wint.’
Zijn woorden knalden mijn hoofd binnen. Ik had er rekening mee gehouden dat ik op de bank moest beginnen, maar dat ik helemaal niet mocht spelen, niet eens in de dug-out mocht zitten, daar had ik geen seconde aan gedacht. Dit was ontzettend onlogisch! Oneerlijk ook! En niet te vergeten slecht voor mijn ontwikkeling!
‘Tot morgen.’ Bas duwde de kar naar de andere kant van het veld.
‘Tot morgen,’ fluisterde ik met een brok in mijn keel.
Dat ik ging trainen was duidelijk, het moest wel, ik wilde echt niet de hele wedstrijd op de bank zitten, of eigenlijk naast de bank.
Ik stapte op mijn fiets en dacht aan het feest van Lola. Haar feest begon ’s middags maar duurde veel langer dan mijn hockeytraining. Als ik na training meteen naar Lola’s huis zou racen, zou ik er om zeven uur kunnen zijn. Ik zou haar vertellen dat ik wel zou komen, maar dat ik alleen drie uurtjes te laat kwam. Wat had ik toch briljante ideeën.
Op vrijdagmiddag drukte ik op de bel en Lola deed open in een gouden glitterbroek met daarboven een strak T-shirt en een dun glimmend bandje in haar losse haar.
‘Hi Fal,’ gilde ze met een grote lach op haar gezicht die verdween toen ze mijn outfit bekeek. ‘Ik had gezegd een hip pak, geen trainingspak.’
‘Ja, uhh, weet ik, maar ik kom iets later,’ stamelde ik.
‘Hoezo? Iedereen is er al. We beginnen zo,’ zei Lola.
‘Wie is dat?’ Bo verscheen op hoge hakken met een lange zwarte jurk en een microfoon in haar hand, klaar om te beginnen met de show.
‘Ik moet eerst nog even iets anders doen,’ zei ik, ‘maar ik kom zo wel hoor, ik heb mijn hippe pak in deze zak.’
‘Laat me raden, jij gaat trainen,’ zei Lola hoofdschuddend. Ik zei niets en Lola tetterde verder. ‘Ik ben jarig, geef een gaaf feest maar jij gaat liever trainen met die tutten. Wat is nou belangrijker? Ga maar lekker en blijf daar vooral.’ Ze klapte de voordeur voor mijn neus dicht en omdat ze ’m ook niet meer opendeed na drie keer aanbellen, stapte ik op mijn fiets richting het hockeyveld. Dit was dus de consequentie van de keuze die ik gemaakt had. Tijdens mijn fietstocht begon het te regenen. Niet een paar druppels maar een soort tropische regenbui. Volgens mijn moeder heeft dat te maken met de opwarming van de aarde. Net of zij daar iets van af weet. Ik had een behoorlijk pesthumeur die vrijdagmiddag dat nog erger werd toen Bas zich met mijn overslaan ging bemoeien terwijl hij de pionnen voor de volgende oefening klaarzette. Mijn moeder zegt altijd dat mannen maar een ding tegelijk kunnen. Daar heeft Bas geen last van. Maar ja, hij is dan ook niet normaal. ‘Falderie, niet stilstaan. Falderie, in beweging als je aan de bal bent. Falderie, naar de bal toe.’
Had Bas wel in de gaten dat ik het feestje van mijn hartsvriendin had afgezegd om naar zijn training te komen? Waarschijnlijk had hij geen hartsvrienden, was hij zijn hele leven nog nooit uitgenodigd op een feestje en snapte hij er ook niets van.
Na het overslaan had Bas links en rechts van de cirkel een pion neergezet, zelf stond hij op de 23-meterlijn met alle hockeyballen. Als hij de bal richting doel sloeg, mochten wij starten vanaf de zijkant, de bal aannemen en scoren. De eerste keren ging het nog goed, maar Bas begon steeds harder te slaan en ik miste, net als vele anderen, keer op keer.
‘Jullie zijn toch geen watjes?’ loeide hij over het veld. ‘Ik wil zien dat jullie die bal graag willen hebben.’
En zo lag bijna iedereen van het team languit in de cirkel op het kunstgras, en stond Bas als een beul goedkeurend te knikken. ‘Zo zie ik het graag,’ schreeuwde hij. ‘Dit is inzet.’
‘Wat een tiran,’ mompelde Indy.
‘Allemaal nog één keer voluit, daarna gaan we beginnen met het partijtje.’ Bas sloeg de bal richting het doel, Lotte startte maar miste.
‘Voluit! Als je het tijdens de training niet doet, doe je het ook niet tijdens de wedstrijd,’ brulde Bas en hij sloeg de volgende bal.
