Gelogen briefje

De donderdagtraining was nog leuker dan de dinsdagtraining. QueenFien viel me niet meer lastig nadat ze van me verloren had de laatste keer en we deden allemaal oefeningen op doel en heel lang partijtje. Bij de laatste oefening op doel mocht ik zelfs aan de rest van de groep voordoen hoe het moest, omdat ik zo goed met mijn lichaam de bal van mijn tegenstander afschermde. Het enige vervelende was dat Jip die tegenstander was, en alleen maar van Bas te horen kreeg dat ze dingen anders moest doen, en dat ze niet liet zien dat ze de bal echt graag wilde hebben. Ik vond het heel vervelend dat hij zo tegen Jip deed en wist zeker dat Jip de bal allang van mij afgepakt had als Bas niet zo zou schreeuwen. Jip kan nou eenmaal niet tegen veel lawaai. En Bas maakt echt een heleboel lawaai.

 

Na de training waren Bo en Lola al vertrokken en fietste ik met een nietszeggende Jip naar huis. Ik stelde haar vragen waar ze geen antwoord op gaf, ik maakte grapjes waar ze niet om kon lachen en toen ik haar een verhaal over school vertelde, leek ze niet te luisteren. De koningin had naast haar kunnen fietsen of er had een bom in de berm kunnen ontploffen, Jip had er niets van gemerkt.

 

‘Was het leuk?’ vroeg mijn vader die aan tafel de krant las toen ik de achterdeur opentrok.

‘Best,’ antwoordde ik met mijn hockeytas nog in mijn hand. ‘Waar is mama?’

‘Even Koen en Tom ophalen van voetbaltraining.’

Ik keek naar mijn vader die verzonken leek in de laatste nieuwsberichten. Hij had vroeger hoog gehonkbald en zou toch wel begrijpen dat als je goed wilde worden je ook vaak moest trainen. Mijn hand gleed naar het zijvak van mijn tas waar dat o zo lastige, maar belangrijke stuk papier geduldig wachtte op een krabbeltje. Zou ik mijn vader vragen om die brief te ondertekenen? Hij zou misschien wel begrijpen dat het echt noodzakelijk was en dat mijn schoolresultaten niet onder drie keer trainen hoefden te lijden. Mijn gedachten werden onderbroken door geschreeuw van mijn broertjes in de achtertuin. Te laat, ik moest iets anders bedenken…

Elke vrijdagmiddag gaat mijn moeder naar het bejaardenhuis om vrijwilligerswerk te doen. Ik weet niet precies wat ze daar doet maar ze krijgt er in ieder geval geen geld voor. Dat kwam mij supergoed uit, dat ze dus niet thuis was, en ik had helemaal bedacht hoe ik het zou aanpakken. Op vrijdagmiddag na school legde ik het onderstaande briefje op tafel:

 

Lieve mam,

Ik ben met Bo naar de bieb, boeken halen.

Tot straks, Falderie

 

Ik loog niet eens, alleen over het tijdstip, ik was de week ervoor namelijk echt naar de bibliotheek geweest dus ik had maar een klein beetje last van een schuldgevoel. Ik legde het briefje op tafel en mijn oog viel op een stapel papieren van mijn vader die hij waarschijnlijk vergeten was mee te nemen naar zijn werk. Boven op de stapel lag een brief, gericht aan iemand die ik niet kende, ondertekend door mijn vader. Ik twijfelde een paar seconden maar griste het bovenste stuk papier van de stapel, frommelde het in mijn tas waar mijn gewone kleren in zaten en fietste naar het huis van Jip.

Nelli deed de deur open en keek me verbaasd aan.

‘Is Jip klaar?’ vroeg ik.

Nelli schudde haar hoofd. ‘Jip gaat vandaag niet trainen, ze is met Kees mee.’

‘O,’ zei ik teleurgesteld.

‘Heeft ze je niets gezegd?’

Ik schudde mijn hoofd en Nelli zei dat Jips hoofd een warboel was en ze het vast vergeten was. Ik knikte, zei dag en stapte op mijn fiets. Jip ging vorig jaar in e1 altijd trainen, ik kon me niet herinneren dat ze een training had gemist. Misschien was ze het echt vergeten, dat we drie keer trainden. Langzaam trapte ik mijn pedalen rond, zwaaide naar onze boom die op een treurwilg leek en zo onopvallend mogelijk betrad ik het veld.

Na het inlopen moesten we met z’n tweeën overslaan en ik zag er waarschijnlijk uit als Remi-alleen-op-de-wereld, want er kwamen drie meisjes naar me toe of ik met hen wilde overspelen. Ik ging met Sammie, het meisje dat ook nieuw is, overslaan.