Nadat we allemaal aan de beurt waren geweest en ik de bal met de backhandslag in het doel had geslagen, begonnen we met het partijtje. Het was inmiddels gestopt met regenen, maar mijn shirt was kletsnat. Ik keek naar de grote klok in het clubhuis en zag door het raam dat de training over een kwartier was afgelopen. Dan zou ik me vliegensvlug omkleden, naar Lola racen, haar honderdduizend excuses maken en misschien dat ze me dan binnenliet. Als ze opendeed. Het eindsignaal klonk, ik pakte mijn spullen die over het hek hingen, sprintte naar de kleedkamer maar werd teruggeroepen door Bas. ‘Falderie, terugkomen, we moeten nog wat strafcorners trainen.’
‘Dat kan echt niet,’ riep ik smekend terwijl ik een paar passen terug in zijn richting deed.
‘Fal, het is echt belangrijk dat je meedoet,’ riep Sammie.
Er waren op dat moment heel andere dingen die veel belangrijker waren, zo belangrijk dat mijn leven ervan afhing, waar de rest geen idee van had. ‘Kan echt niet.’ Ik voelde de tranen achter mijn ogen prikken net zoals de kunstgraskorreltjes in mijn knie.
Sophie viel Sammie bij. ‘Jij wilt toch niet dat de tegenpartij komende wedstrijd een corner scoort omdat wij niet hebben geoefend?’
‘Ja, wie moet anders eerste uitloop zijn?’ vulde Lotte aan.
Inmiddels stond iedereen om me heen en kakelde door elkaar heen dat ik nog heel even mee moest doen, een half uurtje maar. Dat halve uurtje plakte ik er elke training graag aan vast, maar niet vandaag. Vandaag was Lola jarig.
‘Falderie, strafcorners trainen hoort bij de training. Het is niet zo dat het een vraag is of je meedoet, het is een opdracht.’ Met die woorden maakte Bas een einde aan het gekakel en pakte Sammie me bij mijn hand en trok me mee naar de goal. Ik liep de eerste corner uit maar de bal werd hard langs me geslagen door Fien, die er duidelijk zin in had. De tweede en derde corner gingen al even slecht.
‘Doe eens zo’n haarband in je haar, Falderie. Dan zie je misschien de bal in plaats van je eigen haarplukken. Zo heeft het geen zin om te oefenen,’ zei Bas.
Ik trok mijn elastiekje uit mijn natte haar en bond het opnieuw bij elkaar in een staart. De volgende bal kreeg ik tegen mijn voet, aan mijn haar lag het dus niet, en hinkend liep ik terug naar de achterlijn.
‘Gaat het?’ Sammie legde een hand op mijn schouder. Ik knikte en veegde mijn tranen weg met de onderkant van mijn shirt.
In de verte donderde het en de tweede bui stortte op ons neer. Bas keek bezorgd naar de donkere lucht. ‘Nog drie corners en dan stoppen we ermee. Maar ik wil tweehonderd procent inzet zien.’
Ik zette mijn voet schrap tegen de achterlijn, hing voorover, en startte toen Sophie de bal aanpushte. Lotte stopte, schoof de bal naar voren en met mijn stick in mijn rechterhand sprintte ik naar rand cirkel. Fien haalde uit, ik stak mijn stick naar voren, maar door de regen glibberde hij in mijn hand en de bal schoot als een vuurpijl via mijn eigen stick omhoog.
Het volgende ogenblik zat ik op de grond, mijn hoofd bonkte boven mijn linkerwenkbrauw, en ik zag hoe rode bloeddruppeltjes gemengd met tranen, in hoog tempo op het groene veld voor me neerdaalden.
‘Haal ijs,’ krijste iemand.
‘Ze bloedt dood,’ schreeuwde een ander.
‘Niet één theedoek, Sammie, wel tien,’ klonk de paniekerige stem van Bas terwijl hij een lap tegen mijn wenkbrauw aandrukte.
‘Moet ik een ambulance bellen,’ hoorde ik een stem achter me roepen. Vanaf dat moment ging alles heel snel, Bas tilde me op met één arm terwijl hij met zijn andere hand de rode lap tegen mijn hoofd aanduwde en op een drafje het veld af liep.
‘Mijn autosleutels, in mijn groene jas in de dug-out,’ schreeuwde hij. Met één oog zag ik hoe Sammie aan kwam rennen en de auto van Bas opendeed, waar wij voor stonden te wachten.
‘Het komt goed.’ Bas zette me achter in zijn auto en klikte de gordel vast. Hij startte de motor en reed met slippende banden weg, alle stoplichten stonden denk ik op groen want we hoefden nergens te stoppen. Huilend riep ik dat zijn hele bank vies werd.
‘Maakt niets uit, het is maar een auto.’ Bas toeterde en vloekte, scheurde zigzaggend over de weg en parkeerde voor de schuifdeuren van de Eerste Hulp.
‘Ze heeft een enorme snee in haar hoofd,’ riep hij terwijl hij mij naar binnen droeg. Ik werd door drie witte jassen op een bed gelegd en door een gang naar een kamer gereden terwijl Bas de hele tijd mijn hand vasthield en wel tien keer zei dat het goed kwam.