Na het overslaan deden we een oefening waarbij we zo lang mogelijk balbezit moesten houden. We werden ingedeeld in groepjes van vijf; vier speelsters vormden een vierkant, één speelster stond in het midden van dat vierkant en zij was de lummel. De vier speelsters moesten de bal zo vaak mogelijk proberen over te spelen, terwijl de lummel de bal moest onderscheppen. Als de lummel daarin slaagde werd de speelster die een verkeerde of te zachte pass gaf de lummel. Bas deed zelf ook mee en ik heb hem voor het eerst zien lachen. Hij leerde me dat als ik onder druk kom te staan ik de bal óf op de voet moet leggen óf over de stick heen moet wippen. Dat wippertje was in het begin best moeilijk maar tegen andermans voeten aan spelen ging hartstikke goed. Ik kreeg voor het eerst een compliment van Bas! Jammer dat Jip er niet was, zij had dat lummelgedoe ook vast leuk gevonden.

 

Na de training riep Bas bijna ons hele team bij elkaar. Hij wilde de verdedigende strafcorner nog even trainen en ik werd aangewezen als eerste uitloop. Ik, de kleuter van het team volgens Fien, die zelf naast de keeper op de lijn blijft staan, heb een rol bij de strafcorner! Omdat Fien ook de corner aanvallend inslaat, en niet op twee plaatsen tegelijk kon staan, had Bas besloten dat hij op de kop van de cirkel zou gaan staan om de bal in te slaan die Lotte stopte. Volgens mij had Lotte het al vaker gedaan, haar houding zag er zo professioneel uit. Bijna serieus. Vorig jaar hadden we geen aparte stopper, iedereen deed alles: aangeven, stoppen, slaan. We hadden ook helemaal geen afspraken over naar wie de bal moest als je ’m aangaf. Volgens Nelli zou het leven maar saai worden als je alles van tevoren wist.

De eerste keren hield ik tijdens het uitlopen in omdat ik bang was voor Bas’ snoeiharde schot. Hij leek er geen enkele last van te hebben dat ik het was die uitliep.

‘Niet inhouden, Falderie, vol d’r op,’ brulde hij na vier keer.

‘Kan je dan misschien iets zachter slaan,’ vroeg ik nietsvermoedend, waarop Bas in lachen uitbarstte. ‘Denk je dat de tegenstander dat zaterdag ook doet?’

Ik dacht inderdaad van wel maar volgens mij was het niet de bedoeling dat ik antwoord gaf. Sammie, die naast me stond op de achterlijn, fluisterde: ‘Hoe verder je van de bal af bent, hoe gevaarlijker het is. Bas heeft jou gekozen, omdat je zo snel bent.’ Ze gaf me een bemoedigend knikje.

Dus Bas had mij gekozen omdat de kans op ongelukken dan het kleinst was. Lekker dan. Ik plaatste de punt van mijn linkervoet achter de lijn. Sophie pushte de bal aan en razendsnel vertrok ik met mijn stick in mijn rechterhand naar kop cirkel waar Lotte klaarstond om de bal te stoppen. Haar stickstop was perfect en de bal van Bas vloog langs mijn rechtervoet het doel in.

‘Niet je stick hier, maar hier.’ Bas greep de stick uit mijn hand en hield die ver van zijn lichaam in plaats van vlak naast zich zoals ik deed. Ik voelde me een mislukte lummel die niet in staat was om de bal af te pakken.

‘Nog een laatste keer en dan stoppen we ermee voor vandaag.’ Bas duwde mijn stick in mijn hand en met trillende benen liep ik naar mijn plek naast de keeper. Het ging de laatste corner beter dan de keren ervoor maar Bas zei alleen: ‘Falderie, jij verzamelt de ballen en Sophie, jij doet de hesjes in de tas. Tot morgen.’ Hij draaide zich om, liep weg maar halverwege bleef hij staan. ‘Falderie, jij bent de enige die de brief nog niet heeft ingeleverd.’

Ik knikte en smeet de laatste drie ballen in de kar.

 

Vlak voordat ik onze oprit op reed, kwam ik erachter dat ik mijn hockeykleren nog aan had. Het zou een raar verhaal worden als ik mijn moeder zou moeten uitleggen dat ik het liefst in mijn trainingspak naar de bieb ga. Ongeloofwaardig ook. Ik draaide me om en fietste zo vlug als ik kon de straat uit, op zoek naar een geschikte plek om me om te kleden. De kinderboerderij? Nee, daar waren te vaak mensen uit de buurt die mijn ouders kenden. Tussen de bramenstruiken langs de kant van de weg? Dan kreeg ik prikkers in mijn bil, dat leek me ook geen goed idee, dus fietste ik naar het pompstation iets verderop waar ik me omkleedde in de wc. Ik keek in de spiegel en kamde met mijn hand mijn haar een beetje netjes. Ik glimlachte naar mezelf in de spiegel, zo moest het lukken.

Mijn moeder was net bezig alle boodschappen uit haar fietstassen te laden en had niets in de gaten toen ik mijn hockeystick tijdelijk in de bosjes parkeerde. Ze vroeg alleen of het gelukt was.

‘Hartstikke gelukt,’ riep ik.